De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 16 augustus pagina 7

16 augustus 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1625 1) K A M SI Kit D A.M M EU \\EEKIiLAI) VUUR N E l) K R l, A N D. l A N FoR u M AflSTE 1.0 O AM O C H A A L f t» tm t» 4* f9 £? f» ?? ff /?*/?" De eerste vraag, die wij in verband met deze schoonheids-eischen te beant woorden hebben, ia deze: Is een langge rekte vorm van het Damplein, als door behoud van het bouwblok noodzakelijk wordt, wel in overeenstemming te brengen met den welstand ? Het antwoord kan niet twijfelachtig zijn. Men heeft de keuze tusschen een meer ronden of ovalen vorm, waarbij lengte en breedte niet zooveel verschillen en tusschen den nu te bespreken langer gerekten. De drie eerst bekroonde plannen geven den eersten vorm te aanschouwen. De architect Kromhout gaf in zijn zeer toegejuichte rede voor de vereeniging. Het Koggeschip in 1906, de langgerekte Torm aan het Damplein. Ik deed hetzelfde in mijn artikel: De Dam en zijn toegangen, do. 8 April 1906 in dit blad opgenomen. Het gemeenteplan, bij de onteigeningsbescheiden gevoegd, heeft ook denzelfden grondvorm. En eindelijk verklaarde ook de jury voor de prijsvraag tegen eene zoodanige oplossing geen ernstige bedenking te hebben, door het ontwerp van den heer van Boven, A en Y, dat dezen zelfden grondvorm heeft, met een vierden prijs te bekronen. Twee bedenkingen blijven echter te maken, de eerste is, dat de nieuwe be bouwing, van het oude beursterrein, niet zooals op het plan van Boven (zie num mer 2 Aug.) geleidelijk de Noordelijke rooilijn va a den Dam voortzet, maar daarbij terugspringt en secundo, dat de nieuwe Vischsteeg niet uitmondt in het verlengde dier rooilijn, maar ongeveer 8 meter meer zuidelijk. Beide punten acht ik echter van on dergeschikt belang, voor het eerste zou ik kunnen aanvoeren, dat ook het ge meenteplan deze oplossing heeft en voor het tweede, dat ook Nieuwendjjk en Kal verstraat, geheel gelijksoortig op den Dam uitmonden en dat ik nog nooit door iemand, deze wijze van stratenaanleg als een gebrek heb hooren aanhalen. Het zou niet moeielijk zijn tal van pleinen uit binnen en buitenland op te noemen, waar dergelijke onregelmatigheden en straatuitmondingen bestaan en die desniettegen staande tot de best geslaagden behooren. Maar ik kan mij van deze moeite ont slagen rekenen, waar de reeds genoemde boombeplanting, juist op de besproken punten het stadsbeeld eene verfraaiing zal geven, onbereikbaar zelfs door de beste architectonische plannen en vormen. Ik kom nu tot de boombeplanting op het toekomstige Damplein, zooals ze op de teekening, aan het hoofd van dit ar tikel geplaatst, met ronde stippen, is aangegeven. Maar alvorens tot dit bizondere geval over te gaan, eerst iets over beplanting van pleinen gewoonlijk. Dat pleinen met beplanting in het algemeen veel fraaier zijn, veel rustiger en artistieker dan die, waar ze moet gemist worden, zal door ieder zeker gereedelijk worden toegegeven. Slechts zeer enkele gevallen bestaan, waar beplanting door boomen niet kan worden toegestaan. Ik noem in de eerste plaats de groote markt te Brussel, waar iedere gevel aan iedere zijde van het plein kunstwaarde heeft, waar de geheele markt als het ware een museum van architectuur is. En hoewel een enkele boom ook daar zeker niet zou schaden aan den welstand, is eene meer algemeene beplanting daar toch buiten gesloten, ook om utiliteits redenen. Ook zulke pleinen als dat voor de St. Pieter te Rome, de Place de la Con corde te Parijs, Trafalgar Square te Londen en anderen, die hun schoonheid ontleenen aan hun groote lijnen, en im posante monumenten en gebouwen mogen niet beplant worden. Maar voor het overige kan men zeggen, dat pleinen, wier afmetingen en gebruik het toelate o, dat er werk van gemaakt wordt, aan beplanting met boomen, heesters en bloemen in het algemeen, hun grootste schoonheid ontleenen. In Fransche, Duitsche, Engelsehe, Belgische en Zwitsersche steden zijn honderden voorbeelden te vinden ter illustratie dezer stelling. Maar om slechts ia ons vaderland enkele voorbeelden te noemen, zouden b. v. het Plein en het Buitenhof in den Haag, het Vreeburg en het Janskerkhof te Utrecht, de Brink te Deventer, de Groote Markt te Arnhem, enz. enz., niet hun grootste aantrekkelijkheid verliezen als zij van hun beplanting beroofd moesten worden? E a wat zou er worden van het Rembrandtplein zonder plantsoen enjvanhet Leidscheplein en Leidsche Bosch zonder boomen ? In het buitenland overleed verleden week de Hollandgche schilder de Haas, op vrij hoogen leeftijd hij werd geboren te Hedel in 1832. Al zag men hem sinds tal vanjaren niet meer verschijnen op tentoonstellingen, had hij toch een nogal gunstige algemeene bekendheid als dierschilder. Hij was aan vankelijk, als Mauve (hij wag eenige jaren de oudere van dezen) leer ing van den ouderwetschen P. F. van Os. Hij echter ook verkoos het al spoedig de atelier oefeningen te verwisselen voor de vrije studie op het land: hij werkte veel in zijn jeugd te Oosterbeek en langs de oevers van den Eijn. Weldra echter vestigde hy zich te Brussel, gelijk Roelofs, maar als deze trok hij telken j are, in den zomer, naar Holland om er buiten te werken en studio's te ver zamelen. Hij verbleef dan meestin Overrjsel en kocht er zelfs koeien om ze tot algeheele beschikking te hebben voor zijn ijverige studieoefeningen. Zijn gemakkelijke en vaste teekening van dit dier getuigt dan ook van een aanmerkelijke plastische kennis van den lichaamsbouw en vertro iwdheid met h et type. Be Haas is een van die schilders, die in hun werk op wel zoo onmiskenbare wijze vak kundige eigenschappen ontwikkelen, dat zij zich ten allen tijde tot meester in het gilde zouden doen aannemen. Tot kenschetsing van zijn talent kan het schilderij in het Rijkgmugeam worden aangehaald. Het is deugde lijk, nauwgezet werk, waarin met erenmatige zorgelijkheid het streven naar natuur lijke expressie van alle bijzonderlijkheden is volgehouden. Het voldoet aan alle normale eischen van teekening, van schilder wij ze, van duidelijke en natuurlijke verbeelding der dingen; kleur, toon verhouding en vorm hebben erin het aanzien van waarschijnlijkheid en de voorgrond vooral blijkt er voorbeeldig in bestudeerd. Toch ia het van geest nuchter. Het is niet droog van kleur, niet verstijfd van vorm en evenwel in zijn soort academisch. Het is te veel nog de manier, op wel meesterlijke wijze aangegeven om te schilderen het moment van den opkomenden dag over het land, als de ochtendnevels optrekken en de dieren in groepen er verwijlen, rustend in liggende of wel Staande houding. Het karakteriseert hem. De bekwame dierteekenaar doet er zich echter het meest in waardeeren, 't Is schilder werk van wetenschap en technisch kunnen. Ik geloof zeker dat de kwaliteiten erin achtbaarder en degelijker zijn dan in zooveel ander van dezen tijd, dat nog meer dan dit, zich de reputatie van kunstwerk mocht verwerven. Buiten zijn werkzaamheid als schilder heeft De Haas op materieele wijze de Hollandsche kunst grootelijks aan zich verplicht. Voor namelijk te München in de kunstwereld von den onze schilders in hem een rusteloos be hartiger van hun belangen. En wel toevallig is bet, dat deze schilder, die in zijn opvattingen en kloeke werkwijze eenige overkomst heeft met Mesdag, als deze ook in het buitenland zoozeer voor de belangen der Hollandsche kunst heeft geijverd. W. STEENHOFF. Pictora Velnyensis" te Renfcnm. Tentoonstelling 1908. Wat hier belangrijk ia, hangt verspreid tusschen veel onbeduidends. Ook is hier gelegenheid om op te merken hoe een bepaald streven dat dikwerf tot een schoon bereiken voerde, kan worden in de schaduw gesteld door een die soms niet streeft maar forceert. Jan Sluijters weet een sterke en scherpe lichtwerking ('') teweeg te brengen door ge bruikmaking van hetzelfde principe dat Hart Nibbrig toepast (aanwending van pure kleuren). Sluijters wint het doch is kunst wedloop ? Hart Nibbrig's Uiterwaarden" is een fijn In het algemeen kan men zeggen, hoe minder monumentaal een plein is, hoe grooter de behoefte aan beplanting, en voor verknoeide architectuur is ze onmis baar om te maken, dat het geheel er niet door bedorven wordt. Welnu, hoe goed de nieuwe Dambebouwing; ook worde, veel van het tegenwoordige vraagt om met den mantel der liefde, met boomen en groen, zoo veel mogelijk, bedekt te worden. Voorbeelden noemen wij liefst niet. Een groote vraag is echter hoe moet de Dam beplant worden? Eene beplan ting als op het Rembrandtplein is buiten gesloten. De Dam moet Forum blij ven, verzamelplaats des volks bij belangrijke gebeurtenissen, en het paleis of raadhuis, moet van alle punten geheel zichtbaar zijn. Het midden moet dus open blijven en alleen beplanting aan diézijde is mogelijk, waar de boomen op behoorlijken afstand van de huizen kunnen geplaatst worden, zonder het licht te benemen en zonder het verkeer te hinderen. Dit blijkt, behalve op het pleintje voor het vroegere Zeeman shoop, alleen moge lijk aan de Noord- en Oostzijde. Aan de Noordzijde kunnen de trottoirs tien meter of meer breed gemaakt worden en aan de Oostzijde is een half cirkel vormig pleintje te verkrijgen groot 40 bij 22 meter, dat zich uitstekend tot beplanting leent. Wanneer men de boomen ruim 7 M. uit elkander plaatst, kan men in het geheel 21 boomen planten. En wanneer de stedelijke kweekerijen daarvoor boomen leveren, als ze nu onlangs zoo uitstekend deden, langs de Bocht, dan zal de Dam binnen enkele jaren een zeer schoonen aanblik kunnen opleveren, des zomers in zijn bladerdos, en des winters met het fijne netwerk der takken voor de gevels. Maar om de trottoirs voldoende voor beplanting te kunnen verbreeden, moeten de vluchtheuvels gewijzigd worden en kan het monument van 1830 zijn tegen woordige plaats niet behouden, een kleine verschuiving of verplaatsing is noodig. Wil men Naatje verjongen en in het centrum behouden dan is een verschuiving van ongeveer vijf meter noodzakelijk. Wil men haar daarentegen de rust geven, die aan haar ouderdom past dan plaatse men haar op een lager voetstuk, pp het rustiger halfcirkelvormige pleintje in de boomen, daarmede voldoende aan haar wensch, zooals die in het vorige nummer van dit blad door Braakensiek vertolkt werd. Maar kortswijl ter zijde, de volksgeest van 1830 en 1831, aan welken het tegen woordige monument gewijd is, kan zich werkelijk met bescheidener plaats tevre den stellen dan het centrum van het voornaamste plein der hoofdstad. En zoolang me a daar niet een gedenkteeken kan plaatsen, dat meer sympathie heeft in de hoofden en harten des volks, zoolang vergenoege men zich met eene flinke fontein, desgewenscht door bloe men versierd. De beide nieuwe vluchtheuvels van ovalen vorm op het plan aangegeven, zijn ieder ruim 40 meter lang en 30 meter breed. Dat het verkeer, bij dezen aanleg, uit stekend gediend zal zijn, kan blijken bij eersten aanblik der schetsteekening en zal door nadere studie bevestigd worden. Zooals uit het eerste deel van dit ar tikel blijkt, zijn er twee bekroonde plan nen, die gewijzigd aan alle verkeerseischen ruim kunnen voldoen. Het zijn In 't hartje der stad en A en Y (monogram). Bij beide is de Damaanleg ook zoo te maken, dat boombeplanting aan de Noord en Oostzijden mogelijk is. Beide kunnen ook architectonisch goede oplossingen geven, mits de overdekte doorgangen uit het eerste plan verdwij nen, evenals de Rokin-bebouwing van het tweede, zooals in het artikel van 2 Augustus reeds werd uiteengezet. Het verschil tusschen deze beide op lossingen en het aan het hoofd geplaatste plan is in hoofdzaak dit, dat eerstgegenoemde onteigening noodig maken van ALLE door de wet aangegeven bouw blokken, het laatste voorstel het blok tusschen Warmoesstraat, Vischsteeg en Vijgendam, geheel of nagenoeg geheel onaangetast laat. Het te onteigenen oppervlak wordt hierdoor herleid van rond 3000 tot 2250 of 2050 vierkante meter en de kosten der onteigening zullen in dezelfde mate dalen. Hoe staat het daartegenover met de baten, die in ieder bijzonder geval uit de te verkoopen bouwterreinen zijn te verwachten ? Het plan In '< hartje der stad, met passage, geeft evenals A. en IJ, zonder Rokin bebouwing, ongeveer 5000 vierschilderij, waarin de gesluierde blauwe lucht verzadigd is van licht en een gansch oude stad ver-weg en heel-stil te doeselen ligt aan bedauwde oevers. Ik acht dit het beste schilderij. Het is niet alleen kleur; het is ook gedachte: de ge daagde toren staat er hecht geplant tusschen lage roode daken en zijn oud-eeuwsche sierselen zy'n als kant; in de laagte trekt de stroom voorbij... Doch dit werk kan de tentoonstelling niet redden. Het ware wel te wensch en dat het dat deed, want, gaande de wanden langs, rijst de vraag: waartoe schilderen al deze men schen? Pretendeert dit nu kunst" te zijn? Evenwel er zijn nog enkelen die steunen helpen. Mejuffrouw Wandscheer, die een frisch bloemstukje zond, Oost-Indische kers", 't is soepel gedaan en niet zonder voornaamheid; Cornelis Kuijpers wiens landschap Quadenoord" frischheid bezit doch soberder kon, Schulman, mej. Boer (vooral met haar schets uit Honfleur), Breman en Ferwerda en mis schien nog een enkele Obbss b.v. Over het werk van Theo Goed vrind dit: de stillevens van paddestoelen zijn m. i. intensief zeer goed. Doch meerdere eenvoud en minder trucs (glacies, gepolijste pdten etc.) zou ten goede komen; een schilderij kan toch immers evengoed doorwrocht" zijn zonder al die kunst jea? Het wordt (door vermijding van het over tollig werken daaraan) dan opener, franker. Er kwam geen eind aan als men zou moeten reieveeren wat zich verder hier nog bevindt... 't zou bij ondoenlijk nutteloos zijn ... kunst nijverheid? beeldhouwwerk? GEKARD KOEKKOEK. KnnstDjjyerlieiil, opmerkingen. Deze woorden staan boven 'n studie van Plasschaert in de Juli-aflevering der Nieuwe Gids" verschenen. Een reeks opmerkingen te plaatsen op 'n gebied, dat in den laatsten tijd nog als eens bekeken en besproken werd, ig op zichzelf niet zoo verdienstelijk, ware het niet, dat door stijl en vorm, als door klaarheid van be toog en zuiverheid van stellen, deze losse opmerkingen 'n reeks waarheden bewoorden, waarvan men de algemeene erkenning als urgent zou willen voorstellen. De belangstelling in decoratieve kunst en kunstnijverheid, waarvan de krachtige ont wikkeling van ambachtsonderwüs in de laatste 25 jaren een van de meest imponeerende bewijzen is, zal spoedig bevrediging vinden in de ordening in zake acten van bevoegdheid tot het geven van onderwijs in de sierende ambachten. Het oogenklik lijkt ons daarom juist ge kozen, alle aandacht te wijden aan de op merkingen" van Plasschaert. 't Wil ons namelijk voorkomen, dat, waar het zuiver ambachtelijke" en het nijvere" moment in de decoratieve kunsten door jarenlange zorg en belangstelling, we mogen wel zeggen van het algemeen, de onbestreden preponderante positie (waarop het dan ook recht heeft) vrijwel verkregen heeft, men uit naam van het bovenzinlijke in de kunst aandacht mag vragen voor het bedoelde meikwaardige artikel. We weten welke menschen bij bedoelt, als Plasschaert schrijft: Er zijn leden met het air der gebruikskunstenaren. Het is een bepaald type dat zijn handen durft laten zien. Het heeft een spaan der hout in zijn zak. 't Heeft een neiging tot zekere baarden. Het heeft theoriën die dikwijls schamel zijn, omdat zij den kunste naar ontkennen in het woord gebruiks-kunstenaar." Van dit ras zegt hy: dat het meer over oekonomie praat, dan dat het in schoonheid leeft. Het is het soort vol verwaten nede righeid, dat te veel van den schoolmeester heelt. En het is het soort dat mogelijk is om dat het de Verbeelding, de lieflijke, in het algemeen niet bezit." Hun werk besprekende: Een fout die voorkomt bij deze sierkunstenaars is de slechte kleur. Een stoel is iets om te zitten, een constructie van en in hout, die aan be paalde eischen moet voldoen. Maar deze eischen zijn het skelet slechts. Daarom komt het hout als kleur, de nagels als kleur, inlegwerk als kleur, deze alle te saam als een combinatie van kleuren en deze is als combinatie dikwijls slecht. Het gevoel van den schilder ontbreekt daarin. Het gevoel der harmoniën wordt gemist. Het wordt hard of onrustig of schriel (uit angst voor de kleuren). Ook deze fout ziet ge haast overal." Herhalen wij uit deze laatste aanhaling: Een stoel is iets om op te zitten, een con structie van en in hout, die aan bepaalde eischen moet voldoen, maar deze eischen zijn het skelet slechts." Het is per slot toch'n zeer verblijdend feit, dat wij het nuttig achten 'n dergelijke uitlating kante meter bouwterrein, waartegen het hier boven geschetste plan slechts 4200 of 4000 meter, al naarmate de huisjes van het blok Warmoesstraat-VischsteegYijgendam, aan de noord westzij de daar van gelegen al of niet mede onteigend worden. De finantieele rekening staat dus als volgt : Onteigent de gemeente niet het bouw blok tusschen Warmoesstraat, Vischsteeg en Vijgendam, dan heeft zij 950 vier kante meter minder te onteigenen en derft daarentegen een ongeveer gelijke oppervlakte bouwterrein. Maar daar de onteigening per zelfde oppervlakte, veel meer kost dan het bouwterrein kon opbrengen, wordt het partieele plan evenveel goedkooper als dit verschil in prijs bedraagt. Hoe groot het verschil zal zijn is wel niet vooruit te ramen, maar zeker zal het belangrijk zijn. Onteigeningsprijzen vallen gewoonlijk tegen en voor bouwterreinen zijn alleen goede prijzen te bedingen bij gunstige conjunctuur. Welk plan zal worden gekozen hangt niet alleen daarvan af, voor welke com binatie van perceelen de gemeente den besten prijs zal kunnen bedingen, maar hoofdzaak moet blijven het verkrijgen der best mogelijke oplossing, rekening houdende met de gemeente-financiën. Het aan het hoofd van dit artikel gefeven schetsplan heeft alleen de bedoeling e mogelijkheid van partieele onteigening met de daaraan verbonden gevolgen goed onder de oogen te zien naast de ont eigening van ALLE bij de wet te onteigenen perceelen zooals door de inzenders op de prijsvraag is gedaan en verder een lans te breken voor passende boombeplanting. Ook moge deze studie er toe bijdragen om eene vaste algemeene opinie te vesti gen en te bespoedigen over de wijze waarop het Damvraagstuk behoort te worden, afgedaan, opdat de gemeenteraad weldra met overtuiging een flink besluit daartoe moge nemen. Laat ons hopen, dat het groen en de bloemen, die thans rondom het Monument zijn aangebracht een goede voorbode zullen mogen zijn van frissche besluiten van den gemeenteraad en van nog wat meer groen op het Damplein der toekomst. A m er s f. l O Aug. 1908. T. SANDERS. te noteeren, want, dat veronderstelt onze hedendaagsche kunstnijverheid geheel in het teeken van het Rationalisme. Violet-le-Duc kan tevreden zijn over zijn' arbeid, de grijze dr. Cuypers met vreugde de overwinning der denkbeelden, die hij ona met genialiteit heeft ingeprent, constateeren. Uit 'n artikel als dat van Plasschaert blijkt dat de atiijd is verplaatst, oorlog wordt verklaard aan hen die zoo zrjn opgegaan iu de ethische schoonheid, die er in den voor 'n deel humanisten-drang, alle lagen der maatschappij met schoonheid gelukkig te maken, per slot toch wel zit, dat zij vast gelooven aan artistieke schoonheid als resultaat van dit streven. Iets De man m ie manu. (Simplicissimue;. Graaf ZEPPELIN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl