Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTÉRDAMKEE WEEKBLAD VOORNEDERLAND.
No. 1630
f
Tot hoelang, vragen wij, zal het feest
zoo kunnen duren?
O! wüspreken niet eens van
chronischen opstand onder de inlandsche be
volking. Met de millioenen, door hen
zelf opgebracht, en met onze
repeteerge weeren zullen wij den bruinen broeders"
wel de baas blijven....
Wij spreken niet van hun rechten en
van hun verlangens.
Er is iets anders.
De directeur van het Alg. Handelsblad
vertelde in een zijner Indische reis
brieven van een Japansch marine-officier,
die hem aan boord allerlei vragen deed;
die hem met een hoffelijkheid,
zóódrin-gend dat hij er 'benauwd van werd, over
de havens en nieuwe havenwerken van
Nederlandsch-Indie uitvroeg; 'die met
"groote vlijt in 't Nederlandsen zich be
kwaamde ... "Waarom ?
Het kan vijf jaar duren, het kan tien,
twintig en meer jaren van ons af zijn,
komen moét het, het oogenblik, dat onze
mooie, onze rijke koloniën in gevaar zijn...
Dim helpen geen zes Van Hentszen, geen
ordonnanties en geen vernederende brie
ven «f hoonende taal... Is de mogend
heid sterker dan wij, heeft xij mér ka
nonnen en mér repeteérgeweeren
dan is er maar n ding, dat ons redden
kan: zoo niet liefde dan tenminste een
zekere VOORKEUR voor ons van de dertig
mïlUoen Inlandefs, die wij beheersehen.
Met blindheid geslagen is daarom
de politiek, die yreesaanjaging
alseerste middel gebruikt om te regeeren;
die fle zaak gewonnen denkt, als een
door bloedbaden gewaarschuwde bevol
king gedwee zich toont.
Zal op die manier de .Inlander een
hand voor ons omdraaien, als het erom
gaat?
?Zal hij zich misschien niet tégen ons
keeren ? ?
Maatschappelijke prophylaxis.
Het is algemeen bekend, de richting
waarin de studie der geneeskundige weten
schap rioh bewaagt, is de pwrphylactische. D
wifK gedachte voorkomen ie beter dan ge
nezen", voor welk goed Hollandsen woord
elke taal haar'equivalent heeft, bestaart hoe
langer hoe meer de onderzoekingen van die
weldoeners der menscöheid, die naar
vermindering van ons physiek lijden hun hart
en krachten houden gericht. Deze opmer
kte? nader te ontwikkelen, mag overbodig
heeten. De hygiënist is onbetwistbaar de
nieuwe man en ons aller man by uitne
mendheid.
.Zonderling echter hoe op ander gebied die
wgze gedachte geïgnoreerd, hare waardevolle
lewing m den wind geslagen wordt. Dit aan
te toonen is het doel van dit schrijven.
De veranderde meen tn ge n op het gebied
van het strafrecht, de diepere inzichten in
het wezen, in den oorsprong der criminali
teit, beginnen der maatschappij een andere
houHnrg tegenover den misdadiger voor te
schrijven. Heeft dit ten opzichte van den
volwassen misdadiger, behalve in Amerika,
nog tol weinig daadwerkelijke verandering
geleid anders staat het met de misdadige
jeugd. Hier is reeds de belangstelling tot
daadbehoefte gegroeid. Om twee voorbeelden
te noemen Pro Juventute in Nederland,
hét Jugendgericht in Duitschland zijn instel
lingen om te bewijzen hoe wakker de wil,
hèe sterk het verlangen ig om ten minste
tegenover het misdadige kind met het straf
maar enkel-raak-steleel te breken. Een kind,
dat is het altijd hoopwekkende, dat is de
jonge stam die wellicht nog te buigen is.
Zgn j£ngd-zelf ontroert, wekt, nu we dte
verbonden zien aan zoo'n ernstig maatschap
pelijk tekort, de diepste deernis.
~A«n de vraag, wat voor deze ongelukkigen
. t» doen, wydde, kort geleden het Hanlelsblad
enkele lezenswaard^ artikelen, in een
algemoene Teek*, getiteld: Uit mijn rechtsprak
tijk". De schrijver teekende in bedoelde arti
kelen Scorum, een geheele groep anti-sociale
jonge menschen, afkeerig van geregelden
arbeid, leidend een ongezond wanordelijk
leven en daardoor candidaten voor ofnoviti
in de wereld der misdaad.
Om deze jonge menschen op te heffen
raadt de schr. (zie Hbl. van 28 Meijl.):?de
banden, die den gesjochten jongen met Ecorum
uiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimmiiiiiiiiiiiimiii iiitin
DE ROMEINSCHE WELPUT,
Naar het Engelsch
VAN
ROBERT LOUIS STEVENSON.
vriend de graaf had tot vijand een
zekeren Duitschen baron, een vreemdeling
in tome. Het komt er niet op aan wat de
redéri was van den haat dien de graaf gevoelde,
maar daar hij het vaste voornemen had zich
te -wreken, en dat op een wijze waarbij hij
zelf/veilig bleef, hield hij ze verborgen zelfs
voor den baron. En waarlijk, dit is het eerste
beginsel bij wraakoefeningen; en een haat
die zich verraadt is machteloos. De graaf
was een man met eengretigen,onderzoekenden
geest, had iets van den kunstenaar in zich ;
als hij iets tédoen vond, moest hij het altijd
met de uiterste volmaaktheid volvoeren, niet
. alleen wat het resultaat betreft, maar ook
wafcide wijze waarop en de middelen waar
mede aangaat, anders achtte hij de zaak
mislukt.
Nu ?gebeurde het dat hij eens te paard
reed door de veist afgelegen buitenwijken,
toen hij aan een verlaten zijweg kwam in
komende op het moeras dat bij Rome ligt.
Aan zijn ^éne zijde wasén oude Romeinsche
tombe, aan de andere zyde een verlaten huis
en een tuin van palmboomen. Deze weg
leidde hem weldra tot een vlakte met ruïnen,
te midden waarvan hy, in de zijde van een
heuvel, een open deur zag en niet ver van
daar een enkele afgestompte pijnboom niet
grooter dan een bessenstruikje. De plek was
verlaten en zeer stil; een stem sprak in hem,
dat hier iets was dat hij tot zijn voordeel kon
aanwenden. Hij bond zyn paard aan den
pijnboom, nam zijn vuursteen en vuurslag
in de hand om licht te maken, en trad den
verbinden, moeten verbroken worden, zijn
zedelijkheidsgevoel moet op peil gebracht,
zijn lust in geregelden arbeid gesterkt, zgn
gevoel yau eigenwaarde ontwikkeld. Voorts
moet hij in den socialen strijd om het bestaan
sterker worden gemaakt door vakonderricht
en zal hem, nu het oude milieu zoo ver
derfelijk bleek, elders een home moeten
worden aangewezen van waaruit büeen nieuw
leven kan beginnen met kans op welslagen."
Tot zijn practisch advies komend, raadt
sehr. aan (het schijnt mij een gevarieerde
navolging van het bekende Elmirasysteem)
tot de oprichting van een gesticht, waaraan
wij den met-ongunstig klinkenden naam van
Amtachtsgesticht willen geven. De naam ook
is in deze geen luttele bijzaak, hetgeen wij
zien aan de benaming tuchtschool, welke aan
de kinderwetten zekere populariteit heeft
verschaft."
In dit Ambachtsgesticht, zoo vervolgt schr.,
ie het van het grootste belang, dat het
heden en de toekomst zich met volle kracht
en levendigheid aan hem opdringen. Nieuwe
indrukken moeten de oude verdrijven. Daar
om moet er gezorgd worden voor arbeid, die
den jongen mam boeit met het oog op zijn
belang voor de toekomst en doordat hij zich
aanpast aan de behoeften en de begeerte
van zjjn geest."
Voor nog slechts ne opmerking uit be
doeld artikel verzoek ik uwe aan lacht.
Een ding," zegt «chr., moeten wühier
nog memoreeren ten aanzien van
ambachtsonderricht, hetwelk tegenwoordig bij ons
gevangenigeteleel door zeer velen als eennieuwe
eisch voorop wordt gesteld, nl. dat dit onder
richt in een gesticht met zekere perfectie
kan worden verstrekt, terwjjl het m de-een
zaamheid van de cel steeds zeer bezwaarlijk
zal blijven. Voorts dat dit onderricht, wil
het iets opleveren, altijd geiurende vry
geruimen tijd moet verschaft worden, egie op
het allerminst n jaar zoodat bij de
tegenwoordige regeling niet zij, die voor de
eerste maal in handen der justitie vallen
daarvan profLteeren, doch «'echts de recidi
visten, dat zijn &ü, die reeds zoodanig door
het kwaad zijn aangevreten, dat moreel en
sociaal herstel met weinig kans is te ver
wachten ... Op deze methode is dus zeker
het mosterd na den maaltijd" van toepas
sing. WÜwenschen daarentegen die mosterd
te presenteeren op het juiste tijdstip, dat is
bij het eerste het beste strafbare feit."
Hier moeten wij den geachten schrijver
interrumpeeren. Het juiste tijdstip valt vroe
ger en wel bühet eindigen van het
schoolonderwijs.
EQ zoo deze opmerking algemeen beaamd
en in daad werd omgezet, het ware wat ik
zoo vrij was maatschappelijke prophylaxis"
te noemen.
Hoe ver we evenwel in de toepassing van
het voorkomen is beter dan genezen" in
het maatschappelijk leven ten achter zijn,
moge den lezer blijken uit het kortelings ver
schenen verslag der vereeniging Mpij voor
den Werkenden Stand Afd. Ambachtsscholen
over 1907. In dit verslag leest men blz. 13.
Bij de tweede inschrijving voor de Ie
AmbachtsBchool gehouden in Juni en Juli
meldden zich 95 adspiranten aan. Er was
thans plaats voor 57 nieuwe leerlingen,
zoodat er 38 overbleven, die moesten worden
teleurgesteld.
En ep blz. 14: De inschrijving voor de
cureus 1907/'08 van de avondteekenschool
welke in de maanden Augustus en September
'07 werd gehouden leverde 1271 adspiranten.
Hiervan werden geplaatst 981 leerlingen
zoodat 290 adspiranten wegens plaatsgebrek
moesten worden afgewezen."
En op blz. IG: De adjpiranten van de
vorige inschrijvingen voor de 2e
Ambachtsschool kwamen het eerst voor plaatsing in
aanmerking en van dezen werden dan ook
58 geplaatst. Hierdoor en ook tengevolge
van het bedanken voor plaatsing van 12
adspiranten bleven daarvan over 91, die met
de nieuw-ingeschrevenen ten getale van 126,
een totaal van 217 adspiranten vormen dat
thans moest worden teleurgesteld.
En op blz. 17: Aangezien er (op de Bur
geravondschool in de Weaterstraal) slechts
184 leerlingen konden worden geplaatst,
moesten 90 adspiranten wegens plaatsgebrek
worden afgewezen."
Wie zal zeggen hoeve'.en van hen, die de
teleurstelling der afwijzing wegens plaats
gebrek ondergingen, ongeduldig en wrevelig
werden, en, zoo 't geluk niet met een anderen
opleidingsvorm diende en lediggang der
jeugdigen vloek in 't spel kwam, op een
verkeerd pad afdoolden waar ze ten slotte
crimmalisten troffen, die voorstelden hun,
heuvel binnen. De deur kwam uit op een
gang van oud Romeinsch metselwerk, aie
zich weldra tot twee vertakte. De graaf sloeg
de rechtache gang in en ging in het donker
tastend voorwaarts, tot hij op een soort van
schutting stuitte, die ongeveer tot aan zijn
elleboog reikte en de geheele breedte
van de gang innam. Toen hij met den voet
verder tastte, vond hij nog een rand van
gladden steen en daarna een ledige ruimte.
Al .zijn nieuwsgierigheid was nu ontwaakt,
en na eenige verdorde takken te hebben
opgeraapt, die over den vloer verspreid lagen.
maakte hij een vuur. Vóór hem was een
diepe put; zonder twijfel had eenmaal een
boer uit den omtrek daaruit zijn water ge
haald, en had ook deze de heining daar
gemaakt. Langen tijd stond de graaf op de
dwarslat van het hek geleund in den put te
kijken. Die was door de Romeinen gemaakt,
en zooals alle werken die dat volk onder
nam, als voor de eeuwigheid gebouwd; de
kanten waren nog recht en de hechtsels vlak ;
voor een man die er in zou vallen was het
niet mogelijk er weer uit te komen! De
graaf dacht na. Een sterke drang bracht
mij naar deze plaats. Waartoe ? Wat heb
ik er bij gewonnen ? Waarom werd ik
er toe geleid in dezen put te staren?" toen
de dwarslat plotseling bezweek onder zijn
gewicht en hij er nauwelijks aan ontsnapte
voorover in den put te vallen. Terugspringend
om aan het gevaar te ontsnappen, trapte hij
de laatste vonk van zijn vuur uit, dat van
nu af geen licht meer gaf, maar een
hinderlyken rook.
Werd ik hierheen geleid om te sterven ?"
zeide hij b\j zichzelf en sidderde van het
hoofd tot de voeten.
En toen schoot hem iets te binnen.
Hij kroop op handen en knieën naar den
rand van den put en tastte toen boven zich
in de lucht. De dwarslat was aan een paar
vertikale latten bevestigd geweest, was slechts
van de ne afgebroken en zat nog vast aan
de andere.
bü't eerste het beste strafbare feit naar een
ambachtsgesticht te zenden, alwaar dan hun
zedelijkheidsgevoel weer op peil gebracht,
hun lust in geregelden arbeid weer gesterkt,
hun gevoel van eigenwaarde weer ontwikkeld
moet worden, alwaar ze in den socialen strijd
om het bestaan weer sterker moeten worden
gemaakt door vakonderricht?"
A. B. DAVIDS.
Erkenning van natuurlijke
kinderen.
Door den Minister van Justitie is aan de
Voogdijraden eene circulaire gericht, waarin
hunne medewerking werd verzocht, om het
erkennen van buiten echt geboren kinderen,'
zooveel mogelijk, in overleg met de ambte
naren van den Burgerlijke Stand, te bevor
deren.
Eene gelijkluidende circulaire heeft de Mi
nister van Binnenlandsche Zaken, door middel
van de Commissarissen der Koningin in
de Provinciën, de Gemeentebesturen doen
toekomen.
Hierin werd terecht de aandacht gevestigd
op het feit, dat veelal de erkenning achterwege
bleef, omdat de moeders onkundig waren van
deze, door de wet gevorderde.formalüeit. Eene
formaliteit, die echter vervuld moet warden,
wil de ongehuwde moedei als zoodanig hare
rechten op haar kiad doen gelden.
Een niet-erkend kind toch, heeft geen toe
stemming van z^jn moeder noodig, voor
eeoige burgerlijke handeling, heeft geene aan
spraken op «enige nalatenschap, kortom, wordt
beschouwd «Js geen moeder te bezitten.
Toen, door het in werking treden der
kinderwetten, de Veogdüradeu hunne werk
zaamheden begonnen met het uit'de ouderlijke
macht ontzetten van ouders, wier kinderen
verwaarloosd werden, stuitten ZQ, büde kin
deren van ongehuwde moeders, op de
moeielijkheid dat er geen ouders waren, dus geen
ontzetting mogelijk was.
In zoo'n geval moeit dan eerst de moeder
overgehaald worden, om haar kind te erken
nen, wilde zij van de ouderlijke macht ontzet
kunnen worden. Geschiedde deze erkenning
en daaropvolgende ontzetting niet, dan kon
de moeder, alleen door het feit der erkenning,
al de moeite en werkzaamheden van den
Voogdijraad, benoeming van voogden, opname
in een gesticht, ongedaan maken.
Om dit nu te voorkomen, werd zooals de
bovenaangehaalde circulaire vermeld, door
den secretaris van den Voogdyraad Amster
dam II aan de ambtenaren van den Burger
lijken Stand te Amsterdam het verzoek gericht
de erkenning van' kinderen van ongehuwde
moeders, zooveel mogelijk te willen bevor
deren.
Door die ambtenaren werden, in onderling
overleg, de middelen beraamd, om hieraan
gevolg te geven. Eerst werd op het te ver
strekken geboortebewijs van die kinderen,
een verjoek aan de moeders gericht, om zich
te vervoegen aan het bureau Burgerlüke
Stand, afdeeling geboorte. Veel succes halden
deze uitnoodigingen niet. De meeste moeders
gaven aan dat verzoek geen gehoor. Daarna
werd, in plaats van het geboortebewijs, den
aangever of de aan geef ster van zoodanige
geboorte een kaart verstrekt, gericht aan de
moeder met uitnoodiging om persoonlek, na
haar herstel, op het bureau geboorte te ko
men tot het in ontvangst nemen van het
geboortebewijs van haar kind en van de
andere stukken die bij de aangifte overgelegd
waren en om inlichtingen te ontvangen om
trent de erkenning.
Dit had eindelijk het gewenscht succes*.
Doordat geen geboortebewya meer werd
afgngeven en ook de andere papieren der
moeder die by de aangifte overgelegd werden,
op het bureau gebleven waren, bestond er
voor de moeder meerdere aanleiding om aan
bovengenoemde uitnoodigin< gevolg te geven.
Bijna altijd werd dan, nadat aan de moeder
de wettelijke formaliteit der erkenning was
medegedeeld, tot deze erkenning overgegaan.
De weinigen die, 3 maanden na de beval
ling nog niet verschenen waren, ontvingen
eene uitnoodiging per post, om op het bureau
te komen.
Van degenen die dan, eene maand daarna
nog niet verschenen waren, werden de adres
sen aan de Voogdyraden medegedeeld, waarna,
vanwege die Raden, de moeders bezocht en
op de noodzakelijkheid der erkenning gewe
zen werd.
Hoeveel succes deze wijze van bewerking
gehad heeft moge uit het onderstaande blij ken.
In het jaar 1907 werden geboren 046 kin
deren uit ongehuwde meeders. Hiervan
werDe graaf plaatste de dwarslat weer, zooals
hij die gevonden had, zoodat deze plek thans
voor den eerstkomende den dood beteekende,
en sloop tastende terug uit de catacombe
als iemand die ziek geworden is.
Den volgenden dag, toen hij met den baron
in. het Corso reed, hield hij zich met opzet
alsof hij zeer verstrooid was. De andere
informeerde (gelijk hij ook gewenscht had)
naar de oorzaak, en, na eenig schijnbaar ont
wijken, gaf hij toe dat hij zich eenigszins
terneer geslagen gevoelde onder den indruk
van een zeer ongewonen droom.
Dit was er op berekend, om effect op den
baron te maken die een bijgelooviff man was,
en zich uitgaf voor een verachter van alle
bijgeloof. Hierop volgden eenige schertsende
woorden, en daarop bezwoer de graaf, als
ware hij plotseling niet meer in staat zich
in te houden, zyn vriend zich in acht te nemen
want het was van hem, dat hij had ge
droomd.
Gij weet genoeg van de menscheüjke na
tuur, om zeker te zijn van n ding: ik
bedoel, dat de baron nu niet rustte voor hij
den droom had gehoord.
De graaf, wel wetende dat hij nu nooit zou
loslaten, speelde met zijn nieuwsgierigheid
tot die op het hoogste gespannen was en gaf
zich toen, als het ware aarzelend, gewonnen.
Ik waarschuw u," zeide hij, er zal onge
luk uit voortkomen, en er is iets, dat mij dit
zegt. Maar daar er geen vrede voor u of mij
is dan op deze voorwaarde' zal de blaam u
zelf treffen I Dit was de droom: ik aan
schouwde u, gij reedt, ik weet niet waar, ik
denk dat het nabij Rome moet zijn geweest,
want aan uw ne zijde was een antieke
tombe, en aan de andere een tuin van palm
boomen. Het scheen mij toe dat ik in een
waren doodsangst tot u riep en riep om terug
te keeren; of gij mij hoordet, weet ik niet,
maar gij gingt halstarrig voort.
De weg leidde tot een verlaten plek
gronds te midden van ruïnen, waar een deur
den erkend door de moeder alleen 302; door
vader en moeder 188; door vader en moeder
bij huwelijk 54. Niet erkend dus 102, waarvan
overleden, zonder dat nog tot eene erkenning
was of kon worden overgegaan 47, zoodat
feitelijk nu nog 55 kinderen niet erkend zyn.
Gedeeltelijk (12) won3n de moeders dezer
kinderen in andere gemeenten, die dus voor
den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand
alhier niet te bereiken waren.
Ten slotte zou ik nog deze opmerking
willen maken. Ware het niet beter geweest,
indien de Minister door eene kleine wets
wijziging, het instituut der erkenning door
de rcoeder, zooals in Duitschland, uit de wet
gelicht had? Want, hoewel het der moeders
medegedeeld wordt, zijn er toch nog zeer
velen, die maar niet begrijpen kunnen, waarom
zij nog eene verklaring moeten aflegden en
onder teekenen, dat zij de moeders hunner
kiaderen zijn.
imst., Aug. 1908. X.
ociafó
De foniifwet ia werling.
Men kan niet zeggen, dat alomme in den
lande tevredenheid heerscht met den nieuwen
toestand, welke de "Woningwet heeft in 't
leven geroepen.
Die ontevredenheid is tweeërlei.
In haar eene vorm openbaarde zij zich
b. v. op het 5 en 6 Juli 1907 te 's Bosch ge
houden congres voor openbare
gezondheidsregeling.
Punten van uitvoerige
gedachtenwisselingen waren: het toezicht op de handhaving
der bouwverordeningen op het platte land 1),
en de toepassing der' Woningwet ten behoeve
van eer.e stelselmatige en zoo snel mogelijke
vermindering van het aantal bewoonde krot
ten, zoowel in de steden, als op het platte
land.
Vele lezers zullen de handelingen van
dat congres niet hebben gevolgd 2), onze
volksaard is nu eenmaal zoo, dat we ons
niet te zeer inspannen voor wat zoo buiten
onze eigenlijke bemoeiingsfeer omgaat.
Tot eigentlijke conclusies is men niet
gekomen ; toch zijn eeuige uitspraken waard
hier even te worden gefixeerd.
Als noodig en wenschelijk werd betoogd:
voor en boven alles moet bij de gemeente
besturen de vaste wil -voorzitten om aan
de mistanden op woninggebied een einde
te maken" 3).
Echter is men daar nog niet aan toe :
het is geen geheim, dat tal van gemeenten
weinig geneigd zijn voor de uitvoering der
Woningwet veel moeite te doen, noch minder
zijn zij bereid daarvoor een ofïer te bren
gen" 3).
De heer Bruinjma4) meende, dat de
tegenwoordige toestand niet langer kan
bestendigd worden DE WONINGWET is EEN
DOODE LETTER".
Dit was niets te veel gezegd, als men
nagaat: dat 85 pCt. van alle gemeenten
in 1905 geen gebruik maakten van de
bevoegdheden volgens 3 der Woningwet ;
dat in 1906 eveneens in 85 pot. van alle
gemeenten geen enkele onbewoonbaar
verklaring werd uitgesproken.
De gestelde vraag hoe kan men maken,
dat de bouwverordeningen werkelijk worden
nagekomen en geen leven op papier heb
ben" 3) was, hoe vreemd zij ook klinke,
alleszins gerechtvaardigd.
Inderdaad kan men zeggen, dat de voor
spelling bij de behandeling der Wet : elke
waarborg ontbreekt, dat hetgeen door het
Staatstoezicht noodig gekeurd is, ook UIT
GEVOERD wordt" 5), vrijwel is uitgekomen.
Gelukkig zijn er enkele gemeenten, waar
men de hand aan den ploeg sloeg, die als
enkele lichtpunten met hunne reeds ver
kregen resultaten tevreden kunnen zijn. In
die gemeenten, zou men ontwaren, dat het
vraagstuk ook nog van eene andere zijde
werd bekeken.
Dat andere gezichtspunt lokte tot oppositie,
soms loyaal gevoerd, soms als eene per
soonlijke tegenwerking en tegenkanting ten
opzichte der ambtenaren met de uitvoering
der voorschriften belast.
Werd hier en Jaar een misnoegd gemompel
gehoord, vasten vorm had de bestrijding
niet aangenomen.
Met eene enkele uitzondering, kan men
ook niet direct zeggen, dat de ontevredenen
principieele tegenstanders waren van <le
begrippen in de Woningwet neergelegd.
was in een heuvel, en dicht bij die deur een
wanschapen pijnboom. Toen zy't gij afgestegen
(terwijl ik nog steeds tot u riep om toch op
te passen) bond uw paard aan den pijnboom,
en gingt vastbesloten de deur in, Daar bin
nen was het donker, maar in mijn droom
kon ik u nog zien en smeekte u nog steeds
niet verder te gaan.
Gij vondt uw weg tastende langs den
muur ter rechterzijde, sloegt een gang in,
die naar rechts afweek, en kwaamt aan een
kleine afgesloten ruimte, waar een welpnt was
met een hek er voor.
En toen werd ik weet niet waarom
??mijn bezorgdheid voor u nog duizendmaal
grooter, zoodat het mij voorkwam als
schreeuwde ik mij schor om u te waarschu
wen, roepend, dat het nog tijd was, en u
smeekende om dadelijk van die vestibule
weg te gaan. Dat was het woord, dat ik in
mijn droom gebruikte, en het scheen toen
eeu duidelijke btteekenis te hebben, maar
heden, nu ik wakker ben, moet ik u verklaren,
dat ik niet meer weet wat het beduidt.
Gij sloegt niet in het minst acht op al
mijn angstig geroep, en leundet ondertusschen
over de leuning en staardet strak in de
diepte naar liet water. En toen werd u daar
iets aangekondigd, wat, ik geloof niet dat
ik dit zelfs vernemen kon, maar de ontzetting
deed mij wakker worden, sidderend en
snikkend/'
En nu/' ging de graaf voort, dank ik u
van ganscher harte voor uw aandringen."
Deze droom lag mij zwaar op het gemoed;
en nn ik hem in duidelyke woorden en bij
klaar daglicht heb uitgesproken, schijnt hij
mij niet veel zaaks toe,"
Dat weet ik nog zoo niet," zeide de baron.
Hij is in sommige opzichten wonderlijk.
Iets aangekondigd, zegt gij ? O, het is een
zonderlinge droom. Dit is een verhaal, waar
mee wij onze vrienden kunnen vermaken."
Daarvan ben ik niet zoo zeker," zeide de
graaf. Ik gevoel in dat opzicht eenige aar
zeling. Laten wij hem liever vergeten."
O, neen, onder hen zijn vele die ook wel
wat voor d« volkshuisvesting willen doen,
maar op voorwaarde, dat geen enkel particu
lier belang er door ge»c£aad wordt, dat ia
de bestaande machtsverhoudingen niet de
minste wijziging wordt gebracht, en dat
zij, die in de gelukkige omstandigheden
verkeeren, dat voor hen zorg voor volks
huisvesting overbodig is, er niet het minste
nadeel van ondervinden" 6).
Nu werden echter wel particuliere belan
gen geschaad; hoe kon het anders?
In de Eerste Kamerzitting van 29 Januari
j.l. vond de oppositie een tolk in het lid
dier Kamer den heer Van der Biesen.
Met belangstelling, doch zeker met niet
minder verbazing en teleurstelling zullen
wij diens redevoering, die elders een storm
van goedkeuring heeft doen losbreken,
hebben gelezen.
Als de heer v. d. B. in zijn aanloop zegt,
na een onderzoek omtrent de uitvoering
van de Woningwet, tot de conclusie te zijn
gekomen, dat de toestand eenvoudig gezegd
onhoudbaar is", zou men kunnen meenen een
naklank te hooren van het Bosscher congres.
Maar wij kunnen weten, dat hij met
hand en tand teigen die Wet gevochten
heeft"?), en moesten dus begrijpen, dat
de draai wel eenigszins anders zou worden
genomen.
Om te beginnen heeft de geachte afge
vaardigde zich afgevraagd, waaraan het te
wijten is, dat tegenwoordig die overdreven
zorg voor de gezondheid, goede woningen,
bacteriën e u microben en wat dies meer
zij, aan de orde is. In vroeger (die goede,
oude) tijden hoorde men daar niet van".
En het is ia zijn oordeel dan ook glad
verkeerd: laat de oude toestanden maar
bestaan", zegt hdj een eind verder. Het
Kamerlid is zoo gelukkig geweest op de
zichzelven gestelde vraag een antwoord te
vinden, wat de lezers niet mag worden
onthouden. Volgens zijne innige (!) over
tuiging is de dieper liggende oorzaak
daarvan deze, dat men het oude adagium:
mens sana in corpore sano zoo opvat, dat
men niets moet weigeren aan 't lichaam,
maar al hetgeen, waarin men hier op deze
aarde genoegen en voldoening kan vinden,
aan dat brooze omhulsel, aan dat veege lijf
moet toestaan, want volgens zeer velen is
met dit leven toch alles gedaan en dus laat
men genieten zoolang men kan. Maar daarin
ligt dan vanzelf het streven het lichaam
te bewaren en dat in staat te stellen ge
durende langer tijd zich over te geven aan
die genoegens en geneuchten, die men
droomt of wil genieten. Theater, romans,
vuile uitstallingen en 't plegen van ontucht
in alle vormen en op alle wijzen gaan met
de gezondheid aan de haal".
Gaarne neem ik aan, dat hier de spijker
op zijn kop is getikt, doch wien er met
die velen" worden bedoeld, is mij niet
duidelijk.
Zijn zij dat, voor wien men de betere
woningtoestanden in het leven wil'roepan,
die minderbedeelden, wier
... leven slechts n, kamp is met lage,
en uitstel va» bezwijken hoogste prijst
of worden er mede bedoeld de ernstige
arbeiders, die zich tot taak hebben gesteld
het leven hunner minder bedeelde mede
burgers minder ondraaglijk en daardoor dat
van ons allen aangenamer te maken.
Ik zoo meenen, dat dier genoegens wel
op een hooger plan staan, dan een geacht
Kamerlid droomt of wil beweren.
Zeker, hij vraagt: wie zal er tegan zijn,
dat goede sanitaire maatregelen worden
genomen", dooh met den nadruk op dat
andere
LAAT
., "
DE OUDE TOESTANDEN MAAK
KESTAAX.
De grieven van onzen g. a. zijn velerlei.
Eerstens de verplichte uitbreidingsplannen
en het bouwverbod, waaromtrent hij meent
duidelijk genoeg te hebben aangetoond,
dat al die fraaiigheden van de Woningwet
omtrent het maken van bouwplannen (?)
en van teekeningen, die om de 10 jaren
zullen moeten worden herzien, niets
beteekenen, en DAT IEDER GI:MEI:>"TI:IIESTUUR xn u
l» h' .MOE1TK K A.V BKSI'AKKX DERCiELJJKK
ULI'ALIXC;I-:X oi- TI: VOLO.E.V." Nu daarover is niet
te klagen, de meeste gemeentebesturen
wisten wel, dat zij straffeloos de wet konden
overtreden, en hebben 's Heeren v. d. B's
raadgeving daartoe dan ook niet afgewacht.
Dan is een zeer kwaad ding, dat de Wet
vergunning 'eischt voor geheel of gedeel
telijk vernieuwen van gebouwen en dat de
Hooge Itaad (8) ZEER ZEKER TE<;EN DEN \vu.
VA.N DAT COLLEGE ZEI,F, (v. d. B.) maar men
HMiliumiiimiimMiimiiiiiiiiimiiiiiiiuii
Ja zeker, laten wij hem vergeten," zeide
de baron. En inderdaad, werd er niet meer
van den dioom gesproken.
Benige dagen later stelde de graif een rit
voor op het land, hetgeen de baron want
zij werden nu met den dag nauwer bevriend
gereedelijk aannam.
Op den terugweg naar Rome gaf de graaf
ongemerkt een bizondere route aan.
Op eenmaal hield hij zijn paard in, bedekte
toen het gelaat met de handen, en schreeuwde
het luide uit.
Vervolgens toonde hij zijn gelaat weder
(hetwelk nu ganschelijk wit geworden was,
want hij was een volleerd coraediant) en
staarde den baron aan.
..Wat scheelt u?" riep de baron uit. Wat
is u overkomen?"
Niets," riep de graaf. Het ia niets. Een
toeval ik weet niet, wat. Laat ons snel
naar Rorne terugkeeren."
Maar ondertusschen had de baron om zich
heen gezien, en daar, aan den linkerkant
van den weg, bij het terugkeeren naar
Kame, aanschouwde hij een stoöigen zijweg,
met een tombe ter eener, en een tuin van
palmboomen ter anderer zijde...
Ja," zeide hij, op een vreemden toon.
Laat ons vooral snel naar Kome terugkeeren.
Ik vrees, dat gy ongesteld zijt geworden."
Om, Gods wil!" riep de graaf uit, sidde
rende, terug naar Kome, en laat mij naar
bed gaan!"
Zij keerden terug, nauwelijks een woord
sprekende; en de graaf, die eigenlijk uit had
behooren te gaan, hield het bed, en gaf voor,
dat hij buiten koorts had opgedaan.
Den volgenden dag werd het paard van
den baron gevonden, vastgebonden aan den
pijnboom, maar van hem zelf werd sedert
dat oogenblik nooit iets vernomen.
En zeg eens, was dit nu een moord.' . ..