Historisch Archief 1877-1940
No.
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
onthouden gezwegen nog van de daar
door vertraagde opschuiving, welke weder
de jongere ambtenaren benadeelt hetgeen
vooral uit een geldelijk oogpunt voor de
betrokken personen volstrekt niet onver
schillig is. De nieuwe Minister zou hierin
mede betrokken zijn.
Blijft ook deze werkeloos, dan kan men
hiermede die ambtenaren geluk wenschen,
welke in 1908 en volgende jaren zouden
moeten aftreden, doch nog volkomen in
staat zijn hunne betrekking naar eisch
te vervullen, en zouden wenschen dit te
blijven doen. Want men kan den een niet
weigeren wat men den ander toestaat. Den
tijd waarin dit dikwijls anders was, zijn
wij, gelukkig, voorbij. Ook Ministers van
Financiën 'behooien daaraan ontwassen te
zijn.
Toch zouden w\j het om de hiervoor ge
melde redenen betreuren, als het organiek
besluit in dit opzicht krachteloos werd
gemaakt, want stipte handhaving zal, op
den duur, tengoede komen aan de admini
stratie der registratie, een belangrijke tak
van Staatsdienst, en alzoo het algemeen
belang dienen. Hierom kwam het ons
gewenscht voor de aandacht op deze zaak te
vestigen.
Maart 1908.
XBoomsche journalistiek.
Op lang niet onverdienstelijke wijze heefc
de heer Frans Coenen onlangs in dit weekblad
sommige persmanieren gehekeld, maar zijne
satyre zou ongetwijfeld nog scherper geweest
zijn, ware hij op de hoogte ook van de
Roomsche journalistiek.
Er is den laataten tgd heel wat kabaal
gemaakt over de handelingen van de Nieuwe
Courant, maar terecht toonde Frank van der
Goes in dit weekblad aan, dat geen enkel
ander blad der burgerlijke" pers een haar
beter ie. Alle bladen schrijven voor hunne
partij en schrijven niets anders dan hetgeen
te pas komt in de kraam der partij, wijl ze
daarvoor betaald worden. Men kan dit een
onzedelyken toestand noemen, doch er is
eenvoudig niets aan te veranderen.
Nu is het een vaststaand feit, dat een deel
der katholieke pers druk mee doet aan dat
comedieepel, mee doet niet zelden, tegen wil
en dank.
De Roomsche peis is over het algemeen,
o, zoo voorzichtig", gelijk men de huichelarij
euphemistisch noemt. Ze spreekt zoo zelden
hare zuivere ei^n meening uit! Ze spreekt
wel een meening uit en suggereert zich zelve,
dat die meening bate eigen meeniug is, maar
menig Roomsch redacteur zal, wil hij strikt
opiecht zijn, moeten getuigen, niet zelden
iets te schrijven, dat bij geheele
onafhankeIjjkjaeid .nimmer door hem zou geschreven zijn.
.De eerlijkheid ontbreekt te veel in de
Roomsche pers en de Roomsche journalist
wordt door den sleur hieraan vaak zoo ge
woon, dat büniet zelden ook geen
eerlykheid meer veronderstelt bij de andersdenkende
pers.
Een voorbeeld uit de laatste dagen. De
redactie van dit weekblad schreef in haar
nummer van 23 Juni een artikel, waarin zij
PAUS Pius X vrijpleitte van leugen". Wat
gebeurt? In zijn eerstvolgend nummer hefs
Het Centrum daarover een juichkreet aan,
merkwaardig" als dit Roomsche blad het
vindt, dat een blad als De Am-terdammer,
hetwelk toevallig niet Roomsch is, op zoo
loyale wyze getuigenis aflegt van het feit,
dat de leugen niet was aan den kant van
den Paus, maar aan de zijde zijner bestrijders".
Het Roomsche blad overigens lang niet
het oneerlijkste is er dus over verwonderd
dat een niet-Katholiek orgaan een Paus ver
dedigt l Zoo iets vindt Het Centrum merk
waardig".
Het was van De Amsterdammer toch heel
gewoon, zouden w\j meenen, dat hij de
WAAEHEID sprak?
Onoprecht kan men zijn op twe« manieren:
door bewust iets te zeggen anders dan het
werkelyk is, maar ook door te :wijgen. Deze
laatste methode loopt niet zoo direct in de
gaten natuurlijk en wordt dan ook braaf
toegepast in de Roomsche pers.
Toen indertijd b.v. de bisschop van Roer
mond een nog. op te richten uiijnwerkersbond
op Chrietelijken grondslag (d. i. Katholieken
en Protestanten in n bond vereenigd) toeliet
en een tijdje later de aartsbisschop van Utrecht
eenzelfden maar reeds lang bestaanden
Christelijken bond van textielbewerkers, TInitaa",
uit elkaar deed vallen, door de Katholieken
te verbieden lid te blijven, was er gén
Roomsch blad, dat de inconsequentie dezer
handelwijze aan de kaak durfde stellen.
Meer nog. Het blad, dat wel eens wordt
aangezien voor het toonaangevende Roomsche
orgaan nomina sunt odiosa! zag er
kans toe, deze inconsequentie goed te praten,
immers ... de gevallen waren niet gelijk!
Dezer dagen was men op nieuw in de
gelegenheid, de voorzichtigheid" der Room
sche pers te bewonderen. De afgevaardigde
ter Tweede Kamer voor Beverwijk, de heer
Passtoors,8olliciteerde naar het burgemeesters
baantje te Ginneken. Hy kreeg de kluif,
maar, me: het eerste gerucht over deze
sollicitatie, circuleerde in de pers het nieuwtje,
dat de heer Passtoors zou bedanken als cen
traal president van den Ned. R. K, Volks
bond. Nu is het onze meening niet, welke
wij gaan weergeven, doch beslist zeker weten
wij, dat in Roomsche kringen de meening
heeit postgevat, welke ook de meening van
Het Volk was, dat de heer P., nu hij eenmaal
zyn baantjes had, eensklaps weinig'meer ge
voelde voor dienzelfden Ned. R. K.
Volks?bond, welke hem zóó ver gebracht had!
Zooals wij boven reeds opmerkten, is dit erna:
meeniag niet. Wij kennen den heer Passtoors
genoeg, om overtuigd te zijn, dat deze tot
zulke laa_?-bij-de grondsche handelwijze niet in
staat is. Maar wat wij brandmerken als im
moreel in de Roomsche pers, is, dat degenen,
die met Het Volk gelooven, dat de N. R. K. V.
slechts het middel was voor het doel, niet
gesproken hebben in de pers. Hier was
zw;jgen verkeerd, terwijl het schrijven over ..ge
zondheidsredenen" en drukke bezigheden"
(toch zeker geen andere, dan hij zich zelf
oplegt? Is hij verplicht Kamerlid, verplicht
op den koop toe burgemeester te zijn?)
huichelarij der voorzichtigen".
Vanwaar nu die onoprechtheid vaak in
den oomschen journalist? Ziehier ons
antwooid. De Roomsche journalist kan over het
algemeen, door nog meer oorzaken dan toch
reeds op den journalist als zoodanig werken,
niet vrij genoeg zijn in zijne uitingen.
Op de eerste plaats belet hem zulks het
partijbelang". Men is in het Roomsche kamp
o zoo spoedig benauwd dat, door iets te ver
uit den band te springen, het zgn. partij
belang" zal worden geschaad!
Vandaar dat dikwijls gezwegen wordt, waar
spreken minstens oprechter zou geweest zijn ;
vandaar ook, dat niet zelden de zaken geheel
anders worden voorgesteld dan ze werkelijk
zijn, allén om het partijbelang niet te schaden.
Een tweede reden, waarom de RoDmeche
journalist niet vry is, vinden wij in het feit,
dat de Roomsche pers te veel onder invloeden
van heeren geestelijken staat. Paus Pius X
heeft wel als zijn uitdrukkelijken wenech te
kennen gegeven, dat de Roomsche pers ge
redigeerd moet worden door keken, maar
aan dien wensch is, althans in cs land,
allesbehalve gevolg gegeven. Meerdere katho
lieke bladen hebben, bekend of onbekend,
heeren geestelijken tot hoofd- of mede
redacteuren en een paar jaren geleien kon
men b.v. De Maasbode telkens tegen Het
Centrum zien snoeven, dat hij wél en Het
Centrum geen geestelijke in de redactie had !
Het Centrum bestond slechts uit een
leekenredactie", wat voor De Maasbode reeds vol
doende motief was, om te besluiten tot eigen
superioriteit, ten koste van het andere bla i !
Ons komt het echter voor, dat H.H, geeste
lijken niet de aangewezen personen zijn voor
het redacteursechap, evenmin als dominees
voor de Tweede Kamer.
Over het algemeen uitzonderingen als
een dr. Schaepman daargelaten ontbreekt
het den H.H. geestelijken aan de noodige
ruiraheid van blik, fout eener al te eenzijdige
opvoeding en ontwikkeling, welke ruimheid
van blik toch een.der voornaamste eischen
is voor een goed journalist. Gaat nu de
c'ergéden boventoon voeren in de pers,
dan moet deze wel in waarde dalen, te veel
geatuwd als zij wordt in ne richting, welke
daarenboven niet ds breedste van opvatting
is, terwijl van den anderen kant de
redacteurleek eene pressie op zich voelt uitoefenen,
welke hem belet, zich te geven zooals hij
zou zijn bij algeheele vrijheid.
Op de derde plaats wordt de Roomsche
pers er niet beter op door de zeer persoon
lijke verdeeldheid, welke er steeds in het
Roomsche kamp heerscht. Soms gelijkt de
Roomsche pers meer op een ren kakelende
en vechtende kippen, dan op een
vast-aaneengesloten legertroep, gereed, eenparig den
vijand te bestrijden. De Roomschen hebben
ahijd kwesties", deels voortvloeiende uit do
meer of minder democratische neigingen der
redacties, deels ook uit naijver en jaloezie.
Zjlden zijn de bladen het, ook in principieele
kwesties, met elkaar eens, zooals onlangs
iiog gebleken is bij de kiesrechtbeweging.
Vinnig gaan de bladen elkaar nu en dan te
lijf en zoo is o.a. De Maasbode om zijne steeds
persoonlijke en daardoor niet zelden
diepkwetsende strijdwijze, berucht geworden. Deze
manier van strijden onder en tegen de eigen
huisgenooten werkt veel kwaad in de hand,
brengt verwijdering, ja soms scheuring en
belemmert het goede. Alom gaat men tegen
elkaar concurreeren.
De Maasbode is de laatste maanden, tech
nisch zeer verbeterd en mag op dat gebied
beslist het eerste derNederlandsche Katholieke
bladen genoemd worden. Sommen gelda wor
den aan zijne verbetering besteed en met
December e. s. te beginnen heefc hij zijn
ochtend- en avond-editie plus goedkoop volks
dagblad I
Verder gaan er reeds lang geruchten, dat
het Tweede Kamerlid, W. M. Bogaardt, te
Amsterdam een dagblad zal oprichten tegen
over De Tijd, na, in Indiëzijnde, lang als
Oerang Betawie" hospitaliteit! in dat biad
te hebben genoten! Eindelijk richtte mr.
Aalberse, ooi een spreekbuis voor zijn poli
tieke denkbeelden te hebben, de Voorhoede op
en zou het ons niets ? er wonderen, zoo over
een paar jaren De Voorhoede ook dagblad
werd!
In plaats van samenwerking du?, steeds
meerdere concurrentie, steeds meerdere af
gunst en jaloe-.ie. Gén Roomsch journalist,
op den man af gevraagd, zal ontkennen, dat
er iets rots is in den toestand en dat, on
danks alle sc'aijnschoonheid aan den buiten
kant, het lichaam der Roomsche journalistiek
innerlijk lijdt aan eene wreed-voortkankerende
ziekte. De een voor den ander houdt echter
zijn mond en speelt mooi weertje. Oprecht
is het r.iet, maar te verklaren is het wél.
Want zoolang de groote massa comedie
speelt en men leren moet van die comedie,
zoolang houdt men het masker voor en
speelt :p,ijn rol zoo goed mogelijk, yiet het
individu staat hier schuldig, maar de omge
ving, waarin het geplaatst is en de omstan
digheden, die het er toe dwingen.
ATIIOI.1CUS.
Een vrije bewerking".
Ah redacteur van het JJei.'i'Hfi.'rWeekblu'1
ontving ik toegezonden het werk: ..Libe
ralisme, socialisme en katholieke staats- en
maatschappijleer, vrij bewerkt naar Heiurich
Pesch 8. J. door mr. l'. J. M. Aalberse.''
Er zijn omstandigheden, die het mij
onmogelijk maken, over bovengenoemd werk
in dat weekblad eene eerlijke recensie te
geven. Want toen ik vanwege het kerke
lijke gezag bij het verdedigen mijner mee
ningen op sociaal gebied niet de minste
moeilijkheden ondervond, besliste de meer
derheid van PI. C. der Kath. iSoc. Actie
te Deventer, dat hot verdedigen van mijn
standpunt in dat weekblad niet wensehelijk
was, zoo Jat ik daar of \vel ie zwijgen heb,
ut' wel het werk van mr. Aalberse moet
aanprijzen.
Maar reeds uit den titel blijkt, dat dit
laatste voor mij onmogelijk is.
Pater Pesch noemt/ijn werk eene
..i-'iristliche Gesellschaftslehi-o". Mr. Aaluerse
maakt hier in zijne bowot-king van eene
katholieke"' maatschappijleer. Als men
eenige leer, die men persoonlijk voor c o n
dwaling houdt, als christelijk ziet aange
kondigd, denkt men allicht: de tijd/al wel
leeron, welke van beide christelijke
leermeeningen de ware is, en voor het overige
prijst men zulk een werk, iadien het dit
waard is, aan.
De namen van Aalberse 0:1 Pcs'/h staan
er borg voor, dat de le/ers in menig opzicht
iets goeds zullen te genieten krijgon'ninar
van af het oogcnbiik, dat mr. Aalborso
do maatschappijleer va» pater Pe:--eh tot
katholieke maatschappijleer stempelde, ont
stond de plicht om haar te hostrijdon, duur
de maatschappijleer, zooals die door Peseli,
Cathrein en Meijer wordt voorgestaan, in
hare grondslagen afwijkt van de aloude
leer der Katholieke kerk.
En als men mij in de synagogen der
kath. pers in Nederland niet hooren wil,
hoewel in het buitenland het getal theolo
gen en katholieken, die ttrugkeeren tot de
oude leer dagelijks grooter wordt, dan ga
ik staan voor het altaar van den onbekenden
God, waar men ten minste mag zeggen wat
men na jaren van studie voor waarheid
houden moet, ook al is die waarheid in
tegenstelling met de leer aller concilies,
aller kerkvaders en aller pausen.
Onder maatschappijleer in engeren zin
is te verstaan de leer van de verhoudingen
der mensehen onder elkander met betrekking
tot het bezit, het gebruik en de ruiling
der tijdelijke goederen en van de
menschelijke arbeidskracht.
Elk stelsel, dat de rechtmatigheid of
doelmatigheid van het privaatbezit loochent
is socialistisch.
Elk stelsel, dat het recht van het geld
kapitaal bepleit om winst te maken zonder
rechtstreekschen omzet in vruchtbaar goed
of zonder rechtstreeksere deelneming in
de gevaren eener onderneming, kortom,
elk stelsel, dat in beginsel het recht erkent
om eene geldsom te verhuren is in zijn
aard en wezen kapitalistisch, hoe zeer het
moge trachten om zich met een mantel vaa
demokratische of christelijke phrasen te
omhullen. Immers het leeft, dat het geld
kapitaal zonder arbeid en zonder last lec! t
op overwaarde ten koste van den
evenmensch bezit.
Hier tusschen in staat de leer der oude
heidensche wijsgeeren, eene leer eenstem
mig gehuldigd door de katholieke oudheid,
bevestigd door do uitspraken van alle
autoriteiten, waaraan de katholiek gezag
moet toekennen, volgens welke leer het
privaatbezit goed is en het winstmaken niet
uitgesloten, maar elke winst
afkeuringswaardig i?, die opgevorderd wordt terwille
van het gemutileerde kapitaal, terwille
van eene geleende geldsom.
Aan die leer werd vastgehouden door
alle katholieke geleerden, tot de kerk ver
klaarde, dat zij die den gebruikelijken
intrest in onze kapitalistische maatschappij
aannemen, niet behoefden te worden ver
ontrust. Maar inplaats van na te gaan
waarom en om welke bijkomstige omstan
digheden de kerk iets ging dulden wat
eigenlijk ongeoorloofd is, gingen eenige
katholieke geleerden het beginsel zelf ver
dedigen en stelden zij daardoor de kapita
listische maatschappijleer inplaats van de
katholieke.
Almee het verste weken in dit opzicht van
de oude leer enkele Duitsche Jezuiten af,
waarvan de paters Pesch, Cathrein en Meijer
de voornaamste zijn, terwijl de Eranschman
Antoine in 't zelfde schuitje vaart. In dit
zelfde schuitje varen ook onze voormannen
der Kath. Soe. Actie, die les geven op de
sociale week, waar anderen eerbiedig den
mond hebben te houden, ook al worden
daar stellingen verdedigd als katholieke
leer, die vierkant tegen de leer der ouden
indruisehen.
Het is aai; mr. Aalberse niet onbekend,
dat de maatschappijleer der opgenoemde
paters, wat het economisch grondbeginsel
aangaat door Yogelsang en Weisz om van
een toenemend aantal andere katholieke
geleerden te zwijgen onvereenigbaar wordt
geacht met de leer der kerk. De eerste
noemt de leer van de ongeoorloofdheid
der rente ter wille van eene geleende
som het kardinale, do tweede het kapi
tale punt der sociale kwestie. Op eene
nog meer wetenschappelijke manier
heeft de tegenwoordige groot-vicaris van
Mechelen, dr. Ernst de Koey, in zijn proef
schrift: De justo auctario ex contractu
crediti de onhoudbaarheid van katholiek
standpunt uit aangetoond der meeningen
door Antoine, Pesch en anderen verkondigd
en daarbij tevens gronden aangevoerd,
waarom d'esondanks de heerschende prak
tijk kan worden geduld.
Nu kan mr. Aalberse wel zoggen, dat dit
voor hem slechts het oordeel is van enkele
personen en dat hij zich volgaarne aan het
kerkelijk leergezag zal onderwerpen, wan
neer dit do zaak opnieuw zal beslissen,
daaraan twijfelt bij zijn bekende gehoor
zaamheid niemand.
Maar zeer gevaarlijk was het toch om eene
maatschappijleer, die zich zelf als chris
telijk ' aandient, als katholieke" maat
schappijleer uit te geven, terwijl juist bij
hen, die het strengste aan de eenstemmige
leer der geheele oudheid vasthouden zeer
zware bedenkingen tegen de grondbegin
selen der maatschappijleer van pater Pesch
bestaan.
M. J. G. Ku.ii>E!;s.
Scciak
EcflnoffliscliöArcMsyen.
Xa de krachtige ontwikkeling op technisch
gebied, treedt nu in Jhntschlaml de belang
stelling op het terrein der handels weten
schappen meer op den voorgrond. 'Wanneer
in deze richting met evenveel succes ge
werkt wordt, dan zil de economische macht
van onze oostelijke buren nog sterker toe
nemen en liet andere landen steeds moeilijker
vallen niet verdrongen te worden in den
concurrentiestrijd. De kenteekeneii van dezen
nieuwen geest zijn verscheidene; ik wil
slechts noemen de oprichting van
handelshooge.^cholan, de verbetering dei' wetgeving,
de verschijning van tal van tijdschriften op
handolsgebied, de vooruitgang op admini
stratief terrein en het optreden van revisoren
en Treuliand (ieseïlscliaften. Wat de tijd
schriften betreft, kan zelfs van een vrij
plot>elingen vooruitgang gesproken worden",
want terwijl jaren lang het Xeitsdirift fiir
iUu'iil.altnng het eenige op dit gebied was,
en (hm nog volstrekt niet do vergelijking met
dergelijke periodieken in ons land en elders
kon doorstaan, zijn sedert verleden jaar
twee nieii we tijdschriften opgericht, waarvan
vooral het /'eitschrift fiir Handels wissen
schaft mul Ihindelspraxis, een uitgelezen
staf' van n;cue\vor!;ers telt. uit bevüito in
het onlang.i verschenen eerste nummer een
urtikel o rer ., \Virtschaftsarchive'1, waardoor
mijn rtandai'ht op deze instellingen werd
irovesu'gd; tor w ij i ik -ia psrsoonlijke
kennisniiikiu^ meende, da! zij ook i u ons lauu
nieGr.k'ic! bekendheid verdienden. Het is
vooral i'i rt-inslaitiinr met handelsscholen,
dat men zich d;Tgo;!J!co archieven moet j
j donken. /ij zullen uv-li do stof leveren, j
j waaraan oen deel van het daar gegeven j
i onderwijs zijüvetenscLappplijken grondslag j
moet ontleenen. Maar ook voor de ontwikke
ling der economische geschiedenis zullen dezo
archieven van zeer groote beteekenis zijn.
Zij wordt steeds meer opbaar juiste waarde
geschat, doch het aantal wetenschappelijke
beoefenaars, die haar in de practijk toepas
sen is nog gering, en in niet minder mate
bestaat er een gemis aan feitenmateriaal.
Hoe weinig is er aan gedacht, dat dit be
waard behoorde te blijven.
Hoofdzakelijk is men nu bij een weten
schappelijk onderzoek op openbare archieven
of bibliotheken, waar men bijna uitsluitend
de gegevens betreffende publieke lichamen
zal vinden, aangewezen, terwijl dan nog van
een systematische verzameling met dat doel
voor oogen, natuurlijk geen sprake is. Het
particuliere economische materiaal ging ver
loren en juist dit is de voornaamste bron,
waaruit geput moet worden.
De oprichting van economische archieven
kan voor de toekomst het gemis opheffen.
Dit te hebben ingezien en tevens een
succesvolle poging in dien zin te hebben
gedaan, is de verdienste der oprichters van
het Rheinisch-Westfiüische
Wirtschaftsarchiv." Kuim was hierbij hun blik, want
van een economisch archief kan geen direkt
praktisch nut verwacht worden; een groote
waarde hebben zij eerst voor latere jaren.
Het doel van het te Keulen gevestigde
Ivheinisch-Westfalische archiv" wordt in
het reglement aldus omschreven : Het ver
zamelen, rangschikken en voor wetenschap
pelijk onderzoek beschikbaar stellen van
handschriften en drukwerken, welke een
beeld geven van de economische ontwikke
ling in de negentiende eeuw."
Voor de instandhouding zorgt het gemeen
tebestuur van Keulen te zamen met de
Kamer van Koophandel aldaar, terwijl van
de overige Kamers in Itijnland en
Westfalen verwacht wordt dat zij, behalve door
hunne instemming met het doel, ook finan
cieel de instelling zullen steunen. Zij is nu
gehuisvest in het nieuwe, ruime gebouw
van het gemeentearchief, waarin door het
gemeentebestuur twee zalen met de noodige
bergruimte kosteloos zijn afgestaan. Al het
overige, de inrichting der lokalen, de
aanschafiing van het materiaal, de salarieering
van den archivaris en het hulppersoneel,
neemt de Kamer van Koophandel voor hare
rekening.
Het archief wordt bestuurd door een
raad, waarvan de burgemeester van Keulen
voorzitter is en de overige leden uit den
Gemeenteraad en de leden van de Kamer
van Koophandel te Keulen gekozen worden,
terwijl de Kamers in JJijnland en
Westfalen, die steun vcrleenen, te zamen eenige
afgevaardigden mogen kiezen.
Uit dezen raad wordt een comitégevormd,
dat mot het dagelijksch toezicht is belast,
terwijl de eigenlijke leiding bij een archi
varis berust.
Ten einde een begrip te geven van de
wijze waarop het archief werkt, is het
noodig eenige bepalingen uit het regle
ment te vermelden, die betrekking hebben
op do voorwaaiden aan het gebruikmaken
der verzameling gesteld. Om baar te kun
nen raadplegen moet men zich schriftelijk
tot den archivaris wenden, op wiens advies
door het dagelijkseh comitéeen beslissing
genomen wordt. Zoo uoodig wordt boven
dien om de toestemming van den schenker
der aangevraagde stukken verzocht. De ge
bruiker is verplicht, den archivaris nauw
keurig niet het doel van zijn onderzoek in
kennis te stellen, en moet hem al zijne
notities en afschriften ter inzage geven,
voordat hij iets daarvan openbaar mag
maken.
Documenten, afgestaan door nog bestaande
instellingen en nog in leven zijnde perso
nen, worden beschouwd slechts in bruikleen
te zijn ontvangen, zoodat zij steeds door
de eigenaars weeropgeüischt kunnen worden.
In bijzondere gevallen worden de archief
stukken ook buiten Keulen ten gcbruike
afgestaan, doch slechts door tusschenkomst
van een openbare instelling, die de ver
antwoording tegenover het archief op zich
neemt.
Door nu verder een greep te doen uit
het reeds verzamelde materiaal zal, beter
dan door oenige omschrijving, in het kort
aangetoond kunnen worden, wat het instituut
bedoelt te geven. Men vindt er:
de acten en boeken van de Keulsche
Stoomsleepdienst;
de documenten en boeken der A.
Schaafhausensche JJank;
do brieven en geschriften, nagelaten door
L. Caciphausen, Directeur dier Bank:
de documenten der liheinisch-Xassauische
Bergwerks- und Hutten A. G., Stolberg, en
van de liheinische Eisenbahn Gesellschaft;
documenten uit het Historische Archief
der stad Keulen;
geschriften van verschillende
Handelskamers;
spoorwegstatistieken;
papieren van den G! eb. Coinru. Ilath, E.
vom Kuth, betreffende de Rheinische Zucker
Industrie, do Aaehener Hutten Verein
Itotho Knie" en het boheer van zijn par
ticulier vermogen.
l"it deze opsomming blijkt dat het bijeen
brengen van materiaal geen gemakkelijke
taak is. Hat is noodig dat het archief voeling
houdt met personen uit de kringen van
handel en nijverheid en daarom is de steun
van een lichaam als de Kamer van Koop
handel un .Fabrieken een eerste vereischte.
Van zelf krijgt het archief daardoor de
beschikking over documenten, die deze
kamers bazitten en over de verslagen, rap
porten enz. die van hen uitgaan. Als voor
het archief gemakkelijk bereikbaar materiaal
zijn verder te noemen: De jaarverslagen
van Maatschappijen en Instellingen, en bij
likwidatio of opheffing dezer lichamen hun
gaheel'j papieren nalatenschap, wanneer
slechts eenige goede !\vi! bij dd betrokken
personen aanwezig is. G rooier moeilijkheden
zullen daarentegen te overwinnen zijn om
bestaande ondernemingen ro bywcgon stuk
ken aan hot archief' af te gaven, ook al zijn
zij vo;>r eiyon gebruik in hur geheel nie
meer uoodig. Het ver/ct, waarop/«en »tceds
stuiten zal i.= de overdreven vree; voorliet
verbreken dor geheimhouding. ' 'm hieraan
tegemoet te komen werden du strenge, hier
boven aangehaalde bepalinuen. die bij het
gebruik maken der archiefstukken in acht
te nemen zijn, in het Kegl'?me;\t opgenomen.
Bij de zorg voor uitbreiding van het archief'
zal het dus veel van de tact en
nieiiBclieiikenais van den archivaris afhangen, in
hoever de be/.waren overwonnen worden en
deze bijzondere taak, door den. archivaris
van een dergelijke instelliu.r t o vervallen.
is aan den tegenwoordigen titularis Dr.
Schwann zeker uitstekend toevertrouwd, zoo
als wel blijkt uit de belangrijke verzameling,
die hij in een jaar reeds bijeen wist te
brengen.
Maar ook pp andere wijze worden aan
den archivaris hooge eisenen gesteld. Hij
zal dikwijls groote massa's papieren moeten
schiften en rangschikken, zoodat in werke
lijkheid bruikbaar en waardevol materiaal
van onderzoek overblijft. Kan het archief
hierover beschikken dan is echter eerst
n der voorwaarden vervuld, die noodig
zijn om het gestelde doel te bereiken, want
dit zal ieder reeds duidelijk zijn, dat de
groote beteekenis dezer instellingen ligt,
niet direkt in de verzameling zelf, deze is
slechts voorwerp van studie en onderzoek,
doch in de uitkomsten verkregen door de
personen, die haar kwamen raadplegen.
Aan de resultaten dier onderzoekingen
moeten de archieven vooral hun waarde
ontleenen. Hier treedt ooi het reeds ge
noemde nauwe verband aan het licht, dat
er bestaat tusschen deze archieven en het
hooger handelsonderwijs, dat voor de weten
schappelijke vorming der personen moet
zorgen, vereischt om met vrucht het mate
riaal te kunnen verwerken. Wordt dit on
derwijs gegeven dan behoeft er geen vrees
meer te bestaan, dat al de inspanning, die
de oprichting en het in stand houden van
een economisch archief met zich brengen,
niet voldoende tot zijn recht komt. In het
begin zal het slechts de lust tot onderzoek
zijn, die velen aanspoort de verzameling
te raadplegen, later zal door het groote
belang, dat de samenleving heeft in het
voorhanden zijn van de gegevens, die haar
bij hare ontwikkeling moeten leiden, de
waarde der archieven algemeen erkend
worden.
Het door Keulen gegeven voorbeeld heeft
elders in Duitschland reeds navolging ge
vonden ; in Saarbrückcn, Worms en Trier
is men bezig dergelijke instellingen tot
stand te brengen. Het is evenwel te hopen
dat eenige beperking in acht zal genomen
worden, want zeer zeker zou ook in deze
overdrijving schadelijk zijn. Centralisatie
der gegevens is noodig, wil niet versnip
pering van krachten en onvolledig materiaal
aan de beteekenis der archieven afbreuk
doen. Dit neemt niet weg dat in ons land
voor een economisch archief zeker plaats
zou zijn, zoodat het slechts van den wed
ijver onzer twee voornaamste handelssteden
afhangt, wie van hen een dergelijk instituut
binnen hare muren zal gevestigd zien.
Wanneer de Kamers van Koophandel dus
in een meer wetenschappelijke richting hare
bemoeingen willen uitstrekken, dan zou
hier een dankbaar terrein aanwezig zijn.
II. G. A. EI.IXK ScnriKMAX.
en
Hollaais-AffitaanseLie'ÉrlinDilel
door Dr. N. MANSVELT.
Hoe wekt deze liederbundel weer al onze
herinneringen op! Hoe stuwt de historie z'n
golven weer langs onze ogen, hoe blikkert
de zon van de hoop er op, hoe weiden onze
ogen er over uit naar de horizont, dieinz'u
waas een mooie toekomst verborgen houdt I
Daar is dat eerste lied 1) al dadelik: Wijl.
Tafelberg zal staan". Er is een tijd geweest,
dat wij er ternauwernood naar omzagen, dat
1) Eigenlik moest het blijkens de inhoud
No. G zijn en zich plaatsen naast de volks
liederen van Vrijstaat en Transvaal. Er is
toch wel humor in, dat het om techniese
redenen voorop gtpiaatst is. Een goed voor
teken.
c/l&ciam&s
40 ceutg per regel.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE.
Inlichtingen bij A. r t i", doorloopende
schilderijen-tentoonstelling aldaar.
WORDT TERUGGENOMEN
FABRIKATEN VAUON ZURE N AMSTERDAM
Verkrijgbaar bij:
Hirscli en Cie., ITofl., Leidschepléin.
A«Ir. Schakel, lofl., Heiiiaenweg.
II. feyer, Hojl,, Koningsplein.
Au Bon Marclié, Kalverstraa'.
Mag. MeiKershof, Xieuwendiik.
K. H. Dik, Leidschestraat lu. "
Allen te Amsterdam.
II. J. Loor, Lijnmarkt 2A, Utrecht.
E. 11. lioassuu & Co., Middelburg.
Piano-, orgel- en Muziebfcmdc!
JVIeyraos «fc Sialsliovcn,
ARNHEM, KONINGSPLEIN
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAREEREX STEMMEN - KUILEN