De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 16 augustus pagina 6

16 augustus 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

I) K AMSTERDAM M K il WEEKBLAD V O U N K D E U L A N D. 1625 titr FRyiNSCHEN , mr A <-Tt!VtC:f OE Wf,\L ut tUtn Jaate Jan Valckenaer. De Franschen trekken over de Waal. Een goed begin. *) De Amsterdamsche uitgeversfirma Meulenhof heeft het plan opgevat om een Nederlandsche Historische Bibliotheek het licht te doen zien. Berekend voor het ruime publiek, dat in de geschiedenis van ons vaderland belang stelt, zou ze met zorg geïllustreerd worden naar afbeeldingen uit den tijd, en geschre ven door bevoegde geleerden. Popu lair in den besten en dus eigenlijk in den alleen goeden zin. De poging leek wat gewaagd zoo losweg van een uitgever uitgaande, wat losbandig en fantastisch, maar gelukkig blijkt de firma, nu het op de uitvoering aankwam, te zijn terug getreden op bescheidener plan en zal *) De Bataaf-che Republiek", door dr. H. T. Colenbrander. 1ste aflev. (oompi. in 6 afl.) Heulen hof & Co. 1908 Eerste deel der Ned. Historische Bibliotheek. Charles Francois Dumouriez. HIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIfIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllHllllllllllllllllllllllllllt Het Damplein der toekomst. In het nummer van 2 dezer vau dit blad, besprak ik den uitslag der ge houden prijsvraag en kwam tot het re" sultaat, dat de beide hoogst bekroonde ontwerpen, Forum Amstelodamum en In 't hartje der stad, ongewijzigd niet voor uitvoering in aanmerking kunnen komen, omdat zij niet voldoende reke ning nebben gehouden met de eischen ven het verkeer, en dat de ontwerpen Gijsbrecht van Aemstel en A en Fin dit oogpunt minder zondigen. Maar tevens merkte ik op, dat de hoofd fout van In't hartje der stad der gebroeders van Gendt gemakkelijk te herstellen is, door in hun plan eene passage op te nemen, die Beursstraat en stille zijde Rokin alsnog eene verbinding voor voet gangers geeft. Want deze verbinding, die door het gemeenteprogram der prijs vraag niet geëischt wordt, is, m. i. een onmisbaar onderdeel van ieder toekom stige bebouwing va a dit centraal gelegen en meest verkeerrijk stadsdeel. Wanneer men toch in zulke stadsdeelen, in de onmiddelijke nabijheid van de groot ste verkeersaderen, nieuwe straten doet ontstaan, die geen doorgaand verkeer heb ben, dan zal men in die noodzakelijk stille wijken geen goede toestanden kunnen verkrijgen en behouden. Goede winkels kunnen er geen bestaan vinden, flinke zaken willen er zich niet vestigen en men verkrijgt en behoudt ongewenschte bebouwing en bewoning, die daarenboven steeds buitengewone politiezorg en be waking eischen. Een flinke verkeersdoorgang mag hier dus niet gemist worden. Het ontwerp Forum Amstelodamum, van den heer J. M. v. d. Meij, geeft wel deze doorgang en zelfs zeer goed, maar is gebrekkig wat betreft het rij tui g verkeer Damrak-Rokin. De kruising van dit ver keer, met dat van den Vijgendam naar den Dam en omgekeerd, is, bij dit plan, tengevolge van de uitmonding van den Vijgendam tegenover het perceel Hajenius, van de gekozen oplossing van het tramverkeer en van het in westelijke richting ver vooruitgeschoven bouwblok tusschen prof. Brugmans de leiding van het geheel op zich nemen, terwijl de heer Moes zorg draagt, dat de keuze der prenten inderdaad zal voldoen aan de hoogste eischen. Met die beide leidslieden aan boord heeft het schip een goede kans op een voorspoedige reis, en ik help het dit gaarne wenschen, niet slechts beleefdheidshalve, maar zeker ook omdat ik, zooals ik onlangs in de gelegenheid was hier op te merken een werkelijk behoorlijk toebereide populariseering onzer histo rische wetenschap een zér belangrijke factor acht in de ontwikkeling van ons volk. Het is juist in dit vak nog niet zóó'n algemeene gewoonte, dat de beste vakgeleerden zich ook met populaire uiteenzetting bezig houden. Meestal, voor namelijk waar het meer omvangrijke tijdperken betreft, wordt dit overgelaten aan een ander slag van historie-beoefe naren, wier arbeid het frissche van de eigen gedachte en het verkwik kende van de liefde voor het geschrevene maar al te duidelijk mist. De Ned. Hist. Bibliotheek blijkt iets anders en iets beters te willen, en ze heeft direct goed ingezet met een werk over de Bataafsche Republiek,geschreven door dr. H. T. Colenbrander. Is het al eenigszins merkwaardig, dat men aanving met het be handelen van een zeer weinig sympathiek en zeer slecht gekend deel onzer historie, dit heeft toch ook wel iets aantrekkelijks. Bovendien, en daar ligt zeker ook van het tijdperk het belang rijke, de geschiedenis der jaren 1795?1813, hoe weinig grootsch ze mag wezen, hoe ontstemmend, hoe ongelukkig ze er moge uit zien, is toch onmisbaar voor het wél begrijpen onzer nieuwe ge schiedenis in de 19de eeuw. Welk een tegenstelling tusschen de Republiek van vóór 1795 en het nieuwe Nederland na den Fran schen tijd! De Bataafsche Repu bliek duidt het revolutionaire tijdperk aan, dat de niet gelei delijk te verkrijgen overgang van de eerste in het tweede op andere wijze heeft tot stand gebracht. En juist dr. Colenbrander ziet dat zoo sterk; voor hem is het, komt ons voor, eigenlijk het eenige bezienswaardige moment: zonder revolutie en onderwerping geen 1813! Maar met dien verstande, dat hij pas tevreden is als 1813 is verschenen. Het is hem met andere woorden om het resultaat mér te doen dan om de bewe ging waardoor het is verkregen: de revo lutie heeft niet zijn sympathie, nog minder hebben het de revolutionairen. Zeker, ze hebben ook niet veel van de onze, maar het wil ons voorkomen of dr. Colenbrander tegenover hen eischen heeft, die hun histo risch niet mogen worden gesteld: dat hij hun armelijkheid verwijt, waaraan zij geen schuld hebben en zwakheid, die liever geheel onafhankelijk moest worden be schouwd van hun personen. Hij ziet ze te weinig in het raam van hun tijd en heeft te zeer de vooropgezette meeniog, dat de geheele Nederlandsche patriottentijd en revolutie een voorstelling was van een marionettentheater, waarbij het buiten land aan de touwtjes trok. Zoo kon de revolutie als zoodanig niet die waardeering-om-zich-zelve erlangen, waarop zij, meenen wij, recht heeft. Desniettemin is hij de aangewezen man voor dit eerste boek, waar zijn studies zich sedert jaren met den patriottentijd, met de omwen teling, met den tijd daarna zeer ernstig en bijna uitsluitend hebben bezig ge houden. Terwijl, groot voordetl inder daad! zijn wijze van voorstellen en zijn stijl beide die uitmuntende kwaliteiten hebben welke juist voor goed populair werk zoo gewenscht zijn. Wat wij, nu nog slechts de eerste aflevering verscheen, van dit boek dan ook hebben kunnen lezen boeide van het begin tot het einde, niet het minst door een zekere even wichtigheid in de voorstelling der feiten en door het gevoel van iemand aan het woord te zien, die op de meest volkomen wijze de stof overzag en beheerschte. Wellicht is er gelegenheid om hier, wanneer het werk voltooid zal zijn op den inhoud in zijn geheel terug te komen, llllllllllllllllllllHIIIIMIItMIIIIIIHIIIIIMIIIIIIIIHlmlIIIMIIItmlIIMIlmlIIIIIIIIHIIIIIIIIHIIM Vijgendam en verbreede Vischsteeg, zoo danig, dat het wel verre van een ver betering te geven van den tegenwoordigen toestand, dezen veel slechter zal maken, door een kruispunt te doen ontstaan, dat uitgevoerd niet anders dan tot een der gevaarlijkste kan worden van heel de stad. En wat het ergste is, de geheele situatie maakt, dat dit plan in dit opzicht niet te verbeteren is. Om dit duidelijk te maken heb ik hierbij nog eens eene teekening van dit punt gegeven, zooals de toestand thans is en zooals ze zou worden wanneer het plan van den heer v. d. Mey zou worden uitgevoerd. Zij die daar de plaatselijke toestanden, van nu en vroeger, kennen, weten, dat, reeds sedert tientallen van jaren, de uitmonding van den Vijgendam, op den hoek van Dam en Rokin, waarvan het rij vlak pi m. 5 M. breed is, slechts dienst doet voor de helft, richting WestOost, van het rijtuig en karrenverkeer, terwijl de andere helft Oost-West noor delijk in de richting van het Damrak wordt afgeleid. Deze afleiding komt niet alleen ten goede aan het nauwe weggedeelte tusschen het Beurspoortje en het Rokin, maar ook aan het kruispunt hoek Rokin-Dam. Het plan v. d. Mey maakt nu het rij vlak van den Vijgendam inplaats van plm. 5 M. wel 9 M. breed, maar die meerdere breedte heeft dan ook het dubbele verkeer op te nemen. Dit is echter het ergste niet, want waar thans de kruising van het halve ver keer Vijgendam-Dam met dat van DamRokin, zoo gunstig mogelijk rechthoekig is en niet langer dan plm. 15 M. wordt bij het plan v. d. Mey het geheele, verkeer Dam-Vijgendam, zoowel in rich ting oost-west als west-oost, schuin ge leid over het verkeer Dam-Rokin. Beide verkeeren loopen nu over eene lengte van ongeveer 35 meter samen, op de allerongelukkigste wijs. De ruimte tus schen het trottoir bij Hajenius en den vluchtheuvel voor de tramreizigers is daarenboven niet grooter dan thans en zal ook, volgens het bovenstaande, voor een grooter verkeer moeten dienen dan het tegenwoordige. Het is hier niet de kwestie, zooals menigeen, die minder met verkeer be kend is, wellicht eenigszins naïef zou kunnen meenen, dat een verlengd kruis punt gunstig zou werken, het tegendeel is maar al te zeer waar. Men kan een groot verkeer vaak ongestraft over een enkel punt, over kleine lengten samenpersen, maar hoe langer die samenpersing duurt, over hoe grooter afstand ze loopt, hoe hinderlijker, hoe gevaarlijker zij wordt. En hier hebben wij niet alleen een verkeer in twee richtingen, dat door een vernauwde en vrij lange opening moet worden geleid, maar hier komen vier richtingen samen, nog wel gecombineerd met een druk tramverkeer, dat daar, wegens de nabijheid der stopplaats, ook niet altijd geregeld zal kunnen doorgaan. De toestand wordt zoodanig verward en gevaarlijk, dat het zelfs onmogelijk zal zijn om een standplaats te vinden waar een politieagent, te voet of te paard, zou kunnen geplaatst worden om het verkeer te regelen, wat zelfs bij de meest drukke rechtiioekige kruisingen altijd mogelijk is. Dit plan v. d. Mey zou de meest chaotische verwarring doen geboren worden en het gevaarlijkste kruispunt voor het verkeer per as en te voet, dat men zich kan denken. Het plan v. d. Mey is aesthetisch het best geslaagde, maar het druischt geheel in tegen de eischen van het bestaande verkeer. Het zou als aesthetisch hoog staande onmiddellijk voor uitvoering kunnen worden aanbevolen, wanneer het verkeer kon worden veranderd, maar waar dit onmogelijk is, kunnen wij voor goed van dit plan afscheid nemen. Het plan Gijsbrecht v. Aemstel vertoont dezelfde fouten als Forum Amstelodamum, hoewel in ?eel geringere mate, maar ook hier is het nieuwe huizenblok tusschen Vijgendam en Vischsteeg te veel in westelijke richting naar voren geschoven om eene oplossing te geven, waarbij alle verkeerseischen tot hun recht kunnen komen. Het plan A en F kan zeer goed aan dit alles voldoen, alleen zou wijziging der vluchtheuvels en verlegging van enkele tramlijnen noodig zijn, evenals en dan zullen wij kunnen bespreken in hoeverre het gevaar waarop hierboven gewezen werd inderdaad terecht werd gevreesd of niet. Laat ons nu'slechts dit zeggen dat zonder twijfel deze inzet der Ned. Hist. Bibl. als een zeer gelukkige kan worden beschouwd. Ook wat de illustraties betreft? Niet in elk opzicht. Over de keuze hebben wij geen oordeel te vellen: het ligt voor de hand, dat die niet beter kon. Maar de behandeling heeft ons teleurgesteld. Of het aan het papier ligt of aan het feit dat men mis schien niet het allerbeste autotypieprocédégevolgd zou hebben, kunnen wij niet beoordeelen, maar verschil lende afdrukken zijn be paald slecht, en zij verliezen als leerende illustratie daar door al hun waarde. Boven dien, wat zyn enkele, zooals de hierbij weergegeven overtocht der Franschen van buitengemeen klein formaat, er is bijkans niets meer op te onderscheiden; het ware beter geweest van zulke prenten een groote ren afdruk op te nemen. De portretten, die wel op in verhouding grooter for maat weergegeven zijn, zijn dan ook veel beter. Maar wij staan hier voor een proef en wij kunnen van de heeren Colenbrander en Moei verwachten, dat zij niet zullen toelaten dat uit uitgeverszuinigheid een goede kant van de onder neming zal worden bedor ven; trouwens de uitgever zelf is zoo zeer gesteld op het goed uitzien van het werk juist uit illustratief oogpunt, dat hij zich wel haasten zal, hier te herstel len, wat dreigt fout te gaan. En dan bereikt hij zijn doel zonder twijfel. Het is uit sympathie voor het doel, dat wij meen den de fout te moeten aanwijzen. Sympathie voor het doel doet ons met belangstelling de verdere afleveringen van de Bataafsche Republiek verwachten, en met niet minder belangstelling ook verdere deelen uit de Historische Biblio theek, want ze zullen, gelet op de medewerkers, ia qualiteit bij de belofte van het eerste iiiet achterstaan! S c h e v. H. E. v. G. het wegrallen der bebouwing op het gedempte Rokin. Voor een en ander vergelijke men de teekeningen opgenomen in ons nummer van 2 Aug. j.l. * * * Van het standpunt bezien, waarop alle inzenders op de prijsvraag zich hebben gesteld, is het vraagstuk hiermede vrijwel uitgeput en kan men zeggen, dat alle denkbare oplossingen de revue hebben gepasseerd en dat niet anders te doen overblijft dat een der plannen tot uit voering aan te bevelen, gewijzigd als het algemeen belang medebrengt, en volgens de hoofdlijnen hierboven aange geven. Maar zoo eenvoudig is de zaak toch niet, want zooals ik reeds in mijn artikel van 2 dezer aangaf, is tot nu toe door allen de vraag buiten beschouwing ge laten of de onteigening van alle voor onteigening aangewezen bouwblokken wel onmisbaar is voor eene goede op lossing van het Dam vraagstuk. Mijn antwoord moet ontkennend luiden, vooral wanneer men nog een nieuw element op het tapijt brengt: beplanting met boomen. Beide punten zijn de moeite van be spreking en gezet overleg zeker meer dan waard. Zooals reeds bij de behandeling der onteigeningswet in het voorloopig verslag der Tweede Kamer werd opgemerkt, zou het huizen-coinplex, gelegen tusschen Warmoesstraat, Vischsteeg en Vij gen dam, niet onteigend behoeven te worden, wan neer de Vischsteeg, in plaats van geheel noordelijk verlegd te worden, slechts behoefde te worden verwijd in noordelijke richting, waarvoor alleen onteigening zou noodig zijn van de noordzijde dier steeg om ze tot eene behoorlijke straat van 10 meter breed te vervormen. Verbreeding der Warmoesstraat tus schen Vijgendam en Vischsteeg toch schijnt allerminst noodig, want wanneer zoowel Vijgendam of Verlengde Damstraat en Vischsteeg op behoorlijke breedte zijn gebracht, zal dit deel der Warmoes straat veel verkeer verliezen en wordt verbreeding minder noodig dan van ieder ander deel dier straat, en niemand zal er toch wel aan denken om de«e geheele straat te willen verbreeden, wat ook in 't geheel niet noodig is. Afgescheiden van algemeen aesthetische eisehen, waarop ik straks terugkom, zijn tegen behoud van dit bouwblok slechts twee bezwaren aan te voeren. Het eerste, de minder gunstige af metingen van het bouwterrein ten noorden der nieuwe Vischsteeg, ad 8 bij 22 meter, is ook reeds in het voorloopig verslag der Tweede Kamer besproken. Het is, dunkt mij, minder groot en kan geheel worden opgeheven, wanneer de gemeente tot overeenstemming kan komen met den eigenaar van het aangrenzende per ceel tusschen Beursstraat en Warmoes straat om, hetzij hem het beschikbare bouwterrein te verkoopen of, het perceel van hem te koopen. Maar, zooals gezegd, een bouwterrein van 8 bij 22 meter behoort nog niet tot de ongunstigste en menige goede op lossing ter bebouwing is zeker te vinden. Het tweede bezwaar is van gelijksoortigen aard en betreft de naar den Dam gekeerde perceelen van dit bouwblok. Behalve het wisselkantoor der firma Wed. v. Eijk en Zonen, dat een flinken gevel heeft, die het toekomstige Dam plein zeker niet ontsieren zal, moeten de andere perceelen, behalve wellicht het hoekhuis aan de Vischsteeg, in de rooilijn gebracht worden, afgebroken en nieuw opgebouwd. Daar de gemeente, met de onteige ningswet gewapend, ook deze perceeltjes alle kan onteigenen, zoo in der minne geen overeenkomst met de eigenaars te treffen is, heeft de gemeente de macht ook hier een behoorlijke bebouwing te verzekeren, bij behoud van overigens alle perceelen, gelegen tusschen War moesstraat, Vischsteeg en Vijgendam. Dat onttrekking van dit bouwdeel aan de onteigening, hetzij ge heel of ten deele, de oplossing van het Damvraagstuk veel goedkooper zal maken is een niet te miskennen feit, waarop ik straks terug kom. Ik kom nu tot de meer algemeen aesthetische eischen vau het Damplein in zijn geheel.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl