De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 13 september pagina 7

13 september 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1629 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. TOLSTOI. Het laatste portret van Tolatoi, die den l Oden September j.l. zg"n taehtigsten verjaardag beeft gevierd. ttuiimiiiiiiiiii iiMiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiniii in het schilderij, een levenden adem van te «aam vloeiend licht. De beate Brouwer's zgn 100. De groepeering der personen in de Binnenhuizen doet aan Neuhuys denken. Wanneer Brouwer het soberst ia, ia hq het tijkrt. Zoo U'Terborch wanneer ook i«n «chakeeringen te aamen deinen tot een wolkend bewegen. Er is nog in de Alte Pinakotheek een A. van Oatade (373) die in zijn groote lichtpartijen en in den aard der ruime toch hevige gebaren een trek heeft, dien Danmier ook bezat. Er ia daar een van Goyen {537) een rjjk gedetailleerde kerk i>tj een stroom; vol phantaisie Igkt ze in haar beweeglijk genoteerden bouw. Een -Rabena (792) een vronwenkop, doet aan het portret van den vader van Verster denken door Verater geschilderd. Een Donffet(876) ?een man met een hoogen hoed ia om de schildering van het geacht en dien hoed 'niet voorbij te gaan.' Dürera zgn er, die ik niet nu bespreken zal. Een Titiaan zal ik schijnbaar vergeten. Een compositie die ala stralen nit het middelpunt gaand (ie grootste kracht) gebouwd werd mocht ik na verdere studie van dezelfden schilder behandelen. Een Clpuet ia fijn, om het gezicht, om de bleekheid daarvan, om het grgegouden bruin ?der kleeren, om het gezicht bleek ala dat van een non. Een Jac. Jordaena; de Faun bij den landman ia een schilderij vol guitigbeid, een muur daarop la gulden geschilderd (de koe er bg alleen lijkt te vlak), een Quinten Maaags <133) ia niet vast, maar vol (het wierd ook Holbein toegeschreven), een St-haffaer (216) heeft moderne in de schildering van de muren van een burcht; de boomen zijn er zwaar; een Holbein ia een bizonder schilder van stoflen ... en zoovoorta... O. Een noodzakelijkheid. , Een tocht van den geest naar vormvoller landen ia Holland noodig. Niet ter namaak. Niet lot eelt slaafscb. nabootsen. Een tocht van den geest ia noodïg ter verrijking. Tot wijziging van aommig verwaten inzicht. W|j zijn niet de wonder-zwaarsten; tegenwoordig, noch vroeger. En toch gevoel ik niet, ala gg (meent gij ?) die het maaktet, uw kleuren? Voel ik niet met mgn oogen alles wat u be woog, hoewel gij het echilderdet en ik, kritiaeerend, het liefdevol aanzag zoo het schoon wierd? Weet ik niet, ala gjj, het verteederend stille liggen van de kleuren? Zag ik niet het fonklen van uw hartstochtelijke rooden en pausen en groenen, toen gij uw floxen schilderde!? Bespeur ik niet, na u, met u, de groote ruimten van uw stadsge zicht bg mist, en nevel, en avondlicht, ach ter a w stadsmeiden? Herinner ik me steeds niet de apollinische rust van uw stadsgezich ten, noewel uw ruimten niet zoo diep zgn alg ze gezegd worden te zijn, en ge om uw stadsgezichten-schildering een fijn figuurschilder verloort? Het dunkt mg soms dat ik de soberheid van uw waterverf gevoel, wanneer ge een* kerk te Edatn aquarelleerdet met (hoe weinig 1) bruin, en wit, en groen? TJw zachte vochtigheid, of uw vaster geor dende schilierij, uw inierdaad delicate wijze van teekenen, in ns gegeven; uw zilvrengrauwe grijsheid van uw duinen en uw scha pen, werd ze mgn deel niet wanneer ik ze zag? Maar verrukte mij niet, boven de pun tigheid van teekenen, of boven een tuimelenden hartstocht, uw weemoedsvol figuur, zeldzaam schilder en ook een wijd gezicht op Haarlem dat koel sommigen is wijl het zoo klaar ia? Is die vorm-volheid niet in de 17 Je «eu w ? In de meest hollaadschen ? Ia er Een niet die buiten zgn land de wereld in treedt, omdat hij een Italiaanschen in vloed ontving, «n deze niet nabootste, na schreef, na schil derde, maar dezen gebruikte om architec tuur mee te brengen in zijn woelend won der ? En is dat niet wat te wenechen blijkt; Wijder architectuur zoo mogelijk. Maar Over de mogelijkheid worde niet angstig gedacht. Zal nooit een synthese meer mogelijk Dr. PH. KOHNSTAMM. 3)r. Ph. Kohnstamm, benoemd tot Buiten gewoon Hoogleeraar aan de GemeenteUniversiteit van Amsterdam. zijn? Hoewel een achteruitgang me zeker lijkt zal nooit een weer een ander (maar een analoog!) zweemen inde kleuren kannen bren gen als de Vinci dat gaf? Zal nooit een, zoodra de.algemeene waarheden, de algemeene in zichten kort maar juist gegeven een volledig overzicht vergemakkelijken, al die klaarten kunnen schilderen met den droom van zgn persoonlijkheid er om? Zal nooit in Holland verbeelding naar voren meer komen? Zal nooit meer zij, die lang gezocht is, lang verwacht, lang-verloren, komen in het werk van een schilder en avondgetijden schoon maken in nieuwe stelligheid en nieuw en oud figuur?... Een tocht van den geest zij gedaan. Re kenschap zg' gegeven; moeiten door onze kerheid, overwonnen en nieuwe schoon heid, uit de winst van die ingeziene moeiten zg bereikt in veel werk. De avend zij weer eens eindeloos als een zee omdat de geest die ze ziet, een milde en eeuwige ia. De boaachen, de heuvela, de hellingen,, de her ten, de dieren daar, de vruchten gevallen van de boomen, de boompartij, dit allea worde weer eens te aaamgevoegd tot een onverwikbaar Een, maar tevens tot een niet en nooit ganach te doorziene diepte. Een portret zg weer eens breed ala rivieren, en Zeeuwsche stroomen. In de oogen zgn opnieuw de branding van de lusten, van de hartstochten of de bergtoppen , een na een, van het weten. Een portret ik mocht het zien hangen ala de juweelen waarin het wol kt aan uw maar, aan mijn wand. Een warreling van een veldslag, een gevecht over een brug heen, de paarden bits bijtend, de lijven der ruiters daarop doorstoken, met vingera wjjd van malkander, beenen opgetrokken zg opnieuw beproefd; niet akademiach, maar stormachtig schijnbaar, vol evenwicht van het Schoon ia werKlgkheid... Een tocht van den geest behoort gedaan te worden. Vonden vroegeren geen baat daaiin? Ia Rabens armer na Italiëging Van Dg'ck te loor? Deden zg hun reis niet beter dan de Italianiaeerende Hollanders eens omdat zg met meer weet, met schitterender durf, of met voller distinctie ruim gebruikten wat ze overvloedig vonden. Het kleargevoel van Holland behoort stijlvoller te worden, zooveel het mogelgk ia, door meer studie, van de krochtigen, van stijl voller kunststreek. PLASSCHABRT. Een wooriye tot opwekking, De voorstelling van Shakespeare's Hamlet in het Oieon door het gezelschap: de Hageapelers, onder leiding van Eduard Verkade, waa voor mij eene groote voldoening. Men kan zich haar sterker of nog verdiepter voorstellen, verschil hebben over deelen enz., men kan er zich geen voorstellen beter van opzet; ik betwijfel zeer of men op 't oogenblik, zelfs in het veel geroemde buitenland, iets beters te zien krijgt. Te wg'zen op wat er reeds bereikt is, zg overgelaten aan meer bevoegden; mijne bedoe ling met dit stukje is alleen, onze stad- en landgenooten op te wekken, kennis te gaan maken met dit jonge streven, allen die belang stellen in de Schoone Kunst en aarzelig worden door de meeningen van sommige couranten, zich nu eens niet te laten afschrik ken, en zoo door hun belangstelling het leven mogelgk te maken van iets wat zoo zeer leven behoeft. Haarlem, 8 Sept. 1908. JAC. VAN LOOY. De flailet-opwies ran de Hajrespelers. a. Het decor. Het decor is nergens leelijk van kleur. En er is geen valsche schittering van licht op metaal. Het heeft in de natuur-aanduiding op den achtergrond iets nieuws en goeds. Die aan duiding is nl. van een karakteristieke lijn, en suggereert bovendien het ruimte-gevoel. Het is ingenieus van vinding. Kaar het vervlakt Shakespeare's fantasie. De vinding van Verkade's decor is niet bot, en ze belet ook de fantasie niet, maar ze vervlakt ze. Sh.'s fantasie, is het absoluutaouvereine gedcht van de ruimte: 1) . . . The poet's eye ia a fine frenzy rolling Doethglancc fromheaven to earth, from earth to heavcn. b. Het tpel. Het spel van de acteurs van Verkade heeft veel van het decor van Verkade. Het is noch onzuiver van lijn, noch onzuiver van toon, van stembedoeling. Wat betreft de acteurs ieder voor zich, missen zij, op dit oogenblik, en met uitzondering van den heer Verhogen, die den eersten doodgraver zoo goed en zoo fijn speelde, iedere realiteit, d, i. iedere eigen gemoeds-con centratie. Zg missen het n in het karakter als geheel n in leder afzonderlijk gebaar. Zg zgn the shadow of a dream" van een tooneelspeler, a shadow's shadow." Of lie ver zg zijn de achaduwen van de fantasiën van Verkade. Maar ook als opvattinz van Verkade, als régie van Verkade heeft dit samenspel een zelfde tekort als het decor. Het is niet zon der fantasie, niet zonder melodietje. Maar het mist de intensieve ontroering en de schietende lijn. Het gebaar is niet geconcentreerd genoeg, en het is te vlak. Dit is bij v. het gebaar van Shakespeare: (King) and tbat it us befitted, To bear oiir liearts in grief, and our whule kinydom, To be contraeted in ons brouw of woe. Dit buitensporige, dit grotesque, (maar dit woord in den zin zooals Ruskin het gebruikte voor de gothiek) dat Homerus en Shakespeare hebben, Homerus alleen in fantasie, Shakes peare ook in gebaar, dit artistiek, dit innerlijkoverdrevene moet .aan het gebaren-spel het heele stuk door eigen zijn. C. Eduard Veikadt?Hamlet. De ontwikke ling van den tooneelspeler Verkade is eene ontwikkeling naar de Hamlet-rol toe. Verkade is het zeld;ame voorbeeld van een acteur, die zonder de ruige, ordinaire gemiddelde-tooneelapelers-techniek, en ook zonder de beslissende, intuïtieve, grootere ;ooneelspeler8gave, zichzelf handhavend angiamerhand groeit naar de volkomener verbeelding van een rol, waaraan hij van nature verwant is. Het voorbeeld is er te zeldzamer om, naardien de verwante rol een van de grooteren is, die geschreven zgn. 1) Hetzelfde zie ik in de onophoudelijke wisseling van de tooneelen. Ik zie in de bedoelde ontwikkeling de volgende fouten en belemmeringen. Het orgaan van de stem. De klank van V.'s stem ia omhoog en omlaag fraai, maar er is eene onevenredige kracht in de diepe tonen. Misschien, denk ik, zal dit diepe basgeluid, dat van een volume ia, zwellender, klankrgker ook dan de stem van Royaards nog eenmaal een passende aanwending vinden, maar voor de Hamlet-rol ia het overbodig en een gevaar. Het gebaar, waaronder ik ook de gezichtsexpressie en de oogglans versta, van Verkade, is van een aangeleerde mimiek. Van nature mist Verkade het gebaar. Zoo heeft hij het overgenomen van zjjn meerdere in het vor mend vermogen, van Boyaarda. Maar het aangeleerde is het natuurlijke niet, en de rol van Hamlet verdraagt geen positieve plastiek. In het gebaar, in de kreet, in de gezichtsvertrekking, in de oogglans tpeell Var kade en dit in de Hamlet-rol l den tooneelspeler. Meisjejharen worden met niet tot verf ge schilderd. Ala a Hamlet gevoelig apeelt, zij t gjj een goed tooneelspeler. Maar ala uw techniek de bezieling mist, ia uw spel een paakwil. Ten alotte ia Verkade wat theoretisch, wat flauw. Zoo zgn de hoonende geeatigheden van Hamlet tegen Poloniua en andere hovelingen in V.'s voordracht en in V.'s naar boven gestoken vingera ala 't een of ander geestig goochel toertje, voor klein e kinderen verricht. En de volgende deugden: de lichamelijke deugd van de alanke figuur, het scherpe profiel en het intelligente hoofd. het superieure bevattingsvermogen. Dit is eene gave van fantasie en gemoed, die mogelgk maakt, dat in het bewustzijn van den eenen menach, een ander, en meer deren, leeft. Zg ia, nut voldoende voor de actie, omdat zg filecoM voldoende ia voor innerlijke representatie. Voor de actie, voor de representatie naar buiten toe, ia het noodig dat er een middel zg waardoor van uit den tooneelspeler zijn verbeelding en gevoel een weg vindt naar het ontvankelijke publiek. En daartoe ia het schijnsel der oogen, dat het vaste getuigenis is van wat innerlijk wordt doorleefd, niet voldoende. Om nu Hamlet, niet alleen te bevatten", maar ook te spelen, bezit Verkade, bij de gratie van het lot, het middel bij uitstek. Want behalve, dat V. fantasie-überhaupt spelen kan, d. i. taatend het fijne beweeg van de fantasie volgen, heeft hg ia houding, stem en gezicht ook het spel van de supe rieure hooghartigheid. Niet van den heerschzuchtigen hoogmoed, dit geenszins, maar als gezegd het tpel van het hautaine bewustzijn. STBLLWAGEN. ei de begeleidende beweging. Het heeft den valschen tooneelgalm niet. Hoe diep is Mola? Ik weet het nog niet. Maar ik heb een zoo groot vertrouwen in het natuurlijke talent. Het heeft zulke schoone verrassingen. Ik wjja bijv. op den hartatochtelyken woede sprong, aan het einde van het vierde bedrijf, meen ik. Wat een vaste maat waa daarin. Waar hoorde Mola die maat ? In zich zelf denk ik, in zgn natuurlijk gevoel van wat woede-en-angit ia. STELLWAGBN. MeiP. f arran's bedrijf: B. Shaw, ODT, NT, Het Tooneel". (De Boy aar d a-rol.) De eerste verdienste waa dat de Sir George Crofta van Eoyaards een eenvoudige grime had. De tooneelapeler heeft dus, .met behulp enkel van een paar schminck-ljjntjes, de volle taak-van-de-rol doen aankomen op het uü6ouwin£«-vermogen van zgn apeel-talent. Het was hierom dat R. in dezen Lord een zoo volledig, a perfect" Engelschman be lichaamde. De tweede grootere verdienste kan duidelijk worden ala men let op het verschil, dat er is tuuchen het karakter van den verloopen bordeel houder- ploer't en den indruk van het spel van Royaardt. Want zoozeer ala de lijflgke Sir George Crofta afgtooten zou, zoozeer boeide het spel van Boyaarda. Ieder, die in zich eenig artiatiek vermogen bezit, zal dit verschil met dank bare gevoelene kunnen waardeeren. Want het spel van Royaards waa blank, warm en mooi, en vaat. Dit, en meer, kan R. n door het voorbeeld van zgn spel, n in zgn régie door zijn aterk en levend oog, aan ona Hollandach tooneel geven. Over R.'s opvatting van de rol in het derde bedrijf ben ik in het onzekere. Waa het spel niet diep genoeg? Of waa het, daarentegen, mooi bedwongen ? Wat ia de vertaling van mevr. J. A. Simons Mees een schitterend-gealaagde vertaling. Er is wél groote verwantschap tusschen het talent van deze auteur en van Shaw. Dit toort decor moet weg. STLLWON. EDUAED VERKADE als Hamlet". (Naar schilderij van Anton v. Wely). IIIIIIIIIIUillllllIIIIIMIIIMIIIIIIIIIllllIlM nieuw Sinds ik het meisje Orloff van hetl/essingtheater hier in Mieze und Maria" spelen zag, heb ik van tooneelspel geen zoo mooie en vaste ontroering meer gehad. Tot op dezen avond, toen ik den acteur Pierre Mols van het gezelschap Royaards de rol ran Adam in ds Adam in Ballingschap" heb zien ver vullen. Het spel van het meisje Orloff is myn liefste herinnering- van-het- tooneel; deindruk ken van het spel van Pierre Molg zijn nu vlak naast die herinnering gekomen. Het is mij, als had ik voor Pierre Mols het woord bewaard dat ik, god weet het en Louis Bouwmeester uitgezonderd, 1) voor nauwelijks een ander Hollandsch ac'eur in mijn gedachten vind. Want Mols is een zuiver kunstenaar. Mjls is een poëet. Hy geeft niet enkel weer, hij imiteert niet alleen, maar hij ontroert rechtstreeks door zijn gebaar, is er zelf door ontroerd. Zijn bewegingen zijn n natuurlijk a schoon. Het spel van Pierre Mols onderscheidt zieh ook hier door nog, dat zijn actie is een actie van het geheele lichaam. Niet alleen dus stereotiepe gebaartjes van een enkel deeltje van het lichaam, maar een actie voluit, mat een schooien, vrijen stand. Mols zegt ook een natuurlijk vers. Het s zinrijk van expressie, beide naar het woord 1) De vergelijking is onzuiver, maar ik com er op terug. I. Er is een tijd geweest dat het VrgzinnigChristendom alleen genoemd werd bij ons te lande om de verliezen die het leed. Verliezen te deerlijker wgl ze tol beteekenden niet aan den dood maar aan het leven. Want toen mannen als Busken Huet, Allard Pierson en Van Hamel de toga aan den kapstok hingen om hun invloedrijke werkzaamheid te ont plooien op ander dan kerkelijk gebied, was daarmee een treffend getuigenis gegeven voor het verval der moderne richting; te treffender naarmate zij in de korte periode van haast overmatigen bloei de fijnste geesten heeft kunnen boeien. De moderne richting scheen haar taak in de historie te hebben geëindigd met de overwinning, in beginsel, van het dogmatisme, een overwinning be rustend op de wetenschappelijke resultaten van het historisch-critisch onderzoek van den bijbel en van de wijsbegeerte van den gods dienst. Maar de zegekreten harer stoere strijders verstomden voor de weemoedige gedachte: te hebben gebouwd, maar niet aan 't eigen huis. Want wel verre van de vrijzinniggodsdienstige denkbeelden op te nemen bin nen den kring van het eene noodige voor richting en leven, te assimileeren aan den gf est als een onontbeerlijke voedingstof, heeft de wereld zich van haar ontslagen gerekend met de kalmeerende gedachte dat de recht zinnigheid, in de hartader geraakt, nu wel van zelve doodbloeden zou, tot gerustelling en gerieve van allen die haar gevaarlijken invloed op de samenleving vreesden. In de jaren dat Kloos zijn beste essays in het licht gaf was hg de tolk van vele beschaafde lieden, zeggend dat men in fatsoenlek gezelMr. C. PYNACKER JÏORDYK. Ond-Goaverneur-Generaal van Ned.-Indië. Geb. 13 April 1847. Gest. 3 Sept. 1908. iiimiiiiiiiiiJiiiiiuHiiiiiiiiiiiMiiiiimiiiiiiiiiiifiiiiiiiMiimiiiiiiiiiiiiimu schap over godsdienst en metafyzika liefst het stilzwijgen bewaarde; en nog dit jaar had de voorzitter van de j aar vergadering van moderne predikanten, prof. Bitter, den moed tot het teleurstellend getuigenis dat de moderne richting de maasa nimmer heeft kunnen electriseeren. De vele beroemde wetenschappelijke namen, die wjj niet dan met grooteu eerbied en liefde uitspreken, maken het raadsel van haar geringen invloed ingewikkelder. De vele verschijnselen van onzen tijd, die thans in hun wording, gisting en door enwarreling met al de vreugd en smart die ze brengen, worden beleefd door den tijd genoot, zullen eens door den nazaat worden ontleed, vergeleken en verklaard, terugge bracht tot hun ware verhouding en gewezen op hun juiste plaats. Ook het vrgzinnigchristendom wordt zoo eenmaal gedaagd voor het wereldgericht. Maar gelijk er altijd lieden zgn ala oom Thieas uit Jörn U hl die de heele wereld uitteekenen op hun kamer wand en in ge dachte de meest fantastische reizen onder nemen, zoo worden er ook altijd gevonden dia het gansche gebied des geestes vóór zich n»eenen te hebben op verkleinde schaal en die met verrassend succes verre reizen doen, stoute sprongen wagen en ongehoorde verbindingen tot stand brengen. Zoo wordt, op voorhand, over alle religie, dus ook over het vrgzinnigchristendom uitgesproken la mort, sans frase. Zoowel in het z waar wichtig proza van Büchner als in den mislukten zwanenzang van Gortera vermoorde muze is dit schering en inslag. Ondanks dat bg herhaling uitgesproken doodvonnis en de consequente houding der rechters, herinnert het vrijzinnig-christendom dezen voortdurend aan zgn bestaan, zoodat het struisvogel-politiek heeten mag het lan ger dood te zwijgen, laat staan dan van andere wijzen om het uit de wereld te helpen. Nu bedoel ik met de teekenen van leven die het vrijz.-christendom geeft niet zijne bgzonderlgke vakgeleerde studiën die vlijtig maand voor maand in degelijke tijdschriften worden gepubliceerd we hebben misschien wel geleden aan een overmaat en degelijk heid van theologische wetenschap en tekort aun profetie, zoodat onze kracht onze zwak heid werd maar er openbaart zich in onze dagen een geestelijke realiteit, een nieuw gevoeld eeuwigheids-verlangen, waarvan wg' het wezen niet met volkomen en gave scherpte voor den lens onzer gedachten kunnen halen, en die wg thans maar al te vaak nog slecht» bespeuren in de vluchtige, grillige, soma lachwekkende schaduwbeelden die het werpt: de hang naar het mystieke en geheime; een realiteit overigens, in wier schaduw hoe verbijsterend en bedriegelgk dan ook een mechanische wereldbeschouwing niet meer vermag te staan. Al gaat het niet aan nu reeds zuiver te onderkennen en te schiften, drie motieven hebben zich al duidelijker doen onderscheiden en zijn nu in hun veler hande uitwerking, aanzwelling, verflauwing en oplossing in het geheel, meer zuiver waarneembaar. Het zg'n een ethisch-irenisch, een literair-filoscfisch en een socialistisch motief. Vooral het laatste motief zal onze aandacht vragen. Ofschoon men steeds in het oog boude dat deze motie ren, saamgestrengeld of ontwonden, elkaar steunend of ont wijkend, opstijgend in machtige accoorden of wegstervend in weenendéttfuistering, hun beweging ontleenen en schenken aan de eene symfonie: een geestelijke godsdienst. Wünaldum, 27/8 08. J. J. MBYER. Dr. P. ZEEMAN. Dr. P. Zeeman, benoemd tot Hoogleeraar aan de GemeenteUniversiteit van Amsterdam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl