De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 20 september pagina 5

20 september 1908 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1630 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Amsterdam, Sept. 19Q8. Ouverture de la Saison d'Automne et d'Hiver. l HIRSOH&G iiiiHHiiiiiHiiiiiiiiiiiiiMHMiiiiiiiiiiiiinimiiiiiimiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiliiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiin iiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiitiiii NIEUW NIEUW MA6G .+ MAGGI BOUILLON-BLOKJES MET DE KRUISSTER voor de oogenblikkelijke bereiding van voortreffelijken Bouillon in afgepaste porties. MAGGI'8 BOUlTION-BLOKJES zijn uitgedampte, natuurlijke bouillon van prima kwaliteit, waaraan het noodlge keuken zout en de noodige kruiden zijn toegevoegd. zijn zeer praktisch voor op reis, voor militairen.touristen.sportslieden, in het kort, overal, waar vlug goeden bouillon per kop moet worden bereid. lader bloKJe geeft, allén door er kolkend water op te gieten, zonder zout of eenige verdere toevoeging, een Kop heerlijken bouillon: Vraagt uwen Kruidenier. PRIJS PER BLOKJE 2iet rniiiiii nn UIT DB NATUUR In het hooggebergte. IV. Inderdaad, het jonge dames publiek, dat op witte satijnen schoentjes wandelt en de begeleidende jeugdige of oudere heeren, n M op vier Vr, op lichtbruine schoenen, verder costunm navenant, trok zoozeer onze aandacht doordat er voor ons onervarenen ietsabnorma»ls in scheen te liggen. Daar in die wilde grootsche bergnatuur, die ook, nu de eerste overstelpende, haast bedwelmende indrukken al sterk verflauwd waren, nog krachtig genoeg op ons inwerkte, daar brachten die modieuse luchtige figuurtjes een element dat er niet in paste, dat heelemaal niet klopte met onze vooraf klaar gemaakte voorstellingen. Maar dat lag aan ons. Gerard v.Hulzen zegt in een pas verschenen boekje Zvntterland, dat de meeite lui die naar Zwitserland gaan, er niet komen om zich te verdiepen, maar alleen om zich te verfrisschen, en Van Hulzen die er jaren lang gewoond heeft en een menschenkenner is, kan het weten. Nu, om zich te ver frisschen, zonder vermoeienis, zonder geestesof lichaams-inspanning van eenige beteekenis, bleek ons al spoedig het Engelbergerdal als geschapen. We wandelden een eindje mee met de vroolijke troepjes jongelui, de bonte paraBolletjes en glinsterende zijden sorties wezen ons den weg door de slingerpaadjes onder de boomen; daar was het heerlijk friech en mooi; elke vijf minuten kun je er uitrusten op een bank, die een doorkijkje geeft op het dal, op de zonnige bergzijde aan de overkant en de villa-stad; andere zitjes lagen als nissen in het sparren- en ahorngroen op een helling, zoo zwak, dat het klimmen nauw merkbaar is. Maar wij voelden nog geen behoefte aan een rust-wandeling, wij moesten eerst pools hoogte nemen, het terrein van het dal ver kennen tot in het verre oosten. Hier in het bosch dat veelzeggend Bankli-Alp heet, was het meer dwalen dan begrijpen. Terug dus. Naar beneden, in een kleine bocht naar 't Oosten; bij de laatste boomen weer over de Aa. Naar 't Oosten is het uitzicht beperkt door een gparrebosch en door een kleine bocht vaa den bergketen, waar wüstraks omheen moeten. Maar noordwaarts rijst vlak voor ons van de overzijde ateil op uit het dal de berg van Engelberg, de Hahnen, een berg van 2600 M., eenig in »ijn soort. Ge voelt dadelijk zyn macht over het landschap, hij beheerscht het volkomen, zrjn voet dringt het dal binnen, zjjn kop overziet het van links naar rechts. En wat een kop. Scherp er boven uit, als een ware hanekam, steken de roodgrauwe spitse graten" tegen de blauwe lucht af; zijn machtige ateenen schouders staan ontbloot; het bovenlijf f«sl groen bemost en begrasd, tot aan de boomgrens toe; dan een gordel van hellende matten, de voet tot in het dal met sparren bedonkerd. Dat is de Hahnen, de vreeselijke, die een paar dagen te voren op zijn ruwe flank, een vader voor het oog van vrouw en kinderen holder-de-bolder te pletter deed storten. In geuren en kleuren heeft een gids ons het noodlottig voorval verteld; onze zegs man zelf had den man zijn hulp aangeboden, maar de onvoorzichtige wilde zich op het gevaarlijkste punt niet laten anseilen", dat vond hij nsinn, te min voor een Duitsch officier, goed voor vrouwen en kinderen; maar de geminachte berg heeft zich ge wroken, een van de eerste stappen van de vader was een misstap, een verradely'ke leisteen gleed weg onder zijn voet, een gil en gekletter van ketsende steen en en de afgrond ving een verminkt lijk op. Wat moet er omgegaan zijn in hoofd en hart van die zes aaneengebonden menachen die hem van rots op rots zagen afstorten, zij zelf in gevaar daar op het finalle, hellende, gladde voetpad, tusschen een steile bergmuur om hoog en die gulzige diepte daar onder l Ongeroerd, onbewogen, staat hij voor mij, de bizarre kolos; zijn kop stuit een hoog, lang en ijl wolkje in zijn vaart, bet poezelig witte wolkje plooit, het buigt, het legt zich als een donzen dasje om zijn rauwen hals en verllMIIIMIIiMIMMIMHMIIIIimillllimMinlIMIIIIIIMMIHMIIIIIIIHMMMIimMlllimilMHmnillllllHlin \ \ L'amour ett enfant de Bohème. Oior£{j| dano Bruno over de [trouw. De Pester Lloyd maakt melding van 't huwelijk, dat den 31 Augustus j.l. gesloten is, lunchen den boerenzoon Johann Ondrasik, en het verliefde gravinnetje Thérèse Henriette Pongra'cz. Niet zonder eindelooze dreige menten, kibbelarijen en uitbarstingen, is dit liefde-huwelijk gesloten. Graaf Pongiacz wilde van den romantiechen gril zijner dochter nietg weten. In zijn verbolgenheid had hij last gegeven Thérèse Henriet te In een op voedingshuig, te Budapest In den goeden Eerder" te plaatsen. Thérèse, alles behalve een mak schaap, wenschte geen deel uit te maken van het vreedzaam kuddeke. Zij ont snapte, en nam haar intrek bij het voorwerp harer Hongaarscbe passie. Alles in rep enroerM Graaf Pongra'cz wordt ziek en sterft. De heftigste tegenstander van de baan. Bemid delaars trachtten Mama Pongidez te ver murwen toestemming te geven tot het zonderling huwelijk. Door de aderen van gravin Pongricz, vloeit van huis uit geen blauw, doch gezond, rood bloed. Zij geeft zich gewonnen. Plechtig wordt het huwelijk van Thérèee Henriette Pongra'cz met Johann Ondrasik ingezegend. Het feit, dat alle gemoederen nog niet tot rust waren gekomen; dat, behalve de ge tuigen, geen nkel familielid bij de trouwplechtigheid aanwezig was, vermocht het stralend geluk der jongelieden niet te verdoffen. * * * Tien jaar, nadat voor den Dominikaner mon nik: Giordaco BruDO (If 48-1600) op de plek te Rome, waar hij als offer der Inquisitie viel, een standbeeld werd onthuld (9 Juni, 1898) zal voor een anderen martelaar der Vrije Ge dachte, Michel Servet, Calvijn's tegenstander, in 1563 in het Calvinistisch Rome (Génève) evenals Giordano Bruno in het Pauselijk Rome levend verbrand om dee geloof» witte, zal te Annemasse, in Savoye, een gedenkteeken worden onthuld. dampt, verdwijnt. Onbewogen etaat hy daar, de meester van het dal, en toch vertelt juist deze starre reus, van een wilde felbewogen strijd, de strijd van zijn geboorte. Eens was het grootsche Alpenryk met zijn duizend sneeuwtoppen en spitse graten, niets meer dan een laag heuvelland. De zee over spoelde het meer dan eens en legde er zijn bezinksel van kalk of krijt op neer, laag op laag stapelde zich op, hier dun, daar dik tot tien, twintig, honderd meters; en als de zee weer terugtrok naar het noorden en zuiden, was het een land als een boek met bladen; vlak, horizontaal rustte laag op laag. Toen begon de aarde er onder te werken, te wurmen met een alles overweldigende kracht, de half verstarde massa's onder het zee-be zinksel bewogen zich, drukten en perstenen wentelden, ze bieren de lagen die hen dek ten bier hoog op, lieten ze ginds diep weg zinken: het plooigebergte ontstond. Wat eens waterpas dqpr de zee was neerge legd, en door druk van boven reeds by'na tot steen was geworden, werd een hoog op gol vende bergmassa; nog Bterker persten en drukten de massa's van onder en van terzij, dat de bovenlaag op sommige plaatsen scheurde en de heete massa uit; het in wendige uitpuilde. Die verstelde spoe dig weer tot gneisen ,.. graniet. Steil over...--?"' eind naast de breuk stonden nu de lagen, die eens vlak waren uitgespreid en soms was de aardberoe ring zoo sterk, dat de opgelichte om hoog geheven lagen als een soepele de ken werden opgeplooid en over elkaar heen geschoven en gewenteld. Als een S of een iiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiMiiiiMiiiiiitiiiii 5 Deze plechtigheid zal plaats vinden den 25eten Oktober van 't loopend jaar. In onzen tyd, nu er verbijsterend veel woidt gesproken en geschreven over de vrouw; nu men angstvallig wikt en weegt, mathematii-ch juist uit-te-maken, waartoe de vrouw verstandelijk en lichamelijk wél en waartoe zij niet in-staat is, komt het mij niet onaardig voor, eens aan de dames te verklappen, hoe Giordano Bruno de wjjsgeerige, diepzinnige, edeldenkende, scherp gevoelende Domiriikaner monnik uit de XVIe Eeuw, over ons vrouwen oordeelde. Bereidt u vóór op 't allerergste l Logisch gedacht en zuiver gevoeld is 't van Filippo Bruno, nu hij zóó overhoop lag met 't schoone geslacht, dat hij de monnikspij om de lendenen gordde, en toetrad tot de orde der Dominikanen, waar hij zijn doopnaam Filippo wisselde tegen dien van Giordano. In een zijner Dialogen heeft Giordano Biuno uitgepakt over de vrouw en over 't huwelijk, op een wijze dat de aimable furie" van den klassieken Corneille Camille, in haar imprécation" tegen Rome, er een kind buis. De wijsgeerige denker was toenmaals (1583) in het huis van den vrijzinnigen Catholiek, Frankrijk» gezant te Londen: Michel de Castelnau, heer van Mauvissière als gast opgenomen. Hij was getroffen door de lief talligheid en de verstandelijke ontwikkeling, zoowel van Mevrouw de Castelnau, als van haar dochter. Mtór, desalniettemin, en evenwel, negthang, kenmerkt hij met Zuidelijken gloed, het vrouwelijk geslacht aldus Ik bedoel het vrouwelijk geslacht, dat wil zeggen: dat weer barstig, onvolmaakt, onbestendig, weekelyk, kinderlijk, schandelijk, verachtelijk, heilloos, nietswaardig, koud, misvormd, leeg, ijdel, onbezonnen, dwaas, trouwlooe, lui, weerzin wekkend, onvolledig, verdorven, ontoereken baar, geslepen, jammerlijk, onverkwikkelijk geslacht". Hél hé! 't is om den adem er bij te ver liezen. Onze Gallische naburen zouden van deze boutade zeggen: qui prouve trop ne prouve rien". Een der toehoorders, over wiens onschuldig IIMIMMMIIIHIIIMIMIflMMIMIflMIIIIIIHIIIIHIIIIIIIIIIIMIMIIHIIimillllinill overeindsche lus lagen daar, toen de aard beweging was geëindigd, de oorspronkelijke bedekkingen over elkaar. Stel u voor een bed, waarop achtereenvolgens van onder naar boven een grijze, een witte en een roode deken vlak liggen uitgespreid; laat nu dat onderbed zijdelings gedrukt of hef tig in elkaar geperst en opgebogen worden, dan zullen er in de dekenlaag dergelijke over elkaar ge slagen plooien ontstaan. Het overblijfsel van zulk een overgeslagen aardplooi, gevormd onder de geweldige druk king der onderliggende maesas, is de Hahnen; en zoo zijn er nog een paar bergen ten Noord-Oosten van het Engelberger dal. Want dicht bij het midden van de hoogste Alpen keten waar die inwendige massa het hoogst tot 4000 M. en meer werd opgezet, waar de dekens van gelaagde kalken werden verbro ken en het inwendige, het graniet, te voor schijn borrelde, daar moesten die overslaande golven van bet oorspronkelijke dek allicht ontstaan; verderop waar de Bchuin-opwaartsche persing steeds geringer werd, niet zoo licht meer, daar bleven het gewone golven. Dat alles moet gebeurd zijn in den tijd, dat de steenkoolbosschen in Middel Europa te gronde gingen. De Alpen zijn betrekkelijk nog jong, wat ouder dan de Himalaya; maar veel jonger dan de Harz of het Teutoburgerwond. Elders in de buurt liggen nog, even als voor dien tijd, dezelfde lagen geregeld boven elkaar, steeds in de volgorde van hun ontstaan uit de zee. De geologen noemen de bovenste, dat is de jongste, de laatst gevormde laag van bezinksels: Malm of hooggebergte-kalk; daaronder ligt bij Engelberg een laag van een bijzondere leisteen, (Oxfordlei), daaronder weer in de diepte, op het oergesteente der oude aarde, de bruine Jurakalk of Dogger; dat is de oudste diepste laag, die in contact ligt met het oergraniet. Boven de jongste laag ligt op andere plaatsen, ook in Zwitserland, veelal krijt; hier, waar de zee al teruggetrokken was in den tijd dat er elders krijt werd afgezet, niet. Toch heeft de zee later nog eens, wel/ hoofd, Bruno's toornende adjectieven als hagelsteenen waren neergekletterd, opperde, dat, het de lust van alle redenaars wae, zich door overdrijving in hun rhetoriek te oefe nen, dat zij er behagen in vonden hun hartstochtelijkheid in stroomen van woorden te doen vervloeien, en, dat zij er prat op gingen, de toehoorders te verbazen door hun macht over de taal. Giordano Bruno verwijst zijn toehoorders naar Horatius, die even als de apostel Paulus, het celibaat boven 't huwelijk stelt Ook brengt hij in herinnering de waar schuwende stem van een Atheensch vijsgeer, (ditmaal niet Soerates) die de viouw aan duidt, als: rustverstoorster, voortdurende schadepost, dagelrjkeche krijg, gevangenis voor 't leven, storm in huis, schipbreuk des mans. Als verzoenend slot-akkoord, en allicht om verontwaardigde vrouwen met den Italiaanecben wijsgeer te verzoenen, citeer ik Bruno's karakteristiek van mevr. de Castelnau en van haar dochter: Om.u niet op ver ver wijderde exempelen te wijzen, zoo heeft onder dit dak de heer de Mauvissière eene vrouw gekregen, niet alleen begiftigd met bui tengewoon lichaamsschoonheid,?omhulsel en kleedij der ziel, maar die ook bezit: frissche schranderheid, zedigheid, eerbare lief talligheid; eene vrouw, die de ziel van haar echtgenoot steeds heeft geboeid, en, die ieder die haar kent, voor zich inneemt. Wat te zeggen van zijn edele dochter? Nauwelijks heeft zij een jaar boven een lustrum de zon aanschouwd, en tóch, kunt gij aan hare spraak niet speuren, of zij nit Italië, Frankrijk of Engeland herkomstig is; aan hare hand ontwaart men niet, wanneer züeen muziek-instrnment bespeelt, of zij een lichamelijke of een onlichamelijke substantie is; wegens de vroegtijdige loutering harer Zeden, zondt gij twijfelen of zij van den hemel gedaald is, of uit de aarde stamt." Deze lofrede op een zesjarig meiske, is ook niet ontdaan van Zuidelijke overdrijving l CAPRICE. licht in de Bruinkooltijd, de Alpen overdekt en er nog jonger lagen op neergezet; de tertiaire gronden, die wij ook op enkele plaatsen in ons jonge landje kennen. Ge kunt u de verwondering van de vroegere geologen voorstellen, die door nauw keurige studie bemerkten en als zeker vast stelden, dat de kop van de Hahnen uit Dog ger, dus nit de onderlaag bestaat, en dat daaronder de jongere lagen van ifalmkalk liggen en, nog dieper, de lagen nit de jongere, de tertiaire tijden van de vorming van de aardkorst afkomstig. De Hahnen staat werkelijk onderste boven. De verklaring ran het verschijnsel kan na iedereen begrijpen, die zich maar even zoo'n overslag van de bovenste aardlagen, de sedimenten wil voorstellen; met een vereenvoudigd figuurtje is dit al heel gemakkelijk. Maar iets moet ge er steeds bij bedenken; het is lang geleden, hoeveel duizenden jaren is moeilijk te zeggen, en elke dag van die aeonen hebben regen en wind gewerkt, om weer terug te voeren naar de zee, wat die zee zelf, de groote vereffenaar, er eens had neergelegd. De bovenste lagen zijn verweerd, verbrok keld tot gruis, of verpoederd tot stol, met stroomend ijs en water en wind naar onder ge voerd in het dal en verder naar de lage landen en in de zee. Er waar nu de bovenste over slag van de plooi der drie dekens is weg gevoerd, daar moest van de middelste overslag de onderste van de drie dekens immers wel bloot komen te liggen. Dat is zoo klaar als een klontje. Wel aardig voor ons weetgierige en belangstellende rei zigers, om dat wereldgebeuren uit oeroude tijden zoo maar eventjes te hooren uitleggen. Maar wat een moeilijke studie er voorafgegaan is, wat een zware hersenarbeid, die menschenlevens vulde, het gekost heeft, om zich uit de fantasieën van de vroegere aardkunde loste werken, de werkelijke feiten op te diepen en door de steenen met organische overblijf selen er in, zelf te laten bewijzen, dat begrij pen wij leeken zoo gemakkelijk niet meer. Nog veel moeilijker wordt het verklaren van elk onderdeel op zich zelf, nu in de laatste jaren bij het boren van den Simplontunnel gebleken is, dat de structuur der Alpen nog veel ingewikkelder is dan men al wist. Er moeten van het zuiden uit geweldige overschnivingen, ook van granietschotsen hebben plaats gegrepen; zoodat voor elk geval als dat van de Hahnen moet onderzocht worden, of zoo'n omkeering der lagen, door een plooioverslag op de plaats zelf of door overelkaarechniven van vreemde lagen is ontstaan. 't Is een verbazend moeilijke studie, die nieuwere geologie, maar machtig mooi toch ook; jammer dat een menschenleven er wat heel erg kort voor is. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl