De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 20 september pagina 7

20 september 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1630 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOE NEDERLAND. SUIKERRAFFINADERIJ Ds GRANAATAPPEL". Interieur van de Granaatappel", Lijnbaansgracht tusschen het I^eidscheplein en de Leidschegracbt te Amsterdam (thans deel der suikerraffinaderij, voorheen Spakier en Tetterode) toen deze in 18 LI onder de firma W. Scholten en Zoon door invloed van Napoleon I voor beetwortelsuikerfabriek was ingericht. naamlijst der eigenaars van de Hol landsche plantages. Een hoogst zelzame kaart van Java, Ter meldt de voornaamste steden, kantoren en andere plaatsen in het bezit der Hollanders, benevens de wijze, waarop zij zich in de stad Batavia ge vestigd hebben, enz. Niet minder belangrijk de kaart van Suriname, waarvan in vroeger eeuw de stad Amsterdam, nadat de Zeeuwen het van de Engelschen veroverd hadden, een derde deel en veel later nog een deel kochten. Dan een kaart van Brazilië, waar het wemelde van Hollanders. Men weet dat Maurits van Nassou daar geweest is. Kostbaar hout zond hij van daar naar den Haag, om het Mauritshuis te bouwen, maar ook groote hoeveelheden suiker, waarschijnlijk om te verkoopen en de opbrengst te doen strekken tot bestrijding der verdere uitgaven van de vorstelijke woning. De kaart van Braziliëvermeldt even als de Caart van de Provintie Suriname en van militaire togten mitsgaders van de groote der gemoeten Pantaariën, al de namen der vele Hollandsche be zitters. Ook onder de platen komen de meest zeldzame voor, als: Suikermolen op de Antillen, door ossen gedreven; Suikerwerk in Brazilië; suikermolens in Brazilië, enz. * * * De heer J. J. Reesse heeft zijn werk: De suikerhandel van Amsterdam" geheel opgebouwd uit onbekende en verscholen stof. Vele jaren heeft hij op archieven en bibliotheken en in bijzondere ver zamelingen gewerkt om een getrouw beeld van een zoo belangrijken handel als de suikerhandel te kunnen geven, om plantages en fabrieken te kunnen beschrijven, in 't kort, al wat den suiker betreft, in de 17de en 18de eeuw. Belangrijk zal ook zijn de suikerhandel in betrekking tot de Oost- en "WestIndische compagnie. De tallooze namen van Hollanders op de kaarten van andere werelddeelen na lezende, verheugt men zich weder in den vroegeren handels- en ondernemings geest. Menig Nederlandsch geslacht zal op een der kaarten den naam zijner voor vaders vinden. De heer J. J. Reesse heeft zijne studie bij het jaar 1813 afgebroken, omdat de Nederlandsche handelseeschiedenis dan in een nieuwe phase komt, die ook in verband met de hoeveelheid en den aard der bronnen, eene andere behandeling eischt. De geschiedenis van den suikerhandel tot heden staat op zichzelf. Waarschijn lijk zal J. J. Reesse ook die van na 1813 eenmaal te boek stellen. De afbeeldingen, hier in den tekst geplaatst, komen voor in het werk van den heer Reesse, en zijn door hem en den uitgever: J. L. E. I. Kleinenberg te Haarlem welwillend verstrekt. Het weldra te verschijnen boek zal er flink uitzien. Eigenaardig is, dat dit boek over den suiker, gebonden wordt bij de firma Proost, bind jrij te Amsterdam, ter plaatse, waar eens in 1608 de oudst bekende suikerfabriek stond: Het Amsterdamsche wapen". m J. H. R. IIIMIIINIIIIIIIIIIIIMIIillllllllMIIIIHItlMIIIIIMI "Doos, uitgevoerd in koper met parelmoer ingelegd; op het oogenblik op de Tentoonstelling voor Schoone Kunsten te Ba:el. Er woont op 't oogenblik te Katwijk aan Zee op 'n zolderatelier een Zwitsersch meisje, dat een ten onzent vrijwel onbekende soort van decoratieve kunst beoefent. Mademoiselle Marthe Piccard, leerlinge van den beroemden decorateur Grasset te Parijs, legt zich toe op lederversiering Visitekaartboekjes en albumomslagen, tni's, doosjes en doezen. Ik weet dat deze mededeeling heel oninte ressant lijkt. Er z|jn zooveel snoezige" en lieve" en mooie" doosjes en dingetjes. Maar het werk van Mademoiselle Piccard is zooveel meer is waarachtige kunst. Wanneer men 't eenvoudig atelier-granier, binnen komt, 't planken hokje dat met de simpele middelen van wat rozig grijze verf, wat mooie doeken, 'n paar koperen kannen, tot een interieur van verfijnde behaaglijkheid is gemaakt, treft dadelijk een aantal mooie, stemmingsvolle aquarellen. 't Zgn landschappen en dorpstraatjes Alpen en Hollandsche stranden, de Katwijksche toren die in den zomerzon van albast lijkt, 'n schemerig hoekje van zoo Hollandsche atmosfeer ... als 't uitzicht hier, waar onder 'n groot stuk blije lucht wat daken liggen, nederig en stil. Die aquarellen, mooie kunststukjes op zich zelf, maken deel uit van Mademoiselle Piccard's motieven-verzameling. Ze liet ons die zien. Het waren alle gegevens uit da natuur. T we elkaar vervolgende zwanen op een vijver .Rijke trossen bloemen. Een berghelling met kale stammen padden en kikvorschen. Toen zagen we een kleine collectie voltooide kurjstwerkjes; snijwerk en inlegwerk van koper en perlemoer Mademoiselle Piccard is de eerste die 't midiel heeft gevonden om perlemoer blijvend in 't leer te bevestigen. Het koper dient alleen voor wat reflex-randjes. Het is wonderlijk, welke effecten, ware kunsteffecten zij bereikt heeft. De groote doos bij voorbeeld met het motief van de besneeuwde berghelling. Welk een verlatenheid van Alpenwinter sfeert er op dat toch zoo kleine op pervlak ; met hoe schaarsche middelen is 't bereikt. Wat een warme weelde van zomerbloemen bloeit er aan zoo'n tak met rozig en blauw weerschijnende blaadjes. Ze zijn allemaal n voor n uitgesneden, en niet gelijk zoomin als in de natuur. Men weet, dat is een principe van decoratie waar recht een ander tegenover staat. Dat andere is op het oogen blik 'i heerschende dat van hen die geen gecopiëerde maar gestyleerde natuur willen. We willen ons hier niet in vergelijking van de theoretische waarde der twee beginselen begeven wel kunnen we zeggen, dat dit werk, zooals 't daar voor ons ligt, van emotieerende schoonheid is. Ziedaar, naast die bloeiende zomerweelde, dat andere album met zijn naakten boomtak, waar de ovale maanbleeke bladen van wit perelmoer aan hangen. Welk een starre, navrante wanhoop ligt er in die simpele compositie. Wat een zeldzame volkomenheid van techniek, van gratie en diep gevoel in dat slanke meisje met die groote energieke oogen. Ik hoop, n voor ons publiek n voor de kunstenares, dat de gelegenheid zal gevonden worden om van dit bijzondere werk een kleine tentoonstelling in een onzer hoofd steden te organiseer en, zooals zij die en met groot succes 1) in het buitenland heeft gehad. Moge ook in ons land de harde arbeid, de noeste studie van deze beminnelijke jonge vrouw de voldoening der erkenning vinden. JAN WALCH. ?- ??'? --??'" *"*.,»," < Vunrscherm, uitgevoerd in koper met parelmoer en ebbenhont ingelegd. Aangekocht door den Zwitserschen Bonds staat in Juli 1908. Spiegellij*t, leder met parelmoer ingelegd, koper m tin ; op het oogenbük op de Tentoonstelling van Schoone Kunsten te BH zei. 1) Er is behalve 't genoegen van menige groote aankoop door particulieren, aan Ma demoiselle Piccard de eer te beurt gevallen, dat een harer kunstvoortbrengselen voor 't museum te Genéve is aangekocht, en een voor het Musée Gallina te Parijs. Vao WisseliDs: m Co. Pnlclri studio. Notities (na de t entoonstelling.) De schilder, dien de firma dit jaar beproeft te introduceereu, is Jan Siobhaerts. de Vla ming. De beer J. Veth schreef in den katalo<us een begeleidend, prijzend woord. Ik kan niet anders dan van meening verschillen met wat hij schreef. Ik mis in dit werk die furie" waarvan hij rept. Ik mis in dit werk niet een bepaalde, zatte, oveivloedige kleur, maar wel (en te veel 1) de vorm in de voor werpen en vooral in de dieren die hij schil derde ik müin vele een groot aanzicht, en een statig samenstel. Stobbaerls is inde meeste der werken die pe hier ziet, te be schouwen als eer verliefd op vloeiende kleu ren, terwijl hy om dat te bereiken dikwijls de gedaante vergeet. Hij is om het te praeciseeren een stilleven schilder in sommige gedeelten van zyn schilderijen, waarvan dan de kleur in zijn diepten innigheid bezit. Het beste lykt mij No. 108 (omdat dit het meest aan malkander, het natuurlijkst werd, en zijn verlichting een eenheid is) en het groote met de oude vrouw en al de honden. Hierop doet de hond in den gang aan J. Stevens, den te prijzen beestensehilder etc. denken. In het overige ontbreekt, ik herhaal het, een een juist samenstel. Bauer. Hij teekende bij de 1001 nacht een drieduizend illustraties. Deze ontstonden al lezend.Ze wierden meest neergeschreven in een enkle kleur. Soms kwam wat van de komische kracht van dit toovervolle, doodeenvoudige, boek over den maker. Soms steeg een slot, als in een zelfde phantasie, langs een berg om hoog. Soms drentelde de vizier dik en zeer zelf-content op en peer. Soms stond het maanlicht doodstil in den Ootterschen bouw. Ik vond de kanst van Bauer altijd zeer ge schikt om te illustreeren en deze serie bewijst het. De verdeeling op het blad met de letters even onder de kleur gewasschen is gelegenheid van het vijftigjarig priester-jubileum van Paus Pius 'X.. De inpchryving van 's Pausen geboorte in het doopboek der gemeente Riëse. dikwijls aangenaan. Verder is te noemen 19 en 22, Daumierachtig Het groote schilderij No. 17 Graven bij Caïro is leeg, etc. Breiiner. Van de schilderijen van Bieitner was het Rok in te Amsterdam in enkele par tgen het kleur-zwaarst, maar er waren daaren tegen de fouten in dat de huizen alle lichtljjk scheef stonden en dat het licht" op bet water in de gracht veel te hoog wai, niet op zijn plaats,boven de plaats waar het zijn moest. Er zg'n somsin Breitner's kunst, een aantal dingen die bij een eerst aanzien niet storen, later niet houdbaar blijken. Van de Duff's is het onderdeel van het groote schilderij, de vallei, met de boomen en het water het beste. In de symphonie" van Dupréis de eigenschap die treft, het latente" in het licht; in de Marine, een com positie die totaal op het midden gebouwd is, is de eene, groote zwarte schuit tegen de kim uit het evenwicht. Ook in dit werk is als in de symphonie het dralende" licht belangrijk. Dit dralen, dit nog niet geheel uitgesproken, die leven, dat de grondslagen omzwalpt en overspoelt, dit beginnen van een schoone bekentenis; dit eene oogenblik dat de ziel, de geest, de schoonheid spreekt, dit wat het geheime genoemd wordt en wat is de openbaring, dit liefde-volle van de schoonheid, dat blij ren Ier is dan al het andere mist Dysitlhof. Kreeften zyn bizarrer van vorm, verschrikkelijker; meer als modern oorlogstuig zijn hun tentakels. Het water dat om de steenen zit, en ligt, en zwelt, heeft geheimroller diepten dan lijkt, hem toelykt; en de oogen van die beesten uit de zee moesten voor hem meer een wonder zijn. Het werk is respectabel, maar het is het ontroeringsvolle schoon niet. Het mist het lichtiyk verduisterd zijn, dat Schoon nooit ontbreekt. In het oog van Fantin Latour's Vrouwenportret dwaalt" wat ik niet vond bij Dysselhoff. De vrouw is in 't zwart. Het haar is rosblond. En 't krult op het voorhoofd. Ze draagt zwarte kant om haar hals. Om den linkerpols een matgouden armband. Faarlen en een blanwgroene steen als broche, als ring, etc. Wat in dit werk trof was de argelooze voor naamheid. Het was een werk op een zeekren afstand eerst te waardeeren. Dan trof de in nige eenvond, en dan bleek dat niettegen staande den onrustigen achtergrond, het wel 't belangrijkst werk hier was. In de Chrysanthèmes pompons waren de witten belangrijk, en het flonkend licht op de kan waarin ze stonden. De bloemstukken van Fantin La'on r blijken telkens weer-gezien van de beste stil levenschilderijen uit dezen tijd: Krachtig, beschaafd, en innig. P. /. C. Gabriël. De Fuiken te Kortenhoef en Nettendrogen bevestigen de meening over Gabriël: een fijn en eenvoudig, en precies schilder zoo bevestigt ook de Seganlini een meening die laatst ontstond. Het werk van dezen Italiaanschen schilder is, in 't alge meen, niet dat van een groot schilder, maar een scherp waarnemer dikwijls Het gegeven is niet uitgebleeid tot een rijken overvloed. De gebaren zijn niet verbreed tot een wijde beteekenis, noch de kleur uitgespreid tot schoone vlakten er werd meer naar in nigheid zoo niet gestreefd, dan toch meer werd deze bereikt. W. Witsen. De Witsen's zijn hier zeer zwak. Iets als de Molen" heeft eigenschappen die in deKarsens hinderen, een zekere stijfheid, een ongevoeligheid komend uit een nietkunnen. Iets als de Molen is dunkt mij niet. in den aard van Witsen. Ge merkt het duidelijk aan de lusteloosheid die in alle werken, op een na, hier duidelijk is. Het onderwerp van het Amsterdamsche etadsgezichr, dunkt me eveneens voor hem leeg geworden en leeg. Ge zoudt dezen een nieuwe stad toewenscten, een nieuw maar weelderiger Londen een Praag waar hij in de donkerten en atatieuze houding der kerken en straten en bergen, alles donker maar voornaam, zichzelf terugvond zooals hij was in een beetren tijd. Over de etsen van Bauer, van W. Witsen van De Zwart en hun verscheidenheid mocht ik nu niet schrijven. PLASSCHAERT. Verbeteringen. München. Alte Pinakothek. B, regel 8 lees vleesch in plaats van vlees shheid; regel 11 moet een van de 2 keer, maken, weg. Tentoonstelling Vincent ran Gosfl ia de Knnstzalen Van Goih tot 24 Ocloüer. Allereerst kan hier de opmerking gemaakt worden, dat de zaaltjes van een kunsthandel zich niet zeer voordeelig eigenen tot exposeeren van Vincent's schilderyen. Vooral zoo er, gelijk thans, voor circa 8<i stuks wasplaats te vinden. De expositiezaaltjes hebben dan ook nu wel even wat van een magazijn; met schotten en ezels werd er gewoekerd tot aanvulling van het tekort aan plaatsruimte langs de wanden. Onder deze omstandigheden zijn er verschillende werken niet goed te zien en vooral langs de zijwanden, vlak bij het raam, wordt het aspect der kleur werking door schel schamplicht wel eens ongenadig verstoord. Maar hangen de schilderijen nu ook al wat benauwd en is de belichting overal niet die men mocht wenschen, we hebben deze gelegenheid toch als een verheugende gebeurtenis in de tentoonstellingawereld te achten en voor de aangeboden gastvrijheid dankbaar te zijn. Het publiek ter wille, is bij bet maken van den catalogus, gestreefd naar een chroGiuseppe Sirto (thans Pius X) als kape aan van Tombolo. Moneignore Giuseppe Sarto, bisschop van Mantua. nologische volgordeder nummers,dienagenoeg juist is. En dat was hier zeker wel gewenscht. Want in den nog minder dan tienjarigen schildersloopbaan van dezen by uitstek ge xalteerden mensch, wiens arbeid was als een ongewoon natuurverschijnsel in de spheren der kunst, heeft er heel wat plaats gegrepen onder het onafgebroken zwoegen van dag tot dag. De uitgroei van een talent, de zich verbreidende vlucht van een genie is zeer belangwekkend na te speuren. Maar hier sloeg de ontwikkelingsgang, hoe meer zij de tragische finale naderde, in steeds razender vaart over, en voor de wijsgeerig aangelegde kunstgeschiedenis der toekomst, zal dit werk als een uiterst belangrijk psychisch merkteeken van een geboren kunstenaar blijven aangeduid. Een levensbeeld van dezen kunstenaar-en menpch, in ethischen zin ook vooral, blijft altijd nog te construeeren en niet alleen zijn schilderwerk maar ook zjjn literaire productie zal daartoe materiaal moeten aandragen. Want uit zijn corres pondentie tevens, zal het uitzicht op z\jn aard, en neigingen, en streven op heel den machtsinhoud van dezen verwoeden worste laar om het sehoone en ware, zich kunnen verruimen en zoovele kanten kunnen open baren van nuchter-verstandige opmerkingen, levenswijze inzichten, wikkend-en-wegende toeleg, incontrast met de onstuimigheid, het uitzinnige naderend, in zijn schilderwerk, maar naar n richting uit gewend op de deining, de zwelling van grootst menechelijke ontroering. De menschelijke zwakheid naast de men schelijke grootheid uit de daden van dezen buitengewonen sterveling zou uit zoo'n studie ontzagwekkend blijken, met wellicht de eind conclusie, de zaligste van alle op de uitingen van dit leven; hem wordt veel vergeven omdat hij veel heeft liefgehad. De kardinale splitsing in Vincent's oeuvre valt gereedelijk waar te nemen bij zijn hollandsche en fransche werk. Het eerste tijdperk is allerkennelijkst afgesloten. Zijn vertrek naar Parijs beteekent de groote wending in zijn ontwikkeling, een kentering van zijn aestetische meeuingen. In Holland, in den Haag, Drente, maar vooral in Brabant schildert hij in den donkeren toonaard, voegt zich de weerbastigheid van zijn natuur naar de gebruikelijke schilderwijze van zijn land en omgeving. Toch toont hij zich hierbij reeds de ongemeene; de enkele stillevens hier te zien, vooral dat met den mand met appelen met zijn in duister-zware toonen gedempte klenrgloed, doet al een aanzwelling gewaar worden van den grooten hartstocht, die roller is dan van den lust, den picturalen mooien schijn in de dingen na te schouwen. In Parijs blijft hem deze schildermanier, deze wijze van kleur-in-toon te zien, nog eerst bij In dit eerste stilleven met de schoenen is ontwikkeld een technisch kunnen, dat voor de wel eens nagewezen gebrekkige vakknndigheid, een krachtige weerlegging is. Al spoedig echter begint hij te streven naar kleur, naar kleur in licht en schaduwen, in tusschentinten. Zijn opmerkzaamheid gaat naar het pro cédévan pointilleeren; er is in verschillende werken uit dien tijd overeenkomst met fran sche meesters om hem heen. Hij wordt zich

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl