Historisch Archief 1877-1940
NV'1624.
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Onder redactie TTSLXÏ.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
. . :F. L.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, brj vooruitbetaling, , mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12Y>
Zondag 9 Augustus
Advertenün van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40)
Annonces uit Duitsckland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de flrm»
RUDOLP MOSSB te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel ii' 40 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Weer
waarschuwingen I door C. v. d. Pol. Los
en vast, door mr. J. A. Levy. Een pleidooi
voor de Turken, door Ahmed Riza.
Ministeriëele willekeur, door X. Roomache
journalistiek, door Catholicus. Een vrije
bewerking", door M. J. G. Knijpers. SOCI
ALE AANGELEGENHEDEN: Economische
Archieven, door H. G. A. Elink Schuurman.
FEUILLETON: Een huwelyk van'n half
nur, door L. H. A. Drabbe, KUNST EN
LETTEREN: Hollands-Afrikaanse Liederen
bundel, door dr. N. Mansfeld, beoordeeld
door dr. J. B. Schepers. VOOR DAMES:
De Russische vrouwenziel, naar het Zweedsch,
van Ellen Key, II, (slot). Coëducatie
ook bjj het speelgoed, door W. P.
Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR,
door E. Heimans. ??De Intern. Tentoonstel
ling van Fotografische Kunst te Amsterdam,
van l tot 3 ^ug. in het Stedelijk Museum,
door W. H. Idzerda. Poitret van Gijsbei t
Japikf, Mnsea, door Plasschaert, Ten
toonstelling en Vereenigiug, door PI. Huis
vlijt, door R. W. P. de Vries Jr. Het nage
laten weik van Reimond Styns, 11905, door
Dirk Coster. Nieuwe grondslag eener
levensbe-chouwing, door J. J. Meijer. De
Revisor, Blijspel van N. Gogol, door
Stellwagen. Meeninkjes, door D. v. d. Zee.
Berichten. FIN. EN OECON. KRONIEK,
door v. d. M. en v. d. S. Brieven van Oom
Jodocue, XX.?SCHETSJE. DAMRUBR.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIES,
Weer waarschuwingen!
In ons artikel Bloedige consequentie"
in De Amsterdammer van 28 Juni j.L,
hebben wij tot groote ontstichting van
vele vaderlanders" gezegd, dat besturen
yolgens eigen instituten der bevolkingen"
het gronddenkbeeld heet, waarvanhet
Souvernement in Indiëuitgaat"; maar
at dit een mooi praatje" is, zooals
zooveel andere, waarmee allerlei leelijks
bemanteld
wordt.'V^vEr was aanleiding tot deze bewering,
omdat de ontzettende bloedbladen in de
Padangsche Boven- en Benedenlanden
aangericht, niet anders dan het gevolg
waren van het niet-naleven van de be
ginselen in dat gronddenkbeeld van be
stuursbeleid opgesloten. Immers: de be
kromp en-inhalige Indische fiscus vierde
zijn luimen bot ten koste van de Maleische
bevolking, die moreel en formeel
het recht heeit, in al haar
bestuursaangelegenheden gehoord te worden. Het
spreekt wel haast van zelf, dat geen
bevolking ooit zal berusten, wanneer
zulk kostbaar recht door een gouverne
ment met voeten wordt getreden.
Thans heeft het Maleische volk,
sidderend voor de barbaarsche gemoederen
en voor de door alles heendringende
miinnlicher-patronen van Jan Kompanie,
het hoofd in den schoot gelegd. De be
volking van de l ar a s Kapau in de
contröle-afdeeling Oud-Agam, dat was
een der brandpunten van het verzet in
de Padangsche Bovenlanden heeft
een door ambtenaren en officieren bij
gewoond onderwerpingsfeest ge
vierd. Niet minder dan 500 vrouwen
namen er aan deel en de stemming bleek
zeer goed. Aldus juichte Buitenzorg op
30 Juli langs den kabel naar het Haagsche
Plein. Tevens deelde men van daar mee,
dat het eerste blijk van vertrouwen van
bestuurswege gegeven was door opheffing
van de militaire bezetting van Kamang,
niet ver van het feestterrein gelegen. 1)
De massa onder onze koloniale pers
ridders, wier hoogste ideaal schijnt de
Indische regeering als een onfeilbare
voorzienigheid te mogen prijzen, ook al
is haar beleid nog zoo dom en misdadig,
zij juicht thans, wijl ouder de Maleische
bevolking het gezond verstand heeft
gezegevierd." Men leert en vergeet niets:
bij de beoordeeling van het Indische ge
beuren ook den wil der bevolking als
factor, en wel als de aller voornaam
ste, mee te rekenen; n... dat een
bevolking onder wie zoovelen, die voor
haar rechten durven derven, nooit met
sabel en geweer te overtuigen is.
Den Hollandschen Scharfmacher
zij ter overweging gegeven, hetgeen de
Pruisische staatsman Karl von Stein,
zijn landgenooten omtrent hun Poolsche
medeburgers voorhield, nadat het
jonkerdom in Pruisen weer wat brutalen moed
kreeg, na herstel van het verval door
de nederlagen in denNapoleontischentijd.
Stein zag kans van de Polen aanhan
kelijke Pruisische burgers te maken door
opvoeding en leiding. Onder veel
meer andere verstandige raadgevingen
schreef hij, dat de Poolsche individuali
teit niet verstoord mocht worden, maar
deze te ontwikkelen zal elk als een
gewin beschouwen, die geen bloot mecha
nische orde, maar vrije ontwikkeling en
veredeling van den eigen aard van eiken
volksstam als het doel van de burger
samenleving beschouwt." "Wie het ver
handelde op het onlangs te Praag ge
houden pan-Slavische congres heeft ge
volgd, kan zich denken, dat menige Pruis
en andere Duitscher, die niet bezeten is
door den Deutschland-
ber-allesduivel, het innig zal betreuren dat
Von Stein's raad niet tijdig werd opge
volgd; ja, juist in dit jaar daarmee
zoo strijdige maatregelen genomen zijn.
En wat deze staatsman nopens Polen
schreef, is ook geheel van toepassing op
de inlandsche stammen onder Neder
landsen gezag, in de eerste plaats op
de zoo hoog staande bevolking van
Sumatra's Westkust. Ja meer nog dan
de in ieder geval toch materieel
sterke Pruisen, moeten wij, zwakke
Nederlanders, bescheidenlijk optreden
tegenover bevolkingen, die slechts door
een zonderlingen loop der dingen onder
ons gezag gekomen zijn; die ons
zullen wegblazen, zoodra het reveil
dat door heel Oost-Aziëwerkt, ook hen
aangrijpt. En wie verzekert ons dat dit
ontwaken niet reeds is begonnen op
Sumatra en op Java?
Vrije ontwikkeling en veredeling van
den eigen aard van eiken volksstam"
was trouwens reeds het ideaal van den
man die art. 77 van het Indische
regeeringsreglement redigeerde. Zooveel de
omstandigheden het toelaten, wordt de
inlandsche bevolking gelaten onder de
onmiddellijke leiding van haar eigen,
van regeeringswege aangestelde of er
kende hoofden". Hierbij behoort natuur
lijk zegt prof. dr. Snouck Hurgronje
in het jongste Augustus-nurnmer van
de Gids" 2) dat ook de instellingen des
volks door den overheerscher zooveel moge
lijk zullen worden gespaard en geëer
biedigd."
Eigen volkje en vreemdeling wordt
dan ook steeds voorgehouden, dat wij
in Indiëinderdaad niet anders doen, dan
dit k e r n-g ezonde conservatisme
toepassen. De geschiedenis leert echter,
dat diegenen, welke voor een naleving
in letter en geest, van het hier
gedeeltelijk geciteerde artikel 77 der
Indische grondwet" opkomen, als g
evaarlijke revolutionairen wor
den gebrandmerkt. Diegenen echter die
ermee weten te chicaneeren, zijn
vooral in de laatste vier jaar! de
gevierde landsdienaars, voor wie de beste
plaatsjes aan de straatruif worden afge
zonderd. AV ij schrijven geen chronique
scandaleus e,.... anders kon hier
een triteje namen niet gepeperde historie
volgen!
Artikel 77 van het Indische
regoerings-reglement is tot dusver een doode
letter gebleken, zoo getuigt thans
prof. Snouck Hurgronje in de Gids". Het
bestuur der inlandsche bevolking is een
vreemdenheerschap p ij geble
ven en zelfs onder de allergunstigste
omstandigheden is en blijft vreemden
heerschappij voor een bevolking een
nadeel."
Wel geeft deze bekwaamste onzer
i n d o l o g e n toe, dat het nadeel van zoo'n
regime o n v e r m ij d e l ij k kan zijn ;
maar dit is niet het geval, wanneer wij
ons erop toeleggen, de hulp van
den inlander bij ons bestuurssysteem uit
te schakelen. Dit hebben wij echter steeds
gedaan, vooral ook op.Java, dat de
wetgever gelukkig wil maken met een
stel van regelen, die algemeen erkende
misstanden zullen wegnemen of den
weg ontsluiten voor sinds lang als
noodig erkende nieuwe ontwikkeling
des lands op sociaal of economisch
gebied." Dit zou natuurlijk niet anders
kunnen geschieden dan met mede
werking van de Javanen-zelf; maar ...
met een ernstig pogen om de inlandsche
hoofden geschikt te maken voor de leiding
der bevolking in den eenigen zin des
woords, die aan het bestuurbeginsel
waarde kan geven," met zulk pogen,
heeft men nog altijd geen aanvang
"gemaakt."
Met het gevolg dat wij een ingewik
keld proces van koloniale-wetgeving
volgen, een eindeloos
heen-en-weergeschrijf en gewrijf buiten de belang
hebbenden om; omdat men in de
bestuurshuishoudi^g aan de kinderen en
bedienden" zoo toch is de rol den
inlandschen hoofden toebebeeld geen
adviezen vraagt, ten/ij soms voor den
vorm''. AVant inlandsche advizeurs zijn
zoowel als degenen die met een glim
lach de echo's hunner eigen stemmen
(opvangen) diep doordrongen van het
bijkomstig karakter" van advizeeren.
En dr. S. H. waarschuwt nadrukkelijk,
hier aan geen caricatuur te denken.
Trouwens: is deze; waarschuwing nog
noodig? Wie herinnert zich niet dat
enkele weken geleden in onze kranten
door loyale indologenj onder den indruk
der vreeselijke bloedbaden ter Sumatra's
Westkust, werd toegegeven, dat, nu ja...
de Maleische bevolking recht had op
moepakat op,'onderling overleg,
alvorens op haar eè& zoo ingrij penden
maatregel als de invoering van een stel
directe belastingen kon worden toegepast.
Maar zoo betoogde men dat moe
pakat was tot dusver immers niets
anders dan een komedietje? Men lette
nu eens op: het verkrachten van
een recht, eerstens reeds voort
vloeiend uit het regeeringsreglement,
t w eed en s uit plechtige beloften aan de
bevolking, en die een lichtzinnig gesteld
zinnetje van een ministerieele memorie
niet ongedaan kon maken, derdens
uit een even nadrukkelijke belofte door
een minister aan het parlement gedaan; 3)
het verkrachten van zóó vaststaande
rechten en de daaruit voortkomende
moordpartijen worden goedgepraat, om
dat ... wijzelf van rechten, die wij eerst
hebben gewaarborgd, later dwaze ficties
hebben gemaakt!
Dat deed men ditmaal niet straffeloos
op Sumatra, en men make zich geen
illusies dat het pleit daar thans beslecht
is. Oogenschijnlijk echter is het sinds
jaar en dag op Java, onder het zacht
zinnigste volk der aarde" wél goed ge
gaan. Oogenschijnlijk", want er kwam
tot dusver nog geen behoorlijke wet of
bestuurs-ordonnantie tot stand. Dr. Snouck
Hurgronje waarschuwt thans terecht,
dat het tijd wordt art. 77 van het regee
ringsreglement geest en leven in te blazen,
en deze zaak nu eens niet, zooals die
van het onderwijs der Chineezen, uit
stellen totdat politieke prikkels (de regee
ring) tot verhoogde werkzaamheid komen
nopen."
In verband hiermee moet echter nog
gewezen op een profeet, die vóór allen
verdient gehoord te worden: op mr.
Vissering, den directeur van de.l avasche
Bank. Wij aijn gewoon aan allerlei
stukken in min of meer gebonden
tooststijl, troonredenen, felicitaties op 31
Augustus, officieele verslagen, enz. Daar
bij ligt het euphemistische met be
trekking tot misstanden, fouten en rampen
er gewoonlijk nog al dik op. Maar het
financieele jaarverslag van mr. Arissering
zegt ons nuchter en droog, zonder eenige
loyale of deloyale te'ndenz, waarom hij
den aandeelhouders over 1907 14 pCt.
dividend uitkeert. Welnu: hot meldt dat,
de bevolking in verscheidene streken
(van .lava), als Bantam, Indramajoe en
in enkele plaatsen van den Oosthoek
verarmd bleek,... ja, dat hier en
daar zelfs tijdelijk gebrek heerschte."
Dit niettegenstaanle in 1907 ook in Indi
een soort van llochkon j unktur"
heerschte. Op Java waren de rijstoogst
bevredigend en de prijzen goed; zoodat
de bevolking, voorzoovcr zij het komende
product niet op bezwarende voorwaarden
bij voorbaat had verkocht, goed geld kon
maken. De goede opbrengst van tweede
gewassen bracht ook veel geld onder
de bevolking, en o.a. is de afvloeiing van
zilver in den Oosthoek voor een niet
gering gedeelte hieraan toe te schrijven."
Voeg hierbij nog : allerwege een opbloei
van cultures en industrie"; de
suikeroogst met ongeveer _Ümillioen pikols was
veel grooter dan vorige (toch reeds zoo
gunstige) jaren,... de mijnbouw gaf
betere resultaten, in vele streken werden
de rubber- en theecultuur uitgebreid."
Aan coprah de volkscultuur bij uit
nemendheid werden kapitalen ver
diend. ... Enzoovoort.
Men hoort het: n en al juichroon
over welvaart, en toch... verarming en
gebrek. AVel m n g mr. Vissering zeggen,
dat dit te denken geeft." ilij noemt ter
verklaring verschillende traditioneele
oorzaken, w. o. het nog altijd gebrekkige
1) Aan A'jeK in wtlks onderhoorigheden
het verzet met den dag vinniger wordt,
moest de noodige troepensupplétie wolden
onthouden, om het oproer in het Padangsche
te kunnen demper. Opheffing der buiten
gewone militaire bezettingen is dus zeer
urgent.
2) In het artikel getiteld : De inlandsche
bestuurf-ambtenarer, vooral op Java" ; de
cursiveering van het citaat is van ons.
S) Hier worden bedoeld: art. 77 van het
reg. ref. het plakkaatpandjang en
de tcezej:g!n<», geweven door minister Fock
in de Tweede Kamer bij de behandeling der
Indische begroeting voor l'JOS, dat er geen
wapengeweld bij de invoering van directe
belastingen ter Sumatra's Westkust aangewend
worden.
kredietwezen," 50 en 60 percent voor
opgenomen geld bij de inlandsche krediet
instellingen, die als nieuwste sociale wel
daad met steun van het gouvernement
zijn opgericht! Inderdaad is dit een
verbetering, maar op grond daarvan
kan men zich eenigszins den zegen van een
vreemdenheerschap p ij voor het
Javaansche en Maleische volk denken!
Zou prof. Snouck Hurgronje voorbarig
zijn geweest met hier te wijzen op
eventueele politieke prikkkels?" Immers, het
kan niet anders of uit de sociale ellende
van Java moet t'avond of morgen iets
veel ergers voortkomen dan er ter Suma
tra's Westkust voorviel. Van uit Japan,
China en Hindoestan waait een revolutio
naire wind op onze bezittingen aan. Straks
vallen ook den Javanen de schellen van
de oogen. ... En dan ?
R ij s w ij k (Z.H.). 2 Aug. C. VAN DER POL.
Los en vast.
Het aanvallige plaatsje Koudekerke
aan den llijn verheugt zich in liet bezit
van een predikant met vindingrijken
geest. Los is zijn naam en los niet minder
zijn daad.
Jaren lang hebben wij in Nederland
gezucht onder een schoolstrijd,
uitlooponde, eerst, op ecne zoogenaamde paci
ficatie, straks, op iniiiima-juarwedden van
Staatswege aaii kerkelijke onderwijzers.
Den lieer Los lijkt dit alles, voor zoo
ver hij er kennis van nam, redeloos,
vruchteloos en nutteloos.
Al turend op het effen vlak van den
machtigen stroom, waaraan stellig zijne
pastorie gelogen is, komt hem eene held
haftige gedachte in het brein.
Men ruiiiie de openbare school op, Jan
doet .:ij niet i/teer kicaad, zoo peinst
en mijmert hij.
Inderdaad, dit sluit als een bus. Gij
staat versteld, dat men tot dusver op
allerlei uitkomst zon, alleen op deze niet.
Intusschen, iets van dien aard, is,
in de wereldgeschiedenis, meer vernomen.
Columbus schijnt zijn naam aan een ei
verbonden te hebhen. Waarom zou iets
soortgelijks niet in Koudekerke kunnen
worden gelegd'?
Alvast paart de heer Los taaie vol
harding aan uitvinderskuust. Ook daarin,
toont zich zijce verwantschap met den
ontdekker.
Hij richt namelijk aan den Raad een
adres, waarin gevraagd wordt, dat een
rechtzinnig onderwijzer worde aange
steld, die zich lelaste niet. op de open
bare school, zoo ongeveer alles te doen
wat zijn kerkelijk gemoed hem ingeeft.
Of die onderwijzer daarmede art. 35
der Wet op het lager onderwijs omver
loopt, deert den heer Los niet. Hij is
kennelijk ietwat los in zijne bewegingen,
en stapt, met beminnelijke cordaatheid,
over de wet heen.
Trouwens, hij weet ook re-denen te
geven van de lenigheid, waarmede hij
zijn zwierigcn zwaai volvoert.
Elders iu ons land namelijk, op de
Veluwe, in Brabant en Limburg, matigt
men eveneens rechtsverkrachting zich
aan, zegt hij, aan den Raad
adresseerend.
Ieder burgerman zou daaruit afleiden,
dat men die rechtsehennis, aldaar, dan
keeren moes r.
De heer Los evenwel is niet voor niet
in de theologie gedoctoreerd. Hij ver
maant wijselijk en concludeert rijpelijk,
dat men nu overal rechtskrenking
inroenn kan.
De heer Los is bij al zijne overige
deugden ook mededeelzaam.
Het adres is nog niet koud, of hij
vraagt, bij advertentie, voor de openbare
school een rechtgeaard onderwijzer.
Men zou anders zoo zeggen, dat predi
kanten met hun preeken, en gemeente
raden met hun scholen zich behooren te
bemoeien.
Met dergelijke kleinigheden breekt zich
de heer Los het hoofd niet. Zijne werk
kracht is groot genoeg om tot zelfs aan
het gemeente-archief bijdragen te leveren.
Immers daarin deponeert hij een ant
woord, op zijne aanvrage ontvangen. De
schrijver daarvan wil: zijn leerlingen
niet alleen Bijbelsche geschiedenissen
verhalen maar ook als kinderen van
Gods Verbond opvoeden."
Wat de goede man daarmede meent,
schijnt de heer Los dadelijk begrepen
te hebben. Dat pleit voor zijne bedreven
heid in de tale Kanaans.
Tot dusver staat de zaak aldus, in het
door den Rijn bespoelde Koudekerke.
AVij wachten met ingehouden adem, van
welke wetsvoorschriften en rechtsregelen
de heer Los verder los zich tooncn zal.
Predikanten van zijne richting zijn anders
nog al vast in de leer. Leggen zij op
acrobatische toeren zich toe, van een
belangstellend publiek kunnen zij ver
zekerd zijn.
Amst., 5 Aug. 1908. J. A. LEVY.
Een pleidooi voor de Turken.
De party van het Jonge Turkije, straks
nog onbekend, althans zeer luttel gekend bjj
het Westeuropeesche publiek, is eensklaps
de heldin van den dag geworden. Na een
periode van verdrukking en ballingschap is
zij met schier verblindende snelheid voordan
geraakt in een omwenteling, welke, zoo de
meeste teekenen niet bedriegen, hare zaak een
duurzame overwinning heeft verschaft.
Een van de gezaghebbendste leidslieden
van het Jonge Turkse is de heei Ahmed
Riza. Men treft thans zijn naam telkens in de
berichten der dagbladen aan als van den man,
die geroepen is om in het aanstaande parle
mentaire tijdperk van Turkije een zeer aan
zienlijke rol te vervullen. Slechts weinige
maanden vóór het uitbreken der
Juli-omwenteling had Ahmed Riza een boekje in't licht
doen zenden, waarin hij zijne denkbeelden,
uiteenzette enzyn naam van ontzag vorderend
kampioen voor de rechten zijns volks beves
tigde. Dit boekje 1),waarop een tweede gedeelte
staat te verschijnen, heeft door de gunst
der omstandigheden opeens bijzonder
actueele waarde ontvangen. De schrijver was zo»
goed het mij toe te zenden en gaarne maak
ik gebruik van de welwillendheid der redactie
van dit weekblad om er hierbij eenige uit
treksels aan te ontleenen. Ik heb de keas
laten vallen op een gedeelte, waaruit blijkt.,
dat de omwenteling voor de leiders der
JongTurken zelve geheel plotseling is gekomen
en dat Ahmed Riza het oogenbiik van doel
bereiking nog tijden lang verwijderd achtte,
terwijl die ure op het punt was te slaan.
Immers, hij waarschuwt ten ernstigste tegen
alle overhaasting; hij raadt de grootste om
zichtigheid aan; hij waagt zelfs niet van
de gedachte aan de zegepraal te reppen.
Doch wat hij zegt en leert blijft kostbaar.
Al hebben de gebeurtenissen hem schijnbaar
overrompeld, deze patriot zal, naar ik hem
dooreen langdurige brie f wisseling heb meen.cn
te leeren kennen, hoofd en gemoed bijeen
houden. Wat hij leerde zal hij ojk door
zijne daden bevestigen. De grootheid, waar
toe hij binnen een paar dagen gestegen i p,
zal zijn gerijpt inzicht niet verwarren, zyce
mannelijke bescheidenheid en beradenheid
niet aantasten.
Vervolgens kies ik zijn pleidooi voor het
Turksche volk om te doen beseffen dat,
itdien dit volk ook maar eenigszins gelijkt
op het aantrekkelijke beeld, hetwelk deze
patriot ervan teekent, de stichting van het
Jonge Turkije met deugdelijk materiaal vol
bracht wordt en derhalve uitzicht geeft op
een gelukkige toekomst. Ik Iaat nu verder
dc-n heer Ahmed Riza spreken en geef zijne
beschouwingen weer zonder hinderlijke com
mentaar, nochtans zeer beknopt om geen
misbruik te maken van de gastvrijheid der
redactie.
Dr. CIIR. F. HAJE.
Wanneer er in de wereld der gedachten
een ommekeer tot stand is gekomen, zal de
nieuwe gedachtengang de nieuwe instellingen
vorderen en zal de harmonie vanzelf zich
vestigen zonder hulp van de ruwe kraehr,
Zeker, het is noodzakelijk de hindernissen
op te ruimen, welke de uitstrooming der
hervormingen weerstaan, maar geweld en
plotselinge, ontijdige revolutie zijn buiten
machte die hervormingen te scheppen. De
factoren van geweld moet men indeelen by
den teruggang, bij de reactie en dienvolgens
bij de beletselen voor de natuurlijke evolutie.
Voor de volken van het Oosten ware het
veel nuttiger de verwekking en de geboorte
van de Fransche Omwenteling na te speuren
dan in den blinde derzelver daden na te
bootsen. Zij zouden dan vermijden in hare
dwalingen te vervallen. Bij ons echter is in
deze richting nog niets gedaan. De eerste
begrippen van politiek, welke ieder burger
zich eigen moet hebben gemaakt, worden
niet onderwezen. De propaganda van de
Jongturksche partij dagteekent pas van
gigteren en hoe wordt ze niet bemosielijkt. Men
stelle zich toch niet voor, dat men te
Coiistantinopel even vrij is om te schrijven en
te vergaderen als in Lonien. Er heergcht een
schrikbewind, dat nooit en nergens geëvenaard
is. Niemand kan zelfs in zijn gezin spreken
over den toestand des lands, laat staan raad
houden over eenig politiek plan. Duizenden
Jong-Turken zijn gevangen gezet of verbannen,
omdat zij een paar woorden van kritiek dor
sten uitspreken, of enkel maar omdat zij
patriotieke geschriften uitdeelden. In den
vreemde worden hunne pogingen ook verlamd.
't Is hun niet veroorloofd het Turksche ge
deelte van hun orgaan naar hun zin te laten
drukken in Parijs, dat brandpunt der
beechaving, die bakermat der revolutiën. De
buitenlandeche postkantoren ia Turkije wei
geren hunne couranten te verzenden en te
bestellen. Ik ben voor den Franschen rechter
gedaagd en bijna ware ik uit Frankrijk ge
bannen, omdat ik het gedrag des Sultans
gelaakt had. Wegens de Turksche JJechveretZ}
is mij bij koninklijk besluit het komen in
1) Ahmed Riza. La Grise de l'Oriënt,
ses Causes et ses Remèdes, première partie,
Paris. ComitéOttoman d'Union et de ProgrC-?.
2) De naam van het in 't Turkech met eert
bijvoegsel in 't Fransch, te Parijs verschij
nende rcaandschtift van het Jonge Turkr'e,
VEET.