Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND.
No. 1630
Indische Figuren,
VI.
J. J. DONNER,
.Oud-Resident van Madioen,
Ridder in de Orde van den Ned. Leeuw.
Vfi.t iederten aantrekt in Indië, is de schoone,
grootsche natuur, wat jonge menschen,
daar pas aangekomen, in het maatschappelijke
zoo bijzonder aantrekt, is de gewichtige en
verantwoordelijke taak, die aan nog jonge
lieden wordt toevertrouwd, de hoogst ge
wichtige en moeieljjke plichten, vaak pp de
schouders gelegd van mannen pas in de
volle kracht van hun leven.
De redacteur van het Alg. Handelsbl.,
opgetogen over hetgeen bij in Indiëte zien
kreeg, schrijft in een van zy'n correspondenties:
Het is goed te weten wat Nederland
sche mannen in Indiëal zoo voor
moeielpe plichten te vervullen hebben I
Ik ontmoet in Indiëzulke prachtige
exemplaren uit het vaderland, zoovele
mannen, die zonder ophef, bedaard als
zeelui en vol liefde voor hun werk, als
mannen van karakter hun plicht en
tienmaal hun plicht vervullen.
De zeeën maken een matroos," zong
Onno Zwier van Haren; gevaar en bezwaar
maken mannen, smeden karakters.
Zendt de jongens uit in de rimboe
der wereld, en gij krijgt mannen terug,
terwijl gij het vaderland opbouwt en
versterkt l"
Maar als die mannen later in het vaderland
terngkeeren, dan is bet in den regel een
treurig gezicht, neen, dat is te sterk, laten
we zeggen: dan wekt het een gevoel van
onvoldaanheid op, ook hen, die nog in de
kracht van hun leven zy'n, daar te zien
henen wandelen en nog eens wandelen, maar
zonder eenige levenstaak. En als toeschouwer
het politieke leren volgen, belangstellen in
den politieken strijd in de vergaderzaal van
's lands afgevaardigden,.. het kan hun zoo
weinig voldoening schenken; zij vinden dien
strijd zoo klein. In Indiëkenden zij de
antithese tusschen aan den nen kant
ambtenaren, officieren en particulieren, die
mannen waren van kunnen en durf, aan
den anderen kant hen, wien alleen betrekkin
gen kunnen worden opgedragen, waarbij
geen eigen initiatief noch bijzonder talent
vereischte was. Hier vinden zij een andere
antithese, waarbij de meerdere of mindere
geschiktheid in de eerste plaats afhankelijk
wordt gesteld van het kerkgenootschap,
waartoe rnen behoort of niet behoort. Neen,
weinig mannen uit Indiëvan genoemde
categorie zijn na hun terugkeer in het
vaderland tevreden.
Is de man tevreden, wiens portret hier
boven staat, en die voorzeker in Indiëtoonde
een man van kunnen en durven te zijn?
Wij weten het niet, maar wij zouden
het betwijfelen. Daarvoor staat op zijn uiterlijk
nog te veel gezondheid, opgewektheid, geest
en lichaamskracht te lezen.
De heer J. J. Donner is een geboren
Hollander en is Hollander gebleven in zijn
levensopvattingen, in zijn woorden en daden.
Geboren te Dordrecht, kwam hij op zeer
jongen leeftijd te Amsterdam, waar hij zijn
opvoeding genoot.Evenals bij zoovele anderen,
die in Amsterdam geboren zijn of daar lang
gewoond hebben, bestaat er ook voor hem
geen tweede plaats, die zooveel goeds en
aantrekkelijks heeft als de oude, trotsche
Amstelstad.
Op twintig-jarigen leeftijd, 1872, was de
iitimiiiiiiitiiimiiiiMiiiiiiiiiiiiiHMiiiiiiiiiftiiiiiHiiii
De Suikerhandel van Amsterdam
Het oude Amsterdam moge meer en
meer verdwijnen, het moge sinds lang
met het oude Amsterdam enzijnhooge
wallen" gedaan wezen, er zjjn nog vele
gebouwen, huizen, namen van straten
en grachten, gevelsteenen, enz., die de
herinnering aan het oude Amsterdam,
zijn handel en bedrijf, zijn geschiedenis
en nog veel meer levendig houden.
Op nieuw is dit gebleken aan J. J.
Reesse, den ex-directeur der
Noprd-Nederlandsche Beet wortel-suikerfabriek te
Vierverlaten, bij zgn studie over De
Suikerhandel van Amsterdam, van het begin
der 17de eeuw tot 1813, eene bijdrage
tot de handelsgeschiedenis der Vader
lands, hoofdzakelijk uit de archieven ver
zameld en samengesteld." J. J. Reese
heeft een groot aantal nog bestaande
gebouwen kunnen aanwijzen, die vroe
ger diende tot bereiding van suiker. Hij
heeft de oude raffinaderijen op zeer oude
Amsterdamsche kaarten nagespeurd, er
teekening van laten maken, of die gevon
den in het bekende werk van Berkheyde,
of in notarieele akten, verpondingen en
andere oude, bestoven bescheiden. Daarna
heeft hij in overdrachten de geschiede
nis van gebouw of huis nagegaan, en
de plaats van voorheen vastgesteld met
het nummer der huizen van thans.
Van elf der ontdekte suikerraffinade
rijen te Amsterdam uit de 17de eeuw
heeft hij in zijn werk de afbeeldingen
der voorgevels gegeven, en er aan toe
gevoegd vier gezichten in de raffinaderij:
De Granaatappel."
Het zyn de volgende:
De drie suyckerbrooden", Nes, west
zijde. Opgericht 1611; Deladder Jacobs".
Oudezijds-voorburgwal. Gebouwd 1655;
Het Amsterdamsche wapen". Klo
veniersburgwal tusschen het Rusland en de
Slykstraat. Opgericht omstreeks 1608;
heer Donner klaar voor den Indischen dienst.
Na de verschillende lagere rangen bij het
Binnenlandse h Bestuur doorloopen te hebben,
werd hij Assistent-Resident van Grisseh,
nabij Soerabaia.
Van hier ging hij met buitenlandeen verlof
naar Europa. Bij zijne terugkomst was er
algemeene ontsteltenis op Java, op enkele
plaatsen zelfs eene paniek, als gevolg van het
gewelddadig verzet te Tjüegon, waar de Euro
peanen vermoord werden. De Assistent-Resi
dent was een der slachtoffers.
De hr. Donner was zijn opvolger. Van
daar ging hij in gelijke betrekking Baar
Bangkallan op Madoera. Toen de Lombok-oorlog
uitbrak, trachtte de Indische Regeering vrije
koelies aan te werven om mede op expeditie
te gaan. Nergens lukte dit, behalve op
Bangkallan. De hr. Donner bezorgde Generaal
Vetter vijfhonderd vrye koelies, onder bevel
van eigen, adellijke hoofden. Dit laatste was
een voorwaarde geweest van den hr. Donner;
zonder dat zou de aanwerving niet geslaagd
zijn. Het geheel stond onder de leiding van
Ario Soerio, een geboren mijnheer, die dadelijk
door de officieren als tot hen behoorende
werd opgenomen. De hr. Donner kon het
zeer goed met de Madoereezen vinden, dat
min of meer brutale, volgens D. slechts
schijnbaar brutale, volkje. Hij noemde de
Madoereezen de meest gouvernements-gezinde
bevolking van Ned -Indië. Inderdaad zijn zij
ons steeds trouw geweest; zij zijn de eenigen,
die eigen modern bewapende troepen onder
houden onder eigen officieren, behalve een
Europeeschen kapitein-instructeur,welke troe
pen, als zij minder trouw waren, een groot
gevaar voor ons zonden kunnen zijn. Laat
ik hier aan een treffend voorval, als bewijs
van die trouw, herinneren, al behoort het
niet rechtstreeks tot deze schets.
Toen in het begin der vorige eeuw het be
stuur o Ter ons Indiëin Engelsche handen over
ging, moest ook de Panembahan van
Soemenep, trouwe leenvorst van onze regeering, de
Engelsche souvereiniteit erkennen. Dit viel
hem hard. maar hy begreep, dat verzet doel
loos zon blijken. Hij kwam te sterven. Op
zijn docdbed het bij zijn zoon-opvolger bij
zich komen en vorderde van hem een eed,
dat hij hem onder de Nederlandsche vlag
begraven zou. De jonge man had den moed
niet bezwaren in te brengen, al besefte hij
dat het allicht onmogelijk zou blijken. Vóór
dat de vader begraven zou worden, ging de
zoon naar den Engeleehen bevelhebber en
vertelde hem ronduit wat hij aan zijn vader
COHNBLIS NUYTS, een der -eerste suikerraffinadeurg te Amsterdam (1601), eigenaar
van de raffinaderij: De Koning van Polen", Heerengracht over de Warmoesgracht.
Reproductie naar het levensgroot olieverf-portret door Jurriaen O^ens, in het
Rijksmuaem te Amsterdam.
Nieuwezij ds-voorburg wal bij de
Roskamsteeg. Opgericht waarschijnlijk vóór
1652; De Koning van Polen" Heeren
gracht over de Warmoesgracht. Opgericht
omstreeks 1616, na den brand van 1660
herbouwd; De stad Antwerpen" Kei
zersgracht over de Westermarkt. Opge
richt waarschijnlijk omstreeks 1617 ; Het
paardenhoofd", Keizersgracht, tusschen
Westermarkt en Reestraat. Opgericht
1630; Het suyckerriet", Keizersgracht
bij de Beerenstraat. Opgericht vermoe
delijk omstreeks 1652; Prinsengracht bij
de Brouwersgracht. Opgericht tusschen
1655 en 1677; St. Joris", Prinsengracht
bij de Leliegracht. Opgericht 1643, na
den brand van 1670 herbouwd;
Diercquens paradijs", Oude Houtgracht, thans
Waterlooplein, opgericht in 1658. Zwa
nenburgwal. Opgericht vermoedelijk
omstreeks 1657; Brand op de Laurier
gracht in de suikerraffinaderij van Jan
van Veldesteijn. 29 Dec. 1669: Int
rieurs van de raffidaderij De granaat
appel", Lijnbaansgracht tusschen het
Leidsche plein en de Leidsche gracht te
Amsterdam (thans deel der
Suikeraffinaderij voprh. Spakier en Tetterode),
zooals die in 1808 onder de firma Wed.
Scholten en Zoon bestond.
De afbeeldingen dezer suikerraffinade
rijen zijn van een tiende gedeelte der
bestaande, want in 1765 had Amsterdam
er 104. Een in goeden staat overgebleven
groot gebouw van een voormalige sui
kerraffinaderij vindt men nog in de Nes
tegenover de Barberstraat, en op nog
vele andere plaatsen.
De Nes" is de klassieke plaats ge
weest voor suiker- en suikerfabricage.
Daar had men in de 17de eeuw raffi
naderijen, en vele suikerbakkers. De
oudste, meer dan 250 jaar oude
banketen suikerbakkers-zaak van het huidig
Amsterdam, gevestigd in de galerij van
het Paleis voor Volksvlijt, is afkomstig
uit de Nes.
De Amsterdammers waren bekend als
koeketers", maur niet minder als lief
hebbers van suikerwerken. Men weet
hoe zij zich geërgerd hebben aan de
Engelschen, die op het banket aan graaf
Leicester heerlijke en kostelijke
suikerwerken uit de ramen van het stadhuis
op den Dam gooiden, want suikerwerk
nam op de feestmaaltijden een groote
plaats in, zelfs eene overdadige
plaats oordeelde de Magistraat van
Amsterdam. Althans Dr. Joh. Breen,
adjunct-archivaris van Amsterdam heeft
in de Vroedschapsnotulen van 1601 er
eene klacht over gevonden, die, na het
luiden der steêklok als keur van de puie
van het stadhuis werd afgekondigd in
bij wezen van den Schout,énBurgemeester
en zeven schepenen.
Alsoo vangt de ietwat grappige
keur aan alsoo bij veele luyden,
niet tegenstaande de tegenswoordige
beswaerlijcke duyre tij t, groote
orerdadicheyt gepleecht wert in bruiloftfeesten,
maeltyden ende bancquetten, dewelcke
niet alleen excessivelijck veele costen,
maer oock in parteyen, gebacken ende
banquetsuycker allerhande fruyten, ge
dierten en de andere schepselen Godts
nagemaeckt, besteecken ende verciert
worden met pluymen, uytgestreckte
vederen, gout ende diergelycke op
zichtige, onnutte ciragie, ende dezelve
dan noch voor datse op de maaltijden
gebracht worden langen tijde ten toone
staan op de vensters, daerse gemaeckt
sijn, tot groote aenstoot van veele
vrome luyden ende jammerlijcke
beplechtig beloofd had. De Engeleehman stond
hoog genoeg om dadelijk bevel te geven voor
dien dag de Engelsche vlag neer te halen en
ze door de Nederlandsche te vervangen.
Zoo trouw waren en zijn de Madoereezen.
In 1896 kwam eene zeer moeielijke resi
dentsbetrekking open, nl. die te Madioen.
Reeds had n resident aldaar het afgelegd
tegen den regent van Madieen,Brata Diuingrat.
L e toenmalige gouverneur-generaal jhr. Van
der Wjjck, die, als resident van Soerabaja,
de chef van den heer Donner, toen
assiatentresident van Grisseh, geweest was, liet zijne
keus op dezen vallen, ofschoon hij nog niet
aan de beurt was om resident te worden.
Nu begon eeu moeielijke tijd voor Donner.
Bij de kroningsfeesten in 1898 begonnen
de speldeprikken van den regent, die lang
zamerhand scherper werden en die den resi
dent veel moeite en vooral veel zorg kostten.
Het werd een strijd om het gezag, zooals
mr. Brooahooft het noemde in een reeks van
artikelen in De Locomotief.
Die strijd was te moeielyker voor den heer
Donner, daar hij zelf erkende, dat zijn tegen
stander als Oosterling zeer hoog stond.
Maar het ging er om, volgens den heer
D., wie het gezag zon hebben, de Europee
sche gewestelijke bestuursambtenaar, de resi
dent, dan wel de inlandsche regent. Deze
beweerde van den oudsten adel te zijn, tevens
geparenteerd aan den hoogsten adel van Java.
Resident Donner was omgeven door een net
van oppositie, en in de buitenwereld waren
er, die zijn leven in gevaat achtten. Men denke
aan de beschrijving in den Max Havelaar van
Douivea Dekker's strijd met zijn Jongeren
broeder", den regent van Lebak, en hoe Tine
alle eetwaren voor den kleinen Max en zijn
ouders zorgvuldig achter slot hield. Maar
feitelijk is daarvan, meenen wij. te Madioen
nooit iets gebleken en Donner in ieder geval
hechtte er niet aan. Brata Diningrat had ook
onder de Europeesche bestuursambtenaren
zijn vrienden, onder wie een vroegeren
chefresident.
Op den duur mocht die strijd tusschen het
Europeesche en het daaraan ondergeschikte
inlandsche gezag niet voortduren. De Indische
regeering gelastte een grondig onderzoek en
het resultaat daarvan was, dat de regent
eervol ontslagen werd en geïnterneerd te
Padanp. Deze heeft zi<;h nog in een uitvoerig
request tot de 2de Kamer gewend, doch
zonder resultaat.
Eerst later kreeg de heer Donner de over
tuiging, dat de strijd meer geweest was dan
het verzet van een regent tegenover zyn ehef,.
dat Brata Diningrat de man was op Java vaa
het Oostersche réveil, waaraan men toen in
onze bezittingen nog niet dacht.
Volgens den heer D. waren er toen al
Japansche spionnen over Java verspreid,
(het Islamitisch element in Indië- verwaehi
met min of meer recht steun alt Japon),
en was en is er eene pénétration voorioopig
pacifique in ong Indië. Toen reeds begonnen,
altijd volgens den heer D?er ziefa crescendo
teekenen van onrust en onwil t» vertoonen,
en hij voelde zich de strijder voor de hand
having van het Westersehe gezag tegenover
de toenemende aanmatiging van het Oogten.
De heer Donner is overtuigd van een
krachtige oplenng van het pan-islamisme,
ook in onze bezittingen, en ziet daarin voor
ong een groot gevaar.
Over dat gevaar denkt hu, over dat gevaar
schrijft hij, maar hy kan er niets aan ver
anderen, ook niet meer op het beperkt terrein
van den Indischen bestuursambtenaar. Hij ge
lijkt hierbij eenigzins op Cassandra,de
Trojaansche prinses-priesteresee.die van ipollo de gave
der voorspelling had ontvangen, maar tevens
den vloek, dat men haar niet gelooven zou,
wier jammerklacht het onderwerp van
een der schoonste gedichten van Schiller is
geworden.
Ziet de heer Donner de zaken niet al te
donker in? Wij willen het hopen.
In 1900 wss de regent ontslagen. In de
drie daaropvolgende jaren werd Madioen
geteisterd door schuur- en rietbranden, wel
waarschijnlijk wraak- en dreigmiddelen van
den kant der vorige regentspartij. Het
gelukte den heer D. die brandstichtingen te
onderdrukken. En dat hij het voortdurend
vertrouwen der regeering genoot, bleek, toen
hy in 1901 ridder werd van den Ned. Leeuw,
en toen hem in 1903 buitenlandsch verlof
wegens langdurigen dienst verleend werd.
In Nederland zijnde, vroeg hij in 1904 zijn
ontslag en zoo woont hij thans als
gepensionneerd Indisch hoofdambtenaar in het schoone
Nijmegen, het Nederlandsche Soekaboemi.
Door dat ontslag beschikt Ned.-Indiëover
een bekwaam, energiek, hoogstaand ambte
naar minder. De heer Donner is hier ge
bleven in het belang van de opvoeding zijner
kinderen. Hij leest veel, wandelt veel, en
denkt na o ver,, het groote vraagstuk". Moge
hij zich in den omvang van het gevaar'ver
gissen l Dat hoopt de heer Donner met ons.
Y.
droeffenisse van de arme, behoeftige
menschen, die daarover suchten;
waerdeur de tooren Godes verweckt ende
andere, soo vermogende als onvermogende
luyden, tot navolginge gedrongen worden,
die alsoo haer middelen seer consumeren:
Soo ist dat Mijn Heeren van den Ge
rechte met advys van de sessenderhich
Raden geordonneert ende gewillekeurt
hebben, ordonneeren ende willekeuren
mits desen, dat geene apoteekers,
pasteybaekers,suyckerbanquetmaeckers, hackers
ofte yemant anders eenichsints in suycker
sullen mogen maecken aan eenige
marcepeynen, pasteyen, gebacken, ban
quetsuycker ofte broot sullen mogen
doen of conterfeyten enige versierselen
van gebloemte, geboomte, gout, steene
beeldekens oft yet anders in eeniger
manieren; noch in ofte met pasteyen,
gebacken ofte banequetsuycker ofte broot,
namaecken eenige gedierten, fruiten ofte
andere schepselen Gods ofte eenige
gemaeckte figuren van instrumenten,
handwercken ofte andere diergelijcke, selffs
niet met het deech van de pasteyen off
gebacken; sonder oock de voors, korsten
van dien met eenige verwen te mogen
bestrijcken noch deselfde besteecken met
eenighe natuerlijcke hooffden, vleugelen,
steerten ofte andere leden van de ge
dierten in de pasteyen gebacken. Alles op
de verbeurte van tgene in dese keure
gemaeckt sal wezen, ende daerenboven sus
pensie van ses weecken van neringetegens
degeene diet sullen hebben gemaeckt,
ende de boete van vijffentwintich st. voor
de geene die eenig bancquetsuycker
ende drie gulden op elcke stuck van
pasteyen, marcepeynen ofte broot voor
degeene die desel <re contrarie dese keure
sullen hebben doen maecken ofte
gebruycken. Ende dat de contraventeurs,
alwaert datse op der daet niet bekeurt
en wierden, effenveel gehouden sullen
sijn, de waerde van 'tgeen tegen dese
ordonnantie gemaeckt sal wesen ende
de voors. respectieve boeten namaels te
betalen. Dat oock niemant de voors.
speciën elders gemaeckt hier ter stede
sal mogen vercoopen, op pene vant goet
ende daer en boven voor de eerste reyse
vyffentwintich gulden te verbeuren, ende
voor de tweede reyse vijftich gulden;
t'applicere'n dese boeten een derdendeel
voor den Heere, een derdendeel voor den
aenbrenger ende een derdendeel voor
Tuchthuys ende Spinhuys deser stede."
* #
*
De naam van een enkele straat of
steeg herinnert ook nog aan vroeger
bestaande suikerraffineerderijen. zooals
de Suikerbakkersteeg aan den
NieuweZijds Voorburgwal. Daar en in den
omtrek was in de Middeleeuwen het
klooster van St. Geertruid, ook bekend
als Maagdendaal. Het strekte zich uit
van de tegenwoordige Suikerbakkersteeg
tot aan de St. Geertruidsteeg. Na het
Geus worden van Amsterdam in 1578
zijn ter plaatse van het klooster
woonen pakhuizea gekomen, terwijl dwars
door de ruimte die het klooster en het
Lieve Vrouwen Gasthuis tot aan den
Nieuwendijk innam, een straat werd
gerooid, die men Nieuwstraat'' noemde.
De St. Geertruidskapel, aan wier uiter
lijke gedaante men weinig veranderde,
werd in een Suikerbakkerij herschapen.
Omgekeerd is eene suikerbakkerij op
de Brouwersgracht bij de Prinsengracht
in een Katholieke Schuilkerk" ver
anderd, genaamd: De Posthoorn". Door
een sluipgangetje kwam men er binnen.
De kerk daar bestaat niet meer. Voor
haar is in de plaats gekomen de kerk
De Posthoorn" in de Haarlemmerstraat.
Het Nieuw-Suiker-hofje op de Prin
sengracht bij de Reestraat is in 1755
door den suikerraffineerder Gerrit ten
Sanden en zijn vrouw gesticht. De
inwonenden kregen met Nieuwjaar, o.m.
wel een hemd, maar geen suikerbrood.
Het suikerhofje" op de Lindegracht,
gesticht in 1670, heeft echter met suiker
en het raffineeren niets gemeen, de stichter
heette Suikerhof. Naar hem is het hofje
genoemd.
In de oudste geschiedenis over Amster
dam wordt reeds melding gemaakt van
suikerbakkeiijen of suikerraffineerderijen.
Op verschillende plaatsen in de stad trof
men die aan. Na de tweede helft der
zeventiende eeuw werd echter verboden
nieuwe in de oude stad te vestigen, de
Nieuwstadt" werd daarvoor aangewezen.
Daarom werd in 1660 verboden de
suikerbakkerjj: De Koning van Polen"
op de Heerengracht over de Warmoes
gracht, die door brand vernield was,
weder op te bouwen. In 1736 werd toe
gestaan, dat slechts op Bloem-en
Rozengrachten en in de Bloemstraat suiker
raffineerderijen mochten zijn.
Om in Amsterdam suikerraffineerder
te zijn behoefde men geen poorter te wezen,
Als eene groote bizonderheid gold, dat
bij de uitsluiting der Joden in velerlei,
het stadsbestuur in 1655 aan twee
Portugeesche joden, Abraham en Izaak
Pareira, toestond eene suikerraffineerderij
op te richten, op voorwaarde, dat zij
niet minder dan een vat stroop en
honderd suikerbrooden te gelijk ver
kochten.
Den suikerraffineerder was bij scherpe
keuren verboden het schoonmaken van
suiker door middel van beestenbloed,
slechts eieren mochten daarvoor gebruikt
worden.
Wie thans het gebouw: Het Amster
damsche Wapen" op den hoek van
Kloveniersburgwal en Rusland ziet, waar Gebr.
Proost hun papierhandel en boekbinderij
gevestigd hebben, vermoedt niet dat daar
een der eerste suikerraffineerderijen ge
weest is, later veranderd in het logement:
Het wapen van Amsterdam", van 't
welk zeldzame afbeeldingen voorkomen
in de Atlas van R. W. P. de Vries. Te
dier plaatse heeft mr. Isaac da Costa
zijne vermaarde bijbellezingen gehouden.
De geschiedenis der suikerraffineerde
rijen te Amsterdam is op zich zelve
belangrijk, maar veel belangrijker is die
van den Amsterdamschen suikerhandel,
van het bezit der suikerplantagies, en
der suikerfabricage in verre landen.
De heer J. J. Reesse heeft ons en
anderen om goede redenen, niet vergund
inzage van zijn belangrijke studie te
nemen, wel van de vele kaarten der
suikerplantages en afbeeldingen die allen
in zijn werk voorkomen.
Van de verschillende kaarten der
plaatsen waar Hollanders, voornamentlyk
Amsterdammers, suikerplantages hadden
en suiker lieten bewerken, is die van
het eiland Demarary" al heel merk
waardig. Het was geheel in het bezit
der nijvere Hollanders. Langs de geheele
rivier niets dan Hollandsche Suiker
plantages, tot een getal van een-en-zestig.
Onder de kaart staan ze allen opgegeven,
met den naam van den bezitter en van de
uitgestrektheid.
Ook op de kaart van de kolonie
Berbice bekend in de volksuitdrukking:
hij is naar de Beribisies" is een