De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 30 augustus pagina 6

30 augustus 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E R D A M M E il WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1627 l r C f r Over het Archief te Amsterdam. Het Stats-secreet" in de Oude Kerk, is geweest de eerste en oudste plaats, waar stukken van de hoogste waarde voor de rechten en vrijheden van Amster dam werden bewaard. Het Stats-secreet" noemde men ook de Yzeren Kapel, die zich bevond in het koor van St. ^Sebastiaan, den patroon der boogschutters, in de Oude Kerk. Dit koor heeft tot in de helft der zeventiende eeuw gediend tot trouwkamer. Nog he den herinnert het opschrift boven de deur er aan : 't Is haest getrout, Dat lange rout". Tot hei vertrekje, waar de oudste be scheiden van Amsterdam bewaard wer den, kwam hij, die de bevoegdheid had het Stats-secreet" binnen te gaan door het opklimmen van een trapje tegen den muur van genoemd koor. Dan kon hij Eet Eangslot en de twee sloten van een ijzeren deur met twee andere sleutels openmaken. Eerst daarna had hij gelegenheid een tweede deur van eikenhout met een vier den sleutel te openen en... hij stond in bet heilige der heiligen: in 't Statssecreet", een vertrekje van elf voet lengte en negen voet breedte. Een luikje had hij open te maken, om licht te krijgen. Dan zag hu een eikenhouten kast met zware ijzeren banden beslagen, slechts door het gebruik van drie sleutels te openen. Deze kast thans berustend in het Oud-Archief, in het gebouw, bekend naar de vroegere bestemming als St. Anthoniswaag, later Brandweerkazerne, ?oorspronKelijk, in de 15de eeuw en later gediend hebbend, als poorthuis, deze kast heeft in drie rijen vijf-en-veertig laden. In lade IS wordt het oudste document bewaard, waarin de naam Amsterdam voor het eerst genoemd wordt. Het is een klein stukje perkament met een bescha digd groot zegel, bekend als detolbrief van ra af Floris V, waarin deze aan de lieen van Amestelledamme" vrijheid geeft door zjjn landen met hun eigen goederen te varen. In lade 4 ligt ook een zeer belang rijk stuk, een der oudste charters, een handvest van Willem IV graif van Henegouwen, van 't welk de stadsge schiedschrijver Jan ter Gouw gezegd heeft: het handvest is merkwaardig als de constitutie dezer stad in de mid deleen wsche beteekenis van het woord. Met dit handvest trad Amsterdam op .onder de vrije steden der grafelijkheid en, schoon de jongste der zustersteden, steeg zij eerlang tot een rang, die haar de evenknie maakte van haar die reeds goede steden" waren, toen Amsterdam nog maar een dorp was. 's Graven zegel hangt aan dit charter aan zijden koorden, rood en groen, het .geen een uitwendig bewijs oplevert, dat dit handvest als een stuk van hoog belang en uitstekende waarde werd geacht, een stuk van bui tengewone beteekenis, en daarom ook op buitengewone wijze bezegeld, want de gewone manier was het zegel aan een francynen, dat wil zeggen, perkamenten staart te hangen. De laden der eikenhouten kist bevat ten 26 charters als: grafelijke giftbrieven van het Beiersche huis; privilegiën van buitenlandsche vorsten vooral van Denemarken en Zweden, en verder die van buitenlandschen oorsprong, als rentenbrieven, contracten, vonnissen, procuratiën, enz. Het jongste document in de kist is van 1650. Voormalig Archief. In het Stadhuis. Wapenkamer. Na 1888 Bureau-archief. Interessant is wat de commissie van het Koninklijk Instituut, en later Dr. P. Scheltema, Barth Penn Jr. en A. W. Weissmann over den zoogeaaamden Yzeren Kapel geschreven hebben. De documenten die in de houten kist of in de zoogenaamde Yzeren Kapel gebor gen waren, werden in vorige eeuw niet dan noodzakelijk voor den dag gehaald; het bestaan er van schijnt een zeker geheim te zijn geweest, misschien om de belangrijkheid der giftbrieven en contrac ten voor handel en scheepvaart. De sleutels van 't ,,Stads-secreet" werden dan ook zorgvuldig bewaard, en in ver schillende manieren. Het bezoek door Burgemeesteren aan de kapel behoorde tot de gewichtigheden. Deftig staan de zeldzame bezoeken van den magistraat opgeteekend. Toen Jan Wagenaar, de stadshistorieschrijver, een bezoek aan de Kapel mocht brengen, werd dit voor den geschiedschrijver als een zeer bizondere gunst beschouwd. De eerste archivaris van Amsterdam, dr. P. Scheltema heeft in 1840 de kapel mogen bezoeken. Dit ging niet zonder ee.nig vertoon. Mr. "W. R. Veder, de huidige archivaris vertelt eenigszins ironisch over dit bezoek. Het scheen wel een plechtige optjcht. Dr. J. Scheltema was vergezeld van burgemeester Huidecoper, de wethouders Van Maanen en Insinger, de sekretaria en de griffier der stad. Het was bij die gelegenheid, dat de Kapel in minder solieden toestand werd be vonden. De impectie naar den bouwvalligen staat der Kapel betrof tevens een ruimte rechts van den binnenkomende, en waarop door den archivaris de aandacht was geves tigd. Men veronderstelde, dat daar niet minder dan de Oude Stads schatkamer zich wel bevinden kon. BurgemeesterHuidecoper, met eigen oogen, zooveel doenlijk deze ruimte willende opnemen, waagde zich het eerst naar voren en stak het bovenlijf in de opening vooruit. Zijn Edel Achtbare verloor het evenwicht, waardoor hij voorover op zijn han den binnen de veronderstelde schat kamer terecht kwam en daarbuiten in de Kapel zijn beenen omhoog vlogen ten aanschouwe van het achtbaar college, dat gereed stond hem te volgen. Tusschen het bewaren der oudste docu menten in 't Statssecreet" tot het in richten van een archief, liggen eeuwen. In ouden tijd kende men in Amsterdam geen archief, wel een charterye" of charterkamer". Deze charterkamer is tot in deze eeuw gebleven de bewaarplaats van verschillende registers en documen ten, van correspondentie, van contracten, in 't bizonder der minuten van al wat betrekking had op hetgeen de stad ge handeld had met 's lands regeering, brieven en papieren ter dagvaart, of uit staande had gehad met andere steden, dorpen, heerlijkheden enz. A.1 wat daar entegen haar inwendige huisTiouding betrof, bleef buiten de charterye". De inwendige, de stedelijke huishou ding, waarvan de stukken buiten de eigenlijke charterkamer bleven, betroffen in haar drieërlei werkkring haar wetgeving (Burgemeester en Vroedschap), haar rechtspraak, zoowel haar volentaire als contentieuse en crimineele (schout en schepenen) en haar financiën (thesaurieStada-secreet" of Ijzeren Kapel in de Oude Kerk. ren). De voornaamste dier registers zijn: keurboeken of willekeuren (stedelijke verordeningen), Groot memorialen (regle menten, instructiën, decisiën van Bur gemeesters), poorterboeken (inschrijving van poorters) en de trouw-en proclamatieboeken. Verder registers betreffende stads-fabriekambt, wat men thans Pu blieke werken" noemt, verder van de Weeskamer en Desolate Boedelkamer, Registers van geëxecuteerde goederen, Cautiestellingen, Willige Decreten, (verkoopingen van bezwaarde goederen), Schout- en keurrollen, Quitscheldingen (acten van overdrachten van huizen), Vonnissen, Confessie boeken, enz; boven dien de Stadsrekeningen, journalen, ren tebrieven en alle registers betreffende belastingen en verpondingen, Wissel bank en Consignatie-kas. Al deze stukken waren sedert 1655 onder toezicht van Secretarissen, en werden eerst in het Raadhuis bewaard, het tegenwoordig Paleis, later in het Prinseahof en ook in De Hel", een pakhuis op den O.Z. Achterburgwal. Veel is er, vooral bij de overbrenging van 1808. verloren gegaan. Ordeloos heeft Dr. P. Scheltema, de eerste archi varis, alles gevonden. Een reuzenwerk is het geweest voor hem orde in den chaos te brengen. Het schier ondoenlijke is hem, den bescheiden en geleerden man, goed gelukt. In vele werken heeft hij voorts een beschrijving en een catalogus gege f en van al wat onder zijn be rusting was gesteld. Een grooten steun heeft hij bij het aanvaarden van zijn werkkring gevonden bij Mr. Jeronima de Vries en den lateren wethouder Koenen. Eenmaal door de papieren heen, ving Dr. P. Scheltema aan ook mo dellen, oudheden, wapenen, munten, enz., alle betrekking hebbende op de geschiedenis van Amsterdam te ordenen. In vier groote zalen, allen op het Prinsenhof, dat nog steeds Stadhuis is, heeft hij dat alles een plaats gegeven. In den loop der jaren zijn deze zalen ontruimd moe ten worden en bijna al de voor werpen ondergebracht in het Rijks museum, hoewel zij eigentlijk thuis behooren in het Gemeente-museum onder toezicht van den directeur Baard. Slechts weinigen Amsterdammers wisten het bestaan dezer zalen; en thans weet een nog kleiner aantal zelfs niet, dat zij er ooit geweest zijn. Daarom zijn de af bee'.dingen er van in den tekst opgenomen. Het archief en de studie van al wat er zich bevindt, zijn in het laatst der vorige eeuw geweldig uitgebreid, zoodat dr. P. Scheltema, nog aan het einde van zijn leven, den sympathieken mr. N. de Roever, ia 1877 als adjunct-archivaris naast zich aangesteld zag, meer bepaald tot het vervullen van de.speciaal-juridisch historische onderzoekingen. Na den dood van dr. P. Scheltema, in 1885, volgde mr. N. de Roever hem op. Deze, met zijn zin voor kunst, handel en nijverheid, voor het maatschappelijk leven en al wat de beschavings- en ont wikkelingsgeschiedenis aangaat, gaf aan het archief grooter uitbreiding. Boven dien vermeet derden voortdurend de archiefstudiën, waartoe mr. N. de Roever niet weinig heeft bijgedragen. Menigeen heeft hij aangemoedigd tot het onderzoek van een bepaald onderdeel, vooral wat handel en nijverheid betreft. Zelfs de hoogst belangrijke archiefstudie over de suikerfabrieken in Amsterdam, en wat daarmede in verband staat, door den heer J. J. Reesse, die weldra het licht zal zien, is zoo vele jaren later nog aan de opwekking van mr. N. de Roever te danken. Er kwam in het Stadhuis plaats te kort voor het archief, zoodat al wat tot het verleden behoort, gebracht werd naar het tot archiefgebouw ingerichte St. Anthonie-waag,als Oud-archief", en het andere, onder den naam Nieuw A.rchief' in het Stadhuis bleef. Mr. N. de Roever is evenals Mr. Adr. de Vries al te jong gestorven, zij met hunne heerlijke lust tot onderzoek en hunne groote liefde voor de aloude stad en haar grootsch verleden. In 1893 moest het Archief Mr. N. de Roever door den dood missen. Zooals in het Muntgebouw, in de vestibule het voorhuis een gedenkplaat de verdien sten van Mr. A. de Vries levendig houdt zoo spreekt een gedenktafal aan den ingang van het Oud Archief" op de Nieuwmarkt van die van Mr. N. de Roever. Mr. W. R. Veder is Mr. N. de Roever als archivaris van Amsterdam opgevolgd. De werkzaamheden en het bezoek zijn er sinds zeer toegenomen en nemen dagelijks toe, de aanwinsten worden steeds grooter, zoodat de bezoeker zich afvraagt, waar zal alles met der tijd een bergplaats kunnen vinden. Hoelang- zal dit archiefgebouw nog dienst kunnen doen. Kon Amsterdam in den beginne voor het bewaren van zijn rechten en vrij heden, om te kunnen blijven staan op keizerlijke en koninklijke wetten, vol staan met het Stats-secreet" in de Oude kerk, de tijd kan niet verre meer zijn dat zelfs het groote Waaggebouw een nog grooter eischt. J. H. R. Voormalig Archief Stadhuis. Voormalige 2de Modellen kamer, later Opbergkamer. Daarna bureau der Kamer van Koophandel en Fabrieken. Voormalig Archief Stadhuis Rariteiten-kamer, in 1888 geworden atlas- en prentenkamer, daarna Vergaderzaal der Kamer van Koophandel enz. iliiiiiiiMiiiiiiiiiimiiiiiiMiiiiiiiMini iiinmiK.iimiiiiiMiimiiiiii J. r. i, Vonöel's yai in n. In de verbeelding van Vondel's poëzie is het godsdienstige sentiment n geworden met de weel lerige schoonheid van de Hollaedsche landouw. In den aan Tang. in zijn jeugdwerk is de wellust wat rijker en over vloediger nog, maar reeds daar is zij verfijnd en vermooid, en in zijn h oogen ouderdom, toen zyn vroomheid in den klank en in den schijn van zijn verzen wat meer uit blonk, gebitterde ook toen nog altijd het blanke naakt, rypte de vrucht in even warmen blos, epeel-stoeide het water, en is het leven vochtig gebleven tot op het einde. Dit is Vondel's gezicht van het Hollandsche landschap, d.i. van het Paradijs: Hoe roken wy den geur van 't melck- en honinghlant, En blancke leliën en versch ontloke rozen! Hoe flonckren d'oevers hier van bdellion, turkozen, Karbonklen, onixsteen en flickrend diamant! De gront is een tapijt van bloemen, geene bant van geesten kan zoo ryek borduuren en scliakecren Wat vogels steecken nier in kostelyckc veeren! Daec staet d'eenhoien, die zich spiegelt in den bron . .. . . . hoe weeligb hangt dit ooft! . . . . . , men ziet iet vee gedyen Bij keur van geurigh kruit, en duizend leckernyeu. De rugh van 't dertel lam, gedost met eene vacht Van gloênde purperverf, getuight door zijne draght In welek een beernt het weit... .. . De boom zweet boninghdau, de beeck geeft room i'ii wijn. De boomschors is kanneel, hier valt de zonneschijn Gematigt, niet te heet, noch koel. .. . En wat het godsdienstige sentiment betreft, dit is zoozeer overheerschend, dat het niet in aparte voorbeelden behieft te worden aan gewezen. Men zal het allicht hooren bij de opvoering. Maar ik geef een enkel voorbeeld waar de glans van de vergeestelijkte schoon heid zeer is vermooid en in wijdste verten zich strekt: Laet ons dan den feestdans leereu Kn den trant Van den grooten heer der heeren ; En den hernel uabootseereu Met verstnnt. Volgt de vaste en wutte lichten, Op hun spoor. Dat's op d'aerde een hemel stichten. EJcke star bcwaert haer plichten In Godta koor. Zeven losse danssen binnen 't Vaste vier Dat rondom, om prijs te winnen, Zeven telt aan 's hemels tinnen In linnn' zwier. Dat ick dan de zon uitbeeldc, Tiy, mijn brnit, 't Maenlicht, 'l \vclck me noit verveelde, Scherpe prickel' van mijn weelde, Dans vooruit. en verder nog een enkele regel als : Gedooght nu datu'e u beide, in 's io«gsteo iiaeui, bekranssen. hi:mel<-n al j Nu wil ik vervolgens trachten een beeld 1) te geven van het treurspel. D. i. eerst van het milieu en de personen. Vondel's fantasie van het Paradijs op den middag heb ik aangehaald. Dit is het Paradijs in den morgen : .. . Waer ben iek hier? Men hoort den schellen nachtegael Den voorbo van de zouue en heldren rnorgenstrael. 'k Hoor levcuwecker met een morgenkoelte opkomen, En liellijk klateren door klatergout en hoornen . . . En aan het dageinde, bij de uitdrijving uit het Paradijs, in een zwaar onweer : 1) De actie en haar plastiek bespreek ik bij de opvoering. ... Wat hoore ick duer'r een s orrn begint hier op te steeeken lic donckre en zivangre lucht onstuimighuit te breecken. De blauers ruisschen uit vier hoecken heene ea weer... Dit is het beeld van de aartsengelen: ADAM-. Ay zie, mijn liefste, wat geluck zal ons gemoeten? D;ier komt het hemelschdom met zijne /nivre voeten Deu gront van de/en hof be/wieren uit de lucht. Zy laeteu (ene streeek van gout in hunne vlnght Van boven na. ay zie, wat zijn dat schoone pennen, Hun vluüli ten blancken rugge uitwassende, om te rennen In wint en starren, op des oppersten geboón!. . . En dit van den menech vóór den zondeval: En slaet dees Iaën in, daar de schaduw meest verdiept In 't oogh van 't lieve paer, van d'englewaeht zoo blijde Te groeten, dacrze trêeu, gekleet in witte zijde Van erfrechtvaerdigheit, geslingert om hun leeu En oock zoo lijn van draet, dat door ile zijde heen De schoooheit van het lijf uitschijnen kan, en gloeien Gelijk we door deu dan het ryzend licht zien groeien.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl