De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 20 september pagina 6

20 september 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

l DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND. No. 1630 Indische Figuren, VI. J. J. DONNER, .Oud-Resident van Madioen, Ridder in de Orde van den Ned. Leeuw. Vfi.t iederten aantrekt in Indië, is de schoone, grootsche natuur, wat jonge menschen, daar pas aangekomen, in het maatschappelijke zoo bijzonder aantrekt, is de gewichtige en verantwoordelijke taak, die aan nog jonge lieden wordt toevertrouwd, de hoogst ge wichtige en moeieljjke plichten, vaak pp de schouders gelegd van mannen pas in de volle kracht van hun leven. De redacteur van het Alg. Handelsbl., opgetogen over hetgeen bij in Indiëte zien kreeg, schrijft in een van zy'n correspondenties: Het is goed te weten wat Nederland sche mannen in Indiëal zoo voor moeielpe plichten te vervullen hebben I Ik ontmoet in Indiëzulke prachtige exemplaren uit het vaderland, zoovele mannen, die zonder ophef, bedaard als zeelui en vol liefde voor hun werk, als mannen van karakter hun plicht en tienmaal hun plicht vervullen. De zeeën maken een matroos," zong Onno Zwier van Haren; gevaar en bezwaar maken mannen, smeden karakters. Zendt de jongens uit in de rimboe der wereld, en gij krijgt mannen terug, terwijl gij het vaderland opbouwt en versterkt l" Maar als die mannen later in het vaderland terngkeeren, dan is bet in den regel een treurig gezicht, neen, dat is te sterk, laten we zeggen: dan wekt het een gevoel van onvoldaanheid op, ook hen, die nog in de kracht van hun leven zy'n, daar te zien henen wandelen en nog eens wandelen, maar zonder eenige levenstaak. En als toeschouwer het politieke leren volgen, belangstellen in den politieken strijd in de vergaderzaal van 's lands afgevaardigden,.. het kan hun zoo weinig voldoening schenken; zij vinden dien strijd zoo klein. In Indiëkenden zij de antithese tusschen aan den nen kant ambtenaren, officieren en particulieren, die mannen waren van kunnen en durf, aan den anderen kant hen, wien alleen betrekkin gen kunnen worden opgedragen, waarbij geen eigen initiatief noch bijzonder talent vereischte was. Hier vinden zij een andere antithese, waarbij de meerdere of mindere geschiktheid in de eerste plaats afhankelijk wordt gesteld van het kerkgenootschap, waartoe rnen behoort of niet behoort. Neen, weinig mannen uit Indiëvan genoemde categorie zijn na hun terugkeer in het vaderland tevreden. Is de man tevreden, wiens portret hier boven staat, en die voorzeker in Indiëtoonde een man van kunnen en durven te zijn? Wij weten het niet, maar wij zouden het betwijfelen. Daarvoor staat op zijn uiterlijk nog te veel gezondheid, opgewektheid, geest en lichaamskracht te lezen. De heer J. J. Donner is een geboren Hollander en is Hollander gebleven in zijn levensopvattingen, in zijn woorden en daden. Geboren te Dordrecht, kwam hij op zeer jongen leeftijd te Amsterdam, waar hij zijn opvoeding genoot.Evenals bij zoovele anderen, die in Amsterdam geboren zijn of daar lang gewoond hebben, bestaat er ook voor hem geen tweede plaats, die zooveel goeds en aantrekkelijks heeft als de oude, trotsche Amstelstad. Op twintig-jarigen leeftijd, 1872, was de iitimiiiiiiitiiimiiiiMiiiiiiiiiiiiiHMiiiiiiiiiftiiiiiHiiii De Suikerhandel van Amsterdam Het oude Amsterdam moge meer en meer verdwijnen, het moge sinds lang met het oude Amsterdam enzijnhooge wallen" gedaan wezen, er zjjn nog vele gebouwen, huizen, namen van straten en grachten, gevelsteenen, enz., die de herinnering aan het oude Amsterdam, zijn handel en bedrijf, zijn geschiedenis en nog veel meer levendig houden. Op nieuw is dit gebleken aan J. J. Reesse, den ex-directeur der Noprd-Nederlandsche Beet wortel-suikerfabriek te Vierverlaten, bij zgn studie over De Suikerhandel van Amsterdam, van het begin der 17de eeuw tot 1813, eene bijdrage tot de handelsgeschiedenis der Vader lands, hoofdzakelijk uit de archieven ver zameld en samengesteld." J. J. Reese heeft een groot aantal nog bestaande gebouwen kunnen aanwijzen, die vroe ger diende tot bereiding van suiker. Hij heeft de oude raffinaderijen op zeer oude Amsterdamsche kaarten nagespeurd, er teekening van laten maken, of die gevon den in het bekende werk van Berkheyde, of in notarieele akten, verpondingen en andere oude, bestoven bescheiden. Daarna heeft hij in overdrachten de geschiede nis van gebouw of huis nagegaan, en de plaats van voorheen vastgesteld met het nummer der huizen van thans. Van elf der ontdekte suikerraffinade rijen te Amsterdam uit de 17de eeuw heeft hij in zijn werk de afbeeldingen der voorgevels gegeven, en er aan toe gevoegd vier gezichten in de raffinaderij: De Granaatappel." Het zyn de volgende: De drie suyckerbrooden", Nes, west zijde. Opgericht 1611; Deladder Jacobs". Oudezijds-voorburgwal. Gebouwd 1655; Het Amsterdamsche wapen". Klo veniersburgwal tusschen het Rusland en de Slykstraat. Opgericht omstreeks 1608; heer Donner klaar voor den Indischen dienst. Na de verschillende lagere rangen bij het Binnenlandse h Bestuur doorloopen te hebben, werd hij Assistent-Resident van Grisseh, nabij Soerabaia. Van hier ging hij met buitenlandeen verlof naar Europa. Bij zijne terugkomst was er algemeene ontsteltenis op Java, op enkele plaatsen zelfs eene paniek, als gevolg van het gewelddadig verzet te Tjüegon, waar de Euro peanen vermoord werden. De Assistent-Resi dent was een der slachtoffers. De hr. Donner was zijn opvolger. Van daar ging hij in gelijke betrekking Baar Bangkallan op Madoera. Toen de Lombok-oorlog uitbrak, trachtte de Indische Regeering vrije koelies aan te werven om mede op expeditie te gaan. Nergens lukte dit, behalve op Bangkallan. De hr. Donner bezorgde Generaal Vetter vijfhonderd vrye koelies, onder bevel van eigen, adellijke hoofden. Dit laatste was een voorwaarde geweest van den hr. Donner; zonder dat zou de aanwerving niet geslaagd zijn. Het geheel stond onder de leiding van Ario Soerio, een geboren mijnheer, die dadelijk door de officieren als tot hen behoorende werd opgenomen. De hr. Donner kon het zeer goed met de Madoereezen vinden, dat min of meer brutale, volgens D. slechts schijnbaar brutale, volkje. Hij noemde de Madoereezen de meest gouvernements-gezinde bevolking van Ned -Indië. Inderdaad zijn zij ons steeds trouw geweest; zij zijn de eenigen, die eigen modern bewapende troepen onder houden onder eigen officieren, behalve een Europeeschen kapitein-instructeur,welke troe pen, als zij minder trouw waren, een groot gevaar voor ons zonden kunnen zijn. Laat ik hier aan een treffend voorval, als bewijs van die trouw, herinneren, al behoort het niet rechtstreeks tot deze schets. Toen in het begin der vorige eeuw het be stuur o Ter ons Indiëin Engelsche handen over ging, moest ook de Panembahan van Soemenep, trouwe leenvorst van onze regeering, de Engelsche souvereiniteit erkennen. Dit viel hem hard. maar hy begreep, dat verzet doel loos zon blijken. Hij kwam te sterven. Op zijn docdbed het bij zijn zoon-opvolger bij zich komen en vorderde van hem een eed, dat hij hem onder de Nederlandsche vlag begraven zou. De jonge man had den moed niet bezwaren in te brengen, al besefte hij dat het allicht onmogelijk zou blijken. Vóór dat de vader begraven zou worden, ging de zoon naar den Engeleehen bevelhebber en vertelde hem ronduit wat hij aan zijn vader COHNBLIS NUYTS, een der -eerste suikerraffinadeurg te Amsterdam (1601), eigenaar van de raffinaderij: De Koning van Polen", Heerengracht over de Warmoesgracht. Reproductie naar het levensgroot olieverf-portret door Jurriaen O^ens, in het Rijksmuaem te Amsterdam. Nieuwezij ds-voorburg wal bij de Roskamsteeg. Opgericht waarschijnlijk vóór 1652; De Koning van Polen" Heeren gracht over de Warmoesgracht. Opgericht omstreeks 1616, na den brand van 1660 herbouwd; De stad Antwerpen" Kei zersgracht over de Westermarkt. Opge richt waarschijnlijk omstreeks 1617 ; Het paardenhoofd", Keizersgracht, tusschen Westermarkt en Reestraat. Opgericht 1630; Het suyckerriet", Keizersgracht bij de Beerenstraat. Opgericht vermoe delijk omstreeks 1652; Prinsengracht bij de Brouwersgracht. Opgericht tusschen 1655 en 1677; St. Joris", Prinsengracht bij de Leliegracht. Opgericht 1643, na den brand van 1670 herbouwd; Diercquens paradijs", Oude Houtgracht, thans Waterlooplein, opgericht in 1658. Zwa nenburgwal. Opgericht vermoedelijk omstreeks 1657; Brand op de Laurier gracht in de suikerraffinaderij van Jan van Veldesteijn. 29 Dec. 1669: Int rieurs van de raffidaderij De granaat appel", Lijnbaansgracht tusschen het Leidsche plein en de Leidsche gracht te Amsterdam (thans deel der Suikeraffinaderij voprh. Spakier en Tetterode), zooals die in 1808 onder de firma Wed. Scholten en Zoon bestond. De afbeeldingen dezer suikerraffinade rijen zijn van een tiende gedeelte der bestaande, want in 1765 had Amsterdam er 104. Een in goeden staat overgebleven groot gebouw van een voormalige sui kerraffinaderij vindt men nog in de Nes tegenover de Barberstraat, en op nog vele andere plaatsen. De Nes" is de klassieke plaats ge weest voor suiker- en suikerfabricage. Daar had men in de 17de eeuw raffi naderijen, en vele suikerbakkers. De oudste, meer dan 250 jaar oude banketen suikerbakkers-zaak van het huidig Amsterdam, gevestigd in de galerij van het Paleis voor Volksvlijt, is afkomstig uit de Nes. De Amsterdammers waren bekend als koeketers", maur niet minder als lief hebbers van suikerwerken. Men weet hoe zij zich geërgerd hebben aan de Engelschen, die op het banket aan graaf Leicester heerlijke en kostelijke suikerwerken uit de ramen van het stadhuis op den Dam gooiden, want suikerwerk nam op de feestmaaltijden een groote plaats in, zelfs eene overdadige plaats oordeelde de Magistraat van Amsterdam. Althans Dr. Joh. Breen, adjunct-archivaris van Amsterdam heeft in de Vroedschapsnotulen van 1601 er eene klacht over gevonden, die, na het luiden der steêklok als keur van de puie van het stadhuis werd afgekondigd in bij wezen van den Schout,énBurgemeester en zeven schepenen. Alsoo vangt de ietwat grappige keur aan alsoo bij veele luyden, niet tegenstaande de tegenswoordige beswaerlijcke duyre tij t, groote orerdadicheyt gepleecht wert in bruiloftfeesten, maeltyden ende bancquetten, dewelcke niet alleen excessivelijck veele costen, maer oock in parteyen, gebacken ende banquetsuycker allerhande fruyten, ge dierten en de andere schepselen Godts nagemaeckt, besteecken ende verciert worden met pluymen, uytgestreckte vederen, gout ende diergelycke op zichtige, onnutte ciragie, ende dezelve dan noch voor datse op de maaltijden gebracht worden langen tijde ten toone staan op de vensters, daerse gemaeckt sijn, tot groote aenstoot van veele vrome luyden ende jammerlijcke beplechtig beloofd had. De Engeleehman stond hoog genoeg om dadelijk bevel te geven voor dien dag de Engelsche vlag neer te halen en ze door de Nederlandsche te vervangen. Zoo trouw waren en zijn de Madoereezen. In 1896 kwam eene zeer moeielijke resi dentsbetrekking open, nl. die te Madioen. Reeds had n resident aldaar het afgelegd tegen den regent van Madieen,Brata Diuingrat. L e toenmalige gouverneur-generaal jhr. Van der Wjjck, die, als resident van Soerabaja, de chef van den heer Donner, toen assiatentresident van Grisseh, geweest was, liet zijne keus op dezen vallen, ofschoon hij nog niet aan de beurt was om resident te worden. Nu begon eeu moeielijke tijd voor Donner. Bij de kroningsfeesten in 1898 begonnen de speldeprikken van den regent, die lang zamerhand scherper werden en die den resi dent veel moeite en vooral veel zorg kostten. Het werd een strijd om het gezag, zooals mr. Brooahooft het noemde in een reeks van artikelen in De Locomotief. Die strijd was te moeielyker voor den heer Donner, daar hij zelf erkende, dat zijn tegen stander als Oosterling zeer hoog stond. Maar het ging er om, volgens den heer D., wie het gezag zon hebben, de Europee sche gewestelijke bestuursambtenaar, de resi dent, dan wel de inlandsche regent. Deze beweerde van den oudsten adel te zijn, tevens geparenteerd aan den hoogsten adel van Java. Resident Donner was omgeven door een net van oppositie, en in de buitenwereld waren er, die zijn leven in gevaat achtten. Men denke aan de beschrijving in den Max Havelaar van Douivea Dekker's strijd met zijn Jongeren broeder", den regent van Lebak, en hoe Tine alle eetwaren voor den kleinen Max en zijn ouders zorgvuldig achter slot hield. Maar feitelijk is daarvan, meenen wij. te Madioen nooit iets gebleken en Donner in ieder geval hechtte er niet aan. Brata Diningrat had ook onder de Europeesche bestuursambtenaren zijn vrienden, onder wie een vroegeren chefresident. Op den duur mocht die strijd tusschen het Europeesche en het daaraan ondergeschikte inlandsche gezag niet voortduren. De Indische regeering gelastte een grondig onderzoek en het resultaat daarvan was, dat de regent eervol ontslagen werd en geïnterneerd te Padanp. Deze heeft zi<;h nog in een uitvoerig request tot de 2de Kamer gewend, doch zonder resultaat. Eerst later kreeg de heer Donner de over tuiging, dat de strijd meer geweest was dan het verzet van een regent tegenover zyn ehef,. dat Brata Diningrat de man was op Java vaa het Oostersche réveil, waaraan men toen in onze bezittingen nog niet dacht. Volgens den heer D. waren er toen al Japansche spionnen over Java verspreid, (het Islamitisch element in Indië- verwaehi met min of meer recht steun alt Japon), en was en is er eene pénétration voorioopig pacifique in ong Indië. Toen reeds begonnen, altijd volgens den heer D?er ziefa crescendo teekenen van onrust en onwil t» vertoonen, en hij voelde zich de strijder voor de hand having van het Westersehe gezag tegenover de toenemende aanmatiging van het Oogten. De heer Donner is overtuigd van een krachtige oplenng van het pan-islamisme, ook in onze bezittingen, en ziet daarin voor ong een groot gevaar. Over dat gevaar denkt hu, over dat gevaar schrijft hij, maar hy kan er niets aan ver anderen, ook niet meer op het beperkt terrein van den Indischen bestuursambtenaar. Hij ge lijkt hierbij eenigzins op Cassandra,de Trojaansche prinses-priesteresee.die van ipollo de gave der voorspelling had ontvangen, maar tevens den vloek, dat men haar niet gelooven zou, wier jammerklacht het onderwerp van een der schoonste gedichten van Schiller is geworden. Ziet de heer Donner de zaken niet al te donker in? Wij willen het hopen. In 1900 wss de regent ontslagen. In de drie daaropvolgende jaren werd Madioen geteisterd door schuur- en rietbranden, wel waarschijnlijk wraak- en dreigmiddelen van den kant der vorige regentspartij. Het gelukte den heer D. die brandstichtingen te onderdrukken. En dat hij het voortdurend vertrouwen der regeering genoot, bleek, toen hy in 1901 ridder werd van den Ned. Leeuw, en toen hem in 1903 buitenlandsch verlof wegens langdurigen dienst verleend werd. In Nederland zijnde, vroeg hij in 1904 zijn ontslag en zoo woont hij thans als gepensionneerd Indisch hoofdambtenaar in het schoone Nijmegen, het Nederlandsche Soekaboemi. Door dat ontslag beschikt Ned.-Indiëover een bekwaam, energiek, hoogstaand ambte naar minder. De heer Donner is hier ge bleven in het belang van de opvoeding zijner kinderen. Hij leest veel, wandelt veel, en denkt na o ver,, het groote vraagstuk". Moge hij zich in den omvang van het gevaar'ver gissen l Dat hoopt de heer Donner met ons. Y. droeffenisse van de arme, behoeftige menschen, die daarover suchten; waerdeur de tooren Godes verweckt ende andere, soo vermogende als onvermogende luyden, tot navolginge gedrongen worden, die alsoo haer middelen seer consumeren: Soo ist dat Mijn Heeren van den Ge rechte met advys van de sessenderhich Raden geordonneert ende gewillekeurt hebben, ordonneeren ende willekeuren mits desen, dat geene apoteekers, pasteybaekers,suyckerbanquetmaeckers, hackers ofte yemant anders eenichsints in suycker sullen mogen maecken aan eenige marcepeynen, pasteyen, gebacken, ban quetsuycker ofte broot sullen mogen doen of conterfeyten enige versierselen van gebloemte, geboomte, gout, steene beeldekens oft yet anders in eeniger manieren; noch in ofte met pasteyen, gebacken ofte banequetsuycker ofte broot, namaecken eenige gedierten, fruiten ofte andere schepselen Gods ofte eenige gemaeckte figuren van instrumenten, handwercken ofte andere diergelijcke, selffs niet met het deech van de pasteyen off gebacken; sonder oock de voors, korsten van dien met eenige verwen te mogen bestrijcken noch deselfde besteecken met eenighe natuerlijcke hooffden, vleugelen, steerten ofte andere leden van de ge dierten in de pasteyen gebacken. Alles op de verbeurte van tgene in dese keure gemaeckt sal wezen, ende daerenboven sus pensie van ses weecken van neringetegens degeene diet sullen hebben gemaeckt, ende de boete van vijffentwintich st. voor de geene die eenig bancquetsuycker ende drie gulden op elcke stuck van pasteyen, marcepeynen ofte broot voor degeene die desel <re contrarie dese keure sullen hebben doen maecken ofte gebruycken. Ende dat de contraventeurs, alwaert datse op der daet niet bekeurt en wierden, effenveel gehouden sullen sijn, de waerde van 'tgeen tegen dese ordonnantie gemaeckt sal wesen ende de voors. respectieve boeten namaels te betalen. Dat oock niemant de voors. speciën elders gemaeckt hier ter stede sal mogen vercoopen, op pene vant goet ende daer en boven voor de eerste reyse vyffentwintich gulden te verbeuren, ende voor de tweede reyse vijftich gulden; t'applicere'n dese boeten een derdendeel voor den Heere, een derdendeel voor den aenbrenger ende een derdendeel voor Tuchthuys ende Spinhuys deser stede." * # * De naam van een enkele straat of steeg herinnert ook nog aan vroeger bestaande suikerraffineerderijen. zooals de Suikerbakkersteeg aan den NieuweZijds Voorburgwal. Daar en in den omtrek was in de Middeleeuwen het klooster van St. Geertruid, ook bekend als Maagdendaal. Het strekte zich uit van de tegenwoordige Suikerbakkersteeg tot aan de St. Geertruidsteeg. Na het Geus worden van Amsterdam in 1578 zijn ter plaatse van het klooster woonen pakhuizea gekomen, terwijl dwars door de ruimte die het klooster en het Lieve Vrouwen Gasthuis tot aan den Nieuwendijk innam, een straat werd gerooid, die men Nieuwstraat'' noemde. De St. Geertruidskapel, aan wier uiter lijke gedaante men weinig veranderde, werd in een Suikerbakkerij herschapen. Omgekeerd is eene suikerbakkerij op de Brouwersgracht bij de Prinsengracht in een Katholieke Schuilkerk" ver anderd, genaamd: De Posthoorn". Door een sluipgangetje kwam men er binnen. De kerk daar bestaat niet meer. Voor haar is in de plaats gekomen de kerk De Posthoorn" in de Haarlemmerstraat. Het Nieuw-Suiker-hofje op de Prin sengracht bij de Reestraat is in 1755 door den suikerraffineerder Gerrit ten Sanden en zijn vrouw gesticht. De inwonenden kregen met Nieuwjaar, o.m. wel een hemd, maar geen suikerbrood. Het suikerhofje" op de Lindegracht, gesticht in 1670, heeft echter met suiker en het raffineeren niets gemeen, de stichter heette Suikerhof. Naar hem is het hofje genoemd. In de oudste geschiedenis over Amster dam wordt reeds melding gemaakt van suikerbakkeiijen of suikerraffineerderijen. Op verschillende plaatsen in de stad trof men die aan. Na de tweede helft der zeventiende eeuw werd echter verboden nieuwe in de oude stad te vestigen, de Nieuwstadt" werd daarvoor aangewezen. Daarom werd in 1660 verboden de suikerbakkerjj: De Koning van Polen" op de Heerengracht over de Warmoes gracht, die door brand vernield was, weder op te bouwen. In 1736 werd toe gestaan, dat slechts op Bloem-en Rozengrachten en in de Bloemstraat suiker raffineerderijen mochten zijn. Om in Amsterdam suikerraffineerder te zijn behoefde men geen poorter te wezen, Als eene groote bizonderheid gold, dat bij de uitsluiting der Joden in velerlei, het stadsbestuur in 1655 aan twee Portugeesche joden, Abraham en Izaak Pareira, toestond eene suikerraffineerderij op te richten, op voorwaarde, dat zij niet minder dan een vat stroop en honderd suikerbrooden te gelijk ver kochten. Den suikerraffineerder was bij scherpe keuren verboden het schoonmaken van suiker door middel van beestenbloed, slechts eieren mochten daarvoor gebruikt worden. Wie thans het gebouw: Het Amster damsche Wapen" op den hoek van Kloveniersburgwal en Rusland ziet, waar Gebr. Proost hun papierhandel en boekbinderij gevestigd hebben, vermoedt niet dat daar een der eerste suikerraffineerderijen ge weest is, later veranderd in het logement: Het wapen van Amsterdam", van 't welk zeldzame afbeeldingen voorkomen in de Atlas van R. W. P. de Vries. Te dier plaatse heeft mr. Isaac da Costa zijne vermaarde bijbellezingen gehouden. De geschiedenis der suikerraffineerde rijen te Amsterdam is op zich zelve belangrijk, maar veel belangrijker is die van den Amsterdamschen suikerhandel, van het bezit der suikerplantagies, en der suikerfabricage in verre landen. De heer J. J. Reesse heeft ons en anderen om goede redenen, niet vergund inzage van zijn belangrijke studie te nemen, wel van de vele kaarten der suikerplantages en afbeeldingen die allen in zijn werk voorkomen. Van de verschillende kaarten der plaatsen waar Hollanders, voornamentlyk Amsterdammers, suikerplantages hadden en suiker lieten bewerken, is die van het eiland Demarary" al heel merk waardig. Het was geheel in het bezit der nijvere Hollanders. Langs de geheele rivier niets dan Hollandsche Suiker plantages, tot een getal van een-en-zestig. Onder de kaart staan ze allen opgegeven, met den naam van den bezitter en van de uitgestrektheid. Ook op de kaart van de kolonie Berbice bekend in de volksuitdrukking: hij is naar de Beribisies" is een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl