Historisch Archief 1877-1940
No. 1630
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOE NEDERLAND.
SUIKERRAFFINADERIJ Ds GRANAATAPPEL". Interieur van de Granaatappel", Lijnbaansgracht tusschen het I^eidscheplein en
de Leidschegracbt te Amsterdam (thans deel der suikerraffinaderij, voorheen Spakier en Tetterode) toen deze in 18 LI onder
de firma W. Scholten en Zoon door invloed van Napoleon I voor beetwortelsuikerfabriek was ingericht.
naamlijst der eigenaars van de Hol
landsche plantages.
Een hoogst zelzame kaart van Java,
Ter meldt de voornaamste steden,
kantoren en andere plaatsen in het
bezit der Hollanders, benevens de wijze,
waarop zij zich in de stad Batavia ge
vestigd hebben, enz. Niet minder
belangrijk de kaart van Suriname,
waarvan in vroeger eeuw de stad
Amsterdam, nadat de Zeeuwen het van
de Engelschen veroverd hadden, een
derde deel en veel later nog een deel
kochten. Dan een kaart van Brazilië,
waar het wemelde van Hollanders. Men
weet dat Maurits van Nassou daar geweest
is. Kostbaar hout zond hij van daar
naar den Haag, om het Mauritshuis te
bouwen, maar ook groote hoeveelheden
suiker, waarschijnlijk om te verkoopen
en de opbrengst te doen strekken tot
bestrijding der verdere uitgaven van de
vorstelijke woning.
De kaart van Braziliëvermeldt even
als de Caart van de Provintie Suriname
en van militaire togten mitsgaders van
de groote der gemoeten Pantaariën, al
de namen der vele Hollandsche be
zitters.
Ook onder de platen komen de meest
zeldzame voor, als: Suikermolen op de
Antillen, door ossen gedreven;
Suikerwerk in Brazilië; suikermolens in Brazilië,
enz.
* *
*
De heer J. J. Reesse heeft zijn werk:
De suikerhandel van Amsterdam" geheel
opgebouwd uit onbekende en verscholen
stof. Vele jaren heeft hij op archieven
en bibliotheken en in bijzondere ver
zamelingen gewerkt om een getrouw
beeld van een zoo belangrijken handel
als de suikerhandel te kunnen geven,
om plantages en fabrieken te kunnen
beschrijven, in 't kort, al wat den suiker
betreft, in de 17de en 18de eeuw.
Belangrijk zal ook zijn de suikerhandel
in betrekking tot de Oost- en
"WestIndische compagnie.
De tallooze namen van Hollanders op
de kaarten van andere werelddeelen na
lezende, verheugt men zich weder in
den vroegeren handels- en ondernemings
geest. Menig Nederlandsch geslacht zal
op een der kaarten den naam zijner voor
vaders vinden.
De heer J. J. Reesse heeft zijne studie
bij het jaar 1813 afgebroken, omdat de
Nederlandsche handelseeschiedenis dan
in een nieuwe phase komt, die ook in
verband met de hoeveelheid en den aard
der bronnen, eene andere behandeling
eischt.
De geschiedenis van den suikerhandel
tot heden staat op zichzelf. Waarschijn
lijk zal J. J. Reesse ook die van na 1813
eenmaal te boek stellen.
De afbeeldingen, hier in den tekst
geplaatst, komen voor in het werk van
den heer Reesse, en zijn door hem en den
uitgever: J. L. E. I. Kleinenberg te
Haarlem welwillend verstrekt. Het
weldra te verschijnen boek zal er flink
uitzien. Eigenaardig is, dat dit boek over
den suiker, gebonden wordt bij de firma
Proost, bind jrij te Amsterdam, ter plaatse,
waar eens in 1608 de oudst bekende
suikerfabriek stond: Het Amsterdamsche
wapen". m
J. H. R.
IIIMIIINIIIIIIIIIIIIMIIillllllllMIIIIHItlMIIIIIMI
"Doos, uitgevoerd in koper met parelmoer
ingelegd; op het oogenblik op de
Tentoonstelling voor Schoone Kunsten
te Ba:el.
Er woont op 't oogenblik te Katwijk aan
Zee op 'n zolderatelier een Zwitsersch meisje,
dat een ten onzent vrijwel onbekende soort
van decoratieve kunst beoefent. Mademoiselle
Marthe Piccard, leerlinge van den beroemden
decorateur Grasset te Parijs, legt zich toe
op lederversiering Visitekaartboekjes en
albumomslagen, tni's, doosjes en doezen.
Ik weet dat deze mededeeling heel oninte
ressant lijkt. Er z|jn zooveel snoezige" en
lieve" en mooie" doosjes en dingetjes.
Maar het werk van Mademoiselle Piccard is
zooveel meer is waarachtige kunst.
Wanneer men 't eenvoudig atelier-granier,
binnen komt, 't planken hokje dat met de
simpele middelen van wat rozig grijze verf,
wat mooie doeken, 'n paar koperen kannen,
tot een interieur van verfijnde
behaaglijkheid is gemaakt, treft dadelijk een
aantal mooie, stemmingsvolle aquarellen.
't Zgn landschappen en dorpstraatjes
Alpen en Hollandsche stranden, de
Katwijksche toren die in den zomerzon van
albast lijkt, 'n schemerig hoekje van zoo
Hollandsche atmosfeer ... als 't uitzicht hier,
waar onder 'n groot stuk blije lucht wat
daken liggen, nederig en stil.
Die aquarellen, mooie kunststukjes op zich
zelf, maken deel uit van Mademoiselle Piccard's
motieven-verzameling. Ze liet ons die zien.
Het waren alle gegevens uit da natuur. T we
elkaar vervolgende zwanen op een vijver
.Rijke trossen bloemen. Een berghelling
met kale stammen padden en kikvorschen.
Toen zagen we een kleine collectie voltooide
kurjstwerkjes; snijwerk en inlegwerk van
koper en perlemoer Mademoiselle Piccard
is de eerste die 't midiel heeft gevonden om
perlemoer blijvend in 't leer te bevestigen. Het
koper dient alleen voor wat reflex-randjes.
Het is wonderlijk, welke effecten, ware
kunsteffecten zij bereikt heeft. De groote doos bij
voorbeeld met het motief van de besneeuwde
berghelling. Welk een verlatenheid van
Alpenwinter sfeert er op dat toch zoo kleine op
pervlak ; met hoe schaarsche middelen is 't
bereikt. Wat een warme weelde van
zomerbloemen bloeit er aan zoo'n tak met rozig en
blauw weerschijnende blaadjes. Ze zijn allemaal
n voor n uitgesneden, en niet gelijk
zoomin als in de natuur. Men weet, dat is een
principe van decoratie waar recht een ander
tegenover staat. Dat andere is op het oogen
blik 'i heerschende dat van hen die geen
gecopiëerde maar gestyleerde natuur willen.
We willen ons hier niet in vergelijking van
de theoretische waarde der twee beginselen
begeven wel kunnen we zeggen, dat dit
werk, zooals 't daar voor ons ligt, van
emotieerende schoonheid is.
Ziedaar, naast die bloeiende zomerweelde,
dat andere album met zijn naakten boomtak,
waar de ovale maanbleeke bladen van wit
perelmoer aan hangen. Welk een starre,
navrante wanhoop ligt er in die simpele
compositie. Wat een zeldzame volkomenheid
van techniek, van gratie en diep gevoel in
dat slanke meisje met die groote energieke
oogen.
Ik hoop, n voor ons publiek n voor de
kunstenares, dat de gelegenheid zal gevonden
worden om van dit bijzondere werk een
kleine tentoonstelling in een onzer hoofd
steden te organiseer en, zooals zij die en
met groot succes 1) in het buitenland
heeft gehad. Moge ook in ons land de harde
arbeid, de noeste studie van deze beminnelijke
jonge vrouw de voldoening der erkenning
vinden. JAN WALCH.
?- ??'? --??'" *"*.,»," <
Vunrscherm, uitgevoerd in koper met
parelmoer en ebbenhont ingelegd.
Aangekocht door den Zwitserschen Bonds
staat in Juli 1908.
Spiegellij*t, leder met parelmoer ingelegd,
koper m tin ; op het oogenbük op de
Tentoonstelling van Schoone Kunsten
te BH zei.
1) Er is behalve 't genoegen van menige
groote aankoop door particulieren, aan Ma
demoiselle Piccard de eer te beurt gevallen,
dat een harer kunstvoortbrengselen voor 't
museum te Genéve is aangekocht, en een
voor het Musée Gallina te Parijs.
Vao WisseliDs: m Co. Pnlclri studio.
Notities (na de t entoonstelling.)
De schilder, dien de firma dit jaar beproeft
te introduceereu, is Jan Siobhaerts. de Vla
ming. De beer J. Veth schreef in den
katalo<us een begeleidend, prijzend woord. Ik
kan niet anders dan van meening verschillen
met wat hij schreef. Ik mis in dit werk die
furie" waarvan hij rept. Ik mis in dit werk
niet een bepaalde, zatte, oveivloedige kleur,
maar wel (en te veel 1) de vorm in de voor
werpen en vooral in de dieren die hij schil
derde ik müin vele een groot aanzicht,
en een statig samenstel. Stobbaerls is inde
meeste der werken die pe hier ziet, te be
schouwen als eer verliefd op vloeiende kleu
ren, terwijl hy om dat te bereiken dikwijls
de gedaante vergeet. Hij is om het te
praeciseeren een stilleven schilder in sommige
gedeelten van zyn schilderijen, waarvan dan
de kleur in zijn diepten innigheid bezit. Het
beste lykt mij No. 108 (omdat dit het meest
aan malkander, het natuurlijkst werd, en zijn
verlichting een eenheid is) en het groote
met de oude vrouw en al de honden. Hierop
doet de hond in den gang aan J. Stevens,
den te prijzen beestensehilder etc. denken.
In het overige ontbreekt, ik herhaal het, een
een juist samenstel.
Bauer. Hij teekende bij de 1001 nacht een
drieduizend illustraties. Deze ontstonden al
lezend.Ze wierden meest neergeschreven in een
enkle kleur. Soms kwam wat van de komische
kracht van dit toovervolle, doodeenvoudige,
boek over den maker. Soms steeg een slot,
als in een zelfde phantasie, langs een berg om
hoog. Soms drentelde de vizier dik en zeer
zelf-content op en peer. Soms stond het
maanlicht doodstil in den Ootterschen bouw.
Ik vond de kanst van Bauer altijd zeer ge
schikt om te illustreeren en deze serie
bewijst het. De verdeeling op het blad met de
letters even onder de kleur gewasschen is
gelegenheid van het vijftigjarig priester-jubileum van Paus Pius 'X..
De inpchryving van 's Pausen geboorte in het doopboek der gemeente Riëse.
dikwijls aangenaan. Verder is te noemen 19
en 22, Daumierachtig Het groote schilderij
No. 17 Graven bij Caïro is leeg, etc.
Breiiner. Van de schilderijen van Bieitner
was het Rok in te Amsterdam in enkele par
tgen het kleur-zwaarst, maar er waren daaren
tegen de fouten in dat de huizen alle lichtljjk
scheef stonden en dat het licht" op bet
water in de gracht veel te hoog wai, niet op
zijn plaats,boven de plaats waar het zijn moest.
Er zg'n somsin Breitner's kunst, een aantal
dingen die bij een eerst aanzien niet storen,
later niet houdbaar blijken.
Van de Duff's is het onderdeel van het
groote schilderij, de vallei, met de boomen
en het water het beste. In de symphonie"
van Dupréis de eigenschap die treft, het
latente" in het licht; in de Marine, een com
positie die totaal op het midden gebouwd is,
is de eene, groote zwarte schuit tegen de
kim uit het evenwicht. Ook in dit werk is
als in de symphonie het dralende" licht
belangrijk. Dit dralen, dit nog niet geheel
uitgesproken, die leven, dat de grondslagen
omzwalpt en overspoelt, dit beginnen van
een schoone bekentenis; dit eene oogenblik
dat de ziel, de geest, de schoonheid spreekt,
dit wat het geheime genoemd wordt en wat
is de openbaring, dit liefde-volle van de
schoonheid, dat blij ren Ier is dan al het andere
mist Dysitlhof. Kreeften zyn bizarrer van
vorm, verschrikkelijker; meer als modern
oorlogstuig zijn hun tentakels. Het water
dat om de steenen zit, en ligt, en zwelt,
heeft geheimroller diepten dan lijkt, hem
toelykt; en de oogen van die beesten uit
de zee moesten voor hem meer een wonder
zijn. Het werk is respectabel, maar het is
het ontroeringsvolle schoon niet. Het mist
het lichtiyk verduisterd zijn, dat Schoon
nooit ontbreekt. In het oog van Fantin
Latour's Vrouwenportret dwaalt" wat ik niet
vond bij Dysselhoff.
De vrouw is in 't zwart. Het haar is
rosblond. En 't krult op het voorhoofd. Ze draagt
zwarte kant om haar hals. Om den linkerpols
een matgouden armband. Faarlen en een
blanwgroene steen als broche, als ring, etc.
Wat in dit werk trof was de argelooze voor
naamheid. Het was een werk op een zeekren
afstand eerst te waardeeren. Dan trof de in
nige eenvond, en dan bleek dat niettegen
staande den onrustigen achtergrond, het wel
't belangrijkst werk hier was. In de
Chrysanthèmes pompons waren de witten belangrijk,
en het flonkend licht op de kan waarin ze
stonden. De bloemstukken van Fantin La'on r
blijken telkens weer-gezien van de beste stil
levenschilderijen uit dezen tijd: Krachtig,
beschaafd, en innig.
P. /. C. Gabriël. De Fuiken te Kortenhoef
en Nettendrogen bevestigen de meening over
Gabriël: een fijn en eenvoudig, en precies
schilder zoo bevestigt ook de Seganlini een
meening die laatst ontstond. Het werk van
dezen Italiaanschen schilder is, in 't alge
meen, niet dat van een groot schilder, maar
een scherp waarnemer dikwijls Het gegeven
is niet uitgebleeid tot een rijken overvloed.
De gebaren zijn niet verbreed tot een wijde
beteekenis, noch de kleur uitgespreid tot
schoone vlakten er werd meer naar in
nigheid zoo niet gestreefd, dan toch meer
werd deze bereikt.
W. Witsen. De Witsen's zijn hier zeer zwak.
Iets als de Molen" heeft eigenschappen die
in deKarsens hinderen, een zekere stijfheid,
een ongevoeligheid komend uit een
nietkunnen. Iets als de Molen is dunkt mij niet.
in den aard van Witsen. Ge merkt het duidelijk
aan de lusteloosheid die in alle werken, op
een na, hier duidelijk is.
Het onderwerp van het Amsterdamsche
etadsgezichr, dunkt me eveneens voor hem
leeg geworden en leeg. Ge zoudt dezen een
nieuwe stad toewenscten, een nieuw maar
weelderiger Londen een Praag waar hij
in de donkerten en atatieuze houding der
kerken en straten en bergen, alles donker
maar voornaam, zichzelf terugvond zooals
hij was in een beetren tijd.
Over de etsen van Bauer, van W. Witsen
van De Zwart en hun verscheidenheid
mocht ik nu niet schrijven.
PLASSCHAERT.
Verbeteringen. München. Alte
Pinakothek. B, regel 8 lees vleesch in plaats van
vlees shheid; regel 11 moet een van de 2
keer, maken, weg.
Tentoonstelling Vincent ran Gosfl ia de
Knnstzalen Van Goih tot 24 Ocloüer.
Allereerst kan hier de opmerking gemaakt
worden, dat de zaaltjes van een kunsthandel
zich niet zeer voordeelig eigenen tot
exposeeren van Vincent's schilderyen. Vooral zoo
er, gelijk thans, voor circa 8<i stuks wasplaats
te vinden. De expositiezaaltjes hebben dan
ook nu wel even wat van een magazijn;
met schotten en ezels werd er gewoekerd tot
aanvulling van het tekort aan plaatsruimte
langs de wanden. Onder deze omstandigheden
zijn er verschillende werken niet goed te zien
en vooral langs de zijwanden, vlak bij het
raam, wordt het aspect der kleur werking
door schel schamplicht wel eens ongenadig
verstoord. Maar hangen de schilderijen nu
ook al wat benauwd en is de belichting overal
niet die men mocht wenschen, we hebben
deze gelegenheid toch als een verheugende
gebeurtenis in de tentoonstellingawereld te
achten en voor de aangeboden gastvrijheid
dankbaar te zijn.
Het publiek ter wille, is bij bet maken
van den catalogus, gestreefd naar een
chroGiuseppe Sirto (thans Pius X) als
kape aan van Tombolo.
Moneignore Giuseppe Sarto, bisschop
van Mantua.
nologische volgordeder nummers,dienagenoeg
juist is. En dat was hier zeker wel gewenscht.
Want in den nog minder dan tienjarigen
schildersloopbaan van dezen by uitstek ge
xalteerden mensch, wiens arbeid was als een
ongewoon natuurverschijnsel in de spheren
der kunst, heeft er heel wat plaats gegrepen
onder het onafgebroken zwoegen van dag tot
dag. De uitgroei van een talent, de zich
verbreidende vlucht van een genie is zeer
belangwekkend na te speuren. Maar hier
sloeg de ontwikkelingsgang, hoe meer zij de
tragische finale naderde, in steeds razender
vaart over, en voor de wijsgeerig aangelegde
kunstgeschiedenis der toekomst, zal dit werk
als een uiterst belangrijk psychisch
merkteeken van een geboren kunstenaar blijven
aangeduid. Een levensbeeld van dezen
kunstenaar-en menpch, in ethischen zin ook
vooral, blijft altijd nog te construeeren en
niet alleen zijn schilderwerk maar ook zjjn
literaire productie zal daartoe materiaal
moeten aandragen. Want uit zijn corres
pondentie tevens, zal het uitzicht op z\jn
aard, en neigingen, en streven op heel den
machtsinhoud van dezen verwoeden worste
laar om het sehoone en ware, zich kunnen
verruimen en zoovele kanten kunnen open
baren van nuchter-verstandige opmerkingen,
levenswijze inzichten, wikkend-en-wegende
toeleg, incontrast met de onstuimigheid,
het uitzinnige naderend, in zijn schilderwerk,
maar naar n richting uit gewend op de
deining, de zwelling van grootst menechelijke
ontroering.
De menschelijke zwakheid naast de men
schelijke grootheid uit de daden van dezen
buitengewonen sterveling zou uit zoo'n studie
ontzagwekkend blijken, met wellicht de eind
conclusie, de zaligste van alle op de uitingen
van dit leven; hem wordt veel vergeven
omdat hij veel heeft liefgehad.
De kardinale splitsing in Vincent's oeuvre
valt gereedelijk waar te nemen bij zijn
hollandsche en fransche werk. Het eerste
tijdperk is allerkennelijkst afgesloten. Zijn
vertrek naar Parijs beteekent de groote
wending in zijn ontwikkeling, een kentering
van zijn aestetische meeuingen. In Holland,
in den Haag, Drente, maar vooral in Brabant
schildert hij in den donkeren toonaard, voegt
zich de weerbastigheid van zijn natuur naar
de gebruikelijke schilderwijze van zijn land
en omgeving. Toch toont hij zich hierbij
reeds de ongemeene; de enkele stillevens
hier te zien, vooral dat met den mand met
appelen met zijn in duister-zware toonen
gedempte klenrgloed, doet al een aanzwelling
gewaar worden van den grooten hartstocht,
die roller is dan van den lust, den picturalen
mooien schijn in de dingen na te schouwen.
In Parijs blijft hem deze schildermanier, deze
wijze van kleur-in-toon te zien, nog eerst bij
In dit eerste stilleven met de schoenen is
ontwikkeld een technisch kunnen, dat voor
de wel eens nagewezen gebrekkige
vakknndigheid, een krachtige weerlegging is. Al
spoedig echter begint hij te streven naar
kleur, naar kleur in licht en schaduwen, in
tusschentinten.
Zijn opmerkzaamheid gaat naar het pro
cédévan pointilleeren; er is in verschillende
werken uit dien tijd overeenkomst met fran
sche meesters om hem heen. Hij wordt zich