De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 20 september pagina 2

20 september 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTÉRDAMKEE WEEKBLAD VOORNEDERLAND. No. 1630 f Tot hoelang, vragen wij, zal het feest zoo kunnen duren? O! wüspreken niet eens van chronischen opstand onder de inlandsche be volking. Met de millioenen, door hen zelf opgebracht, en met onze repeteerge weeren zullen wij den bruinen broeders" wel de baas blijven.... Wij spreken niet van hun rechten en van hun verlangens. Er is iets anders. De directeur van het Alg. Handelsblad vertelde in een zijner Indische reis brieven van een Japansch marine-officier, die hem aan boord allerlei vragen deed; die hem met een hoffelijkheid, zóódrin-gend dat hij er 'benauwd van werd, over de havens en nieuwe havenwerken van Nederlandsch-Indie uitvroeg; 'die met "groote vlijt in 't Nederlandsen zich be kwaamde ... "Waarom ? Het kan vijf jaar duren, het kan tien, twintig en meer jaren van ons af zijn, komen moét het, het oogenblik, dat onze mooie, onze rijke koloniën in gevaar zijn... Dim helpen geen zes Van Hentszen, geen ordonnanties en geen vernederende brie ven «f hoonende taal... Is de mogend heid sterker dan wij, heeft xij mér ka nonnen en mér repeteérgeweeren dan is er maar n ding, dat ons redden kan: zoo niet liefde dan tenminste een zekere VOORKEUR voor ons van de dertig mïlUoen Inlandefs, die wij beheersehen. Met blindheid geslagen is daarom de politiek, die yreesaanjaging alseerste middel gebruikt om te regeeren; die fle zaak gewonnen denkt, als een door bloedbaden gewaarschuwde bevol king gedwee zich toont. Zal op die manier de .Inlander een hand voor ons omdraaien, als het erom gaat? ?Zal hij zich misschien niet tégen ons keeren ? ? Maatschappelijke prophylaxis. Het is algemeen bekend, de richting waarin de studie der geneeskundige weten schap rioh bewaagt, is de pwrphylactische. D wifK gedachte voorkomen ie beter dan ge nezen", voor welk goed Hollandsen woord elke taal haar'equivalent heeft, bestaart hoe langer hoe meer de onderzoekingen van die weldoeners der menscöheid, die naar vermindering van ons physiek lijden hun hart en krachten houden gericht. Deze opmer kte? nader te ontwikkelen, mag overbodig heeten. De hygiënist is onbetwistbaar de nieuwe man en ons aller man by uitne mendheid. .Zonderling echter hoe op ander gebied die wgze gedachte geïgnoreerd, hare waardevolle lewing m den wind geslagen wordt. Dit aan te toonen is het doel van dit schrijven. De veranderde meen tn ge n op het gebied van het strafrecht, de diepere inzichten in het wezen, in den oorsprong der criminali teit, beginnen der maatschappij een andere houHnrg tegenover den misdadiger voor te schrijven. Heeft dit ten opzichte van den volwassen misdadiger, behalve in Amerika, nog tol weinig daadwerkelijke verandering geleid anders staat het met de misdadige jeugd. Hier is reeds de belangstelling tot daadbehoefte gegroeid. Om twee voorbeelden te noemen Pro Juventute in Nederland, hét Jugendgericht in Duitschland zijn instel lingen om te bewijzen hoe wakker de wil, hèe sterk het verlangen ig om ten minste tegenover het misdadige kind met het straf maar enkel-raak-steleel te breken. Een kind, dat is het altijd hoopwekkende, dat is de jonge stam die wellicht nog te buigen is. Zgn j£ngd-zelf ontroert, wekt, nu we dte verbonden zien aan zoo'n ernstig maatschap pelijk tekort, de diepste deernis. ~A«n de vraag, wat voor deze ongelukkigen . t» doen, wydde, kort geleden het Hanlelsblad enkele lezenswaard^ artikelen, in een algemoene Teek*, getiteld: Uit mijn rechtsprak tijk". De schrijver teekende in bedoelde arti kelen Scorum, een geheele groep anti-sociale jonge menschen, afkeerig van geregelden arbeid, leidend een ongezond wanordelijk leven en daardoor candidaten voor ofnoviti in de wereld der misdaad. Om deze jonge menschen op te heffen raadt de schr. (zie Hbl. van 28 Meijl.):?de banden, die den gesjochten jongen met Ecorum uiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimmiiiiiiiiiiiimiii iiitin DE ROMEINSCHE WELPUT, Naar het Engelsch VAN ROBERT LOUIS STEVENSON. vriend de graaf had tot vijand een zekeren Duitschen baron, een vreemdeling in tome. Het komt er niet op aan wat de redéri was van den haat dien de graaf gevoelde, maar daar hij het vaste voornemen had zich te -wreken, en dat op een wijze waarbij hij zelf/veilig bleef, hield hij ze verborgen zelfs voor den baron. En waarlijk, dit is het eerste beginsel bij wraakoefeningen; en een haat die zich verraadt is machteloos. De graaf was een man met eengretigen,onderzoekenden geest, had iets van den kunstenaar in zich ; als hij iets tédoen vond, moest hij het altijd met de uiterste volmaaktheid volvoeren, niet . alleen wat het resultaat betreft, maar ook wafcide wijze waarop en de middelen waar mede aangaat, anders achtte hij de zaak mislukt. Nu ?gebeurde het dat hij eens te paard reed door de veist afgelegen buitenwijken, toen hij aan een verlaten zijweg kwam in komende op het moeras dat bij Rome ligt. Aan zijn ^éne zijde wasén oude Romeinsche tombe, aan de andere zyde een verlaten huis en een tuin van palmboomen. Deze weg leidde hem weldra tot een vlakte met ruïnen, te midden waarvan hy, in de zijde van een heuvel, een open deur zag en niet ver van daar een enkele afgestompte pijnboom niet grooter dan een bessenstruikje. De plek was verlaten en zeer stil; een stem sprak in hem, dat hier iets was dat hij tot zijn voordeel kon aanwenden. Hij bond zyn paard aan den pijnboom, nam zijn vuursteen en vuurslag in de hand om licht te maken, en trad den verbinden, moeten verbroken worden, zijn zedelijkheidsgevoel moet op peil gebracht, zijn lust in geregelden arbeid gesterkt, zgn gevoel yau eigenwaarde ontwikkeld. Voorts moet hij in den socialen strijd om het bestaan sterker worden gemaakt door vakonderricht en zal hem, nu het oude milieu zoo ver derfelijk bleek, elders een home moeten worden aangewezen van waaruit büeen nieuw leven kan beginnen met kans op welslagen." Tot zijn practisch advies komend, raadt sehr. aan (het schijnt mij een gevarieerde navolging van het bekende Elmirasysteem) tot de oprichting van een gesticht, waaraan wij den met-ongunstig klinkenden naam van Amtachtsgesticht willen geven. De naam ook is in deze geen luttele bijzaak, hetgeen wij zien aan de benaming tuchtschool, welke aan de kinderwetten zekere populariteit heeft verschaft." In dit Ambachtsgesticht, zoo vervolgt schr., ie het van het grootste belang, dat het heden en de toekomst zich met volle kracht en levendigheid aan hem opdringen. Nieuwe indrukken moeten de oude verdrijven. Daar om moet er gezorgd worden voor arbeid, die den jongen mam boeit met het oog op zijn belang voor de toekomst en doordat hij zich aanpast aan de behoeften en de begeerte van zjjn geest." Voor nog slechts ne opmerking uit be doeld artikel verzoek ik uwe aan lacht. Een ding," zegt «chr., moeten wühier nog memoreeren ten aanzien van ambachtsonderricht, hetwelk tegenwoordig bij ons gevangenigeteleel door zeer velen als eennieuwe eisch voorop wordt gesteld, nl. dat dit onder richt in een gesticht met zekere perfectie kan worden verstrekt, terwjjl het m de-een zaamheid van de cel steeds zeer bezwaarlijk zal blijven. Voorts dat dit onderricht, wil het iets opleveren, altijd geiurende vry geruimen tijd moet verschaft worden, egie op het allerminst n jaar zoodat bij de tegenwoordige regeling niet zij, die voor de eerste maal in handen der justitie vallen daarvan profLteeren, doch «'echts de recidi visten, dat zijn &ü, die reeds zoodanig door het kwaad zijn aangevreten, dat moreel en sociaal herstel met weinig kans is te ver wachten ... Op deze methode is dus zeker het mosterd na den maaltijd" van toepas sing. WÜwenschen daarentegen die mosterd te presenteeren op het juiste tijdstip, dat is bij het eerste het beste strafbare feit." Hier moeten wij den geachten schrijver interrumpeeren. Het juiste tijdstip valt vroe ger en wel bühet eindigen van het schoolonderwijs. EQ zoo deze opmerking algemeen beaamd en in daad werd omgezet, het ware wat ik zoo vrij was maatschappelijke prophylaxis" te noemen. Hoe ver we evenwel in de toepassing van het voorkomen is beter dan genezen" in het maatschappelijk leven ten achter zijn, moge den lezer blijken uit het kortelings ver schenen verslag der vereeniging Mpij voor den Werkenden Stand Afd. Ambachtsscholen over 1907. In dit verslag leest men blz. 13. Bij de tweede inschrijving voor de Ie AmbachtsBchool gehouden in Juni en Juli meldden zich 95 adspiranten aan. Er was thans plaats voor 57 nieuwe leerlingen, zoodat er 38 overbleven, die moesten worden teleurgesteld. En ep blz. 14: De inschrijving voor de cureus 1907/'08 van de avondteekenschool welke in de maanden Augustus en September '07 werd gehouden leverde 1271 adspiranten. Hiervan werden geplaatst 981 leerlingen zoodat 290 adspiranten wegens plaatsgebrek moesten worden afgewezen." En op blz. IG: De adjpiranten van de vorige inschrijvingen voor de 2e Ambachtsschool kwamen het eerst voor plaatsing in aanmerking en van dezen werden dan ook 58 geplaatst. Hierdoor en ook tengevolge van het bedanken voor plaatsing van 12 adspiranten bleven daarvan over 91, die met de nieuw-ingeschrevenen ten getale van 126, een totaal van 217 adspiranten vormen dat thans moest worden teleurgesteld. En op blz. 17: Aangezien er (op de Bur geravondschool in de Weaterstraal) slechts 184 leerlingen konden worden geplaatst, moesten 90 adspiranten wegens plaatsgebrek worden afgewezen." Wie zal zeggen hoeve'.en van hen, die de teleurstelling der afwijzing wegens plaats gebrek ondergingen, ongeduldig en wrevelig werden, en, zoo 't geluk niet met een anderen opleidingsvorm diende en lediggang der jeugdigen vloek in 't spel kwam, op een verkeerd pad afdoolden waar ze ten slotte crimmalisten troffen, die voorstelden hun, heuvel binnen. De deur kwam uit op een gang van oud Romeinsch metselwerk, aie zich weldra tot twee vertakte. De graaf sloeg de rechtache gang in en ging in het donker tastend voorwaarts, tot hij op een soort van schutting stuitte, die ongeveer tot aan zijn elleboog reikte en de geheele breedte van de gang innam. Toen hij met den voet verder tastte, vond hij nog een rand van gladden steen en daarna een ledige ruimte. Al .zijn nieuwsgierigheid was nu ontwaakt, en na eenige verdorde takken te hebben opgeraapt, die over den vloer verspreid lagen. maakte hij een vuur. Vóór hem was een diepe put; zonder twijfel had eenmaal een boer uit den omtrek daaruit zijn water ge haald, en had ook deze de heining daar gemaakt. Langen tijd stond de graaf op de dwarslat van het hek geleund in den put te kijken. Die was door de Romeinen gemaakt, en zooals alle werken die dat volk onder nam, als voor de eeuwigheid gebouwd; de kanten waren nog recht en de hechtsels vlak ; voor een man die er in zou vallen was het niet mogelijk er weer uit te komen! De graaf dacht na. Een sterke drang bracht mij naar deze plaats. Waartoe ? Wat heb ik er bij gewonnen ? Waarom werd ik er toe geleid in dezen put te staren?" toen de dwarslat plotseling bezweek onder zijn gewicht en hij er nauwelijks aan ontsnapte voorover in den put te vallen. Terugspringend om aan het gevaar te ontsnappen, trapte hij de laatste vonk van zijn vuur uit, dat van nu af geen licht meer gaf, maar een hinderlyken rook. Werd ik hierheen geleid om te sterven ?" zeide hij b\j zichzelf en sidderde van het hoofd tot de voeten. En toen schoot hem iets te binnen. Hij kroop op handen en knieën naar den rand van den put en tastte toen boven zich in de lucht. De dwarslat was aan een paar vertikale latten bevestigd geweest, was slechts van de ne afgebroken en zat nog vast aan de andere. bü't eerste het beste strafbare feit naar een ambachtsgesticht te zenden, alwaar dan hun zedelijkheidsgevoel weer op peil gebracht, hun lust in geregelden arbeid weer gesterkt, hun gevoel van eigenwaarde weer ontwikkeld moet worden, alwaar ze in den socialen strijd om het bestaan weer sterker moeten worden gemaakt door vakonderricht?" A. B. DAVIDS. Erkenning van natuurlijke kinderen. Door den Minister van Justitie is aan de Voogdijraden eene circulaire gericht, waarin hunne medewerking werd verzocht, om het erkennen van buiten echt geboren kinderen,' zooveel mogelijk, in overleg met de ambte naren van den Burgerlijke Stand, te bevor deren. Eene gelijkluidende circulaire heeft de Mi nister van Binnenlandsche Zaken, door middel van de Commissarissen der Koningin in de Provinciën, de Gemeentebesturen doen toekomen. Hierin werd terecht de aandacht gevestigd op het feit, dat veelal de erkenning achterwege bleef, omdat de moeders onkundig waren van deze, door de wet gevorderde.formalüeit. Eene formaliteit, die echter vervuld moet warden, wil de ongehuwde moedei als zoodanig hare rechten op haar kiad doen gelden. Een niet-erkend kind toch, heeft geen toe stemming van z^jn moeder noodig, voor eeoige burgerlijke handeling, heeft geene aan spraken op «enige nalatenschap, kortom, wordt beschouwd «Js geen moeder te bezitten. Toen, door het in werking treden der kinderwetten, de Veogdüradeu hunne werk zaamheden begonnen met het uit'de ouderlijke macht ontzetten van ouders, wier kinderen verwaarloosd werden, stuitten ZQ, büde kin deren van ongehuwde moeders, op de moeielijkheid dat er geen ouders waren, dus geen ontzetting mogelijk was. In zoo'n geval moeit dan eerst de moeder overgehaald worden, om haar kind te erken nen, wilde zij van de ouderlijke macht ontzet kunnen worden. Geschiedde deze erkenning en daaropvolgende ontzetting niet, dan kon de moeder, alleen door het feit der erkenning, al de moeite en werkzaamheden van den Voogdijraad, benoeming van voogden, opname in een gesticht, ongedaan maken. Om dit nu te voorkomen, werd zooals de bovenaangehaalde circulaire vermeld, door den secretaris van den Voogdyraad Amster dam II aan de ambtenaren van den Burger lijken Stand te Amsterdam het verzoek gericht de erkenning van' kinderen van ongehuwde moeders, zooveel mogelijk te willen bevor deren. Door die ambtenaren werden, in onderling overleg, de middelen beraamd, om hieraan gevolg te geven. Eerst werd op het te ver strekken geboortebewijs van die kinderen, een verjoek aan de moeders gericht, om zich te vervoegen aan het bureau Burgerlüke Stand, afdeeling geboorte. Veel succes halden deze uitnoodigingen niet. De meeste moeders gaven aan dat verzoek geen gehoor. Daarna werd, in plaats van het geboortebewijs, den aangever of de aan geef ster van zoodanige geboorte een kaart verstrekt, gericht aan de moeder met uitnoodiging om persoonlek, na haar herstel, op het bureau geboorte te ko men tot het in ontvangst nemen van het geboortebewijs van haar kind en van de andere stukken die bij de aangifte overgelegd waren en om inlichtingen te ontvangen om trent de erkenning. Dit had eindelijk het gewenscht succes*. Doordat geen geboortebewya meer werd afgngeven en ook de andere papieren der moeder die by de aangifte overgelegd werden, op het bureau gebleven waren, bestond er voor de moeder meerdere aanleiding om aan bovengenoemde uitnoodigin< gevolg te geven. Bijna altijd werd dan, nadat aan de moeder de wettelijke formaliteit der erkenning was medegedeeld, tot deze erkenning overgegaan. De weinigen die, 3 maanden na de beval ling nog niet verschenen waren, ontvingen eene uitnoodiging per post, om op het bureau te komen. Van degenen die dan, eene maand daarna nog niet verschenen waren, werden de adres sen aan de Voogdyraden medegedeeld, waarna, vanwege die Raden, de moeders bezocht en op de noodzakelijkheid der erkenning gewe zen werd. Hoeveel succes deze wijze van bewerking gehad heeft moge uit het onderstaande blij ken. In het jaar 1907 werden geboren 046 kin deren uit ongehuwde meeders. Hiervan werDe graaf plaatste de dwarslat weer, zooals hij die gevonden had, zoodat deze plek thans voor den eerstkomende den dood beteekende, en sloop tastende terug uit de catacombe als iemand die ziek geworden is. Den volgenden dag, toen hij met den baron in. het Corso reed, hield hij zich met opzet alsof hij zeer verstrooid was. De andere informeerde (gelijk hij ook gewenscht had) naar de oorzaak, en, na eenig schijnbaar ont wijken, gaf hij toe dat hij zich eenigszins terneer geslagen gevoelde onder den indruk van een zeer ongewonen droom. Dit was er op berekend, om effect op den baron te maken die een bijgelooviff man was, en zich uitgaf voor een verachter van alle bijgeloof. Hierop volgden eenige schertsende woorden, en daarop bezwoer de graaf, als ware hij plotseling niet meer in staat zich in te houden, zyn vriend zich in acht te nemen want het was van hem, dat hij had ge droomd. Gij weet genoeg van de menscheüjke na tuur, om zeker te zijn van n ding: ik bedoel, dat de baron nu niet rustte voor hij den droom had gehoord. De graaf, wel wetende dat hij nu nooit zou loslaten, speelde met zijn nieuwsgierigheid tot die op het hoogste gespannen was en gaf zich toen, als het ware aarzelend, gewonnen. Ik waarschuw u," zeide hij, er zal onge luk uit voortkomen, en er is iets, dat mij dit zegt. Maar daar er geen vrede voor u of mij is dan op deze voorwaarde' zal de blaam u zelf treffen I Dit was de droom: ik aan schouwde u, gij reedt, ik weet niet waar, ik denk dat het nabij Rome moet zijn geweest, want aan uw ne zijde was een antieke tombe, en aan de andere een tuin van palm boomen. Het scheen mij toe dat ik in een waren doodsangst tot u riep en riep om terug te keeren; of gij mij hoordet, weet ik niet, maar gij gingt halstarrig voort. De weg leidde tot een verlaten plek gronds te midden van ruïnen, waar een deur den erkend door de moeder alleen 302; door vader en moeder 188; door vader en moeder bij huwelijk 54. Niet erkend dus 102, waarvan overleden, zonder dat nog tot eene erkenning was of kon worden overgegaan 47, zoodat feitelijk nu nog 55 kinderen niet erkend zyn. Gedeeltelijk (12) won3n de moeders dezer kinderen in andere gemeenten, die dus voor den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand alhier niet te bereiken waren. Ten slotte zou ik nog deze opmerking willen maken. Ware het niet beter geweest, indien de Minister door eene kleine wets wijziging, het instituut der erkenning door de rcoeder, zooals in Duitschland, uit de wet gelicht had? Want, hoewel het der moeders medegedeeld wordt, zijn er toch nog zeer velen, die maar niet begrijpen kunnen, waarom zij nog eene verklaring moeten aflegden en onder teekenen, dat zij de moeders hunner kiaderen zijn. imst., Aug. 1908. X. ociafó De foniifwet ia werling. Men kan niet zeggen, dat alomme in den lande tevredenheid heerscht met den nieuwen toestand, welke de "Woningwet heeft in 't leven geroepen. Die ontevredenheid is tweeërlei. In haar eene vorm openbaarde zij zich b. v. op het 5 en 6 Juli 1907 te 's Bosch ge houden congres voor openbare gezondheidsregeling. Punten van uitvoerige gedachtenwisselingen waren: het toezicht op de handhaving der bouwverordeningen op het platte land 1), en de toepassing der' Woningwet ten behoeve van eer.e stelselmatige en zoo snel mogelijke vermindering van het aantal bewoonde krot ten, zoowel in de steden, als op het platte land. Vele lezers zullen de handelingen van dat congres niet hebben gevolgd 2), onze volksaard is nu eenmaal zoo, dat we ons niet te zeer inspannen voor wat zoo buiten onze eigenlijke bemoeiingsfeer omgaat. Tot eigentlijke conclusies is men niet gekomen ; toch zijn eeuige uitspraken waard hier even te worden gefixeerd. Als noodig en wenschelijk werd betoogd: voor en boven alles moet bij de gemeente besturen de vaste wil -voorzitten om aan de mistanden op woninggebied een einde te maken" 3). Echter is men daar nog niet aan toe : het is geen geheim, dat tal van gemeenten weinig geneigd zijn voor de uitvoering der Woningwet veel moeite te doen, noch minder zijn zij bereid daarvoor een ofïer te bren gen" 3). De heer Bruinjma4) meende, dat de tegenwoordige toestand niet langer kan bestendigd worden DE WONINGWET is EEN DOODE LETTER". Dit was niets te veel gezegd, als men nagaat: dat 85 pCt. van alle gemeenten in 1905 geen gebruik maakten van de bevoegdheden volgens 3 der Woningwet ; dat in 1906 eveneens in 85 pot. van alle gemeenten geen enkele onbewoonbaar verklaring werd uitgesproken. De gestelde vraag hoe kan men maken, dat de bouwverordeningen werkelijk worden nagekomen en geen leven op papier heb ben" 3) was, hoe vreemd zij ook klinke, alleszins gerechtvaardigd. Inderdaad kan men zeggen, dat de voor spelling bij de behandeling der Wet : elke waarborg ontbreekt, dat hetgeen door het Staatstoezicht noodig gekeurd is, ook UIT GEVOERD wordt" 5), vrijwel is uitgekomen. Gelukkig zijn er enkele gemeenten, waar men de hand aan den ploeg sloeg, die als enkele lichtpunten met hunne reeds ver kregen resultaten tevreden kunnen zijn. In die gemeenten, zou men ontwaren, dat het vraagstuk ook nog van eene andere zijde werd bekeken. Dat andere gezichtspunt lokte tot oppositie, soms loyaal gevoerd, soms als eene per soonlijke tegenwerking en tegenkanting ten opzichte der ambtenaren met de uitvoering der voorschriften belast. Werd hier en Jaar een misnoegd gemompel gehoord, vasten vorm had de bestrijding niet aangenomen. Met eene enkele uitzondering, kan men ook niet direct zeggen, dat de ontevredenen principieele tegenstanders waren van <le begrippen in de Woningwet neergelegd. was in een heuvel, en dicht bij die deur een wanschapen pijnboom. Toen zy't gij afgestegen (terwijl ik nog steeds tot u riep om toch op te passen) bond uw paard aan den pijnboom, en gingt vastbesloten de deur in, Daar bin nen was het donker, maar in mijn droom kon ik u nog zien en smeekte u nog steeds niet verder te gaan. Gij vondt uw weg tastende langs den muur ter rechterzijde, sloegt een gang in, die naar rechts afweek, en kwaamt aan een kleine afgesloten ruimte, waar een welpnt was met een hek er voor. En toen werd ik weet niet waarom ??mijn bezorgdheid voor u nog duizendmaal grooter, zoodat het mij voorkwam als schreeuwde ik mij schor om u te waarschu wen, roepend, dat het nog tijd was, en u smeekende om dadelijk van die vestibule weg te gaan. Dat was het woord, dat ik in mijn droom gebruikte, en het scheen toen eeu duidelijke btteekenis te hebben, maar heden, nu ik wakker ben, moet ik u verklaren, dat ik niet meer weet wat het beduidt. Gij sloegt niet in het minst acht op al mijn angstig geroep, en leundet ondertusschen over de leuning en staardet strak in de diepte naar liet water. En toen werd u daar iets aangekondigd, wat, ik geloof niet dat ik dit zelfs vernemen kon, maar de ontzetting deed mij wakker worden, sidderend en snikkend/' En nu/' ging de graaf voort, dank ik u van ganscher harte voor uw aandringen." Deze droom lag mij zwaar op het gemoed; en nn ik hem in duidelyke woorden en bij klaar daglicht heb uitgesproken, schijnt hij mij niet veel zaaks toe," Dat weet ik nog zoo niet," zeide de baron. Hij is in sommige opzichten wonderlijk. Iets aangekondigd, zegt gij ? O, het is een zonderlinge droom. Dit is een verhaal, waar mee wij onze vrienden kunnen vermaken." Daarvan ben ik niet zoo zeker," zeide de graaf. Ik gevoel in dat opzicht eenige aar zeling. Laten wij hem liever vergeten." O, neen, onder hen zijn vele die ook wel wat voor d« volkshuisvesting willen doen, maar op voorwaarde, dat geen enkel particu lier belang er door ge»c£aad wordt, dat ia de bestaande machtsverhoudingen niet de minste wijziging wordt gebracht, en dat zij, die in de gelukkige omstandigheden verkeeren, dat voor hen zorg voor volks huisvesting overbodig is, er niet het minste nadeel van ondervinden" 6). Nu werden echter wel particuliere belan gen geschaad; hoe kon het anders? In de Eerste Kamerzitting van 29 Januari j.l. vond de oppositie een tolk in het lid dier Kamer den heer Van der Biesen. Met belangstelling, doch zeker met niet minder verbazing en teleurstelling zullen wij diens redevoering, die elders een storm van goedkeuring heeft doen losbreken, hebben gelezen. Als de heer v. d. B. in zijn aanloop zegt, na een onderzoek omtrent de uitvoering van de Woningwet, tot de conclusie te zijn gekomen, dat de toestand eenvoudig gezegd onhoudbaar is", zou men kunnen meenen een naklank te hooren van het Bosscher congres. Maar wij kunnen weten, dat hij met hand en tand teigen die Wet gevochten heeft"?), en moesten dus begrijpen, dat de draai wel eenigszins anders zou worden genomen. Om te beginnen heeft de geachte afge vaardigde zich afgevraagd, waaraan het te wijten is, dat tegenwoordig die overdreven zorg voor de gezondheid, goede woningen, bacteriën e u microben en wat dies meer zij, aan de orde is. In vroeger (die goede, oude) tijden hoorde men daar niet van". En het is ia zijn oordeel dan ook glad verkeerd: laat de oude toestanden maar bestaan", zegt hdj een eind verder. Het Kamerlid is zoo gelukkig geweest op de zichzelven gestelde vraag een antwoord te vinden, wat de lezers niet mag worden onthouden. Volgens zijne innige (!) over tuiging is de dieper liggende oorzaak daarvan deze, dat men het oude adagium: mens sana in corpore sano zoo opvat, dat men niets moet weigeren aan 't lichaam, maar al hetgeen, waarin men hier op deze aarde genoegen en voldoening kan vinden, aan dat brooze omhulsel, aan dat veege lijf moet toestaan, want volgens zeer velen is met dit leven toch alles gedaan en dus laat men genieten zoolang men kan. Maar daarin ligt dan vanzelf het streven het lichaam te bewaren en dat in staat te stellen ge durende langer tijd zich over te geven aan die genoegens en geneuchten, die men droomt of wil genieten. Theater, romans, vuile uitstallingen en 't plegen van ontucht in alle vormen en op alle wijzen gaan met de gezondheid aan de haal". Gaarne neem ik aan, dat hier de spijker op zijn kop is getikt, doch wien er met die velen" worden bedoeld, is mij niet duidelijk. Zijn zij dat, voor wien men de betere woningtoestanden in het leven wil'roepan, die minderbedeelden, wier ... leven slechts n, kamp is met lage, en uitstel va» bezwijken hoogste prijst of worden er mede bedoeld de ernstige arbeiders, die zich tot taak hebben gesteld het leven hunner minder bedeelde mede burgers minder ondraaglijk en daardoor dat van ons allen aangenamer te maken. Ik zoo meenen, dat dier genoegens wel op een hooger plan staan, dan een geacht Kamerlid droomt of wil beweren. Zeker, hij vraagt: wie zal er tegan zijn, dat goede sanitaire maatregelen worden genomen", dooh met den nadruk op dat andere LAAT ., " DE OUDE TOESTANDEN MAAK KESTAAX. De grieven van onzen g. a. zijn velerlei. Eerstens de verplichte uitbreidingsplannen en het bouwverbod, waaromtrent hij meent duidelijk genoeg te hebben aangetoond, dat al die fraaiigheden van de Woningwet omtrent het maken van bouwplannen (?) en van teekeningen, die om de 10 jaren zullen moeten worden herzien, niets beteekenen, en DAT IEDER GI:MEI:>"TI:IIESTUUR xn u l» h' .MOE1TK K A.V BKSI'AKKX DERCiELJJKK ULI'ALIXC;I-:X oi- TI: VOLO.E.V." Nu daarover is niet te klagen, de meeste gemeentebesturen wisten wel, dat zij straffeloos de wet konden overtreden, en hebben 's Heeren v. d. B's raadgeving daartoe dan ook niet afgewacht. Dan is een zeer kwaad ding, dat de Wet vergunning 'eischt voor geheel of gedeel telijk vernieuwen van gebouwen en dat de Hooge Itaad (8) ZEER ZEKER TE<;EN DEN \vu. VA.N DAT COLLEGE ZEI,F, (v. d. B.) maar men HMiliumiiimiimMiimiiiiiiiiimiiiiiiiuii Ja zeker, laten wij hem vergeten," zeide de baron. En inderdaad, werd er niet meer van den dioom gesproken. Benige dagen later stelde de graif een rit voor op het land, hetgeen de baron want zij werden nu met den dag nauwer bevriend gereedelijk aannam. Op den terugweg naar Rome gaf de graaf ongemerkt een bizondere route aan. Op eenmaal hield hij zijn paard in, bedekte toen het gelaat met de handen, en schreeuwde het luide uit. Vervolgens toonde hij zijn gelaat weder (hetwelk nu ganschelijk wit geworden was, want hij was een volleerd coraediant) en staarde den baron aan. ..Wat scheelt u?" riep de baron uit. Wat is u overkomen?" Niets," riep de graaf. Het ia niets. Een toeval ik weet niet, wat. Laat ons snel naar Rorne terugkeeren." Maar ondertusschen had de baron om zich heen gezien, en daar, aan den linkerkant van den weg, bij het terugkeeren naar Kame, aanschouwde hij een stoöigen zijweg, met een tombe ter eener, en een tuin van palmboomen ter anderer zijde... Ja," zeide hij, op een vreemden toon. Laat ons vooral snel naar Kome terugkeeren. Ik vrees, dat gy ongesteld zijt geworden." Om, Gods wil!" riep de graaf uit, sidde rende, terug naar Kome, en laat mij naar bed gaan!" Zij keerden terug, nauwelijks een woord sprekende; en de graaf, die eigenlijk uit had behooren te gaan, hield het bed, en gaf voor, dat hij buiten koorts had opgedaan. Den volgenden dag werd het paard van den baron gevonden, vastgebonden aan den pijnboom, maar van hem zelf werd sedert dat oogenblik nooit iets vernomen. En zeg eens, was dit nu een moord.' . ..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl