De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 30 augustus pagina 3

30 augustus 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1627 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 4ie eerst met Bevingen van zijne Handen en Vingeren, daarna met Trekkingen is aan getast; den Arm mede beginnende; sulks komt hem daarna weder in sijne Voeten over, eindlijk heeft hij over zo z waare Pijn in sijn Maag en beide de Boven-zijde Buiken beginnen te kermen, dat hij nog door Klysteren of Stovingen, nog Baden, nog door eenig Slag van Geneesmiddelen iets wierd verligt. Voor hem heeft in de Verheffing den eenigsten Troost gevonden, dat er drie of vier Menschen op zijnen Buik gingen staan, also hij zijnen Buik dus werdende neergedrukt, minder wierd gepijnigt; ten laatsten, nadat hij drie Jaren zo ellendig ?was gepijnigt geweest, is hij ter dood toe uit?eteert." En dat, ten slotte, niet alleen de bedrijfsgevaren en de gevolgen ervan, maar ook 3e beoefenaars der geneeskunst van toen en nu overeenkomst vertoonen bewijst: Datter zeer veel krakeel tussen de vermaarste G-eneesmeeiters is ontstaan, over de waare en opregte en natuurlijke Oorsaak, 20 wel voor als na de opening van 't lijk, omdat men niets onnatuurlijks in d' Inge wanden vond. Als ik dese Geschiedenis las, heb ik mij verwondert over de opregte Belijdenis van Fernel, na de manier der. groote mannen, als Celsus spreekt; Alle zo waren wij mis, en wij waren het heele spoor, na men zegt, bijster, zegt hij : nogtans voegt hij erbij, dat overmits dat deze Schilder niet alleen de Gewoonte over hem had, om het Penceel met zijne Vingers uit te nijpen, maar ook wel onvoorsigtig en onverdagt het uitzoog, het waarschijnlijk was, dat van de Vingeren, door den zamenhang der Doelen, de Hérssenen, en aan 't gantse Geslagt der Senuen het Vermiljoen is medegedeelt geworden, maar door den Hond ingelaten, het de Maag en de Darmen door een verborgen en quaadaardige Hoedanigheyt heeft besmet, dat de verborgen Oorsaak van zo groote Pijnen en Smerten is geweest." A r n h e m, Juli '08. C. J. P. ZAALBERG. Sociale Terzet». (Ingezonden.} Met verwondering nam ik'kennis van het opstel: Een medische aanval op de publiek rechtelijke regeling der O.W." van de hand des heeren Gerritsz. Genoemde heer demon streert ten duidelijkste, dat hij dingen leest die hjj niet begrijpt, en wat erger is: hij schrijft er over. Tijd en lust ontbreekt mij dit uitvoerig aan te toonen. Ik moet daar voor verw\jzen naar de oorspronkelijke artikelen hier in geding. Dat van prof. Korteweg is te vinden in.het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde, d.d. 23 Mei; het mijne in de Nieuwe Couratrt van dien zelfden datum De heer Gerritsz heeft van het opstel van Korteweg, dat eindigt met dezen zin: mó ge de wetgever ons het tegengift niet lan ger onthouden, 'blijkbaar niet veel gesnapt. Een komischen indruk maakt het dan ook op den deskundigen lezer, dat de heer Gerritsz genoemden hoogleeraar tegen mij tracht uit te spelen, terwijl... wij het zelfde beweren. .Hoe weinig de heer G. mijn opstel begrijpt en toch i»' onduidelijkheid mijn zwak piet T blijkt reeds voldoende uit het volgende: de heer G. laat het mij steeds hebben over bewuste simulatie", terwijl n.b. de hoofdstrekking van mijn betoog juist is, dat strijd tegen simulatie van arbeidsongeschiktheid zoo vruchteloos is, omdat de neurose, dus de onbewuste simu latie, daarbij zulk een belangrijke rol speelt. M. a. w. ik beweerde dat de door de reëele afwijkingen niet gemotiveerde voorstelling van niet te kunnen arbeiden, in aansluiting aan eenige, of soms in het geheel geen afwijking, dikwijls een onbswtute is.; of zulks in den loop van het geding wordt. Ik beweer vervolgens dat de rechts aanspraken zelve een bron zijn van zenuwlijden. Mag ik den belangstellenden lezer verwijzen naar het juist verschenen nummer van het Monatschrift für Unfallheilkunde" waaruit ik de uitspraak van prof. dr. Hoche (Freiburg) aanhaal: denn atiologische Forschungen beschuldigten das unfallversicherungsgesetz selbst als Erzeuger dieser neurosen". Als men verder ziet hoe van de wet een invloed uitgaat waarvan Quincke beweert dat zij een factor schept: der die umgekehrte Wirkung ausübt wie dieallgemeine wehrpflicht", daar is aan de groote be langen die hier op het spel staan, te kort gedaan, door de politiek er bij te halen. Ik eindig met Quincke's woorden: wahrlich, es gehort rnehr Liebe dazu «inem Schwachen anscheinend im Augenblick nicht zu helfen, ihn aber dadurch zur Pflicht zurückzuführen-und ihm dadurch die gröszte Hilfe zu leisten; und nicht ihm allein, sondern auch dem Ganzen". Leiden, 7 Aug. '08. Dr. BIJLEVELD. *** Antwoord aan dr. Bijleveld. Afgaande op den gezwollen toon van het artikel van dr. Bijleveld in do Nieuwe Ct. had ik een dergelijk eigenwijs antwoord verwacht. Hoezeer het ook prikkelt tot scherjf-polemische woorden wensch ik ter wille der zaak een en ander kalm te be antwoorden. "Waarom het gaat is dit: 1. Is er simulatie? 2. Is die simulatie bewust of onbewust? 3. Neemt de simulatie toe? 4. Indien ze toeneemt, is dan het middel daartegen opheffing der publiekrechterlijke regeling ? De medici en ieder met hen zal beamen, dat er simulatie is. Over het tweede punt heerscht minder eenstemmigheid. De werk gevers leggen ook den nadruk op de be wuste simulatie; de medici bijna uitsluitend op de onbewuste. Bijna uitsluitend" want dr. Byleveld deed dit niet, doet 't nu wel. Dat hy het in de Nieuwe Courant NIET deed, heb ik niet losweg beweerd, maar met uit voerige aanhalingen trachten te bewijzen. De lezer herinnere zich de woorden: demoraliseerend, ontketenend de laagste hartstochten, vernietigend de waarheids liefde, eerlijkheid verwoestend, bedrog; de ouders, die de kinderen aanraden te simuleeren" enz. Nu zegt dr. Bijleveld, dat de hoofdstrekking van zijn betoog ging tegen de onbewuste simulatie. In zoover heeft mijn artikel dus al zijn nut gedaan, dat dr. Bijleveld dit thans verklaart. Zullen de werkgevers en de Nieuwe Courant van deze nadere verduidelijking (!) goede nota nemen? Ook het 3de punt behandelde ik uitvoerig. Dr. Bijleveld beweerde, dat ze toenam. Ik liet de statistiek spreken. Dr. Bijleveld zwijgt daarover thans. Ik mag daaruit zeker wel opmaken, dat hij op dit deel der kwestie zich niet genoeg gedocumenteerd voelt om er verder op in te gaan. Nu het laatste punt, de hoofdstrekking van mijn betoog. Daarover mocht de genees heer Bijleveld nu niet meer zwijgen. Hij had te erkennen, dat hij als medicus niet over de publiekrechterlijke regeling der Ongevallenwet had te schrijven, Hierin bestaat juist tusschen hem en Prof. Korte weg groot verschil. Beiden zeggen als medici: voor onze patiënten is het nuttig, dat ze, gedeeltelijk hersteld, gedeeltelijk'den arbeid hervatten; maar dan zegt Prof. Korteweg: hoe dit geregeld moet worden ligt niet op het gebied van den medicus, maar op dat van den wetgever e.n Dr. Bijleveli zegt: jawel, weg met de publiek rechterlijke regeling, weg met de Rijksverzekeringsbank. Prof. Korteweg laat zich niet verder uit over het tegengif", Dr. Bijleveld geeft 't den arbeiders met volle lepels. Dr. Bijleveld zelf meent natuurlijk slechts als geneesheer dien raad te hebben gegeven en er geen politiek te hebben ingemengd. Mijn waarde dokter, het plaatsen van uw artikel in de Nieuwe Courant was politiek. Wil men dergelijke kwesties objectief en technisch behandelen, dan plaatst men zijn artikelen niet in het dagblad, dat door de groot-werkgevers, die tegen de publiekrechterlijke regeling ageeren, gesubsidieerd wordt omdat o. a. tusschen dit blad en deze heeren ook op dit punt groote overeenstemming bestaat. Intusschen, mocht ik mij vergissen, dan zal ik en velen zeker met mij, gaarne de medische redenen vernemen, waarom de medicus zich tegen de publiekrechterlijke regeling der Ongevallenwet verklaart. Er staan hier te groote belangen op het spel om niet te trachten ons een gaaf oordeel over dit vraagstuk te vormen. Mocht Dr. Bijleveld aan dit verzoek niet kunnen vol doen, dan zullen we er het voor moeten houden, dat hij als medicus te ver is gegaan en dat zijn advies niet verder mag gaan dan dat van Prof. Korteweg en anderen: in het belang der patiënten is het wenschelijk, dat zij gedeeltelijk hersteld gedeel telijk de arbeid hervatten. Maar dan late hij als medicus de oplossing aan anderen over en schrijve niet meer tegen de publieklechtelijke regeling. Haarlem, 12 Aug. 1908. GERRITSZ. ALBERT ROOTKAAN. Inclina Domine" voor vier mannenstemmen, Nijmegen, uit gave van den componist J. P. J. WIERTS. ,^ee Kiezen". (Gedicht van W. L. Pen ning Jr.), Delft, uitgave van den com ponist. Fantasie". (Gedicht van Albert Rodenbacb), Amsterdam, G. Alsbach & Co. Het Lied van den Arbeid". (Ge dicht van Renéde Clercq), Amsterdam, G. Alsbach & Co. Allen voor vier, stemmig mannenkoor a cappella. COSNELIS A. BONTEN. Het lied van den Acbeid" op. 56. Leiden, J. W. van Leeuwen. PHIIIPPUS LOOTS. Missa in honorem Sanctae Agnetis" op. 49. Amsterdam, 't Kasteel van 4em«tel. G. C. WEEHEN. Liederkeur voor de school en het leven". Groningen, J. B. Wolters. J. VELDKAMP en K. DE BOER. Kun je nog zingen, zing dan meel" Gronin gen, P. Noordhoff. S SCHELLINK "Voor de zangles". Leer boekje bij het eerste zangonderwijs. Utrecht, J. A. H. Wagenaar. De steeds veelvuldiger voorkomende mannenzangwedstrijden, die bij de zangers zei ven over het algemeen zoo hoog in aanzien staan, maar waaraan door vele anderen alle artistieke beteekenis wordt ontzegd, hebben in ieder geval het voordeel opgeleverd, dat zij aan een aantal composities voor mannenzang het aanzyn hebben geschonken. Inclina Domine" van Koothaan is, geloof ik niet gecompo neerd om als concours nummer te dienen, .maar ongetwijfeld slaat het min of meer onder den invloed van de concoursnummers van L. F. Brandts Buys, Dan. de Lange, Verhey, e. a., die op hun beurt Ferd. Hiller's beroemd Super flumina Babylonis" als uit gangspunt van hunne werken hebben ge nomen. Aan de compositie van stukken als de bovengenoemde is meestal n bezwaar ver bonden; n.l. de Latynsche verzen der psalm teksten vragen allen een afsluiting. Zyn die verzen nu vele in aantal en zijn er korte onder, dan mist daardoor de compositie dien onafgebroken, steeds doorgaande stroom van gedachten, van melodieën en harmonieën, die op den toehoorder steeds een zoo pakkenden indruk maakt. Het werk moet uit den aard der zaak iets kortademigs verkrij gen, dat niet voortdurend de aandacht ge spannen kan houden. Vroeger trachtte men dit bezwaar te ondervangen door teksther halingen aan te wenden; maar die zijn uit den tyd en mogen slechts zeer spaarzaam en dan nog uiterst doelmatig gebruikt worden. Albert Roothaan heeft zich van dit eu ?el niet geheel vrij weten te honden en dat is jammer, want het opuj is voortreffelijk voor de stem men geschreven; het klinkt alles zeer mooi en de stemvoering is zoo doelmatig als zulks binnen de enge grenzen van vier mannen stemmen 1) mogelyk is. Ook komen er geen gewilde, gezochte moeilijkheden in voor. Het een vloeit logisch uit het ander voort. Wel sou een liefelijke, breed uitgesponnen melodie, Andante of Allegretto, nog meer afwisseling hebben kunnen brengen in zulk een uitge breid werk, maar ik geef toe, de tekst biedt daarvoor niet veel gelegenheid aan. Afgescheiden nu van deze opmerkingen, die trouwens voortvloeien uit de tekstbehan deling en de compositietechniek van het werk 1) Hans Richter vertelde my eens niet te kunnen begrijpen, wat die mannen er toch aan hadden ihr elendes Dasein, innerhalb drei Octaven weiter zu fristen." onaangetast laten, kan ik Roothaan's Tnclina Domine" aan alle groote en flinke mannenzangvereenigingen met waimte aanbevelen. De Dflftsche componist J. P. J. Wicrts, dien ik tot dusverre slechts ontmoette in liederen voor n zangstem, is thans ook met een drietal mannenkoren vertegenwoor digd. Zee Kiezen" van W. L. Penning Jr. is een flink, effectvol koor van geringen om vang, dat zich vooral bezig houdt met het beschrijven, het echilderen van de tekstwoorden. Het stelt echter hooge" eischen. De tenoren moeten een flinken hoogen c bezitten. Schilderen en beschrijven doet ooi Fan tasie" op woorden van Rodenbach. Daar heeft Wierts zeer terecht een lichte, wiegelende melodische bewerking voor gevonden, die, bijna voortdurend p en pp, een zeer vlosienden, liefelijken indiuk maakt. In Reuéde Clercq's Lied van den Ai beid" komt de componist weer met stoere klanken te voorschijn. Het is een flinke compositie, krachtig en forsch van inhoud, voortreffelijk van declamatie en daarbij met genoeg afwis seliug om te kunnen blijven bloeien. De Amsterdamsche Liedertafel Apollo" aan wie' het werk is opgedragen, heeft trouwens reeds bewezen dat Wierts' compositie indruk maakt. Dezelfde tekst is ook door Cornelis Bonten bemerkt. Ook d da r vindt men forsche exclaniaties en een krachtig rhythme. Hoe weinig ik nu ook van vergelijkingen houd, hier wordt men er toch eigenlijk wel toe genoopt en dan moet ik bekennen dat Bonten's werk in inspiratie en frischheid van motieven en bewerking niet op n lijn kan gesteld worden met dat van zijn kunstbroeder Wierte. Op het gebied van katholieke kerkmuziek is er geen pen vruchtbaarder geweest in den laatsten tijd, dan die van Philip Loots. En het zijn allen werken van beslist meesterschap, waarmede hij de litteratuur heeft verrijkt. Zoo ook spreekt uit iedere bladzijde van de Agnes-mis de meeaterhand. Nu zal men brj dergelijke werken steeds min of meer de eischen van de practyk mee moeten laten spreken. Of dus de componist hier en daar het modulatorische element niet sterker zou hebben ontwikkeld, wanneer de bedoeling om het nihil obstat" te verwerven, ham niet in den weg gezeten had, is iets waarvan ik niet heel zeker ben. Overigens zij toegegeven dat de bezetting alt (knapetstemmen), tenor en bas met obligaat or^elpartü, een eenvou dige behandeling wel wettigt. Aan de jeugd behoort de toekomst. Wilt ge een goed muzikaal volk helpen aankweeken, leer het dan in de jeugd mooie, flinke liede ren goed zingen. De heer Weeren heeft in z\jn Liederkeur" een bundel liederen saamgelezen, van Nederlandsche dichters en com ponisten, die het doel op uitnemende wijze helpen bevorderen. Het zyn flinke, degelijke liederen, die men in zijn bundel ontmoet. Trouwens, dichters als Heye, Lovendaal, Gouverneur, maar vooral Heye en componisten als Hol, J. J. Viotta, Nicolai, enz , strekken hiervan tot waarborg. Op geen school mag deze Liederkeur" als onder wijsmateriaal ontbreken. Ditzelfde mag men zeggen van den bundel Kun je nog zingen, zing dan méI" der heeren J. Veldkamp en K. de Boer. Het zijn wel niet allen vruchten van eigen bodem die zij ons bieden, maar met veel tact .zijn toch de liederen uitgekozen. Ze zijn verschenen in twee uitgaven. De eene is bestemd ,voor schoolgebruik en gedrukt in noten- en cijfer. schrift, by de andere is meer gedacht aan de huiskamer, want de liederen zijn voorzien van een piano-begeleiding, die door den heer P. Jonker zeer doelmatig, n.l. niet te moeilijk is ingericht. De heer 8. Schellink, die als Directeur der Utrechtsche Volkszangschool, zich reeds zoo verdienstelijk gemaakt heeft ten opzichte van het zangonderwijs, heeft in Voor de Zangles" een aanvulling gegeven van het eerste deeltje van Hol's Jeugdige Zanger". Na den dood van Hol is er zeker niemand beter geroepen zulks te doen dan de heer Schellink. Ieder zangonder w ij zer(es) die Hol's Jeugdige Zanger" gebruikt, zal ook Schellink's aanvullingswerkje ter band moeten nemen. AST. AVERKAMP. IJHIIIIUUIIIHU4HIIIH4*IIIIIIM<HIII In Opstand, door L. G. BRONSVELD. Ge drukt bij Gaar landt en Tjabring, Amsterdam. Lectus ent guod disertos facit, zeien de oude Latijnen en waarlijk, alleen de ziel van den kunstenaar vermag die sensatie in den mensch op te wekken, welke hij op te wekken be oogde. Alleen de ziel. dat is het gevoel, dat diep leeft in den artist en zich bewust wordt in zijn werk, door louteren scheppingsdwang ontstaan, kan de diepste roerselen onzer ziel treffen en medegevoel in ons opwekken. En nu mag het kunstwerk de uiting zijn eener ziel, die schrijnde van wee, of jubelde van levensvreugde, de kunstenaar zal, mits hij zich geheel gaf, hetzelfde leed of denzelfden jubel in ons hart doen geboren worden. Medege voel opwekken, ziedaar het kenmerk van elke ware kunst en zonder dat is geen kunst bestaanbaar. Heeft nu de schrijver van In Opstand bij mij het medegevoel opgewekt, door hem met het schrijven van zijn boek beoogd? Liet hij mij meeleven dezelfde sensatie?, welke hij onderging, toen hij zijn boek schreef? Heb ik gemeend, waar hy treurde; gehijgd van verlangen, waar hij verwachtte van liefde; gejubeld, waar hij uitgelaten was van blijd schap? Ik zou onoprecht zijn, indien ik het verzweeg of ook slechts eenigszins verbloem de, maar het boek liet mij zoo koud als steen en ik zou het, reeds lang vóór ik op de helft was, hebben dichtgeklapt om het nooit weer te zien, had ik niet op mij genomen, In Opstand voor dit weekblad te beoordeelen. Deze eerste (?) pennevrucht van L. G, Brons veld is een ridicuul boek! Ridicuul om zijn conceptie, ridicuul om zijn intrige", als die er een is ridicuul om zijn karak teruitbeelding, ridicuul om de manier waarop de menschen praten, ridicuul niet het minst om zijn stijl, ridicuul eindelijk om alles l In dit boek wordt gephilosopheerd, getheologiseerd, gepolemiseerd gecritiseerd. geo reerd en de hemel weet nog al meer, maar gegeven werkelijke kunst, werkelijk leven, werkelyk gevoel, dat men opgetogen staat over de prachtziel van den schepper geen greintje. De loop van het verhaal is in 't kort aldus. De familie Hoogeveen, vader, moeder, dochter en zoon, zijn strenge Calvinisten, die zich met de Doleantie tegen de Hervormde kerk hebben gekant, doodende elke zucht, om uit te spreken of te zingen een dier gezangen, welke niet Psalmen" worden ge noemd." Vader Hoogeveen bekleedt eerst een on dergeschikte betrekking op het kantoor eener uitgevers-firma, doch wordt later in een provinciestadje directeur eener firma, drij vende eene drukkers- met uitgeversaffaire". Hier komen ze in kennis met mijnheer Groenendaal een flink persoon van vieren twintig jaar, van goeden huize en reeds eenigen tijd chef der zaak". Deze is socialist en maakt onder bet fabrieksvolk sterk pro paganda voor de roode vaan. Niet alleen echter onder het fabrieksvolk. Ook Marie, de dochter van Hoogeveen, komt onderzijn invloed en met bare liefde voor Groenendaal, neemt ook de sympathie voor diens denk beelden bij haar toe. Als hare ouders dit bemerken, wordt ze eerst naar haar broer, die intusschen met een rijke freule gehuwd is (vanwege de tegenstelling" natuurlijk 1) en later naar een verre oom ergens inDuitschland, gestuurd, waar ze een k wijnend bestaan leidt. Ze denkt altijd aan Groenendaal en moet en zal naar huis terug, waartoe de dood harer moeder eene geschikte gelegenheid biedt. Eenmaal thuis leeft zij gelukkig in het gezelschap van Groenendaal en zal met hem gaan trouwen. Op de fabriek van haar vader breekt echter een werkstaking uit. Groenen daal ia de aanvoerder der stakers, krijgt toevallig een kogel in het hoofd en ... sterft. En als eenige dagen later het stoffelijk overschot ten grave was gedaald, dan had zij zich gezien, wegdoezelend in dengrooten menschenstroom, die voortrolt eeuw-in, eeuwuit, zich vervliegend in de Gedachte" der Eeuwigheid"..." Dezen po veren inhoud heeft de schrijver tot 267 bladzijden uitgedijd zonder eenige bezieling, zonder eenig gevoel voor stijl of taal. De strekking ligt er overal duimendik op en het boek is gekruid met hatelrjkheden tegen alles en allen, die toevallig niet zoo denken als Groenendaal en Marie. Het boek moet dan ook bepaald meer als tendenz- dan als kunstwerk bedoeld zyn. Echter had dan de schrijver niet den romanvorm moeten misbruiken voor zijne overigens absoluut niet nieuwe denkbeelden. En zelfs al ware In Opstand louter als strekkingsboek bedoeld, de ttijl had toch beter verzorgd kunnen zyn. Nu is deze zoo etijf als een stokvisch en ridicuul tot in den overtieffenden trap. Men oordeele: Eigenlijk had hy zich daar nimmer op deze plaats gezien, waar zijne omgeving om helzende was vooruitstrevend Liberalisme"... Dan trachtte zij dien blik te ontgaan, doemde, als luisterde zy"... De heer van Hoogeveen had uit gemoeten en gedoken in eene lange regenjas, zich be schut wetende tegen de watermassa's, die zich ter aarde ontlastten, was hij heengegaan, verdwijnende in de duisternis, terwijl zyne vrouw en Marie gezellig in de huiskamer zich onledig hielden, makende kleedingstukjes". .. Hij had slechts drie klassen der H. B. S. doorloopen, maar veel gelezen zonder veel behoefte aan schoolwijsheid op school vond hy zooveel, dat hem niet interesseerde, dat hy had, juist voldoende wetende voor zijn overgangsexamen dubbel hard gewerkt, bestudeerende allerlei rechten, alsmede aller lei geschiedenissen, dit alles toetsende aan de debatten der Tweede Kamer en het dagelijksch leven om zich heen." Als dit fraais, behalve totale onzin, geen monster van stijl is, wordt Bronsveld nog Neerlacds grootste literator l En zoo gaat het steeds door; op de eene plaats al zotter dan op de andere, verwijzende ik voor liefhebbers van een lachbui naar blz. 72, 73, 76, 78. 108. 1.13,187, 208, 214, enz., enz., enz.! Ridicuul is ook de beeldspraak Ten bewijze: De volle beek van wellust die hem, in liefde dronken, zijn zoo juist gekozen psalm had doen zingen, deed al het vette der aarde" enz., bis. 15. Uoch ziet, daar drongen, als woest verscaeurende de zwarte nevelen rondom, van een rijtende het ondoorzichtbaar waas, dat, als uit raadselen geweven, geheel hare ziel als hield gekneld in ijzeren ketenen", blz. 117 enz. Van de tachtiger-beweging heeft Bronsveld beslist nooit gehoord l Ridicuul is dit boek om fraaiigheden als deze: ... zijne voeten beurtelings moest stam pende op den vloer, zoodat stofwolkjes zachtkens opdwarreldm". ... waardoor een keeshond, woedend blaffend, cirkels trachtte te beschrijven met zijne y'zeren ketting als straal, en een boom stam bij den grond afgezaagd, voorzien van een y'zeren ring ter bevestiging van de ketting als middelpunt"!!! ..En zijne hand trok te voorschijn weer het mes, welks lemmer als een bliksemstraal kris kras de lucht doorkliefde, terwijl rommelend, als een zware donderslag zijne stem wegstierf." Als die des doods waren droeve snikken, schokkend, hun als stervende lichamen ont vloden." ... terwijl een tranenvloed zich mengde met den fijnen regen"... Ridicuul ten slotte is dit boek om zijn conceptie. Om de tendenz eeniggzins sma kelijk" te maken en aan zyn boek den schijn van een roman te geven, flanste de heer Bronsveld 'n allerbanaalste liefdeshistorie in elkaar en dacht dat hij klaar was! Maar deerlyk heeft hij zich vergist en meer dan eens moet er een lens en machina aan te pas komen, om hem uit den nood te redden. Zoo bv. als de ouders van Marie, deze per se aan den omgang met Groenendaal willen ont trekken. Marie bemerkt dit nl. en EU wonder boven wonder! denkt ze eensklaps: als ik toch 'ns ergens heel ver weg 'n oom of tante had wonen, waar m'n ouders mij zouden heenzenden! Dit denkt Marie slechts, zonder er een woord van te reppen. En wat gebeurt? Een paar maanden later zijn er waarachtig heel ver weg. ergens in Duitschland, zoo'n leelijke oom en tante ontdekt en Marie moet er heen l! Later, als het boek lijvig genoeg is, moet er natuurlijk een eind aan komen. Niet ge makkelijker dan dat. Groenendaal is de hoofdpersoon. Groenendaal .is socialist. Bij socialisten behoort een werkstaking, bij 'n werkstaking een gevecht, by een gevecht een kogel, bij een kogel een slachtoffer, het slachtoffer is Groenendaal, Groenendaal is dood en het boek is uit"! Logischer kan volgens Bronsveld een boek niet uit" raken! Zoo is In Opstand, door de totale onmacht des schrijvers, geworden een belachelijk boek, belachelijk om alles, terwijl het nog al ernstig bedoeld moet zyn. De schrijver heeft alleen dit bereikt, dat men bij de meest dramatische bladzijden en die zijn er niet weinig! in een lekkere lachbui schiet. Als dit een verdienste mag heeten, is L. G. Bronsveld een zeer verdienstelijk schrijver, maar anders...! Alkmaar, Juli'08. HENRI H. v. CALKEB. BerMten. EEN RIJKSDAGBLADEN-MUSEUM ,Naast de voor stellen tot oprichting van eene Rijksmuziekbibliotheek en eene Rgksbibliotheek voor fraaie letteren is thans te Berlijn het plan besproken tot oprichting van een RijksDagbladenmuseum. Op het onlangs daar ter stede gehouden Congres voor historische wetenschappen wees prof. dr. M. Spahn op de waarde van de dagbladen als bron voor de nieuwere en hedendaagiche geschiedenis. Wel worden in sommige bibliotheken enkele kranten be waard, doch over 't algemeen is het moeilijk complete seriën van een bepaald dagblad te vinden, wat ook vooral geweten moet worden aan het slechte papier dat er voor gebruikt wordt. Prof. Spahn hoopte dat met behulp van staatswege de Vereeniging van Dnitsche uit gevers er toe zou komen om bij haar 50-jarig bestaan de Duitsche natie een Ryks-Dagbladenmuseum te schenken.) Naast alle Duitsche bladen, die eene meer dan plaatselijke be teekenis hebben, zouden daarin bewaard blijven alla officieele kennisgevingen, pailementsberichten, bulletins, brieven van jour nalisten enz. enz. De bladen die hier zouden worden bewaard, zouden op beter papier moeten zijn gedrukt. EEN JOURNALISTIEK LEXICON. ZoolangbovenStaand plan van prof. Spahn nog in wording is, zal de hedendaagsche geschiedvorscher voor een goed deel al geholpen zijn met het werk LEXIKON DER «SEGENWARÏvan C. W. Schmidt, dat binnenkort zal verschijnen. Dit boek bevat vier hoofJafdeelingen en schil dert alle daarin voorkomende onderwerpen volgens de opvatting van de leidende dag bladen. Het werk is chronologisch en lexikografuch ingericht en bevat een register van de genoemde dagbladen en tijdschriften, alsmede een uitgebreid trefwoord-register en een uitgebreide literatuur opgave. Boven een Museum" heeft zulk een werk nog altijd voor dat het voor iedereen thuis te raad plegen is. HOLLANDSCHE EN VLAAMSCHE SCHILDERS. Van Pol de Mont verschijnt in dit najaar een werk onder den titel Stories of the Flemish artists from van Eyck to the seventeenth century" en van dr. W. Bode: Great masters of Dujch and Flemish painting." HET BOEK VAN DEN OORLOG is een van de oudste boeken der wereld. Het bevat de geschriften van Suntzu en Wutzu, twee Chineesche strategen uit de vijfde eeuw vóór onze jaartelling. In den loop van de volgende maand zal er te Londen een nieuwe uitgave van verschijnen. 40 cents per regel. heeft sedert 190 jaar eene onwan kelbare reputatie voor absolute zuiverheid en kwaliteit. Vraagt uwen wijnhandelaar naar proefflesschen. Prijzen van f 2.5O tot /8.5O. Generaal-Agenten: Koopmans & Bruinier, Amsterdam. NomaaJ-Onilerldeeuiiig van ProfDrO. Eenige Fabrikanten W.BengerSöhne Sfuttgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalvenstr.157 K. P. DEUSCHLE-BENGEE/1 l JW WINKELIER IN ^HUISHOUDELIJKE ARTIKELEN VERSTREKT IIG R ATISII ONZE BROCHURE l K R \J M E l C H'S INM AAKPOTTEJN ? met metalen Deksel ? ,Hoemaakf menhef besf Fruif en Groenten in" E N G R O S B IJ 3oh.H.van der Meiden ' Amersfoort. * ' BOUWT te NUNSPEET op de VELUWE. Inlichtingen by Ar t i", doorloopende schilderijen-tentoonstelling aldaar.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl