De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 9 augustus pagina 1

9 augustus 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

NV'1624. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Onder redactie TTSLXÏ. Dit nummer bevat een bijvoegsel. . . :F. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, brj vooruitbetaling, , mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12Y> Zondag 9 Augustus Advertenün van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40) Annonces uit Duitsckland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de flrm» RUDOLP MOSSB te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel ii' 40 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Weer waarschuwingen I door C. v. d. Pol. Los en vast, door mr. J. A. Levy. Een pleidooi voor de Turken, door Ahmed Riza. Ministeriëele willekeur, door X. Roomache journalistiek, door Catholicus. Een vrije bewerking", door M. J. G. Knijpers. SOCI ALE AANGELEGENHEDEN: Economische Archieven, door H. G. A. Elink Schuurman. FEUILLETON: Een huwelyk van'n half nur, door L. H. A. Drabbe, KUNST EN LETTEREN: Hollands-Afrikaanse Liederen bundel, door dr. N. Mansfeld, beoordeeld door dr. J. B. Schepers. VOOR DAMES: De Russische vrouwenziel, naar het Zweedsch, van Ellen Key, II, (slot). Coëducatie ook bjj het speelgoed, door W. P. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. ??De Intern. Tentoonstel ling van Fotografische Kunst te Amsterdam, van l tot 3 ^ug. in het Stedelijk Museum, door W. H. Idzerda. Poitret van Gijsbei t Japikf, Mnsea, door Plasschaert, Ten toonstelling en Vereenigiug, door PI. Huis vlijt, door R. W. P. de Vries Jr. Het nage laten weik van Reimond Styns, 11905, door Dirk Coster. Nieuwe grondslag eener levensbe-chouwing, door J. J. Meijer. De Revisor, Blijspel van N. Gogol, door Stellwagen. Meeninkjes, door D. v. d. Zee. Berichten. FIN. EN OECON. KRONIEK, door v. d. M. en v. d. S. Brieven van Oom Jodocue, XX.?SCHETSJE. DAMRUBR. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIES, Weer waarschuwingen! In ons artikel Bloedige consequentie" in De Amsterdammer van 28 Juni j.L, hebben wij tot groote ontstichting van vele vaderlanders" gezegd, dat besturen yolgens eigen instituten der bevolkingen" het gronddenkbeeld heet, waarvanhet Souvernement in Indiëuitgaat"; maar at dit een mooi praatje" is, zooals zooveel andere, waarmee allerlei leelijks bemanteld wordt.'V^vEr was aanleiding tot deze bewering, omdat de ontzettende bloedbladen in de Padangsche Boven- en Benedenlanden aangericht, niet anders dan het gevolg waren van het niet-naleven van de be ginselen in dat gronddenkbeeld van be stuursbeleid opgesloten. Immers: de be kromp en-inhalige Indische fiscus vierde zijn luimen bot ten koste van de Maleische bevolking, die moreel en formeel het recht heeit, in al haar bestuursaangelegenheden gehoord te worden. Het spreekt wel haast van zelf, dat geen bevolking ooit zal berusten, wanneer zulk kostbaar recht door een gouverne ment met voeten wordt getreden. Thans heeft het Maleische volk, sidderend voor de barbaarsche gemoederen en voor de door alles heendringende miinnlicher-patronen van Jan Kompanie, het hoofd in den schoot gelegd. De be volking van de l ar a s Kapau in de contröle-afdeeling Oud-Agam, dat was een der brandpunten van het verzet in de Padangsche Bovenlanden heeft een door ambtenaren en officieren bij gewoond onderwerpingsfeest ge vierd. Niet minder dan 500 vrouwen namen er aan deel en de stemming bleek zeer goed. Aldus juichte Buitenzorg op 30 Juli langs den kabel naar het Haagsche Plein. Tevens deelde men van daar mee, dat het eerste blijk van vertrouwen van bestuurswege gegeven was door opheffing van de militaire bezetting van Kamang, niet ver van het feestterrein gelegen. 1) De massa onder onze koloniale pers ridders, wier hoogste ideaal schijnt de Indische regeering als een onfeilbare voorzienigheid te mogen prijzen, ook al is haar beleid nog zoo dom en misdadig, zij juicht thans, wijl ouder de Maleische bevolking het gezond verstand heeft gezegevierd." Men leert en vergeet niets: bij de beoordeeling van het Indische ge beuren ook den wil der bevolking als factor, en wel als de aller voornaam ste, mee te rekenen; n... dat een bevolking onder wie zoovelen, die voor haar rechten durven derven, nooit met sabel en geweer te overtuigen is. Den Hollandschen Scharfmacher zij ter overweging gegeven, hetgeen de Pruisische staatsman Karl von Stein, zijn landgenooten omtrent hun Poolsche medeburgers voorhield, nadat het jonkerdom in Pruisen weer wat brutalen moed kreeg, na herstel van het verval door de nederlagen in denNapoleontischentijd. Stein zag kans van de Polen aanhan kelijke Pruisische burgers te maken door opvoeding en leiding. Onder veel meer andere verstandige raadgevingen schreef hij, dat de Poolsche individuali teit niet verstoord mocht worden, maar deze te ontwikkelen zal elk als een gewin beschouwen, die geen bloot mecha nische orde, maar vrije ontwikkeling en veredeling van den eigen aard van eiken volksstam als het doel van de burger samenleving beschouwt." "Wie het ver handelde op het onlangs te Praag ge houden pan-Slavische congres heeft ge volgd, kan zich denken, dat menige Pruis en andere Duitscher, die niet bezeten is door den Deutschland- ber-allesduivel, het innig zal betreuren dat Von Stein's raad niet tijdig werd opge volgd; ja, juist in dit jaar daarmee zoo strijdige maatregelen genomen zijn. En wat deze staatsman nopens Polen schreef, is ook geheel van toepassing op de inlandsche stammen onder Neder landsen gezag, in de eerste plaats op de zoo hoog staande bevolking van Sumatra's Westkust. Ja meer nog dan de in ieder geval toch materieel sterke Pruisen, moeten wij, zwakke Nederlanders, bescheidenlijk optreden tegenover bevolkingen, die slechts door een zonderlingen loop der dingen onder ons gezag gekomen zijn; die ons zullen wegblazen, zoodra het reveil dat door heel Oost-Aziëwerkt, ook hen aangrijpt. En wie verzekert ons dat dit ontwaken niet reeds is begonnen op Sumatra en op Java? Vrije ontwikkeling en veredeling van den eigen aard van eiken volksstam" was trouwens reeds het ideaal van den man die art. 77 van het Indische regeeringsreglement redigeerde. Zooveel de omstandigheden het toelaten, wordt de inlandsche bevolking gelaten onder de onmiddellijke leiding van haar eigen, van regeeringswege aangestelde of er kende hoofden". Hierbij behoort natuur lijk zegt prof. dr. Snouck Hurgronje in het jongste Augustus-nurnmer van de Gids" 2) dat ook de instellingen des volks door den overheerscher zooveel moge lijk zullen worden gespaard en geëer biedigd." Eigen volkje en vreemdeling wordt dan ook steeds voorgehouden, dat wij in Indiëinderdaad niet anders doen, dan dit k e r n-g ezonde conservatisme toepassen. De geschiedenis leert echter, dat diegenen, welke voor een naleving in letter en geest, van het hier gedeeltelijk geciteerde artikel 77 der Indische grondwet" opkomen, als g evaarlijke revolutionairen wor den gebrandmerkt. Diegenen echter die ermee weten te chicaneeren, zijn vooral in de laatste vier jaar! de gevierde landsdienaars, voor wie de beste plaatsjes aan de straatruif worden afge zonderd. AV ij schrijven geen chronique scandaleus e,.... anders kon hier een triteje namen niet gepeperde historie volgen! Artikel 77 van het Indische regoerings-reglement is tot dusver een doode letter gebleken, zoo getuigt thans prof. Snouck Hurgronje in de Gids". Het bestuur der inlandsche bevolking is een vreemdenheerschap p ij geble ven en zelfs onder de allergunstigste omstandigheden is en blijft vreemden heerschappij voor een bevolking een nadeel." Wel geeft deze bekwaamste onzer i n d o l o g e n toe, dat het nadeel van zoo'n regime o n v e r m ij d e l ij k kan zijn ; maar dit is niet het geval, wanneer wij ons erop toeleggen, de hulp van den inlander bij ons bestuurssysteem uit te schakelen. Dit hebben wij echter steeds gedaan, vooral ook op.Java, dat de wetgever gelukkig wil maken met een stel van regelen, die algemeen erkende misstanden zullen wegnemen of den weg ontsluiten voor sinds lang als noodig erkende nieuwe ontwikkeling des lands op sociaal of economisch gebied." Dit zou natuurlijk niet anders kunnen geschieden dan met mede werking van de Javanen-zelf; maar ... met een ernstig pogen om de inlandsche hoofden geschikt te maken voor de leiding der bevolking in den eenigen zin des woords, die aan het bestuurbeginsel waarde kan geven," met zulk pogen, heeft men nog altijd geen aanvang "gemaakt." Met het gevolg dat wij een ingewik keld proces van koloniale-wetgeving volgen, een eindeloos heen-en-weergeschrijf en gewrijf buiten de belang hebbenden om; omdat men in de bestuurshuishoudi^g aan de kinderen en bedienden" zoo toch is de rol den inlandschen hoofden toebebeeld geen adviezen vraagt, ten/ij soms voor den vorm''. AVant inlandsche advizeurs zijn zoowel als degenen die met een glim lach de echo's hunner eigen stemmen (opvangen) diep doordrongen van het bijkomstig karakter" van advizeeren. En dr. S. H. waarschuwt nadrukkelijk, hier aan geen caricatuur te denken. Trouwens: is deze; waarschuwing nog noodig? Wie herinnert zich niet dat enkele weken geleden in onze kranten door loyale indologenj onder den indruk der vreeselijke bloedbaden ter Sumatra's Westkust, werd toegegeven, dat, nu ja... de Maleische bevolking recht had op moepakat op,'onderling overleg, alvorens op haar eè& zoo ingrij penden maatregel als de invoering van een stel directe belastingen kon worden toegepast. Maar zoo betoogde men dat moe pakat was tot dusver immers niets anders dan een komedietje? Men lette nu eens op: het verkrachten van een recht, eerstens reeds voort vloeiend uit het regeeringsreglement, t w eed en s uit plechtige beloften aan de bevolking, en die een lichtzinnig gesteld zinnetje van een ministerieele memorie niet ongedaan kon maken, derdens uit een even nadrukkelijke belofte door een minister aan het parlement gedaan; 3) het verkrachten van zóó vaststaande rechten en de daaruit voortkomende moordpartijen worden goedgepraat, om dat ... wijzelf van rechten, die wij eerst hebben gewaarborgd, later dwaze ficties hebben gemaakt! Dat deed men ditmaal niet straffeloos op Sumatra, en men make zich geen illusies dat het pleit daar thans beslecht is. Oogenschijnlijk echter is het sinds jaar en dag op Java, onder het zacht zinnigste volk der aarde" wél goed ge gaan. Oogenschijnlijk", want er kwam tot dusver nog geen behoorlijke wet of bestuurs-ordonnantie tot stand. Dr. Snouck Hurgronje waarschuwt thans terecht, dat het tijd wordt art. 77 van het regee ringsreglement geest en leven in te blazen, en deze zaak nu eens niet, zooals die van het onderwijs der Chineezen, uit stellen totdat politieke prikkels (de regee ring) tot verhoogde werkzaamheid komen nopen." In verband hiermee moet echter nog gewezen op een profeet, die vóór allen verdient gehoord te worden: op mr. Vissering, den directeur van de.l avasche Bank. Wij aijn gewoon aan allerlei stukken in min of meer gebonden tooststijl, troonredenen, felicitaties op 31 Augustus, officieele verslagen, enz. Daar bij ligt het euphemistische met be trekking tot misstanden, fouten en rampen er gewoonlijk nog al dik op. Maar het financieele jaarverslag van mr. Arissering zegt ons nuchter en droog, zonder eenige loyale of deloyale te'ndenz, waarom hij den aandeelhouders over 1907 14 pCt. dividend uitkeert. Welnu: hot meldt dat, de bevolking in verscheidene streken (van .lava), als Bantam, Indramajoe en in enkele plaatsen van den Oosthoek verarmd bleek,... ja, dat hier en daar zelfs tijdelijk gebrek heerschte." Dit niettegenstaanle in 1907 ook in Indi een soort van llochkon j unktur" heerschte. Op Java waren de rijstoogst bevredigend en de prijzen goed; zoodat de bevolking, voorzoovcr zij het komende product niet op bezwarende voorwaarden bij voorbaat had verkocht, goed geld kon maken. De goede opbrengst van tweede gewassen bracht ook veel geld onder de bevolking, en o.a. is de afvloeiing van zilver in den Oosthoek voor een niet gering gedeelte hieraan toe te schrijven." Voeg hierbij nog : allerwege een opbloei van cultures en industrie"; de suikeroogst met ongeveer _Ümillioen pikols was veel grooter dan vorige (toch reeds zoo gunstige) jaren,... de mijnbouw gaf betere resultaten, in vele streken werden de rubber- en theecultuur uitgebreid." Aan coprah de volkscultuur bij uit nemendheid werden kapitalen ver diend. ... Enzoovoort. Men hoort het: n en al juichroon over welvaart, en toch... verarming en gebrek. AVel m n g mr. Vissering zeggen, dat dit te denken geeft." ilij noemt ter verklaring verschillende traditioneele oorzaken, w. o. het nog altijd gebrekkige 1) Aan A'jeK in wtlks onderhoorigheden het verzet met den dag vinniger wordt, moest de noodige troepensupplétie wolden onthouden, om het oproer in het Padangsche te kunnen demper. Opheffing der buiten gewone militaire bezettingen is dus zeer urgent. 2) In het artikel getiteld : De inlandsche bestuurf-ambtenarer, vooral op Java" ; de cursiveering van het citaat is van ons. S) Hier worden bedoeld: art. 77 van het reg. ref. het plakkaatpandjang en de tcezej:g!n<», geweven door minister Fock in de Tweede Kamer bij de behandeling der Indische begroeting voor l'JOS, dat er geen wapengeweld bij de invoering van directe belastingen ter Sumatra's Westkust aangewend worden. kredietwezen," 50 en 60 percent voor opgenomen geld bij de inlandsche krediet instellingen, die als nieuwste sociale wel daad met steun van het gouvernement zijn opgericht! Inderdaad is dit een verbetering, maar op grond daarvan kan men zich eenigszins den zegen van een vreemdenheerschap p ij voor het Javaansche en Maleische volk denken! Zou prof. Snouck Hurgronje voorbarig zijn geweest met hier te wijzen op eventueele politieke prikkkels?" Immers, het kan niet anders of uit de sociale ellende van Java moet t'avond of morgen iets veel ergers voortkomen dan er ter Suma tra's Westkust voorviel. Van uit Japan, China en Hindoestan waait een revolutio naire wind op onze bezittingen aan. Straks vallen ook den Javanen de schellen van de oogen. ... En dan ? R ij s w ij k (Z.H.). 2 Aug. C. VAN DER POL. Los en vast. Het aanvallige plaatsje Koudekerke aan den llijn verheugt zich in liet bezit van een predikant met vindingrijken geest. Los is zijn naam en los niet minder zijn daad. Jaren lang hebben wij in Nederland gezucht onder een schoolstrijd, uitlooponde, eerst, op ecne zoogenaamde paci ficatie, straks, op iniiiima-juarwedden van Staatswege aaii kerkelijke onderwijzers. Den lieer Los lijkt dit alles, voor zoo ver hij er kennis van nam, redeloos, vruchteloos en nutteloos. Al turend op het effen vlak van den machtigen stroom, waaraan stellig zijne pastorie gelogen is, komt hem eene held haftige gedachte in het brein. Men ruiiiie de openbare school op, Jan doet .:ij niet i/teer kicaad, zoo peinst en mijmert hij. Inderdaad, dit sluit als een bus. Gij staat versteld, dat men tot dusver op allerlei uitkomst zon, alleen op deze niet. Intusschen, iets van dien aard, is, in de wereldgeschiedenis, meer vernomen. Columbus schijnt zijn naam aan een ei verbonden te hebhen. Waarom zou iets soortgelijks niet in Koudekerke kunnen worden gelegd'? Alvast paart de heer Los taaie vol harding aan uitvinderskuust. Ook daarin, toont zich zijce verwantschap met den ontdekker. Hij richt namelijk aan den Raad een adres, waarin gevraagd wordt, dat een rechtzinnig onderwijzer worde aange steld, die zich lelaste niet. op de open bare school, zoo ongeveer alles te doen wat zijn kerkelijk gemoed hem ingeeft. Of die onderwijzer daarmede art. 35 der Wet op het lager onderwijs omver loopt, deert den heer Los niet. Hij is kennelijk ietwat los in zijne bewegingen, en stapt, met beminnelijke cordaatheid, over de wet heen. Trouwens, hij weet ook re-denen te geven van de lenigheid, waarmede hij zijn zwierigcn zwaai volvoert. Elders iu ons land namelijk, op de Veluwe, in Brabant en Limburg, matigt men eveneens rechtsverkrachting zich aan, zegt hij, aan den Raad adresseerend. Ieder burgerman zou daaruit afleiden, dat men die rechtsehennis, aldaar, dan keeren moes r. De heer Los evenwel is niet voor niet in de theologie gedoctoreerd. Hij ver maant wijselijk en concludeert rijpelijk, dat men nu overal rechtskrenking inroenn kan. De heer Los is bij al zijne overige deugden ook mededeelzaam. Het adres is nog niet koud, of hij vraagt, bij advertentie, voor de openbare school een rechtgeaard onderwijzer. Men zou anders zoo zeggen, dat predi kanten met hun preeken, en gemeente raden met hun scholen zich behooren te bemoeien. Met dergelijke kleinigheden breekt zich de heer Los het hoofd niet. Zijne werk kracht is groot genoeg om tot zelfs aan het gemeente-archief bijdragen te leveren. Immers daarin deponeert hij een ant woord, op zijne aanvrage ontvangen. De schrijver daarvan wil: zijn leerlingen niet alleen Bijbelsche geschiedenissen verhalen maar ook als kinderen van Gods Verbond opvoeden." Wat de goede man daarmede meent, schijnt de heer Los dadelijk begrepen te hebben. Dat pleit voor zijne bedreven heid in de tale Kanaans. Tot dusver staat de zaak aldus, in het door den Rijn bespoelde Koudekerke. AVij wachten met ingehouden adem, van welke wetsvoorschriften en rechtsregelen de heer Los verder los zich tooncn zal. Predikanten van zijne richting zijn anders nog al vast in de leer. Leggen zij op acrobatische toeren zich toe, van een belangstellend publiek kunnen zij ver zekerd zijn. Amst., 5 Aug. 1908. J. A. LEVY. Een pleidooi voor de Turken. De party van het Jonge Turkije, straks nog onbekend, althans zeer luttel gekend bjj het Westeuropeesche publiek, is eensklaps de heldin van den dag geworden. Na een periode van verdrukking en ballingschap is zij met schier verblindende snelheid voordan geraakt in een omwenteling, welke, zoo de meeste teekenen niet bedriegen, hare zaak een duurzame overwinning heeft verschaft. Een van de gezaghebbendste leidslieden van het Jonge Turkse is de heei Ahmed Riza. Men treft thans zijn naam telkens in de berichten der dagbladen aan als van den man, die geroepen is om in het aanstaande parle mentaire tijdperk van Turkije een zeer aan zienlijke rol te vervullen. Slechts weinige maanden vóór het uitbreken der Juli-omwenteling had Ahmed Riza een boekje in't licht doen zenden, waarin hij zijne denkbeelden, uiteenzette enzyn naam van ontzag vorderend kampioen voor de rechten zijns volks beves tigde. Dit boekje 1),waarop een tweede gedeelte staat te verschijnen, heeft door de gunst der omstandigheden opeens bijzonder actueele waarde ontvangen. De schrijver was zo» goed het mij toe te zenden en gaarne maak ik gebruik van de welwillendheid der redactie van dit weekblad om er hierbij eenige uit treksels aan te ontleenen. Ik heb de keas laten vallen op een gedeelte, waaruit blijkt., dat de omwenteling voor de leiders der JongTurken zelve geheel plotseling is gekomen en dat Ahmed Riza het oogenbiik van doel bereiking nog tijden lang verwijderd achtte, terwijl die ure op het punt was te slaan. Immers, hij waarschuwt ten ernstigste tegen alle overhaasting; hij raadt de grootste om zichtigheid aan; hij waagt zelfs niet van de gedachte aan de zegepraal te reppen. Doch wat hij zegt en leert blijft kostbaar. Al hebben de gebeurtenissen hem schijnbaar overrompeld, deze patriot zal, naar ik hem dooreen langdurige brie f wisseling heb meen.cn te leeren kennen, hoofd en gemoed bijeen houden. Wat hij leerde zal hij ojk door zijne daden bevestigen. De grootheid, waar toe hij binnen een paar dagen gestegen i p, zal zijn gerijpt inzicht niet verwarren, zyce mannelijke bescheidenheid en beradenheid niet aantasten. Vervolgens kies ik zijn pleidooi voor het Turksche volk om te doen beseffen dat, itdien dit volk ook maar eenigszins gelijkt op het aantrekkelijke beeld, hetwelk deze patriot ervan teekent, de stichting van het Jonge Turkije met deugdelijk materiaal vol bracht wordt en derhalve uitzicht geeft op een gelukkige toekomst. Ik Iaat nu verder dc-n heer Ahmed Riza spreken en geef zijne beschouwingen weer zonder hinderlijke com mentaar, nochtans zeer beknopt om geen misbruik te maken van de gastvrijheid der redactie. Dr. CIIR. F. HAJE. Wanneer er in de wereld der gedachten een ommekeer tot stand is gekomen, zal de nieuwe gedachtengang de nieuwe instellingen vorderen en zal de harmonie vanzelf zich vestigen zonder hulp van de ruwe kraehr, Zeker, het is noodzakelijk de hindernissen op te ruimen, welke de uitstrooming der hervormingen weerstaan, maar geweld en plotselinge, ontijdige revolutie zijn buiten machte die hervormingen te scheppen. De factoren van geweld moet men indeelen by den teruggang, bij de reactie en dienvolgens bij de beletselen voor de natuurlijke evolutie. Voor de volken van het Oosten ware het veel nuttiger de verwekking en de geboorte van de Fransche Omwenteling na te speuren dan in den blinde derzelver daden na te bootsen. Zij zouden dan vermijden in hare dwalingen te vervallen. Bij ons echter is in deze richting nog niets gedaan. De eerste begrippen van politiek, welke ieder burger zich eigen moet hebben gemaakt, worden niet onderwezen. De propaganda van de Jongturksche partij dagteekent pas van gigteren en hoe wordt ze niet bemosielijkt. Men stelle zich toch niet voor, dat men te Coiistantinopel even vrij is om te schrijven en te vergaderen als in Lonien. Er heergcht een schrikbewind, dat nooit en nergens geëvenaard is. Niemand kan zelfs in zijn gezin spreken over den toestand des lands, laat staan raad houden over eenig politiek plan. Duizenden Jong-Turken zijn gevangen gezet of verbannen, omdat zij een paar woorden van kritiek dor sten uitspreken, of enkel maar omdat zij patriotieke geschriften uitdeelden. In den vreemde worden hunne pogingen ook verlamd. 't Is hun niet veroorloofd het Turksche ge deelte van hun orgaan naar hun zin te laten drukken in Parijs, dat brandpunt der beechaving, die bakermat der revolutiën. De buitenlandeche postkantoren ia Turkije wei geren hunne couranten te verzenden en te bestellen. Ik ben voor den Franschen rechter gedaagd en bijna ware ik uit Frankrijk ge bannen, omdat ik het gedrag des Sultans gelaakt had. Wegens de Turksche JJechveretZ} is mij bij koninklijk besluit het komen in 1) Ahmed Riza. La Grise de l'Oriënt, ses Causes et ses Remèdes, première partie, Paris. ComitéOttoman d'Union et de ProgrC-?. 2) De naam van het in 't Turkech met eert bijvoegsel in 't Fransch, te Parijs verschij nende rcaandschtift van het Jonge Turkr'e, VEET.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl