Historisch Archief 1877-1940
DE A M S T E R D A M M E il WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1627
l
r
C
f
r
Over het Archief te Amsterdam.
Het Stats-secreet" in de Oude Kerk,
is geweest de eerste en oudste plaats,
waar stukken van de hoogste waarde
voor de rechten en vrijheden van Amster
dam werden bewaard.
Het Stats-secreet" noemde men ook
de Yzeren Kapel, die zich bevond in het
koor van St. ^Sebastiaan, den patroon
der boogschutters, in de Oude Kerk. Dit
koor heeft tot in de helft der zeventiende
eeuw gediend tot trouwkamer. Nog he
den herinnert het opschrift boven de
deur er aan : 't Is haest getrout, Dat
lange rout".
Tot hei vertrekje, waar de oudste be
scheiden van Amsterdam bewaard wer
den, kwam hij, die de bevoegdheid had
het Stats-secreet" binnen te gaan door
het opklimmen van een trapje tegen den
muur van genoemd koor. Dan kon hij
Eet Eangslot en de twee sloten van een
ijzeren deur met twee andere sleutels
openmaken.
Eerst daarna had hij gelegenheid een
tweede deur van eikenhout met een vier
den sleutel te openen en... hij stond in
bet heilige der heiligen: in 't
Statssecreet", een vertrekje van elf voet lengte
en negen voet breedte. Een luikje had hij
open te maken, om licht te krijgen. Dan
zag hu een eikenhouten kast met zware
ijzeren banden beslagen, slechts door het
gebruik van drie sleutels te openen.
Deze kast thans berustend in het
Oud-Archief, in het gebouw, bekend naar
de vroegere bestemming als St.
Anthoniswaag, later Brandweerkazerne,
?oorspronKelijk, in de 15de eeuw en later
gediend hebbend, als poorthuis, deze
kast heeft in drie rijen vijf-en-veertig laden.
In lade IS wordt het oudste document
bewaard, waarin de naam Amsterdam
voor het eerst genoemd wordt. Het is een
klein stukje perkament met een bescha
digd groot zegel, bekend als detolbrief van
ra af Floris V, waarin deze aan de
lieen van Amestelledamme" vrijheid geeft
door zjjn landen met hun eigen goederen
te varen.
In lade 4 ligt ook een zeer belang
rijk stuk, een der oudste charters, een
handvest van Willem IV graif van
Henegouwen, van 't welk de stadsge
schiedschrijver Jan ter Gouw gezegd
heeft: het handvest is merkwaardig
als de constitutie dezer stad in de mid
deleen wsche beteekenis van het woord.
Met dit handvest trad Amsterdam op
.onder de vrije steden der grafelijkheid
en, schoon de jongste der zustersteden,
steeg zij eerlang tot een rang, die haar
de evenknie maakte van haar die reeds
goede steden" waren, toen Amsterdam
nog maar een dorp was. 's Graven zegel
hangt aan dit charter aan zijden koorden,
rood en groen, het .geen een uitwendig
bewijs oplevert, dat dit handvest als
een stuk van hoog belang en uitstekende
waarde werd geacht, een stuk van bui
tengewone beteekenis, en daarom ook op
buitengewone wijze bezegeld, want de
gewone manier was het zegel aan een
francynen, dat wil zeggen, perkamenten
staart te hangen.
De laden der eikenhouten kist bevat
ten 26 charters als: grafelijke giftbrieven
van het Beiersche huis; privilegiën van
buitenlandsche vorsten vooral van
Denemarken en Zweden, en verder
die van buitenlandschen oorsprong, als
rentenbrieven, contracten, vonnissen,
procuratiën, enz. Het jongste document
in de kist is van 1650.
Voormalig Archief. In het Stadhuis. Wapenkamer. Na 1888 Bureau-archief.
Interessant is wat de commissie van
het Koninklijk Instituut, en later Dr.
P. Scheltema, Barth Penn Jr. en A. W.
Weissmann over den zoogeaaamden
Yzeren Kapel geschreven hebben.
De documenten die in de houten kist of
in de zoogenaamde Yzeren Kapel gebor
gen waren, werden in vorige eeuw niet
dan noodzakelijk voor den dag gehaald;
het bestaan er van schijnt een zeker
geheim te zijn geweest, misschien om de
belangrijkheid der giftbrieven en contrac
ten voor handel en scheepvaart. De
sleutels van 't ,,Stads-secreet" werden
dan ook zorgvuldig bewaard, en in ver
schillende manieren. Het bezoek door
Burgemeesteren aan de kapel behoorde
tot de gewichtigheden.
Deftig staan de zeldzame bezoeken van
den magistraat opgeteekend. Toen Jan
Wagenaar, de stadshistorieschrijver, een
bezoek aan de Kapel mocht brengen,
werd dit voor den geschiedschrijver als
een zeer bizondere gunst beschouwd.
De eerste archivaris van Amsterdam,
dr. P. Scheltema heeft in 1840 de kapel
mogen bezoeken. Dit ging niet zonder
ee.nig vertoon. Mr. "W. R. Veder, de huidige
archivaris vertelt eenigszins ironisch over
dit bezoek. Het scheen wel een
plechtige optjcht. Dr. J. Scheltema
was vergezeld van burgemeester
Huidecoper, de wethouders Van
Maanen en Insinger, de sekretaria
en de griffier der stad. Het was bij
die gelegenheid, dat de Kapel in
minder solieden toestand werd be
vonden. De impectie naar den
bouwvalligen staat der Kapel betrof
tevens een ruimte rechts van den
binnenkomende, en waarop door den
archivaris de aandacht was geves
tigd. Men veronderstelde, dat daar
niet minder dan de Oude Stads
schatkamer zich wel bevinden kon.
BurgemeesterHuidecoper, met eigen
oogen, zooveel doenlijk deze ruimte
willende opnemen, waagde zich het
eerst naar voren en stak het bovenlijf
in de opening vooruit. Zijn Edel
Achtbare verloor het evenwicht,
waardoor hij voorover op zijn han
den binnen de veronderstelde schat
kamer terecht kwam en daarbuiten in de
Kapel zijn beenen omhoog vlogen ten
aanschouwe van het achtbaar college, dat
gereed stond hem te volgen.
Tusschen het bewaren der oudste docu
menten in 't Statssecreet" tot het in
richten van een archief, liggen eeuwen.
In ouden tijd kende men in Amsterdam
geen archief, wel een charterye" of
charterkamer". Deze charterkamer is
tot in deze eeuw gebleven de bewaarplaats
van verschillende registers en documen
ten, van correspondentie, van contracten,
in 't bizonder der minuten van al wat
betrekking had op hetgeen de stad ge
handeld had met 's lands regeering,
brieven en papieren ter dagvaart, of uit
staande had gehad met andere steden,
dorpen, heerlijkheden enz. A.1 wat daar
entegen haar inwendige huisTiouding
betrof, bleef buiten de charterye".
De inwendige, de stedelijke huishou
ding, waarvan de stukken buiten de
eigenlijke charterkamer bleven, betroffen
in haar drieërlei werkkring haar
wetgeving (Burgemeester en Vroedschap),
haar rechtspraak, zoowel haar volentaire
als contentieuse en crimineele (schout en
schepenen) en haar financiën
(thesaurieStada-secreet" of Ijzeren Kapel in de Oude Kerk.
ren). De voornaamste dier registers zijn:
keurboeken of willekeuren (stedelijke
verordeningen), Groot memorialen (regle
menten, instructiën, decisiën van Bur
gemeesters), poorterboeken (inschrijving
van poorters) en de trouw-en
proclamatieboeken. Verder registers betreffende
stads-fabriekambt, wat men thans Pu
blieke werken" noemt, verder van de
Weeskamer en Desolate Boedelkamer,
Registers van geëxecuteerde goederen,
Cautiestellingen, Willige Decreten,
(verkoopingen van bezwaarde goederen),
Schout- en keurrollen, Quitscheldingen
(acten van overdrachten van huizen),
Vonnissen, Confessie boeken, enz; boven
dien de Stadsrekeningen, journalen, ren
tebrieven en alle registers betreffende
belastingen en verpondingen, Wissel
bank en Consignatie-kas.
Al deze stukken waren sedert 1655
onder toezicht van Secretarissen, en
werden eerst in het Raadhuis bewaard,
het tegenwoordig Paleis, later in het
Prinseahof en ook in De Hel", een
pakhuis op den O.Z. Achterburgwal.
Veel is er, vooral bij de overbrenging
van 1808. verloren gegaan. Ordeloos
heeft Dr. P. Scheltema, de eerste archi
varis, alles gevonden. Een
reuzenwerk is het geweest voor hem orde
in den chaos te brengen. Het schier
ondoenlijke is hem, den bescheiden
en geleerden man, goed gelukt. In
vele werken heeft hij voorts een
beschrijving en een catalogus
gege f en van al wat onder zijn be
rusting was gesteld. Een grooten
steun heeft hij bij het aanvaarden
van zijn werkkring gevonden bij
Mr. Jeronima de Vries en den lateren
wethouder Koenen.
Eenmaal door de papieren heen,
ving Dr. P. Scheltema aan ook mo
dellen, oudheden, wapenen, munten,
enz., alle betrekking hebbende op
de geschiedenis van Amsterdam te
ordenen. In vier groote zalen, allen
op het Prinsenhof, dat nog steeds
Stadhuis is, heeft hij dat alles een
plaats gegeven. In den loop der
jaren zijn deze zalen ontruimd moe
ten worden en bijna al de voor
werpen ondergebracht in het Rijks
museum, hoewel zij eigentlijk thuis
behooren in het Gemeente-museum onder
toezicht van den directeur Baard. Slechts
weinigen Amsterdammers wisten het
bestaan dezer zalen; en thans weet een
nog kleiner aantal zelfs niet, dat zij er
ooit geweest zijn. Daarom zijn de af
bee'.dingen er van in den tekst opgenomen.
Het archief en de studie van al wat
er zich bevindt, zijn in het laatst der
vorige eeuw geweldig uitgebreid, zoodat
dr. P. Scheltema, nog aan het einde van
zijn leven, den sympathieken mr. N. de
Roever, ia 1877 als adjunct-archivaris
naast zich aangesteld zag, meer bepaald
tot het vervullen van de.speciaal-juridisch
historische onderzoekingen. Na den dood
van dr. P. Scheltema, in 1885, volgde
mr. N. de Roever hem op.
Deze, met zijn zin voor kunst, handel
en nijverheid, voor het maatschappelijk
leven en al wat de beschavings- en ont
wikkelingsgeschiedenis aangaat, gaf aan
het archief grooter uitbreiding. Boven
dien vermeet derden voortdurend de
archiefstudiën, waartoe mr. N. de Roever
niet weinig heeft bijgedragen. Menigeen
heeft hij aangemoedigd tot het onderzoek
van een bepaald onderdeel, vooral wat
handel en nijverheid betreft. Zelfs de
hoogst belangrijke archiefstudie over de
suikerfabrieken in Amsterdam, en wat
daarmede in verband staat, door den heer
J. J. Reesse, die weldra het licht zal zien, is
zoo vele jaren later nog aan de
opwekking van mr. N. de Roever te
danken.
Er kwam in het Stadhuis plaats te kort
voor het archief, zoodat al wat tot het
verleden behoort, gebracht werd naar het
tot archiefgebouw ingerichte St.
Anthonie-waag,als Oud-archief", en het andere,
onder den naam Nieuw A.rchief' in het
Stadhuis bleef.
Mr. N. de Roever is evenals Mr.
Adr. de Vries al te jong gestorven, zij
met hunne heerlijke lust tot onderzoek en
hunne groote liefde voor de aloude stad
en haar grootsch verleden.
In 1893 moest het Archief Mr. N. de
Roever door den dood missen. Zooals in
het Muntgebouw, in de vestibule het
voorhuis een gedenkplaat de verdien
sten van Mr. A. de Vries levendig houdt
zoo spreekt een gedenktafal aan den
ingang van het Oud Archief" op de
Nieuwmarkt van die van Mr. N. de
Roever.
Mr. W. R. Veder is Mr. N. de Roever als
archivaris van Amsterdam opgevolgd.
De werkzaamheden en het bezoek zijn
er sinds zeer toegenomen en nemen
dagelijks toe, de aanwinsten worden
steeds grooter, zoodat de bezoeker zich
afvraagt, waar zal alles met der tijd een
bergplaats kunnen vinden. Hoelang- zal
dit archiefgebouw nog dienst kunnen
doen.
Kon Amsterdam in den beginne voor
het bewaren van zijn rechten en vrij
heden, om te kunnen blijven staan op
keizerlijke en koninklijke wetten, vol
staan met het Stats-secreet" in de Oude
kerk, de tijd kan niet verre meer
zijn dat zelfs het groote Waaggebouw
een nog grooter eischt.
J. H. R.
Voormalig Archief Stadhuis. Voormalige 2de Modellen kamer, later Opbergkamer.
Daarna bureau der Kamer van Koophandel en Fabrieken.
Voormalig Archief Stadhuis Rariteiten-kamer, in 1888 geworden atlas- en prentenkamer,
daarna Vergaderzaal der Kamer van Koophandel enz.
iliiiiiiiMiiiiiiiiiimiiiiiiMiiiiiiiMini
iiinmiK.iimiiiiiMiimiiiiii
J. r. i, Vonöel's yai in
n.
In de verbeelding van Vondel's poëzie is
het godsdienstige sentiment n geworden
met de weel lerige schoonheid van de
Hollaedsche landouw. In den aan Tang. in zijn
jeugdwerk is de wellust wat rijker en over
vloediger nog, maar reeds daar is zij verfijnd
en vermooid, en in zijn h oogen ouderdom,
toen zyn vroomheid in den klank en in den
schijn van zijn verzen wat meer uit blonk,
gebitterde ook toen nog altijd het blanke
naakt, rypte de vrucht in even warmen blos,
epeel-stoeide het water, en is het leven vochtig
gebleven tot op het einde.
Dit is Vondel's gezicht van het Hollandsche
landschap, d.i. van het Paradijs:
Hoe roken wy den geur van 't melck- en honinghlant,
En blancke leliën en versch ontloke rozen!
Hoe flonckren d'oevers hier van bdellion, turkozen,
Karbonklen, onixsteen en flickrend diamant!
De gront is een tapijt van bloemen, geene bant
van geesten kan zoo ryek borduuren en scliakecren
Wat vogels steecken nier in kostelyckc veeren!
Daec staet d'eenhoien, die zich spiegelt in den bron . ..
. . . hoe weeligb hangt dit ooft! . . .
. . , men ziet iet vee gedyen
Bij keur van geurigh kruit, en duizend leckernyeu.
De rugh van 't dertel lam, gedost met eene vacht
Van gloênde purperverf, getuight door zijne draght
In welek een beernt het weit...
.. . De boom zweet boninghdau, de beeck geeft room
i'ii wijn.
De boomschors is kanneel, hier valt de zonneschijn
Gematigt, niet te heet, noch koel. .. .
En wat het godsdienstige sentiment betreft,
dit is zoozeer overheerschend, dat het niet
in aparte voorbeelden behieft te worden aan
gewezen. Men zal het allicht hooren bij de
opvoering. Maar ik geef een enkel voorbeeld
waar de glans van de vergeestelijkte schoon
heid zeer is vermooid en in wijdste verten
zich strekt:
Laet ons dan den feestdans leereu
Kn den trant
Van den grooten heer der heeren ;
En den hernel uabootseereu
Met verstnnt.
Volgt de vaste en wutte lichten,
Op hun spoor.
Dat's op d'aerde een hemel stichten.
EJcke star bcwaert haer plichten
In Godta koor.
Zeven losse danssen binnen
't Vaste vier
Dat rondom, om prijs te winnen,
Zeven telt aan 's hemels tinnen
In linnn' zwier.
Dat ick dan de zon uitbeeldc,
Tiy, mijn brnit,
't Maenlicht, 'l \vclck me noit verveelde,
Scherpe prickel' van mijn weelde,
Dans vooruit.
en verder nog een enkele regel als :
Gedooght nu datu'e u beide, in 's io«gsteo iiaeui,
bekranssen.
hi:mel<-n al j
Nu wil ik vervolgens trachten een beeld 1)
te geven van het treurspel. D. i. eerst van
het milieu en de personen.
Vondel's fantasie van het Paradijs op den
middag heb ik aangehaald. Dit is het Paradijs
in den morgen :
.. . Waer ben iek hier? Men hoort den schellen
nachtegael
Den voorbo van de zouue en heldren rnorgenstrael.
'k Hoor levcuwecker met een morgenkoelte opkomen,
En liellijk klateren door klatergout en hoornen . . .
En aan het dageinde, bij de uitdrijving uit
het Paradijs, in een zwaar onweer :
1) De actie en haar plastiek bespreek ik
bij de opvoering.
... Wat hoore ick duer'r een s orrn begint hier op
te steeeken
lic donckre en zivangre lucht onstuimighuit te breecken.
De blauers ruisschen uit vier hoecken heene ea weer...
Dit is het beeld van de aartsengelen:
ADAM-.
Ay zie, mijn liefste, wat geluck zal ons gemoeten?
D;ier komt het hemelschdom met zijne /nivre voeten
Deu gront van de/en hof be/wieren uit de lucht.
Zy laeteu (ene streeek van gout in hunne vlnght
Van boven na. ay zie, wat zijn dat schoone pennen,
Hun vluüli ten blancken rugge uitwassende, om te rennen
In wint en starren, op des oppersten geboón!. . .
En dit van den menech vóór den zondeval:
En slaet dees Iaën in, daar de schaduw meest verdiept
In 't oogh van 't lieve paer, van d'englewaeht zoo blijde
Te groeten, dacrze trêeu, gekleet in witte zijde
Van erfrechtvaerdigheit, geslingert om hun leeu
En oock zoo lijn van draet, dat door ile zijde heen
De schoooheit van het lijf uitschijnen kan, en gloeien
Gelijk we door deu dan het ryzend licht zien groeien.