Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1624
De Internationale Tentoonstelling van
Fotografische Kunst te Amsterdam, van l tot 31 Augustus
in het Stedelijk Museum.
Gezicht op Dordrecht. H. J. Tollens CHzn, Dordrecht.
Aan de uitnoodiging van de Redactie,
een enkel woord naar aanleiding van
bovengenoemde tentoonstelling te schrij
ven, voldoe ik gaarne.
Ik zal mij echter bepalen tot een
algemeene beschouwing, daar een stuk voor
stuk beschrijven der afzonderlijke inzen
dingen, door den enormen omvang der
tentoonstelling een ondoenlijk werk is;
daarby lijkt het mij gewenscht het
befrip fotografische kunst" d. i. kunst
oor middel der fotografie", toe te lichten
d. w. z. na te gaan, hoe het mogelijk is,
door de middelen, waarover de fotografie
beschikt, tot een kunstwerk te geraken.
De eer de producten der kunstfotografie,
de kunstfoto", hier te lande geïntrodu
ceerd te hebben, komt hoofdzakelijk toe
aan twee kunstfotografen, Huyssen en
Schram, die een tiental jaren geleden
hunne impressies reeds «langs
fotografischen weg belichaamden; later hebben
zij helaas de lier aan de wilgen" ge
hangen, wat zeer is te betreuren, daar
zij beide beschikten over groote artistieke
bekwaamheid, gepaard aan degelijk tech
nisch kunnen, zoodat, hadden zij de
kunstfotografie verder beoefend, zij veel
ten goede zouden hebben gesticht.
De kunstfoto uit den vreemde is hier
het eerst ingevoerd door de Groninger
Am. Fot. Ver. Daguerre", die, ter ge
legenheid van het tienjarig bestaan in
1901 de Eerste Internationale Tentoon
stelling van Kunstfotografie heeft geor
ganiseerd.
Daarop is gevolgd, in 1904, eene In
ternationale Tentoonstelling van Kunst
fotografie te 's-Gravenhage. uitgeschreven
door de Haagsche Fotoclub Daguerre",
terwijl nu, in 1908, de Am. Fot. Ver. te
Amsterdam tot een dergelijke expositie
het initiatief heeft genomen, zoodat wij
thans ten derden male de gastvrijheid
verleenen aan de kunstwerken onzer
broeders in den vreemde.
Kunstfotografie, of fotografische kunst,
is bijna even oud als de fotografie zelve.
Toen in 1839 Daguerre de practische
mogelijkheid van fotografeeren ontdekte,
werd het ambt van portretten maken
uitgeoefend door schilders, teekenaars, en
vooral miniatuurschilders. Deze minia
tuurschilders speelden toen ter dage een
groote rol; echter was en bleef het altijd
schilderen, d. w. z. de bewerking duurde
geruimen tijd en buitendien moest men
beschikken over een zeker talent.
Het ligt roor de hand, dat, toen een
jaar na de ontdekking bovengenoemd,
lichtsterk objectief het licht zag n.l. dat
van Petzval en tevens de lichtgevoelig
heid der laag werd verhoogd, deze mi
niatuurschilders de Daguerrotypie ter
hand namen en eerst naast hun schilder
werk, later ter vervanging daarvan, haar
gebruikten tot het af beelden van personen.
Zoo ontstonden grootendeels uit de minia
tuurschilders de beroepsdaguerrotypisten.
Daar deze lieden, zooals wij zagen, ar
tistiek waren aangelegd, vonden hunne
begaafdheden belichaming in hunne wer
ken ; voor zoover de subjectiviteit der foto
toen mogelijk was, en zoo zien wij, dat
de producten uit dien tijd, in vele ge
vallen, niet zijn ontbloot van artistieke
kwaliteiten. De Talbotypie hield
intusschen in Engeland zijn zegevierenden in
tocht, om zeker de Daguerrotype te ver
dringen. Door de latere verbetering dezer
Talbotypie, die zooals bekend, het negatief
tot grondslag heeft, vond de fotografie
spoedig die algemeene verbreidheid en
werd zij beoefend, niet alleen door
praktikant en dilettant, doch ook door mannen
der wetenschap en kunst. Het feit, dat
bij een korrekte stralengang door het
objectief bij juiste houding der kamera,
de negatieve kopie en de positieve, als
secondaire handeling ter verkrijging van
een afdruk analoog het voorwerp, een
volkomen korrekte weergave vertoonde
der objecten, wat betreft den vorm; het
feit, dat van n negatief een oneiadig
aantal positieve kopieën kan worden ge
maakt, maakte, dat de fotografie zich
snel inburgerde, als dankbaar middel
voorwerpen in de natuur af te beelden.
Zoo ontstonden amateurfotografen en be
roepsfotografen, die óf wel de fotografie
benutten als objectief reproductiemiddel,
óf wel trachten analoog teekenen,
schildersubjectieve kopieën te scheppen.
In de jaren van omstreeks 1845 tot '60
ontstonden er naast de wetenschappelijke
beoefenaars en naast hen, die eenvoudig
voorwerpen afbeeldden ter herinnering,
eene kategorie van lieden, die in de foto
grafie iets meer zagen dan een objectieve
weergave en trachtten hunne psychische
indrukken door haar vast te leggen.
Namen als Octavius HUI, Disderie,,
Mayall, Salomon, Robinson, worden nu
nog met eere genoemd.
Kan men dus zeggen, dat tot omstreeks
het jaar 1820 kunstfotografen bestonden;
na dien tijd, tot omstreeks 1888?'90, is
dit niet het geval. En dit ligt hoofd
zakelijk n in de geliktheid, die de kunst
in het algemeen in dien tijd had, n in
het verbeteren der objectieven, wat be
treft hunne fouten, waardoor de zachte
onscherpte ten gevolge der sferische aber
ratie enz. die zoo mooi doet in de por
tretten van vroeger, plaats maakte voor
een schrikbarende duidelijkheid, voor de
wetenschap van groot gewicht, voor de
kunst de genadeslag.
De bedoeling over het geheele
beeldveld te verkrijgen eea fotografische af
beelding, zoodanig, dat de verstrooi
ngscirkels der punten, waaruit het voorwerp
The old bridge. .Charles Job. Sussex.
Adieu". Alex. Keighley, Yorkshire.
kan worden geacht te zijn opgebouwd
niet grooter werd genomen dan U/io mM.,
begon met Petzval in 1840; Ross en
Lerebours verbeterden het chemisch brand
punt. Engeland en Amerika werkten
van 1858 tot '66 aan de opheffing der
distorsie, met Sotton en Harrison; terwijl
Duitschland na '66 op den voorgrond
treedt met Steinheil aan het hoofd; het
aplanaat doet zijn intocht.
In 1888 waren de Jenaër glazen in
den handel. Rudolph maakte in 1890
het eerste bruikbare anagstigmaat, later
door van Högh, hemzelf, Steinhf.il ver
beterd, zoodanig, dat ten slotte
beeldveldkromming en astigmatisme gelijktijdig
werden opgeheven.
Het tijdperk tot omstreeks 1890 wordt
beheerscht door de z. g. scherpe" foto,
die als fctefc" herinneringswaarde had,
als fotogram' voor de wetenschap van
groote beteekenis bleek te zijn. Doch
met de kunstfotografie was dit niet het
geval. De korrekte weergave der objec
ten, de volledige detailleering was niet
geschikt om de stemming, die de natuur
op ons maakt, .te verhoogen.
In dit tijdperk echter werd door de
menschen niets anders verlangd dan een
scherpe kiek. De fotograaf werkte d
>kumentair, beschikte over weinig vrije posi
tieve procédés, hij was in hoofdzaak de
slaaf van het publiek en van zijn mate
riaal.
Omstreeks 1890 wordt het anders, de
dilettant, die uit den aard der zaak niets
heeft te maken mét de heerschende opinie,
daarbij hebbende kunstgevoel, trachtte
eerst door het vinden van positieve
afdrukprocédés, die een persoonlijk ingrijpen
toeliet het onpersoonlijke resultaat der
fotografie te vervangen door een persoon
lijk iets, en zoo krijgen wij omstreeks
'90 de renaissance" der kunstfotografie,
die zich langzaam maar zeker een weg
heeft gebaand, in weerwil van haar hef
tige bestrijding tot op heden toe.
Deze strijd nu is uit het voorafgaande
gemakkelijk na te gaan; zooals gezegd,
werd van den vakfotograaf geen
kunstprodukt verlangd, artistieke bekwaam
heden had hij niet, dit was niet noodig,
hij werkte machinaal met een uiterst
beperkt aantal positieve procédés. u
komt de kunstfotografie met zijn vrijheid
van werken, met zijne verstrooiïngscirkels
grooter dan IVio mM., met
afdruk-procédés, waarvan de fotograaf het bestaan
nimmer had vermoed, hij komt te staan
tegenover produkten van kunst, waarvan
hij niets begrijpt, hetgeen niet zijn schuld
is, doch dat zijner opvoeding; hij leest
de warme woorden, die door bekende
mannen daarover zijn geschreven; de
schrik slaat hem om het hart. Die kunst
werken te maken, dat kan hij niet, hij
heeft het nooit geleerd; de
coneurrentievrees treedt op, nu zich vestigen de kunst
fotografen. Waar hij voor 12 portretten
?1.50 krijgt, ziet hij, dat de
kunstvakfotograaf daarvoor ?10, 20, 30 en meer
ontvangt; dit stemt hem bitter.
Nu waren onder die vakfotografen van
den ouden stempel menschen met een
latent kunstgevoel, die dadelijk begrepen,
dat, wanneer zij het ontwikkelden en
zich wierpen op de nieuwe richting, zij
op den goeden weg waren. Daartegen
over bleef een katogorie, die onmachtig
was kunst te vatten en werken van kunst
te leveren, dit werden de menschen der
oppositie; als drenkelingen grepen zij
zich vast aan een stroohalm, zich be
roepend op de objectieviteit der foto,
zeggend, dat door de fotografische mid
delen geen kunst kan ontstaan en daar
mede trachten te bemantelen hun gemis
aan kunstzin en hun gebrek aan
kapaciteiten, want de kunstfotograaf is bij
uitstek de kenner der positieve
afdrukprocédés, een kennis, die bij de vakfoto
grafen van vroeger ontbrak, trouwens
niet noodig was.
Zoo is na '90, in bijna alle landen,
eene heillooze, volkomen nuttelooze strijd
Sylvan Solitudee. A. Horsley Hinton
fontstaan over de kwestie of de fotografie
kunst kon geven, ja, dan neen; tenminste
men wierp het hierop, terwijl per slot
van rekening, hetgeen uit bovenstaande
blijkt, de zaak dieper zat.
Intusschen is de ont wikkeling der kunst
fotografie stil haar gang gegaan, van
Frankrijk, naar Engeland; vandaar naar
Oostenrijk, daarna naar Duitschland en
Amerika en zoo heeft zij ook hier in
ons land vasten voet gekregen.
Misschien is het gewenscht het wezen
der kunstfotografie even toe te lichten.
De nieuwe systematica der fotografie
verdeelt de algemeene fotografie, die zich
onledig houdt met afbeelden van voor
werpen van drie afmetingen in drie
afdeelingen 1) de 'wetenschappelijke foto
grafie, 2) de herinnerings- of documentaire
fotografie en 3) de kunstfotografie. De
twee eerste klassen, met het fotogram
en kiek, als produkt, geven de voorwerpen
weer, om het voorwerp zelve, hetzij ten
dienste der wetenschap, of als herinnering.
Het produkt der kunstfotografie, de
kunstfoto geeft niet de voorwerpen weer
om hen zelve, doch om de stemming,
die van hen uitgaat d. w. z. de indrukken,
die ze op ons maken. De laatste afdeeling
grijpt dus in het abstracte gebied, de
eerste twee blijven zuiver materieel.
Nu zal men vragen: hoe is het mogelijk,
dat de fotografie aan den eenen kant
zuiver stipt en zakelijk kan zijn, aan
den anderen kant aan onze fantasie kan
tegemoet komen.
Het eerste, het mechanische ligt in
het wezen der fotochemische reactie zelve,
het tweede behoeft eenige verklaring.
Wij weten, dat kunstindrukken ge
makkelijk zijn te belichamen, wanneer
de technieken vrijheid van persoonlijk
ingrijpen mogelijk maken. Dit vinden wij
bevestigd in schilderen, teekenen en
etsen; hoe vrijer de techniek is die de
kunstenaar gebruikt bij het scheppen
van zijn product, hoe subjectiever hij kan
werken. Het komt dus hierop neer is
de fotografie een subjectieve techniek"
m. a. w., laat zij vrijheid van ingrijpen
toe. zoo ja, dan kan ook zij belichamen,
datgene, wat wij voelen.
Wanneer wij de fotografische beeld
vorming nagaan, dan treedt deze vrijheid
op, bij het optische beeld, dat het objectief
ontwerpt van het voorwerp. Het karakter
van dat beeld is te wijzigen door de mid
dellijn van den verstrooiingscirkel ver
anderlijk te nemen, door enkele correctie
fouten te laten bestaan en door een
zekere perpectivische overdrijving toe te
passen, waardoor de aandacht op een
zeker voorwerp kan worden gevestigd.
Daarbij kunnen wij de belichtingsduur
den tijd van ontwikkelen veranderlijk
nemen, terwijl de samenstelling van den
ontwikkelaar kan worden gewijzigd en
ook partieele ontwikkeling kan worden
toegepast; in al deze gevallen treedt op
een veranderen van het karakter der nega
tieve kopie. Ditzelfde herhaalt zich bij
het maken van een positieven afdruk. Op
het feit dat wij deze factoren onderling
kunnen wijzigen en dientengevolge het
beeld verschillend karakter kunnen geven,
berust de mogelijkheid der kunstfoto
grafie. Dat deze karakter wijziging
tusschen vrij groote grenzen ligt, is ieder
kunstfotograaf bekend.
Het groote verschil tusschen afdeeling
l, 2 en 3 ligt daarin, dat wat bij l en
2 als resultaat kan worden genoemd b.v.
het negatief, in afdeeling 3 dit een der
middelen is, om te komen tot het eind
resultaat, de foto. Zoo zijn verstrooiïngs
cirkels grooter dan Vio m.M. in afdeeling
l een .fout, eveneens onder- en over
belichting, sluier enz.; in afdeeling 3 zijn
ze middelen, die worden aangewend ter
verkrijging.van het resultaat.
Een kunstfoto is alleen dan mogelijk,
wanneer de maker is een kunstenaar.
De would-be aztisticiteit die men de
kunstfotografie verwijt, heeft met haar
wezen niets te maken en kan dus buiten
beschouwing blijven. Een gelijk verwijt
kan men op de schilderkunst toepassen.
In het Stedelijk-Museum te Amster
dam is nu geopend een Tentoonstelling
van Fotografische kunst en zeker is de
vraag te stellen, zijn al de producten,
die daar hangen, kunstfoto's? Het ant
woord luidt: neen! De jury heeft zich
bij de beoordeeling niet gesteld op een
vast vooraf bepaald standpunt, wat bij
deze heterogene jury ook onmogelijk
was, zoodat wij met het eene been zitten
midden in de documentaire fotografie,
aan den anderen kant gedeeltelijk om
ringd zijn door kunstfoto's. Voor het
cachet der tentoonstelling is het jammer,
dat de beide afdeelingen naast elkaar
vertegenwoordigd zijn, uit een oogpunt
van studie is het eerder toe te juichen,
zoodat ik ieder, die belang stelt in de
fotografie, ten zeerste aanraad deze ten
toonstelling te bezoeken. Een tentoon
stelling van fotografische kunst in strikten
zin is zij niet. Het comitéheeft een
catalogus uitgegeven, keurig van uit
voering, doch onpraktisch in het gebruik.
De lagere nummers zijn met eenige
moeite nog wel te vinden, de hoogere
nummers zoo goed als niet.
Wat betreft de landen, die vertegen
woordigd zijn, wil ik beginnen met
Duitfchïand en moet ik tot mijn spijt
vermelden, dat hetgeen daar hangt een
onvolledig overzicht eeeft van de
Duitsohe producten. De
grooteDuitschersDw/irl-iip. Perschei, Raupp, Erfurt, Hilsdorf,
Weimar enz. ontbrekec. De HolTtneisters
Regen. Bern. F. Eilere, Amsterdam.