De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 30 augustus pagina 7

30 augustus 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1627 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. D c Meijer Jr, t Een der laatste groote verzamelaars van «l wat Amsterdam betreft, is met D. C. ?Meijer Jr. heengegaan. De heer Hartkamp blijft «aet lyne schatten schier alleen achter. D. C. Meijer verzamelde niet alleen, hij bewerkte ook de doode stof. Daaraan zijn ?de treflyke opstellen te danken, verse tienen ook: in dit blad, maar voornamelijk in De Oids", Eigen Haard", Oud-Holland", Het ?Amatérdamsche Jaarboekje", enz. Mejjer's liefde voor geschiedenis en oudheid leidde hem vele genootschappen binnen, als Maatschappij voor Nederl. Letterkunde te Leiden", Historisch genootschap te Utrecht", Kon. Oudheidkundig Genootschap", Com missie ter restauratie van het Mniderslot", Amstelodamnm". D. C. Meijer Jr. bewoog zich ook op kerkelijk gebied. HU behoorde tot het Hersteld-Evangelisch Luthersch Kerk genootschap en was haar in raad en daad en geschrifte tot steun. Zijn beste werk blijft: Amiterdam in de 17de eeuw. .IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIHIIIIIIIIIIIII lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIinillMI En na den zondeval: ,.. Zij dropen achter af, Yaa achaemte, en schrick gepraemt ?En aioopen in een hol.. . ... Zij weven schaemroot... ... een groen web van vijgeblaên .Om 't middenlijf: want wy hen by de locken sleurden JDuor braem en doornehaegh, en distelpunt en scheurden JDe witte zijde van hnn eerste onnozelheit... De inhoud is eenvoudig en bekend. Er is ?alleen nader te vermelden, dat Vondel de verleiding, de zondeval en de uitjaging uit ?het Paradijs doet plaats hebben op den bruilof, sdag van het tusschen Adam en Eva be sloten; huwelijk. Ook dit huwelijk is van de voorstelling van Vondel. Maar daarin vat hij het Parades-geluk van den mensen samen, hu verhoogt het daarmee, en de zondeval wordt de plotselinge ron ir in dezen vreugdedag. Het spel is verder tusschen Adam en E va ?met hun geleide van wachtengelen, die onder aanvoering van Michaël ter bewaking van het Paradijs z{jn gesteld: Gabriël, Rafaël en Mi?cheël: Lucifer met hemelsche eedtgeoooten en As mode en Belial. Aan het einde de engel met-het-vurige-zwaard Uriël. En misschien is het ook nuttig met een ^nkel woord te wijzen op de beteekenis der Eeyen. De eerste Rey tusschen Adam en Eva is een ochtendlied, dat de opkomende zon begroet. Het is de aanvang van den bruilofts ?dat;. En het lied, dat den schepper dankt, dankt hem mede om het nieuw-geschapen geluk van het samenleven-in-liefde het heil van 't goet der meegenootschap". De tweede i\R£v van het eerste. Bedrijf w bet lied van de - «cheppiag van hemel en' aarde rondom den mentch in het Paradijs, eindigende met de Tegels: - ? . Gezalight paer in 's aertrijx hoven, Verwacht een schoener hof daer boven. De Rey van het tweede Bedrijf is een lof lied op Adam en Eva. De Rey van het derde Bedrijf, de dans, is de finnelijke. en zinnebeeldige voorstelling -van Vondel'» godsdienttige aanechoumng van het heelal. In het stuk il het het hoogte moment in de vreugde der aardsche geluk zaligheid voor den zondeval. Het is het bruiloftslied bjj het godsdienstigste huwelijk -dat Vondel kende, het huwelijk van Adam «n Eva in het Paradijs. De Rey van het vierde Bedrijf is de rouwzang na den zondeval. Tot zoover heb ik van de Adam in Balling schap" al die voorstellingen genoemd, die bij eene opvoering in het geheel niet of te nauwernood te verwerkelijken zyn. Want ten eerste is de voorstelling van het landschao van Vondel niet te verwerkelijken, ?omdat wij geen zuiver decor van de natuur hebben, en zooveel te minder decor van de natuur-zooals-de dichter-ze-ziet. Het eenige milieu-decor, dat wjj hebben, is het decor van een kamer bjj avondlicht. Toch heb ik de voorstelling van den dichter uitvoerig medegedeeld omdat ik meen, dat wij op den duur de decor-schildering moeten opheffen, en niet omgekeerd 's dichters voorstelling neerhalen tot de tegenwoordige mogelijk heden van het decor. En ook wat de personen betreft is het, met de uitzondeiing misschien van de ge?drochtelgk-ridicule teekening van de duivelen, het gezicht van den dichter dat hen zoo schoon doet zijn. Wat er aan reëele hartstocht plastiek in toon en gezichtsexpressie in deze ro.len gegeven zal worden ik meen dat het vers van Vondel daarin tekortschiet het moge alles bij de opvoering op zichzelf waardeering vinden, indien niet n in het zuivere rythme van het vers, n in de houding, in den gang en in de lijn van de bewegingen een nieuw middel gevonden ia die verhoogde schoonheid naby te komen, dan is de dichter vergeten, en de Adam in Ballingschap" van Vondel niet opgegooid. Maar nu wil ik een decor-opvatting ver dedigen, die, zoo zij al niet regelrecht ia de intentie van Vondel, toch overeenstemt met den inhoud van bet spel, dien inhoud eigen aardig samenvat, en bovendien in een schoone harmonie is met de versregels, de eenige uit gansch het treurspel, waar menscbelijke hartstocht is verbeeld in een ontroerd gebaar. Ik zal die versregels onderaan dit artikel citeeren. Het eerste bedrijf (voor zoover ik zien kan) en tweeie spelen in het Paradijs bij de Boom des Levens; aldus: Daer 's levens boom bedeckt een klaeren watersprongk, Waer uit terstont een leeu met zijn leeuwinne drouck Kn'zoo veel dieren, als op Adains wenck verzaemen, By hem getekent, elck met hun byzondere naemen. en over de bron, waarboven de boom des levens staat geplant: Toen wy dees springbrou zagen Vier aders leveren aen 't aerdtsche paradijs, en verder elders: Hier springt de bron, die tweepaer stroomen Uitlevert, en den hof besproeit, Waer zy langs bloeiende oevers vloeit En laeft de wortels van de hoornen. Het derde Bedrijf bij de Boom der Kennwse: .... wy verschijnen op nw stampen In schaduw van den boom, geladen en vermast Van heerlijck ooft, waer door de kennis groeit en wast. Het vierde bedrijf ook bij de Boom der Kennisse en het vijfde bedrijf bij een spelonk: O Duistere Spelonck, ick docht in uwe naerheit Mijn smet enz. Een fout in de compositie, overigens zoo zuiver, is dat terwijl het bruiloftsfeest gevierd wordt in het Paradijs bij de Btom de» Levens, de groote bruiloftedans, die in zijn symbolieke beteekenis het hoogtepunt is van het stuk vóór den zondeval, uitgevoerd werd terzijde van het feest bij de Boom des Kennitse. Maar belangrijker dan deze fout-in-de compositie is de deugd van het middel ter verzinnelijking van den inhoud-7an-het-spel, de deugd van het decor-middel. Dit middel is gegeven in de Boom des Levens en de Boom der Kennisse. Indien er nu maar een gevoelig schilder was, gevoelig vooral voor de bedoelde versregele, (ik zal ze onderaan dit artikel citee ren) dan ware bg de opvoering van Adam in Ballingschap" ook in het decor voor bet eerst iets schoons te bereiken. Want wel is het lang niet zeker dat de opvoering ten dage van Vondel de schoonheid van dit hulp middel heeft gewild, noch zelfs is het boven allen twijfel, dat Vondel zelf niet veel meer dan dit symbool-van-den-boom het volle land schap en de atmosfeer daarvan heeft gezien en bedoeld, maar toch: ik meen dit deze opvatting geoorloofd is, lo. omdat, als gezegd, thans, met de tegenwoordige bnlpmiddelenvoor-het-déeor aan eene landschaps-voorstel ling in een schoonheidsiicht als waarin Vondel het zag, eenvoudig, niet kan worden gedacht; 2o. omdat wij nagenoeg zeker weten dat een andere groote tijd, groot in de literatuur en in andere verbeeldingskunst aan een dergelijke opvatting na verwant is geweest: ik bedoel de middeleeuwen; 1) want de middeleenwen zouden dien boom, ja vooral .en enkel dien eenen boom hebben gezien en 3o. omdat onze eigen tijd tracht naar een dergelijke opvatting. Dit zijn de regels, die ik citeeren wilde, en waarin zoo wel voor het ontroerde ge baar als voor het schoone symbool, 'sdichters bezieling levend is: BEU* L Dit's d'oirzaeek van het streng verbieden De;e appelschei beschaduwt Godt: Tast toe eer't iemant koom' bespieden. lek schud den boom, om zulck een lot, Een Godtheit in uw mont te storten Ay zucht niet. Staeck dit droef gezucht. Wat wilt ge uw lust alree verkorten? Bespiegel deze hemelvrucht Dien gouden appel milt van sappen Hy schenkt u hemelsche eigenschappen. EVA: Och eedle boom, hoe durf ick waegen Uw ooft te pluckenl eedle boom, Gezalight door het appeldraegen, Hoe klopt mijn hart uit schrick en schroom! O blozende a/ipel, ik zie u schieten Een' strael van gout, en levend root. Die zonder smet u inoght genieten! 'k Genaecke u bevend. Zou de doot, Een worm zich in dien boezem bergen? Hou op, hou op mijn lust te tergen. 1) De vroege middeleeuwen. STBLLWAGEN. EenöanlTiui'tVflir'iH. Ito. OPVOERING KON. VER. HET NED. TOONEEL. Bijna alle tooneelspelen van Ibsen hebben deze ei.enaardige fout, dat er tusschen het milieu en de superieure gedachten van het stuk een zonderling groote afstand is. Het milieu is het dorpsleven, of het kleine stadsleven en al de kleine beroepsmenschjes daar 'an, en toch in dat milieu en in de hoofden van dje kleine beroepsmenschjes werken zich de denkbeelden uit, die thuis hooren in de groote open stry'dplaats, waar zich de moderne Europeesche gedachten hebben ontmoet. Niet altijd, niet van het begin ai aan zijn die gedachten zoo groot geweest in Ibsen's werk. In veel tooneelspelen is de moraal en de zienswijze conventioneel en haast overal is de kleinheid van de omgeving toch wel in een of ander opzicht eene belemmering gebleven voor de algeheele ontplooing van de gedachte. Zoo is in Een vijand van het Volk", waar de gedachte wél groot is, die kapitein die op Amerika vaart, ridicuul. Want het is kinderachtig van Ibsen om van Amerika een illusie te hebben, die hij weten moest dat alleen verwerkelijkt was in de hoofden van enkelen in Amerika of niet in Amerika. Maar voor de opvoering is het genoemde verschil altijd een groote hindernis. De op voering, d.i. de verbeelding van het stuk is eene zinnelijke verbeelding. En hoe groot de gedachte ook zij, indien de dichter de gedachte niet zien laat in de menschen, kan de acteur ze niet verbeelden. De menschen in Ibsen's werk zyn van eec uiterlijke ge draging, die noodzakelijk de bekrompen, de enge en de kleine gedachten inspireert, en naarmate de acteur het kleine uiterlijke aspect des te verdienstelijker speelt, naar die mate wordt de tegenstelling met wat Ibsen aan gedachten verwerkt, grooter. Nu is er echter een goed middel tot de oplossing van de moeilijkheid, een middel, dat door Ibsen overal, van het eerste woord tot het laatste van zijn tooneelwerk, zelf gegeven is. Dit is het middel van de scherpe, van de scherp-harde karakteranalyse. Om een enkel voorbeeld te geven. Indien tusschen doktor Stockman en zyn broer den burgemeester de strijd van eenige groote psychische beteekenis zyn moet, dan is het natuurlijk wel wat vreemd, dat die stryd gaat ten slotte om niets anders dan om de badinrichting van een klein zeeplaatsje. Die stry'd is ook hierom onreëel omdat in de situatie van het geval in het stuk de besmet ting van het bad niet kan geheim worden gehouden, en de stry'd berust hierop, dat beide partijen aannemen van wél. Maar ook overigens de strijd om denkbeelden als Dr. Stockmann verkondigt, pleegt heen te gaan over badinrichtixgeu en hoofden van dorpsburge meesters Dorpsburgemeesters zyn en vooral in hun getypeerd karakter van dorpsburge meester daarvoor van een te klein formaat. Maar in de analyse-taal van Ibsen is het formaat grooter geworden. Niet doordat de burgemeester in den burgemeester is vergroot, maar doordat in den burgemeester het soort mentch, dat hy is, met een groote scherpe en eene groote strenge waarheid en realiteit is geanalyseerd. Aan het intelligent e, wat wy'felachtige, egoïste maar toch ideëele karakter van den dokter, staat ineens, dadelijk en het heele stuk door het straffe, wilskrachtige, egoïste maar niet ideëele, maar egoist-heerschzuchtige karakter van den burgemeester tegenover. Dorp of geen dorp. heeft Ibsen met die analyse gezegd, die karaktertegenstrijdigheid, mét de maatschappelijke overwinning van den wilsterkere, zie ik als een wet in het leven, hier in dit dorp en daar buiten. In Rosmersholm" vindt u twee soortgelijke karakters en hun strijd. Dit nu was de fout van de opvoering met ne uitzondering dat wel het beroepsmenscbje en zyn gedragingen werd getypeerd, maar het karakter niet naar voren kwam, niet inwrat in de gemoedsstemming van den toeschouwer. Ik wil dus niet zeggen, dat de typeering van de beroepamenschjes eenmaal die opvatting aanvaard niet goed was, of onverdienstelijk werd gespeeld, neen, maar de opvatting deugde niet. De eene uitzondering is het spel van de Vos. Ik heb het niet onverdeeld mooi ge vonden. Ik heb er tegen dat in meer dan een moment, en ook aan het einde van het geheel de indruk ontstond: & at die dok ter Stockmann t O ff h is o o 'n edel mensen en zoo !n góAd'huis vader is (einde tweede b wMjjlC'*"ÜP- dat de Vos niet nalaat, ziJmlérM dodf te spre ken met die vermoeide,'slordige tong van hem; maar dit andere heb ik- schoon gevon den, dat de Vos e* in slaaröe &e intel ligentie t e s p 11 e tf^Jök in het tooneel van ie volksergadering -Wjïet had als gezegd wat minder slordig geJifcad waar bet moeilyk was, of in het «ndere tooneel-metde-pet en in de terugkeerende zinswending over het dienstmeisje: geef dat aan die vuilik nou ja, je weet wel, die stomme meid, waar het effect dankbaar had kunnen zijn, als het publiek het slechts had willen be grijpen. Welke niet-intelligente regie plaatste tegeno ver den heer de Vos den heer v. Schoonhoven ? STELLWAGEN. De Internationale Tentoonstelling m Futo arafiscne Kunst in net Stedelijk Kon te Amsterdam, Het artikel des heeren Tb. Molkenboer, in uw blad van 16 Aug. jl., las ik door afwezigheid, eerst heden; het zij mij vergun i geachte heer Redacteur een enkel woord, naar aanleiding daarvan te mogen plaatsen. Bij voorbaat mijn beleefden dank. De zaak is deze: Wat maakt een ding tot een kunstwerk; niet, dat het is geschilderd, geteekend, geëtst of gefotografeerd, doch allén, wanneer het resultaat, door deze mid delen bewerkt, aesthetisch belichaamt de psychische indrukken van den maker of de schoone emotie, die hij ondervond. Is er nu maar n foto, die dit geeft, dan is er kunst fotografie, en heeft het kunstfotografeeren niet alleen reden van bestaan, doch verdient alleszins te worden bevorderd tot smaakveredeling der massa, waartoe de foto bij uitstek het middel kan zijn. Uit de vele kunstfuto's van genoemde ten toonstelling wil ik een greep doen, en my bepalen tot slechts twee voorbeelden, die ieder nog kan gaan zien, nl. No. 297 Regen" vaa D. Eilers en No. 961 Dordrecht" van H. J. Tollen?. Wanneer de heer Molkenboer in deze wer ken de aesthetische belichaming uer schoone emotie ontkent, dan zou men hem moeten houden voor iemand, wiens kunstgevoel in den algemeenen zin nog niet voldoende is ontwikkeld, of dat hij, wetende dat deze werken zijn ontstaan door de middelen der fotografie, vooringenomen is, dit laatste is zeker het geial. Aan de hand van deze werken is eene ontkenning, door een kunstzinnig menscii onmogelijk; hier is kunst; zij zijn ontstaan met behulp der middelen, waarover de foto grafie beschikt; kunstfotografie bestaat dus; iets wat al jaren bekend is, hetgeen de heer M. uit mijn vorig artikel bad kunnen lezen. Het betoog des heeren Molkenboer, staat grootendeels buiten de i aak, het is een open hartige bekentenis, dat de fotografie hem ten eenenmale vreemd is, en dat hij, bij het be schouwen barer producten vooringenomen en niet objectief is geweest, zoodat zijn artikel eiken weten-chappelyken grondslag mist, zijn oordeel partijdig is en beide alzoo moeielyk eenige waarde kan worden toegekend. De meening des heeren M. brengt mij een interessant plaatje in herinnering, dat ik als curiositeit hieronder laat volgen (overgeno men uit J. M. Eder, Geschichte der Foto grafie, 1905). Ik laat de tekst, die Eder er bij vermeldt, hier, in vertaling, volgen; alleen de cursiveering is van mij. Dit Fransche spotprentje drukt den nijd (Ingrimmj van een om zijn broodje bezorgde teekenaar tegen de pas uitgevonden fotografie uit. In het midden groot gedrang van menschen uit alle standen om een twijfelachtig atelier Maison Susse frères", dat portretten maakt in 13 minuten zonder zon, tevens aankondigd: Geretourneerde proeven", laguerrotypen voor 1840" en vensters te huur". Op bet eerste balcon zien wy een kolossaal detektiefapparaat in werking, daarnaast worden proe ven getoond. Op het tweede balcon staat een groote kamera met parapluie (parasol) en klok. Doel raadselachtig (waarschijnlijk eene aanduiding, dat de firma fotografeerde met 13 min. expoeitietijd en zonder zon, van daar de parasol. Idz.) Een volgeling van Daguerre fotografeert links een koorddanseres in gewaagde positie. Muziek en gaslicht (dat toen nieuw was) dienen tot verhooging van het effect. Vóór, links, neemt een foto graaf, meteen draagbare" reiskamei a onder den arm een tegenstribbelend kind op, dat door de moeder en dienstbode wordt [ vastgehouden. Rechts vóór, ziet men het systeem Dr. Denné, afdrukken op papier, apparaten vqor portret-fotografie, met kophouders, kniebrillen, en andere middelen, om ieman i gedurende het poseeren stil te houden. Daarnaast staat de beroemde Doctor en dirigeert het geheel met zijn orthochromatische tooverstaf in deftig zelfbewustzijn. Vóór, liggen en staan fotografische hulpmiddelen, rookkastjes, fiolen enz. Voor de heeren etsers zijn eene geheele rij galgen te huur, ook zijn enkele reeds bezet. Een onafzienbare massa nieuws gierigen, alsmede een stoomkamera zijn rechts Doven weergegeven. Of met de dansende menscben om deze stoomkamera, moment opnamen zijn bedoeld is niet met zekerheid te zeggen. De menschheid is volgens de aanduiding op de vaandels (zie link-») te verdeelen in Daguerrotypomanen en Daguerrotypolatres, d. w. z.in Daguerrekrankzinnigen en Daguerrevereerders. De locomotief en waggons (toen nieuw), alsmede de stoomboot ontbreekt evenmin op het prentje, wy zien een trein en een stoomboot uitsluitend beladen met kamera's; de fabrieknummers 200, 250 en 300 zyn duidelijk te lezen. Ook ontbreekt de luchtballonfotograaf niet." Th. Molkenboer is schilder, van een schil der heb ik hier te lande zelden een objectief oordeel omtrent een kunstfoto gehoord. Zou de Ingrimm" en de galgen voor heeren etsers" hier geen rol spelen? Dit zou toch waarlijk te kinderachtig zijn. W. H. IDZERDA. Is fotografie tat? Mijnheer de Redacteur 't Is de gewoonte, als iemand een stuk schryft in een courant of in een tijdschrift, dat hij dan, fatsoenlijk of onfatsoenlijk wordt aangevallen. Zoo zal de Heer Molkenboer ook wel worden aangevallen, naar aanleiding van zyn artikel onder bovenstaanden titel, want geloof maar, dat de heer Molkenboer een stout stukje heeft gewaagd. Mag ik daarom den heer M. eens bijvallen? Waarschijnlijk is 't den Heer M. niet be kend, dat niet alle fotografen geuren met den kunstenaarsmantel en er nog vele tgoede werkers zijn, die zich hun titel van fotograal Daguerrotypo-manie, naar een oude lithographie van] Maurisset (1839). P. Lonwerse. t F. Louwerse heeft naam gemaakt als paedagoog en schrijver voor de jeugd. Zeeusv van geboorte, heeft hij het grootste deel van zijn leven te 's-Gravenhage doorgebracht. Meer dan 30 jaar was bij er onderwijzer aan eene openbare school. Wegene hardhoorigheid was hij verplicht in 1893 zijn ontslag te nemen. Hij besteedde toen al zijn tijd om te schrijven voor de jeugd. Behalve een overgroot aantal boeken voor jongens en meisjes, heelt hy ook een Yaderlandsche Geschiedenis voor de Jeugd" geschreven, is medewerker geweest aan de De Kinderkrant" van Joban Gram en tot aan zijn dood redac teur van Voor 'i Jonge Volkje", dat hy tot grooten bloei heeft gebracht. Louweiee beeft den leeftijd van 68 jaar bereikt. niet schamen. Als redacteur van 't fotogra fisch maandschrift heb ik ook steeds den stryd gevoerd tegen die aanmatiging. Natuur lijk ben ik genoemd kortzichtig dom" en al wat meer fraais en waar 't kon, is de straf voor mijn beweren, ook niet uitgebleven. Of het niet leuk zou zijn, kunstenaar te wezen? Wie zou dit niet willen? Maar helaas, ons vak, zoo mooi ah 't is, kan geen kunst geven, om dat dit nu eenmaal met 'c essentieele van kunst niets te maken heeft. Velen van mijn vakgenooten denken het, sommigen om zich een air te geven, enkelen ter goeder trouw, omdat ze aan den leiband loopen en zich zelf geen rekenschap geven. Op de laatste jaarvergadering van den Nederlandechen Fotografen Kunstkring (schrikt U niet van het woord Kunst", want dat heeft met de zaak niets te maken) werd zelfs de titel van Kunstfotograaf verdedigd op Utiliteitsgronden. Het groote publiek, dat is de groote MEN" vond 't zoo leuk (zoo knusjes, zou men haast zeggen) om bij ZDo'n heuselijke Kunstfotoraaf te worden gefoto grafeerd. In No 12 van het Fotografisch maandschrift: 3e jaargang, pag 184/85 wees ik er nog op, dat vele fabrikanten van namaakprodncten op dezelfde Utiliteitsgron den, zonden willen, dat 't woord Kunst" kon vervallen. Wat zou een margarinefabrikant blij zijn, als hij mocht schrijven, echte boter inplaats van Kunstboter". Ik heb de heeren nogmaals gewaarschuwd tegen hun Kunst-kunst". De heer Molkenboer zegt, misschien heb ik 't nu leelyk verbruid bij de Heeren Kunstfotografen". Nu gelooft U maar vrij, dat dit 't geval is, en 't zou müniet verwonderen als het ingezond n stukken regent en de Heer M. den goeden raad zal krijgen eens te gaan bestudeeren wat kunst is. Maar een groot getal fotografen, die niet met verkeerde veeren willen pronken en waaronder nog verschei denen van de beste werkers zijn, zullen het waardeeren, dat thans een man uit de kunst wereld is opgestaan, om in een bij het goede publiek gelezen blad, de zaak eens in 't ware licht te stellen. Er zijn er gelukkig nog velen, die de natuurboter van de Kunstboter weten te onderscheiden. Maar nu nog even de bewuste tentoon stelling. Ik kan me begrijpen dat de Heer Molken boer heeft uitgeroepen, Is dit nu kunst!'1 Toen hij het beroemde zaaltje met kleurgomdrukken zag, zal hij wel dien uitroep van een schaterlach hebben doen vergezeld gaan. En wat jammer niet waar ? dat zooveel leelijks wordt verkregen door zooveel ontzettenden arbeid. Want technisch zijn die leelijke dingen zeer knap, niet-kenners kunnen zich onmogelijk de vele moeite indenken. Maar al kost iets veel arbeid, daarom is 't nog geen kunst". Misbruik van technische vaar digheid zou men het maken van zooveel leelijks kunnen noemen. En als men dan heel nuchter aan enkele juryleden vraagt, is dit nu werk wat mag worden toegelaten? dan krijgt men ten antwoord, ja, maar die menechen waren uitgenoodigd". Dus enkelen schamen zich er ten slotte ook voor, al willen ze het niet erkennen. Maar is dit nu de taak van een jury? Had er dan niet boven die uitgen odigie rommel moeten staan? niet onder worpen aan de toelatingsjury". En wijst men er op, wat bv. schilders wel mooi vinden en wat ze leelijk vinden, dan krijgt men tegenwoordig al'jfen raad, dat men zich niet moet storen aan-v't oordeel van schilders. Die menschen smullen, zoo wordt er gezegd, in hoofdzaak aan mislukte foto's. Ja, ja, vonden de heeren het maar Kunst, dan was hun oordeel zeer welkom, maar nu weten ze er natuurlijk niets van. Als men dus voortaan weten wil of iets artistieke waarde heeft, dan vraagt men dit niet aan de schilders, maar aan de Kunsf'-fotografen. Die zijn de ware beoordeelaars. Een fotograaf, technisch knap, met artistieken aanleg, waardoor hij foto's weet te maken, die aan alle eischen voldoen, is al veroordeeld, wanneer hij den moed heeft den kunstenaarsmantel aan de artiesten te laten. Inderdaad, de Heer Molkenboer heeft gelijk, als hij roept, Bravo kunstfotografen, gaat zoo voort, gij brengt met Uw bereiken (zoo genaamd, had de Heer M. wel mogen zeggen) onze kunstenaars misschien tot nadenken". Ja tot nadenken, nu lachen de kunstenaars nog om 't onbenullig kunst gevrij, maar als zij er geen paal en perk aan weten te stellen, "dan werken zij onwillekeurig die verkeerde opvattingen in de hand. Of de ware kunste naar er last van hebben zal, betwijfel ik, bij kunst is geen concurrentie mogelijk,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl