Historisch Archief 1877-1940
No. 1C26
DE A M S T E II D A M M E R WEEKBLAD Y O O R NEDERLAND.
1907 dat Dr. Norden bovenvermelde
mededeeling deed, dat bij en de heer Schaap
afstand gedaan hadden van hunne verbin
tenis met de A. O. F. en inderdaad zijn
met inachtneming der termijnen de contrac
ten der A. O. F. met den heer Schaap sinds
25 Maart 1908, en met Dr. Norden sinds
l Mei 1908 afgeloopen. Deze geneesheeren
?worden niet meer door de desbetreffende
courts gesalarieerd enzijn niet meer gehouden
de Foresters kosteloos te behandelen. Sinds
dien zijn noch door de A. O. F, noch door
het bestuur van het district Noord-Holland,
noch door de afzonderlijke courts dier
vereeniging overeenkomsten aangegaan met
geneesheeren tot behandeling harer leden
en ontvangen de Foresters geene genees
kundige behandeling meer vanwege hunne
vereeniging.
Men zou dus zeggen dat er geen enkele
reden tot twist bestaat, daar de A. O. F.
geen ziekenfonds is geworden.. Do reden
waarom de twist voortduurt ligt in het
verder gedeelte van, het besluit der A. O. F.
van 19 December 1907. Het bestuur dier
vereeniging toch had eene kas voor de
geneeskundige behandeling en had nu
besloten die geldmiddelen onder zgkero
bepalingen bij buitengewone medische hulp
en andere finantieele regeling' betreffende
het totaalbedrag der uitkeering?te bestem
men om hare leden tot ? 1.?per visite
terug te geven van de door dezen betaalde
doktersrekening, onverschillig of zij den
geneesheer f 1.?of meer per visite hadden
betaald. Zonder zich eenigszins te mengen
in de geneeskundige behandeling, gaf de
A. O. F. dus hare leden, behalve ziektegeld,
ook nog restitutie, althans van een gedeelte
hunner doktersrekening.
Dit is eigenlijk iets wat den Geneeskun
digen Kring niet raakt. De dokter behan
delt den Forester zooals ieder patiënt, dient
zijne rekening als gewoonlijk in, en ont
vangt betaling. Of nu de Forester dat geld
uit eigen middelen moet vinden of dat hij
een gefortuneerd familielid heeft, die hem
daartoe in staat stelt, of wel dat hij het
uit de kas zijner vereeniging terugontvangt,
gaat geheel buiten den geneesheer om, die
er zelfa geen kennis van behoeft te dragen.
Ook het ziektebriefje, dat de Forester noodig
heeft tot verkrijgen van zijn ziektegeld,
brengt den geneesheer nog niet in eenige
verbinding met den A. O. F., want zulk
een ziektebriefje hebben velen noodig hetzij
om verlof van den patroon te krijgen, hetzij
om tegenover anderen het werkelijk ziek
zijn te kunnen bewijzen.
De reden van het optreden van den
Geneeskundigen Kring lag dan ook niet
hierin, maar in het feit dat, terwijl do
A. O. F. besloot zijne leden vrij te laten
in de keuze van den arts," hieraan de beper
king toegevoegd werd onder beding alleen
de rekeningen te restitueeren van die dok
toren, later door de courtbesturen aan te
wijzen."
Geheel vrije artsenkeuze werd zoodoende
belemmerd. Weliswaar niet direct, want de
ziektebriefjes van alle doktoren worden
aangenomen, maar toch indirect doordien
alleen restitutie gegeven wordt van do
rekeningen van een achttal doktoren met
name aangewezen. De reden hiervan ligt
voor de hand.
Het bestuur der Foresters had geleerd
o. a. uit de ervaring van de
Kijksverzekeringsbank enz. dat er doktoren zijn die
geen bezwaar maken behandelingen te rek
ken, ten einde eene hoogere rekening dan
noodig is in te dienen. De rem daartegen
is het eigenbelang der patiënten, doch als
dit door restitutie dier rekeningen weg valt,
meende het bestuur der A. O. F. dat de
waarborg alleen gelegen kan zijn in de
personen der behandelende medici.
Vooral dr. Norden had in eene redevoe
ring tot de Foresters op het groote gevaar
?van zulk een opdrijven der rekeningen ge
wezen, en het is licht verklaarbaar dat de
Foresters hunne kas tegen zulke aanvallen
niet bestand achtten. Zij maakten dus een
lijstje ran doktoren, van wie zij overtuigd
zijn, dat deze zich aan zulke praktijken
nboit schuldig zullen maken. Met die heeren
werd geen verbintenis aangegaan en het is
waarschijnlijk dat, wanneer eenige Foresters
een dokter mochten wenschen, wiens naam
niet op het lijstje voorkomt, het bestuur,
na onderzoek omtrent zijne betrouwbaar
heid niet als medicus, maar als rekening,
uitschrijver, geen bezwaar zal maken
zijn naam er bij te voegen. «
Tegen dit indirect beperken der vrije
artsenkeus komt de Geneeskundige Kring
in verzet, of wel, zooals zijn voorzitter
prof. Treub schreef (Handelsblad 23 Juli
1908), tegen dat twee der leden worden
vertrapt door en wegens persoonlijke vijand
schap van het bestuur der A. O. F." Dit
laatste slaat zeker op het feit, dat in de
gecombineerde vergadering der besturen
van de Amsterdamsehe courts met 57 van
de 59 stemmen besloten is de heeren dr.
Norden en Schaap niet op het lijstje te
plaatsen der geneesheeren wier rekeningen
gerestitueerd worden.
Toen schreef het bestuur van den
Kringde in den aanhef dezes vermelde Gedragslijn
voor. De heer Van Dieren beweert, m. i.
terecht, dat die Gedragslijn veel ruimer
is dan het Bindend Besluit 111, want
dat het verbod een overeenkomst aan te
gaan met eene vereeniging een veel be
perkter inhoud heeft dan het verbod
een of meer der ? individueele leden dier
Vereeniging op de gewone partikuliere wijze
geneeskundige behandeling te geven. Prof.
Treub erkent dat over deze vraag
meeningverschil kan bestaan, maar op de
Kringvergadering van 24 Maart j.l. verdedigde
hij met alle kracht de noodzakelijkheid van
de Gedragslijn.
Dat is alles. Het is m.i. bij lange niet
genoeg om het uitsluiten van 1800 menschen
van elke geneeskundige behandeling aan
nemelijk te maken.
Ik ken de heeren Norden en Schaap niet
en neem gaarne aan dat hun een grievend
onrecht geschiedt, wanneer zij worden be
schouwd als bonnetjesjagers". Ik neem ook
aan dat de uitlatingen dier heeren, welke
het bestuur der A.O F. er toe brachten hen
niet op het lijstje te plaatsen, geheel onjuist
zijn overgebriefd, maar ook nog als de'
beide bedoelde doktoren de meest angst
vallige rekeninguitBchrijvers zijn die men
denken kan, blijft m. i. de houding van
hunne vakvereeniging niet verdedigbaar.
De uitdrukking vrije artsenkeus" waar
mede in dit debat zoo geschermd is, komt
in deze zaak in het geheel niet te pas. Bij
een ziekenfonds kan deze vrijheid
een punt van ernstige overweging
uitmaken, omdat men het voorrecht
van goedkoqpe behandeling te duur
gekocht acht door gebondenheid in de keuze
van den behandelenden geneesheer, maar
het A. O. F. is geen ziekenfonds en kan
dat wegens den welstand zijner leden niet
worden. Het tarief volgens welk de leden
worden behandeld is geen goedkooper tarieff
het is het gebruikelijke voor deze klasse van
menschen, het gewone partikulieren tarief.
Daardoor komt de geneesheer hier geheel
buiten de restitutie te staan die uitsluitend
eene quaestie wordt tusschen den Forester en
zijn bestuur. Door in dezo zaak te schermen
met vrije artsenkeuze wekt men veeleer
het denkbeeld alsof men verdedigt: de
court Charity 'K ten bate van deu heer
Schaap, 4e courts Eensgezindheid on Amster
dam zijn ten bate van Dr. Nordeu gesloten
jacht" on moeten dit blijven ten eeuwigen
dage.
Valt door het gebruik van het gewoon
tarief de grondslag voor den eisch van
vrije artsenkeuze weg, dan moet rnon het
recht van het bestuur erkennen den oenen
dokter meer te vertrouwen dan den anderen.
Nu had het bestuur der A. O. F. eene
zwarte lijst kunnen maken die der doktoren,
welke het niet vertrouwt. In dat geval
zou de Geneeskundige Kriug met eenig
recht tusschen beide hebben kunnen komen
om die lijstnatezienennietteduliendatdoor
de Foresters deze of gene zijner leden zon
der gegronde reden en nauwkeurig onder
zoek als bonnetjesjager wordt gebrand
merkt. De eer van het beroep en de stand
der vakgenooten konden tegen zulk eene
zwarte lijst worden aangevoerd. Daaren
tegen is het witte lijstje der acht geheel
onschuldig. Het beteekent alleen dat men
die heeren als zeer vertrouwbaar beschouwt,
zonder eenigszins te zeggen, of ook maar
te bedoelen, dat men andere doktoren, die
men wellicht niet eens bij name keut, wan
trouwt, en deze wijze van zijn vertrouwen
uit te spreken ontsnapt werkelijk aan elke
critiek.
Er blijft dus alleen over het duidelijk
uitgesproken wantrouwen van het bestuur
der Foresters tegen de beide doktoren die
tot voor kort aan de A.O.F, verbonden
waren, doch tegen een dergelijk wantrou
wen helpen dwangmaatregelen niets. Men
vertrouwt zijn dokter, pi' men vertrouwt
hem niet, dat is een individueele vraag, en
ik zou het kunnen begrijpen, als de Genees
kundige Kring kras optrad tegen den ge
neesheer die, onmachtig gebleken orn ver
trouwen in te boezemen, door maatregelen
van dwang vertrouwen tracht af te persen.
Ik zou dit beschouwen ah eene daad in
strijd met het belang van het beroep en
met zijne zedelijke waarde.
Ten slotte eenige woorden over de hulp
weigering zelve door de Gedragslijn voor
geschreven, onverschillig het wel of niet
juiste van al het bovenstaande.
De uitoefening der geneeskunst is in
Nederland geen voor eenieder toegankelijk
beroep. Alleen zij die het radicaal arts" heb
ben zijn daartoe bevoegd. De geneeskundige
wetten behelzen dan ook voorschriften in
acht te nemen door hem die zich in eene
gemeente vestigt met de bedoeling er de
geneeskundige praktijk uit te oefenen. Dit
monopolie der artsen legt hun verplichtingen
op, verplichtingen die geheel overeenstem
men met het hoog zedelijk karakter van
hun schoonen werkkring. Onder die ver
plichtingen behoort: niemand verstoken te
laten van den voor hem noodigen genees
kundigen bijstand, indien het mogelijk is
dezen te verleenen. De arts ziet in een zieke
den lijdenden mensch dien hij hulp ver
leenen kan. Al het andere: stoffelijk be
lang, collegialiteit, antipathiën, politieke of
godsdienstgeschillen moeten hierbij
achtersiaan. Hulpweigering is alleen gemotiveerd
op medische gronden. Als de omstandig
heden, waaronder de arts werken moet,
zoodanig zijn, dat hij niet de beoogde
vruchten van zijn arbeid kan verwachten,
en deze omstandigheden veranderd kunnen
worden, dan mag hij door hulpweigering,
tot dat de verandering is aangebracht, zijn
geneeskundigen eisch doordrijven. In elk
ander geval acht ik hulpweigering zedelijk
ongeoorloofd, tenzij de arts zeker is dat
zijne plaats door een ander deskundige zal
worden ingenomen.
Indien men heden 1300 Foresters eiken
geneeskundigen bijstand ontzegt, behalve
dien van twee personen in wie zij te
recht of ten onrechten geen vertrouwen
hebben, dan zal men morgen misschien
een of ander politieke partij aldus uitban
nen en verwijzen naar een paar doktoren
van dezelfde gezindheid, overmorgen zullen
de belijders van een bepaalden godsdienst
door zulk een boycot getroffen worden,
dan zal het gaan tegen menschen die drie
trappen hoog of nog hooger wonen, enz.
Dit alles mag niet, en kan niet geduld
worden. Men heeft intertijd staking van
spoorwegbeambten strafbaar gesteld omdat
met hunne dienstverichting een algemeen
belang is gemoeid. Zoo oordeelt ir.en ook
over andeio diensten, waarbij het publiek
betrokken is, en, om eene geheel
privatenijverhcid te noemen, wij weten dat als
ergens eene algomeene staking in het
bakkersbedrijf uitbreekt, militaire, bakkers ter
beschikking worden gesteld om broodnood te
voorkomen. Het gevaar voor de volksge
zondheid door de dienstweigering der medici
ontstaan zou een soortgelijke maatregel
alleszins wettigen,
Indien het zoover niet gekomen is, en
niet komen zal, wordt dit vertlaard, doordien
meerdere, evenals de heer van Dieren, het
in strijd beschouwen met hun zedelijke
plicht als geneesheer om bijstand te wei
geren aan een patiënt omdat hij voorkomt
op de lijst der 1300 Foresters.
In werkelijkheid zijn dan ook alle Fores
ters, die sinds 24 Maart 1908 geneeskundi
gen bijstand noodig hadden, geholpen. On
der de artsen die hen hielpen en nog hel
pen, is er slechts n die nooit lid van den
Geneeskundigen Kring is geweest. De an
deren stellen blijkbaar hun zedelijke plicht
en hun humaniteitsgevoel boven het lidmaat
schap van den Kring. Het is daarom in het
belang van den Kring, die zooveel goeds
kan doen, wanneer hij zijn karakter van
vakvereeniging van een ethisch beroep
nauwgezet in het oog houdt, dat aan den
huidigen toestand een einde moot gemaakt
worden. Velerlei wegen kunnen daartoe
leiden, mits erkend worde dat de hulp
weigering een ongeoorloofd middel voor
deze vakvereeniging is.
Mr. H. Louis
* *
ISRAI-ÏLS
Wij willen dit opstel van onzen geachten
medewerker niet plaatsen, zonder te doen
uitkomen, dat wij de conclusies, die hij
trekt uit een verschil in aard tusschen
vakvereenigingen van loonarbeiders en
vakvereenigingen in de z.g. vrije beroepen",
geenszins deelen.
In het Spectator-Hink van 4 Mei 1907,
waarop het bovenstaand artikel van Mr.
Israëls zich beroept, ? en wij kunnen zeggen:
is gebaseerd, zagen wij de o. i. door
haar algemeenheid reeds bedenkelijke stel
ling, dat loonactie geneesheeren niet past,
tot deze stelling uitgebreid: dat loonactie
eigenlijk onvoreenigbaar is met het karakter
der vrije beroepen in het algemeen.
Hoewel dit laatste in liet bewuste artikel
met zooveel woorden niet werd gezegd,
dreef liet gansene opstel ten duidelijkste
in die richting.
Wij willen, nu op de stellingen, in dit
artikel vervat, wordt teruggekomen, en
om het belang van het onderwerp als
onze meening hiertegenover stellen,
dat iedere vakactie door ethische motieven
in hare mogelijkheden is begrensd (men
denke aan vervoerwezen, broodbakkerij enz.),
dat de vak- en loonactie in de vrije be
roepen ongetwijfeld in zeer beliH/tjrijkc
mate in dezo begrens! zijn, een gewone
staking" van geneesheeren b.v. spaak moet
loopen en zelfs het zonder meer staken
van journalisten voor verrassende ethische
complicaties kan zetten.
Waarom dit echter zon verhinderen, dat
geneesheeren in 't belang van hun maat
schappelijke positie bij bindende besluiten
dwangmaatregelen zouden nemen, die ook
niet noodzakelijkerwijs maatregelen van
staking behoeven te zijn, waarom jour
nalisten niet, onder bizondere waarborgen
dat zij niet genoopt zullen worden hun
ethische opvattingen geweld aan te doen,
eene staking zouden kunnen beginnen en
met succes ten einde voeren, zien wij
niet in.
De opstellen van Mr. Israëls drijven (voor
alle vrije berospcn) van het moderne
vsikvereenigingsleven af naar een minder mate
rieel maar meer ideaal
beroepsvereenigingsleveo, dat zich tot allervoornaamste, zoo
niet cénige do°l stelt do verhooging van
do ethische volkomenheid der beoefening
van het vak.
Wij kunnen niet nalaten te blij ven vragen of
het eene niet zou kunnen bestaan tr(i<-l(jk en
naatt het andere, en of Mr. Isruëls niet
te spoedig, mét de bezwaren, daaraan onge
twijfeld verbonden, de heele vakactie en
loonactie voor de vrije beroepen verwerpt;
zooals men familiaar zegt : het kind niét
bet badwater wegwerpt 'f
KI:D.
ScciaL
Mr, Van Men ea fie imim van tut
aröeifls-coiitract,
In zijn jougsten staatkundigen brief (No. 9)
behandelt mr. S. van Houten de aanstaande
invoering van de Wet op het Arbeids
contract.
Men weet, hoc het daarmes staat.
Wanneer er ooit een wet in het Staatsblad
heeft gestaan, waarvan gezegd mocht wor
den dat zij niet buitengewoon veel zorg is
voorbereid, schriftelijk zoowel als mondeling,
en dat daarin de bekwaamste mannen van
ons land in dit geval aan de juridische
wetenschap hebben deelgenomen, dan is
het waarlijk wel van deze. En mér dan
van welke andere ook, mag van baar ge
zegd worde a, dat zij ontbeert eiken tondenz
van partij-politieke strekking in den ge
wonen zin van het woord.
\Vil dit beteekenen, dat zij thans heeft
de instemming van allen, ook tot in haar
détails;1 Neen! Den sociaaldemocraten is de
wet te privaat-rechterlijk, en behandelt zij
nog te veel de arbeids-overeenkomst als
een vrijwillige overeenkomst, volgens vele
leden van de Eerste Kamer legt zij aan de
werkgevers en werkgeefsters (vooral de
nieuwe rechten voor de dlun^fbodi-n ia een
bron van ongerustheid voor velen dier hee
ren!) te veel verplichtingen op, en vreezen
zi1 voor de consequentiën der wet in het
maatschappelijk leven.
Tot hen behoort ook mr. Van Houten.
Hij en anderen hebben, toen de wet ii
de Eerste Kamer aan de orde was op zeer
vinnige wijze hun tegenzin tegen de wet
lucht gegeven. Ja, zóó erg, dat, toen het
Voorloopig Verslag der Eerste Kamer ver
scheen, algemeen werd vermoed, dat de wet
in de Eerste Kamer verworpen zou worden.
In den aard en de mate dezer critiek
nogmaals ts treden, heeft geen zin.Minister
^\ an IJaalte heeft de bezwaren der Eerste
Kamer tegen de wet zooveel hem mogelijk
was, en inderdaad met succes, weerlegd, en
thans nu ook het aanvullende wetje en de
vereischte koninklijke besluiten in hot
St<iat*liü«t zijn verschenen, wacht de wet
nog slechts op do inwerkingtreding.
Wat wil nu mr. Van Houten:
Hij appelleert aan minister Nelissen, om
alsnog de wet terug te nemen.
..De invoering van een nog niet in
werking getreden wet is immers een daad,
die ter verantwoording is van dengone
die het besluit daartoe contrasigneert en
hem naar plicht en geweten, door het
landsbelang moet worden geboden. En
wel, hierop komt liet in casu aan,
iitvoeriinj van d<' icttznouls zijli<ji. Zijn daarin
naar zijn oordeel fouten, vergissingen,
dan is het zijn klare plicht, deze vóór do
invoering te'herstellen ..."
Dit appel is verder doorspekt met allerlei
uitdrukkingen waarin de heer Van Houten
zijn bekende sterke persoonlijkheid" de
monstreert. Hij roept mr. Nelissen toe, zich
toch tot geen werktuig" van Drucker te
verlagen, on laat er dan deze echt Van
Houten'sche zinstede op volgen;
Ik begrijp, dat hem, nieuweling inde
politiek, gezegd wordt, dat een politieke
betrokking buigzaamheid eischt. Ja, doch
slechts van hem, die ze mot opoffering
van zijn karakter wensulit te bekleeden.
Inderdaad geldt hot hier geen ci^'li, maar
een verlct'Jimj der politiek ..."
Wat van dit alles te zoggen?
Wie de houding die mr. Van Houten
de laatste jaren heeft aangenomen, heeft
gevolgd, die zal ook weten, welke waarde
er aan zulk een schrijven gehecht kan
worden. Men kan veel respect hebben voor
de volharding, waarmee de heer Van Houten,
ook na zijn politieke debacle, zijn ideeën
omtrent de binnenlandsche politiek ten beste
blijft geven; de fierheid, waarmee hij tot op
zoo hoogen leeftijd, in zijn isolement blijft
staan. Maar verder behoeft de waardeering
waarlijk niet te gaan.
Te vergen van dezen minister van justitie,
die aan de Regeering komt, nadat de be
doelde wet alle stadion heeft doorloqpen,
niet in haast of onder vigeur van buiten
gewone omstandigheden, maar nalangdurigo
voorbereiding', veelvuldige amendeering en
ampele bespreking in beide Kamers, om de
wet maar veer te vernietigen of geheel te
roorganiseeren en dus weer voor
ongelimineerden tijd te doen verdwijnen, omdat hij
persoonlijk verklaart overtuigd te zijn dat
er moeilijkheden uit voort zullen vloeien,
gelijk ook de heer Van Houten, dat zou
toch een daad zijn, geheel indruischende
tegen de usances ia onze wetgeving, ja, het
zou z'rjn: misbruik van macht.
** *
Maar er is iets anders.
Nu de wet op het arbeids-contract niet
onwaarschijnlijk met'Januari ]'JOS in wer
king gesteld zal worden, zijn de
werkgeversvereenigingen allerwege in de weer, om de
contracten tusschen de respectieve leden der
patroonsvereeniging en hunne personeelen
voor te bereiden. Dat wil zeggen: geen col
lectieve contracten, maar individueele con
tracten.
Daarvoor hebben de hoofdbesturen van
de verschillende patroons-vereenigingen con
cepten voor contracten o;gemaakt.
Voor mij liggen concepten van de
smedenpatroons-vereoniping, van de
schilderspatrooas-verceniging, van de
steenbakkerspatroo<i3-vereenigiiig. In al deze drie con
tracten, die in hoofdzaak met elkaar overeen
komen, komt een clausule voor die m. i.
strr-ng al'^ekonnl moet worden, en een oor
zaak is van alle conflicten.
Men weet, dat in de artt. 1G38 r en </van
de nieuwe wet op het Arbeids-contract aan
de arbeiders het recht is gegeven op door
betaling van loon gedurende zekeren, be
trekkelijk korten tijd bij ziekte of andere
dringende huiselijke omstandigheden (be
grafenis enz.), en bij verzuim door schuld
van de:i werkgever of door omstandigheden,
die den werkgever persoonlijk betretï'en.
Dezübepalingen, wél overwogen, gea
mendeerd, en uitvoerig besproken, zijn in
de wet opgenomen om te voorkomen dat
de arbeiders bij omstandigheden, dat ze
buiten hun wil moet e a verzuimen, onmid
dellijk gevoelig in hun loon gekort worden.
Maar... afwijking van deze artikelen is
geoorloofd.
Wat doen nu de ^atroons-vereenigingen?
Zij nemen in hun concept deze verkla
ring op:
Geen loon zal verschuldigd zijn over
den tijd gedurende welke de arbeider zijn
arbeid niet heeft verricht, Geen loon zal
dus verschulligd zijn in de gevallen van
vrijwillig of gedwongen verzuim, als be
doeld bij artt. 1G38 r en d van het Bur
gerlijk Wetboek."
Zóó staat liet in alle drie modellen.
Zóó werken plaatselijk de werkgevers
hun contracten uit, en zóó wordt dus niet
in l>ijz<»«hï<- gevallen maar in alle gevallen
voor <il/i'. werklieden, dezo gunstige be
paling in de wet eenvoudig weggeschrapt!
Dat is niet naar de bedoeling van de wet.
Daardoor wordt in leven geroepen een
rechtmatig verzet, I) want in de artikelen,
hier bedoeld, wordt don arbeiders een billijk
recht toegekend, waarvan zij redelijkerwijze
ten behcevo van hun gezinnen kunnen
profiteeren.
De werkgevers maken daarbij misbruik
van bet groote aanbod van werkkrachten
op de arbeidsmarkt.
Ik wil maar zeggen: mocht er i ft* nog
gewijzigd worden in de Wet op het Arbeids
contract, dan zou dit het eerst noodige wezen:
dat do afwijkingen van artt. 16.8 c en u
niet meer geoorloofd zullen zijn.
Zóó als het nu gaat, wordt de Wet op
het Arbeidscontract in haar beste gedeelte
verkracht. >s.
1) Keeds op drie plaatsen: Zwolle, Rot
terdam, en deze week te Tilburg, heeft deze
clausule tot staking gele'd. En nu staan we
no* een half jaar vóór de waarschijnlijke
invoering!
De
t partijte.
Vit alle deelen der wereld, de oude zoo
wel als de nieuwe, uit Berlijn zoo goed als
uit Sydney, hoort men sinds jaar en dag
gelijkluidende klachten opgaan over slapte
in het bouwbedrijf en den huizenhandel.
liet een gaat samen met het ander. Te
Amsterlam is het al niet beter. Daar echter
zou, wilde men sommiger voorstelling aan
vaarden, de schuld der malaise vrijwel uit
sluitend te zoeken zijn in de toepassing van
Woningwet en Bouwverordening, gelijk die
eensdeels door het Bouw- en Woningtoe
zicht, andersdeels door de Gezondheidscom
missie begroten worden. Da-t daaraan in
vloed moet toegekend worden is natuurlijk,
en gelukkig. Wet en verordening zouden
anders in den strijd tegen woningellende
eu bouwknoeierij al zér onbruikbare
wapenen zijn gebleken!
De vraag of er mogelijk niet ook andere
oorzaken in het spel konden zijn, oorzaken
die in elk geval veel krachtiger werken,
ah bijv. de krisis in het hypotheek-wezen,
dat tot gezonder basis terugkeert, de alge
meen ongunstige finantieele en economische
toestanden onder wier druk alle takken
van welvaart verkeeren, die vraag wordt
niet of nauwelijks overwogen.
Natuurlijk niet. Immers die vraag zou
bevestigend moeten worden beantwoord en
dan ontviel het beste, wijl neutraal schij
nende, wapen aan de politieke leiders der
beweging tegen Woningwet en Bouwver
ordening. Hun belang brengt niet mede
dat zij, om een enkel voorbeeld te noeraen,
de waardevermindering van een perceel
in verband brengen met den drang der be
volking om sommige oude, vervallen kwar
tieren te verlaten. Neen, die waardever
mindering mag alleen het resultaat zijn
van do bemoeiing van het Bouw- en Woning
toezicht, of van den invloed die de
onbewoonbaarverklaringen op grond der Woningwet
uitoefenen.
Kechtscli en linksch konservatisme knab
belt n van zin aan de Woningwet. Deze
zal wel herzien worden. De stille hoop is er
nu op gevestigd dat die herziening zal neer
komen op eene aanmerkelijke verzwakking.
In afwachting daarvan wil men nu, veelal
onder schoon, ja aandoenlijk klinkende
voorwendsels, de wet verlammen, haar als
't ware schorsen. Dat wordt natuurlijk
niet met zoovele woorden uitgesproken.
Edoch, met elkander in verband brengende
al hetgeen in den laatsten tijd tegen de
Woningwet en hare uitwerking is gezegd,
geschreven en gedaan, blijkt toch geen
andere slotsom mogelijk.
In bet bijzonder is dit opzicht leerzaam
wat in de hoofdstad voorvalt. Want daar
vooral uit zich het verzet, gelijk ook daar
vooral de wet met flinke hand ten uitvoer
is gelegd, overeenkomstig de behoefte die
er, meer dan in eenige andere stid van ons
'land, aan bestond. Dat gaf strijd. Woning
wet en bouwverordening beheerschtcn nu
zelfs de laatste verkiezing van een lid van
den Gemeenteraad. De afloop kan hen, die
overtuigd zijn van de urgentie en noodza
kelijkheid de woningverbetering met kracht
door te zotten, een les en een aansporing
tot oplettendheid en krachtsinspanning zijn.
Van de andere zijde is en wordt met
niet te miskennen succes handig en
hardgcwerkt. De leuze waaronder thans de
overwinnaars optraden in Amsterdam VI
zal hen ook bij komende gelegenheden iienst
moeten doen. Althans het verluidt dat nu
ook inDistrietll ean bestuurslid van Eigen
domsrecht" zal gekandideerJ worden en wel
evenals in District II, als 't ware met
het mandaat in den Raad tegen Woning
wet en Bouwverordening op te treden.
Als niet het georganiseerde en stelselmatige
verzet tegen de verbetering onzer volkshuis
vesting want daarom gaat toch bij slot
van rekening de strijd op krachtiger en
populairder wij^e dan fot nog toe ge
schiedde, wordt tegengegaan, dan zal in
steeds breeder kring een gevoel zich vast
zetten als zonden inderdaad onder de vlag
der Woningwet en der daarop gebaseerde
verorderingen dag in, dag uit de
schromelijkste onrechtvaardigheden worden begaan.
De taktiek, door mr. Verkouterca aanbe
volen en die er op neer komt voortdurend
de onrust gaande te houden, mag niet on
beantwoord blijven.
Door de eigenaardige woning-toestanden
in ons land telt onze kleine burgerstand
een zeer groot aantal huis-eigenaars en
naaitjes. Het huisjesmelken" is nergens op
aarde een meer verbreid en mser fioreerend
beroep, dat in alle rangen en standen eu
zelfs in die waar men het nauwelijks zou
vermoeien, zijn beoefenaars telt.
Vandaar dat een maatregel die beoogt
de woningtoestanden te verbeteren zeker is
aldra te stuiten op een zeer groot aantal
tegenstanders, die, het is maar al te begrij
pelijk, geneigi zijn hun eigen geldelijk be
lang te stellen boven de algemeene, hygi
nische zoowel ethische beteekenis van eene
verbetering der volkshuisvestiging. Aller
eerst zijn dat de eigenaars, maar nitt
minder: bouwkundigen, makelaars, hypo
theekbezorgers, mogelijk zelfs wel ook
notarissen, in n woord die breedo kring
van betrokkenen bij den huisjeshandel.
Het kost al heel weinig moeite om zulke
lieden op te zweepen. Vooral niet aan wie,
a l'instar van een lid der Ie Kamer, niet
terugdeinst voor een agitatie van gering
allooi waarin onjuistheden met klinkklaren
onzin zijn aaneengeregen.
Wie noten lust, moet nu eenmaal de
doppen kraken.
En een verbetering der ergerlijke woning
toestanden die in ons land en dat niet
alleen in de groote steden heerschen, kan
niet tot stand komen, zonder dat er offers
zijn. Offers die hun verlies echter
door40 cente per regel.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE.
Inlichtingen bij A. r t i", doorloopende
schilderijen-tentoonstelling aldaar.
kin' « lïti U* NIK i laiwi ai la: a
FABRIK«nTEnVALTOMZOHEflHM5TERDAM
Verkrijgbaar bij :
Hirscli en Cie., Hofl., Leidscheplein.
Adr. (Schakel. Hofl., Heiligenweg.
H. lleyer, Hof.. ^Koningsplein.
An Bon JHarché, Kalverstraar.
Mag. Keizershof, Nieuwendijk.
E. H. Dik, Leidschestraat 10.
Allen te Amsterdam.
H. J. J/oor, Lijnmarkt 2A, Utrecht.
K. H. Boiisson & Co., Middelburg.
Piano-, Orel- en MuziekSiandel
«i? B&alshoven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
EEPAREEREN STEMMEN HUILEN.