Historisch Archief 1877-1940
DE AM «j T K II D A M M E II WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1625
publiek, gereede aanleiding, doet per
sonen, die voor hem in de bres springen,
voor doove ooren prediken en houdt het
masker voor, totdat het afgerukt wordt.
Waarom, waartoe dit alles?
Omdat, zoo heet het, men den heer
Snijder niet zeggen kon, dat. hetgeen op
hem maakte den rechtmatigen indruk
eener stra ?, in werkelijkheid is eene hulde
aan zijne organisatoire bekwaamheid.
En hetgeen men den heer Snijder
allén, onder vier oogen, alle deuren dicht,
niet zeggen kon, bazuint men nu heel
Nederland rond en hangt het aan klok
en klepel van Amsterdam en Zwolle beide!
Wairlijk, men zou het zoo oppervlakkig
niet meenen, het hoofdbestuur der Pos
terijen schijnt klucblspeldichters in zijn
midden te bergen!
Baziet men de zaak echter uit ietwat
minder luchtig oogpunt, dan is haar
slotsom, dat thans twee personen zijn
verongelijkt: de heer Snijder n zijn chef
te Zwolle.
Of gaat het aan, INDIEN DE TWIJFEL
AAX DES LAATSTES GESCHIKTHEID GEGROND
is, hem alvast, als onbekwaam te boek
staande, te signaleeren ?
Moet het geschilpunt tusschen secre
taris-generaal en hoofdadministratie wor
den uitgevochten op den toch zeker
onschuldigen rug van den heer Snij der?
Lag het niet voor de hand, had men
dezen noodig, hem ook te nemen in het
geheim, en aan de klinkende orakelspreuk:
dienstbelang" toe te voegen eene voor
openbaarheid niet bestemde, maar des
heeren Snijders rechtmatige fierheid be
vredigende memorie van toelichting?
Heeft 't thans niet den schijn als duwde
men heel den eigen gebrouwen warwinkel
den beiden ministers in de schoenen, ten
einde, als moraal, daaruit te doen aflei
den den wenk, in het vervolg, liefst
onbegrensd vertrouwen te stellen in het,
immers onfeilbare, in- en doorzicht der
hoofdadministratie ?
Niet enkel op: ruzie", naar het smaak
vol is uitgedrukt, werpt de zaak-Snijder
eigenaardig licht". Het licht, dat zij
werpt op de vrijheid, welke men, nopens
ambtenaarsverhoudingen, en haitt liett,
zich aanmatigt, is nog feller en scherper.
Oatdoen wij, aan de hand der
mededeeling, bedoelde zaak van hare win Iselen.
Man verplaatst een plichtgetrouw amb
tenaar, met korte metten. Zijne vraag
naar motieven, blijft onbeantwoord. De
bereidwilligheid, die hij, ingelicht, toonen
zou, vervaardigt men zich niet in te
roepen. Voorwendsel is, dat men zijn
chef, wiens diensten hij ter zijde staan
moet, niet grieven wilde. Niet bezwaar
daarentegen heeft men tegen eene kren
king van dien chef, in 't oog van wien
maar lezen kan.
Dit alles is onverantwoordelijk en zon
belachelijk zijn indien het niet zoo
ernstia ware.
Het staat niemand vrij, ook niet aan
het hoofd van een tak van dienst, eens
anders eer en goeden naam aan te randen,
zonder behoorlijken rechtsgang.
Met den heer Snijder is dit geschied,
na ir der feiten schijn. Met den
Zwolschen directeur gebeurt het op dit
oogen blik.
Deze grove fout te bemantelen, achter
de ondergeschiktheid van het
ambtenaarspersoneel is louter zelfbedrog of erger.
In deze principieel valsche hanteering
der ambtenaars verhouding, ligt juist de
bedenkelijkste zijde dezer bedenkelijke
zaak.
Dat stipte plichtsvervulling van den
ambtenaar geeischt en zoo noodig door
handhaving van strenge tucht, verkregen
moet worden, daarover valt niet n
woord te verliezen.
Verkeert men echter, gelijk hier,
voor Amsterdam en Zwolle beide,
buiten dit kader, dan is het optisch
DE GEEST DES TESENSPRanKS,
Een verhaal voor p ant offelhel
denNaar het Engelsch, van BRIXSLEY MOORE.
I.
Hij liet zich maar door iedereen bepraten,"
zei de waard, dat was Ben Smuhers z'a
kwaal. Als schooljongen was hij al zoo,
-je kon hem tot alles krijgen. En toen ie
gr^ot was gewerden, bleef ie net eender
en trouwen deed ie ook al op raad van
anderen, die er belang bij hadden.
Hij was naar Birmingham gegaan om een
ouwen kameraad te bezoeken, Jem Basford,
(die getrouwd was en daar was gaan wonen)
toen hij er toe gepaaid werd. Juffrouw Baaford
had in dien tijd een zuster bij haar en
wat gaat ze nou doen? Natuurlijk den armen
Ben bepraten, dat die zuster net precies de
vrouw was, die hij hebben moest! Nou had
ie waarachtig wel beter kunnen weten, begrijp
je, want wat die ouwe Jem bij dat mensch
zelf te Hjen had, was een waarschuwing voor
iedereen, die maar oogen in z'n kop had,
om nooit van zijn leven eentje uit dat nest
aan te halen. Maar Ben was altijd zooblinl
als een mol, en die twee zussen wisten het
zoo mooi te draaien, dat alles al in orde
was, voor dat ie zelf er het rechte besef van
hal wat er met hem gebeurde!
Jongens, dat was me een Turk, hoor! Ik
heb van my'n leven heel wat van die feeksen
gekend, maar heb er nog nooit een ontmoet
die op zoo'n onplezierige manier den baas
speelde.
Hoe ze het dee? Wel, door gewoon alles
te^en te spreken, wat ie ook zei. Van den
vroegen morgen tot den laten avond ging
het door. Al wat ie voorstelde of zei, was
maar mis. Zoo mocht ie bij geval eens hebben
opgemerkt, dat het een erg warme dag was...
Warm?" zei ze dan. Jij bent zeker warm !
bedrog, indien men des ambtenaars onder
geschiktheid als middel bezigt, om per
soonlijke rechtsschennis goed te praten.
Het: nicht raisonirt" van Pruisen's
Frederik II past niet in den
constitutioneelen Rechtstaat, en is trouwens ook
in zijn Eijk verlaten.
Dat de dienstbetrekking d>3s burger
lijken ambtenaars dezen oplegt de ge
hoorzaamheid, zonder meer, aan onver
schillig welke, zij 't ook met den dienst
in verband staande, bevelen zijns
hierarchischen chefs, is een door ^en door
valsch wanbegrip, te fnuiken, hoe vaak
het zich voordoen moge.
Ia den aard der zaak ligt, dat voor
militaire ambtenaren een ander, en veel
strenger, grondbeginsel geldt, vervat in
den aan Turenne toegeschreven regel:
l'obéissance est la seule vertu du soldat.
Dit volgt uit de bestemming van leger
en vloot, waarbij steeds, ook in vollen
vrede, aan het onmiddellijk keiren van
opgenblikkelijk dreigend ge va ir, laat het
zijn, in abstracten zin, wordt gedacht.
Toen in een der secessie-veldslagen,
Grant, als generaal, aan zijn adjudant
een bevel gaf en deze het waagde eene
opmerking te maken, klonk het korte en
stoere bescheid:'my orders are for
execution and not for disc'ussion. Ijlings
gaf de officier zijn paard do sporen, and
away hèrattled over the pavement, zegt
Bancroft, die het vermeldt. In die les
heeft Grrant den maatstaf voor alle mili
taire ambtsverhoudingen als met een
beitel gehouwen.
Anders staat het in de burgerlijke
samenleving, waar niet tot het keeren
van gevaar, maar tot verwerkelijking
van den Rechtstaat, de ambtenaar, ieder
voor zijn deel, geroepen is.
Ten einde dien ambten ;ar orn het
even welken, in dienst van Staat, gewest
of gemeente, te kenschetsen, houde
men voor oogen, dat hij, rang, bevoegd
heid, werkkring daargelaten, uit krachte
der wet, in zijn ambt, BEKLEED is MET
OVERHEIDSGEZAG.
Ontbreekt dit kenmerk, dan is het
ambtenaarskarakter verdwenen. Over
blijven kan alsdan de hoedanigheid van
beambte, gelijk de ambtenaar, in dienst
van een rechtspersoon, imcir aau dezen
ongelijk, in zooverre de beambte over
heidsgezag mist.
Uit deze publiekrechtelijke stelling van
den burgerlijken ambtcnair, in verband
met zijne, van die des militairen, funda
menteel afwijkende, bemoeiing, vol^t
tweeërlei.
Vooreerst: naardien irder ambtenaar
met overheidsgezag is bekleed, tivtl'jn
hoog en laag samen, in die brandpunt
van hun wezen. Rangordening is noodig,
in het belang, zoowel der eenheid van
den dienst, als der verdeeling van den
arbeid. Door rangordening echter, met
haar rechtstreekschgevolg: subordinatie,
wordt het punt van gelijkheid niet ver
stoord, noch zelfs aangetast. Dit is on
mogelijk, omdat, heft men de. voor allen
gelijke, definitie op, des ambtenaars
individueele functie, onverschillig welke die
zij, met denzelfden slag, ontwricht zijn
zou. Men zou de fraaie slotsom krijgen
van een ambt, ontzield, in het belang
eener ambtelijke rangordening!
Ten andere, moet de
verantwoordelijkheidsplicht, in de hiërarchische bejegening
van den burgerlijken ambtenaar,naar rege
len van redelijkheid en billijkheid worden
opgevat. Niet ieder bevel, aan het belang
van den dienst verwant, mag uitsluitend
in het prisma van dienstbelang worden
beschouwd. Beklaagt zich de mindere
rechtmatig, de meerdere moet hem te
woord staan, niet hooghartig hem af
wijzen, noch inet raadselen hem paaien.
Dit is een eisch, niet van subjectief ge
tinte humaniteit, maar van objectief be
wijsbaar recht. Een militaire Grant is
limiiliiilMiiiiiiiimiiuiiiiiijiiimiliiiliimiiililiiuiiiimiliilmijiiiiimn
Mij loopt het als koud water langi mijn rug en
mijn voeten ZIJD half bevroren! Warm!"
En dan ging ze, uit pure zucht om hem
ongelijk te geven, alle deuren potdicht doen
en stoken tot ie geen asem kon halen.
Of ie moest 's winters er eens wat van
zeggen, dat het toch koud was!
Koud, zeg je!" gilde ze dan. Man, heb
je 't, of krijg je 't? Wat wou ji nou toch
weer? Ik heb het niet kou l, hoor! Wee', je
wat het is? Jij zit je zelf maar net zoolang
op te sluiten en te broeien, tot je geen
frissche lucht meer kan hebben. Wat onge
zond voor zoo'n groote kerel alsjy' om mair
altijd bij zoo'n heeL; vuur te zitten bakken!"
Dan dee ze een raam open en liet hem
in den tocht zitten tot ie der een stijven
nek van kreeg.
En met alles was 't hetzelfde, vat je? Of
het nou was over het ZonJa^auitgangetje of
over het kiezen van een nieuw karpet, of
het stemmen voor deu gemeenteraad, allea
wat ie voorstelde was verkeerd en het moest
altijd anders.
Ik heb ze wel tien minuten lang op een
Zondagmiddag voor da deur zien staan, om
te gaan wandelen en baar er over zien rede
neeren, welken kant ze op zouden gaan, net
zoolang tot ze hem er toe had gebracht, iets
voor te stellen, en dan zou ze natuurlijk juist
twintig redenen hebben, om den anderen
kant op te gaan! En als zoo iets dag aau
dag zoo voort gaat, van den morgen tot den
avond, wtek in, week uit, veibeeld ik me,
dat het een beetje vermoaiend wordt en het
verwondert me niet, dat Ben Srnithers er
mager en fjagrijaig van werd. En daar kwam
bij dat ie wel heelendal niet was wat je
een snuggere vent noemt en zich wel eens
verbist zal hebben, zooals we allemaal op
onze beurt doen het ligt toch in de redo,
dat ie niet altijd ongelijk kon hebben
watblief?
Wel, zoo ging bet voort tot den tweeden
zomer nadat ie getrouwd was en toen kwam
er zoo'n soort van crisis. Het was in Juni,
toen kwam haar zuster juürouw Basf >rd zijn
vrouw opzoeken en bracht haar vijf kinderen
een voorbeeld ter navolging. In het bur
gerlijke overgezet, zou hij met verborgen
klippen overeenkomst vertoonen. Op onze
zeekaarten ontbreken zij vaak, doch
schuring en branding wekken zij steeds.
De leerrijke zaak-Snijder heeft deze
beginselen met ongeëvenaarde duidelijk
heid in het licht gesteld. Van de, door
niet weinigen gekoesterde meeniag, dat
een ambtenaars-corps: op commando"
wordt gedrild, stelt zij heel den voozen
inhoud ten toon. Den anderen en beteren,
helaas! niet gevolgden weg, wijst zij aan,
helaas! wederom, op, voor de betrokkenen,
onvruchtbare wijze. Eene toevoeging
slechts laat zij open. Te weten, dat het
meer dan hoog tijd wordt des ambtenaars
rechtstoestand, door wettelijke ordening,
uit een chaotisch-anarchischen toestand
te verlossen.
Vanzelf sprekende banaliteiten als deze
echter, zijn de opzettelijke vermelding
niet waard. Men kan, in het algemeen,
op een aambeeld blijven hameren. Er be
gint evenwel, ten onzent, langzamerhand,
tot het hameren zoo vaak aanleiding te
bestaan, dat het aambeeld zelf gevaar
loopt te worden stuk geslagen.
A'dam, 11 Aug.'OS. J. A. LEVY.
De deelneming van niet juristen
aan de burgerlijke rechtspraak.
IL
Bezien we thans nog een paar argumen
ten ten gunste van het zoogenaamde
leekenelcment.
Bij de behandeling van de beroepswet is
de deelneming van het leekenelement vrij
uitvoerig besproken. Mr. ^^an Idsinga ver
dedigde zijn standpunt als volgt:
Sommige leden dezer Kamer zullen wel
weten dat ik in beginsel voorstander ben
van het opnemen van het leekenelement
in de rechtspraak.
Het is daarom dat ik dezer dagen met
bijzonder groot genoegen in een blad dat
mij overigens ook zeer sympathiek ij het
volgende heb gelezen: tiet is inderdaad
te betreuren dat de rechtspraak in onze
landen allengskens ten eenemale onttrokkea
is aan do directe meiewerking van bet
geheele volk en bijkans uitsluitend over
gegaan is in hanlen van gestudeerde per
sonen, die meereudeels uit bepaalde klas
sen worden gerecrutoord. Waarborg tegen
standsvooroordeel en ambtenaarsopvattin
gen is, ook al staan de rechters individueel
nog zoo hoog, niet in voldoende mate aan
wezig. . ." "
Ik zou er bij willen voegen: dat die
rechters te veel bevangen zijn in onjuiste
schoolsehe begrippen.
Doch al bestonden al deze redenen niet,
dan beweer ik nog dat juristen als zoo
danig niet meer met het wezenlijke van
de rechtspraak te maken hebben en daar
toe ook niet bekwamer zijn dan ieder anier."
En de heer van Idsinga zeide nog:
Indien het mij nu geoorloofd is om met
mijn eigen woord dat streven (bedoeld is:
het streven van Dr. Kuyper) te teekenen,
dan zou ik willen zeggen, dat het is om in
de Kerk der Hervorming en in ons consti
tutioneel staatsbestel het clericale element
terug te dringen tot de zeer bescheiden
plaats welke daaraan toekomt en aan de
gemeente en haar vertegenwoordiging (dat
wil zeggen, het zoogenaamde leekenelement
want de quaestie is een gemeenschap
van leeken) de voorname plaats toe te ken
nen waarop het aanspraak maken mag en
moet."
liet is aan do negentiende eeuw gelukt
om in het constitutioneel bestel die plaats
voor het leekenelement te veroveren op het
gebied der wetgeving; aan de twintigste
zij het gegeven hetzelfde te doen op het
gebied van bestuur en rechtspraak."
Hoe men nu over de deelneming van
leeken" zelve ook oordeele, zoo komt do
opmerking van Mr. van Idsinga over het
clericale element" mij zeer onjuist voor.
Een der principiëele versshilpur.ten tusschen
het Protestantisme en het Roomsch- Katho
licisme is voorzeker het bestaan in laatst
genoemde kerk van een priesterschap en
netjes mes. Juffrouw Smithers alleen wa^
waarachtig al genoeg voor zoo'n lutje van
een vent als Ben. Maar juürouw Smithers
met haar zuster er bij, om eens goed haar
kunsten aan te vertoonen, dat was nog eens
iets, waar ie nooit van gedroomd had ! Als
je daar nog de vijf kinderen bijvoagt, die
het herrie-achtigste, kijverigste zoodje waren,
dat je ooit te zien kan krijgen, dan zul je
begrijpen, dat Ben het leventje wél had.
Toen het veertien dagen geduurd hal,
waagde- d ie eria zooiets van te kikken, dat het
toch wel een beetje onrustig was in huis...
Wat!" roept julfrouw S nithers. J ij hebt
heusch niet te klagen, hoor! Ik moet de
last dragen, ik moet maar sjouwen van 's
morgens «roe? tot 's avonds laa*. En, alsof
ik me handen zoo al niet vol genoeg had,
moet het huis nog volgepropt worden met
een lui vrouwspersoon en vijf van de schan
daligste kinderen die ii ooit gezien heb. Ik
heb het leven van een ga'eislaaf, als je dat
maar weet. Ik heb nooit gedacht, Uien ik
trouwde, dat dat mijn lot zou zijn!"
Maar vrouw:je," zei Ben hesl zachtziniig,
,.het is 'och niet op mijn verzoek, dat ze
hier zijn. Waarom zeu ;e ze niet, weg te gaan?''
Juist, hó ? Dat 13 nou echt mannenmanier !"
zei ?.e. "Nou komt me nieu zuster, die ik
in geen twee jaar geueu heb en die in de
rook en de asc'n geleefd heeft en nooit eris
een beetje frissche lucht krijgt te happen
sinds ze zoo gek was om dien koppigen Jem
Basford te trouwen en op het oogen blik dat
ze je huis binnenkomt, wil je haar en haar
vijf onschuldige bloeoj es van kinderen op
straat zetten. Ik schaam me voor je, Ben,
ik schaam me dood! Maar je zal mijn fami
lie niet op zoo'n onfatsoenlijke manier weg
jagen dat gebeurt niet. Ik ma* dan een
arme verschoppeling zijn. een vertrapt
iiuissloofjê," ratelde ze voort, zichzelf al maar
meer opwindende. ..ik mü^ dan je verschopte
slavin zijn en in alles geërgerl en
te^engeeproken worden, maar aan alle gedu'd komt
eens een eind en hier zal ik nu ook eens een
woordje meepraten! Ze zullen niet doorjsu
da deur uitgetrapt woiden, hoor j»; ze
zuldaarnaast of daarachter: de leeken (laici),
terwijl het protestantisme het z.g.
algemeene priesterschap aanneemt.
De benaming leeken" gebruikt' men
tegenwoordig voor ondeskundig" in het
algemeen. Zoo kan men spreken van leeken
op militair-, op onderwijs-, op handels-, op
industrieel gebied. Misschien deed men
beter het woord leek" in dit zinsverband
niet te'gebruiken en het goed Nederlandsehe
maar minder welluidende woord ondes
kundig" te bezigen.
In ieder geval lijkt mij de toepassing
van Mr. van Idsinga volkomen onjuist
en de geheele vraag waarop het neer
komt is deze: Wanneer men bij de
posterijen, op onderwijsgebied, in het
vervoerwezen enz. menschen verlangt die
theoretische kennis en praktische bekwaam
heid bezitten, waarom dan de rechtspraak
toevertrouwen aan persoaen die niet van
te voren zich de noodige kennis hebben
verworven? Wordt dit door het tegen
woordig systeem niet volkomen bereikt,
dan verdient de Duitsche opleiding der
juristen wellicht meer aanbeveling. Thans
wordt iu ons land de rechtspraak uitge
oefend door menschen die eerst een graad
moeten halen en daarna nog langen tijd
bij een rechterlijk college gearbeid hebben.
Men wordt b.v. kantonrechter na geruimen
tijd als griffiar werkzaam te zij a geweest.
Ja, in den regel wordt men niet griffier
vóórdat men werkzaam geweest is op een
griffie.
En zelfs in die administratieve kringen
waar slechts een klein deel van het recht
toegepast wordt: (ledeputeerdc Staten, Col
lege van B en W., neemt men bij voorkeur
die leden, die als lid reeds j irenlang de
provinciale en de gemeentewet hebben
mede toegepast.
Mr.Loeö' bea-ud woordde den heer v. Idsinga
met deze woorden:
Wat nu da zaak zelf betreft wensch ik
terwijl er gelegenheid zal bestaan om
bij het bewuste amendement nader hierop
terug te komen tfeans alleen op te merken
dat ook hier geldt pour savoir ijuelque
chose il faut l'avoir apprise'1. En waar het
nu in het systeem der liegeering de hoofd
taak zal zijn voor de leden van dit centraal
collega de eenheid van rechtspraak te hand
haven daar zullen wij m. i. ook kennis van
recht zich hebben moeten eigen maken.
Wanneer men met den heer van Idsinga
zou willen aannemen dat het oru goed recht
te spreken geen voreischte H rechtskennis
te hebben opgedaan, tot welke zonderlinge
consequenties komt men dati niet bij toe
passing ook op ander terein? Zou ook de
geachte afgevaardigde zelf voor die conse
quenties niet terugdeinzen:'"
(Handelingen der Tweede Kamer 1901 2
bid. 1663.)
Ook de heer van der Zwaag sprak zich
ten gunste van het leekonelement uit, doch
argumenteerde hier al heel ongelukkig:
En wat voerde men tegen de opneming
van het leekenelement aan? Dat dit wellicht
tengevolge zoude hebben dat niet raar de
wet maar Daar de billijkheid werd beslist.
Wel, wanneer dat een gevolg was van
opneming van het leekenelement dan zou
ik zeggen dat dit een sterk argument was
vcor de opneming er?an in ds raden van
beroep, want de billijkheid, waarmede dan
toch bij alles rekening moet worden gehou
den zou dan blijken niet te liggen in de
wet zelf en het zou dan te noodiger zijn
die door het leekenelement toch in de toe
passing tot baar recht te doen komen!"
Deze redeneering kou de heer Lietl' al
heel gemakkelijk weerleggen.
Do Hechter toch" zoo sprak de toenmalige
Minister van Justitie en we hebben hier
immers te doen met rechters, al moet ik
erkennen dat de hier voorgebteldeorganisatie
stricto sensu niet begrepen is onder de
rechterlijke macht, zooals de grondwet die
indertijd heeft voorgesteld moet volgens
art. l i van de Algemeene B spelingen van
wetgeving voor het koninkrijk volgens de
wet rechtspreken, hij mag in geen geval
de billijkheid daarvan beoordeelen. Dit
is een beginsel dat welke kracht men
ook toekenne aan de zooeven door mij
genoemde wet noodzakelijk moet gelden
op het geheele terrein waar recht gesproken
wordt. En nu zou ik willen vragen, niet
alleen wat er van de toepassing van ODZO
wetgeving zoude moeten komen, maar ook
waar het heen zou moeten wanneer men
len nog een maand blijven, als ze lust hebben!"
En het wa5 mot de gedachte aan dit ver
rukkelijke vooruitzicht dat Ben zijn hoed
nam en eens raad ging vragen aan 'Knery
Slater.
Let nou op, dat ik heelemaal niks tegen
'Enery S'ater zeggen wi', als medemensch en
als kleermaker. :Eaery is een k!ant van me,
en ik hoop dat altijd te bedenken, als ik
over hem spreek. Kn ik moet ook zeggen ?
want recht is recht dat ie een soort van
beroemdheid heeft gekregen hier in de buurt,
vooral omdat ie allemaal mooie woorden kan
zeggen, die niemand begrijpt?bij-zelf geloof
ik, ook niet.
Taardeor is ie dan ook in den gemeente
raad gekomen, en er zija^er, die beweren,
dat iemand die zoo mooi praten kan, in de
Kamer moest zitten. Nou, daar zou ie mis
schien op z'n plaats wezen, maar om raad te
geven in iets, dat er f rkflijk opavn komt,
zift j B, dan zou ie voor mij de laatste zijn,
waar ik naar toe zou gaan. Vooral in huwelijks
zaken, daar kan je toch zeker niet verwachten
dat ie een sikkepit verstaud vati het-f:, want
van de wieg af is ie, vrijgezel geweest!
Je kurt net zien wat een stumper die Ben
is, dat ie, toen ie ia de penarie zat, naar
Jtern toe gin2! Als io i:aar mij toe gekomen.
was, nou dan zou ik hem wel zoo 't een en
auder hebben gezegd, dat .. . maar hij dee j
het niet, en daar behoeven we dus verder j
niet over te praten. Hij ging naar 'Enery
Slater toe, en lei hem het heele gevalletje uit.
'Ünery luisterde heel ernstig, en knikte nu
en dan met zijn hoofd, alsof hij van zulke
moeilijkheden al een heele boel af wist, en
telkens wel vooruit kon zien, wat komen zou.
Toen Ben klaar was met zijn verhaal, lei
Slater zijn strijkijzer neer en zei, wat ie er
van dacht.
Hot probleem der feministische
ijiocratiën is gemeenlijk bezwaarlijk te ontwarren".
zei-d-ie, dadelijk met zijn mooie woorden
schermende. ..maar in casu i i het primordinale
oorzakelijke punt met groote nauwkeurigheid
te constateren. liet is een geval vu a den
fjf'st 'J'-'S tegenspraak?, of in duidelijker
zoo maar klakkeloos den rechter zou willen
vergunnen de wet op zij te zetten en de
billijkheid naar subjectief inzicht daarvoor
in de plaats te schuiven zulks in strijd met
het uitdrukkelijk beginsel dat aan het hoofd
onzer wetgeving staat aangegeven."
Dit was volkomen juist geantwoord. Het
klinkt wel mooi: rechters te hebben, niet
oordeelende naar de dorre wet, doch naar
de billijkheid. Alleen maar: wat is billijk?
Het gaat hiermede als met sommige beschou
wingen over het parlementarisme. Een
mijner Duitsche vrienden achtte de fouten
van het parlementair stelsel zoo groot dat
hij uitriep: Een verlicht despoot! is de
eenige oplossing.
Alleen: waar is die verliclde despoot?
Het parlementarisme met al zijne fouten
is altijd nog het minst onvolmaakte in het
tegenwoordig stelsel, liechtspraak door
rechtskundigen gebonden aan de wet onder
voorlichting van speciale vaklieden en
waar het wetenschappelijk beroepen geldt,
van vakgeleerden is ten slotte nog het
minst kwade. Toch mag en moet onderzocht
worden of in onzen modernen tijd onze
rechtsbedeeling en alle de met haar samen
hangende instituten wel verdedigbaar is.
Ook onze landgenoot do oud-professor
Mr. T. M. C. Asser wijst hierop: Het is
duidelijk dat de vorm van het proces onaf
hankelijk is van de samenstelling van het
rechtscollege (uit kooplieden of uit rechts
geleerden)1' Schets van het Nederlandsen
Handelsrecht bid. 13.
Men kan na het hierboven betoogde van
de grondgedachte uitgaan dat de fouten
van ons rechtswezen ««'ei althans niet hoofd
zakelijk liggen in het ontbreken van het
z. g. leekenelement, in de rechtspraak,
hetgeen natuurlijk geeH argument is tegen
het opnemen van leeken in de rechtspraak
doch wel bewijst dat door deze opneming
alli'i'n we nog geen betere rechtspleging
krijgen. Tooh wordt geklaagd. In
Duitschland en in Nederland.
Waar de oorzaak dan wel ligt ? Een poging,
hierop antwoord te geven waagt een later
artikel.
(Slot volgt.) S. J. VISSER.
") In het Tijdschrift der Maatschappij van
Nijverheid (September 1907 bid 373?379)
vindt men een zeer belangrijk rapport het
welk een wel wat beknopt overzicht
geeft van hetgeen onze consuls in België,
Frankrijk, Duitschland, Rusland, Zwitserland,
Oosten:ijk-Hongarije) over de deelneming
van het leekenelement aan de Handels
rechtspraak weten mede te deelen. In het
algemeen zy'n de ervaringen gunstig. Doch
dergelijke offlcieele verklaringen zijn niet
voldoende om een systeem wijziging te be
vorderen. Immers zou men van uit het
buitenland een-onderzoek in ons land instel
len naar de rechtspleging alhier, dan zoude
insgelijks het oordeel niet ongunstig luiden.
i) OM-Tooieel.
In de eerste eeuwen van onze jaartelling
heeft er in Italiëen andere deelen van het
Romeinsche Eijk een genre van tooneelspel
bestaan, waarvan we helaas niet veel anders
bezitten dan berichten erover. Buiten kijf is
het een volkstheater geweest, Log wat
boertiger en wat platter, ac'aijnt het, dan bijv.
Piautus. Er is o.a. van bekend, dat het de
nieuwe secte der Christenen erg bespotte,
den marteldood aan het kruis nog al gaarne
ten toonee'.e voerde (ook wel werkelijk", als er
ter dood veroordeelden voor handen waren; en
het is voora1. dit wat de geest van dit tooneel
en van den tijd, waarin het voorkomt, toont)
en er wordt bijv. ook vermoed dat de be
spotting, die volgens Matth. 27, 27?31 Jezus
te verduren had, door de Romeinsche sol
daten als een tooneel-vertooning van dit
soort gevoeld werd. 1)
Oflder de verdere gegevens van dit
tooneel1) H. Keich : Der KOaig mit der
Dornenkrone.
woorden gezegd: de abnormale neiging om
tegen elke propositie te opponeeren met een
correlatieve negatie van de positieve these."
O," zei Ben, alsof hij het precies begreep.
En wat zou je in zoo'n geval doen?"
Wel," zei Slater. Als je een man was,
zou ik je raden als volgt: ga recht op je doel
af, doe je zelf gelden, argumenteer krachtig,
en beheersch haar door ja moreele en
intellectuee'.e superioriteit."
Maar dat kan ik niet," zei B3n. Je be
grijpt me niet, ze. ..."
,,Zei ik dan soms, dat je het kon?'' vroeg
Siater. Ik zei: als, bij wijze van superstitie,
zie je. Daar je nu eenmaal geen man bent,
staan de zaken andere. We moeten een ander
praktisch alternatief zoeken. Nu heb ik juist
in dit boek hier gelezen," zegt Slater, tikkend
op een bosk dat op tafel lei, hos de mensch
de natuur heeft bedwongen. En hoe denk je,
dat ie dat dee? Door oppositie, door geweld,
door vechten? Geen kwestie van! De natuur
is te ste. k om ze op die manier onder je
duim te krijgen. Nee. De niensca heeft de
natuur tot zijn dienares gemaakt door list,
door haar te bestudeeren, haar gewoontes, haar
wetten, en zijn plannen daarmee anoloog
uit te werken. En de vrouw, die een interes
sant deel van de natuur representeert, valt
onder dezelfde wet. Als je haar niet door
krarht kunt regeeren, moet je het door list
doen. Nou heb je te doen met den geest des
tegf.nsprniiki, niet waar? Zij spreekt altijd
tegen, niet? Dan is het duidelijk, wat j3
moet doen "
Wat dan?'1 vroeg Bsn, htelemaal ver
bouwereerd.
Wel, het is zoo klaar als een klontje,"
zei Slater. 'Stel altijd jukt het tegenovergesteld!
roor, rem wat je werkrl'jk wilt. De geest des
te<renspraa£s zal maken, dat ze dadelijk op
poneert, eu. doet wat zijeelf zegt. Dan zal 'ij
Mij zijn met haar overwinning, jij zal blij
zijn. dat je gedaan krijgt wat je werkelijk
wou. Rust en vrede zullen dan uw dee! zijn.
Dit is de insinuatie van een algemeen e wet
ia een individueel predicainerit."
(Slot volgt.)