De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 27 september pagina 1

27 september 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

SV1631 DE AMSTERDAMMER A°. 1908 WEEKBLAD YOOK NEDERLAND On-cLer recLacti© -va-n "M>. H. :F. L. "W Dft nummer bevat een bflvoegseL Uitgevers: VAN" HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indie per jaar, bjj vooruitbetaling, , mail 10. A&ooderujke Nummers aan de Kiosken Yerkrqgbaar , 0.121/» Zondag 27 September Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel . . , 0.40 Annonce* nit Duitschknd, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de flrm» RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prij» per regel is 40 Pfennig. f* INHOUD: ; VAN VERRE EN VAN NABIJ: Slechte Toorlichting. Vertrouwen en wantrouwen? door d. K. Een grappig briefje, door JE. Snel en goedkoop recht", door mr. 8. J. Visser. FEULLETON: Het medaillon. Naar het Daitech, van Heinrich Lee. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. A verkam p. Het leven T»n ArdJA en Lasmi, door J. E. Jasper, beoord. door Dirk Coster. Den WerEdgeb. Heer W. G. van Nouhuys, door J. K. Rensburg, met Naschrift van W. G. van Nouhuys. Berichten. VOOR DAMES: De Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, voorstandster van Van Houten's Kieswet??, door mr. E. van S tra aten. Idem, door Mar una G. Kramers. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Een Spaanscbe gravin van Nassau, met af b., door dr. H. E. v. Gelder. Portretten van mr. A. H. de Balbian Verster, Pablo de Sarasate, f en P. N. Muller, t. In memo-rïam, Bernard J. M", de Bont van Kortenhoef, door A. J. A. Flament. Teekenmaatschappij, door Plasechaert. Veilingen, met afb., door W. S. De Othello-rol, een vergelijking, door Stellwagen. Dr. Guillotin en de guillotine, door M. C. Kleinigheden, die aangenaam aandoen. FINA.NCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. S. Brieven van Oom Jodocus, XXIV. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. IIUIUUIHUIIIIIIIIII Slechte voorlichting. Tegen onze beschouwingen inzake de koloniale politiek van den tegenwoordigen Gouverneur-Generaal ter Sumatra's "Westkust, ter Sumatra's Oostkust is door niemand voor zoover wij zagen eenig ernstig betoog gesteld. ? Wat er, tenminste met een schijn van ernst, over deze zaken geschreven is in de Nederlandsche pers kan worden teruggebfacht, voor zoover wij weten, tot de Tropische Reisbrieven van den directeur van 't Algemeen Handelsblad en tot de thans gesloten artikelenreeks, onder den titel «Het naderende koloniale debat" in de Nieuwe Courant verschenen. Wat de Reisbrieven betreft, wordt het iemand, die zich in de zaken ter West kust ten koste van studie heeft trachten in te werken... wonderlijk te moede. Zij zijn geschreven uit het hart van de Bovenlanden zelf... en toch.... En toch Laten wij een vergelijking maken, die verduidelijken moge, welke beteekenis naar ons inzien voor het naderende koloniale debat" aan deze brieven uit Tropisch Nederland" te hechten is. Men weet, dat de oneenigheid in Frankrijk over de scheiding" een zeer ingewikkelde historisch-kerkelijke quaestie tot basis had. Het kanonieke be ginsel van het kerkelijk bestaan werd door den Staat aangerand en vandaar de daden van lijdelijk verzet van den pause lij ken Stoel, die weer op haar beurt daden van gewapend verzet uitlokten bij een deel der bevolking. Stel u nu voor, dat een Mongool of een Kaukasiër, onbekend met onze Westersche beschaving, absoluut onwetend van alles wat samenhangt met de eeuwen oude instellingen der katholieke Kerk, geheel en al onbekend met de taal van 't volk, in die dagen een reisje gemaakt had door Frankrijk, na een gesprek ge had te hebben met Briand, en dan onder ge leide van een ondergeschikte van dezïn minister had rondgetrokken gedurende een paar dagen van Parijs naar Chartres en van Chartres naar Lorient en b. v. tot in't hartje van Bretagne. Stel u voor, dat deze respectabele Mongool daar, met behulp van een tolk, een oud pastoor had gesproken, die, nog onder den indruk der gevechten in zijn parochie, aan de bijzaak dacht voor de hoofdzaak,?en er de confidenties hadde opgevangen van eenige zenuwachtige oude juffrouwen. Indien gij dan een bétje weet van de ingewikkeldheid der scheidingsquaestie, van alle factoren, die daar hebben samengewerkt, van de moeite, die het een verlicht en eerlijk Europeeër kost om achter de waarheid te komen, dan hebt gij een flauw begrip van de waarde, die er te hechten moet zijn aan goedgemeende reisbrieven van een rondtrekkend journalist door een Sumatraansch land van matriarchaat en familiebezit. Er zijn duizende, tienduizende arti kels geschreven over de scheidings quaestie, waarin nooit of nimmer ge sproken werd hier geheel daargelaten aan welken kant het recht was van de eigenlijke quaestie waarom het ging. Er zijn over de schending door van Heutsz van de rechten der Maleiers tallooze stukjes geschreven, maar eigenlijk geen enkele een ingezonden stuk of wat daargelaten waarin sprake is ge weest van de eigenlijke quaestie waarom liet ging. Gewoonlijk te goeder trouw. Maar ook te kwader! 'Wat moeten die artikels toch beteekenen in de Nieuwe Courant met dat aantrekke lijke titeltje Het naderende koloniale debat" ? Zijn wij ver mis, als wij de meening opperen, dat deze artikels geschreven zijn tot sussing van een gevreesd Kamer debat? Maar is het wel mogelijk ? Het krioelt er eenvoudig in van on ware voorstellingen ! Welk een pover idee van de intelligentie onzer volks vertegenwoordigers moet wel een schrijver hebben, die dézen kost opdischt! Met de stukken in de hand gaven wij de reden, de gerechtvaardigde reden van verbittering der bevolking. In hoeverre er oorzakelijk verband bestaat tusschen deze onloochenbare en mathe matisch zeker 'groeiende verbittering en de opstanden, die aan honderden het leven hebben gekost, in hoeverre dat oorzakelijk verband een direct of een indirect is geweest, de tijd moge het leeren, wij zullen gaarne 'in deze juister worden onderricht, maar wat voor soort volks-voorlichting, wat voor soort volks vertegenwoordigers-voorlichting mag het heeten, die eerste oorzaak, die eenige reden, die blijvende bren van verontwaar diging en haat eenvoudig te negeeren, te vervangen, zorgvuldig te bedekken ? Een bron bedekken dat zal niet gaan! Maar haar te stelpen, onzichtbaar te houden, o ja... tot de naderende kolo niale debatten voorbij zijn!! Men moet de Nieuwe Courant lezen! In een nootje noemt zij ns, in 't voorbijgaan, dat onaantastbaar familieIfezit", die harta poesaka, die door Van Heutsz tegen het unaniem advies van de bestuursambtenaren ter Westkust aantast baar is verklaard; daar raakt ze in 't voorbijgaan even aan: de zaak waarom het gaat. En dan zegt het blad ver duidelijkend voor harta poesaka: erfstukken". De Amsterdammer maakt zich druk over die erfstukken", zegt de schrijver: Wat denkt de lezer hierbij ? Dat slechts een sieraad, een gouden armband, derge lijke familiestukken al erg genoeg! en passant door een vergissing van Van Heutsz ver vreemd baar zijn verklaard ? Daarvoor dus onzerzijds al die drukte ? Het is een beetje anders! Harta poesaka heet AL het familiebezit! Huizen, gronden, landbouwgereedschap, het is vast alles in de Bovenlanden van ouds onvervreemdbare harta poesukal Wist de schrijver dat niet? En licht hij dan de Kamer in? Er gaat een benauwden toon door deze reeks van verdedigingsartikels. Op een bedelmanier eindigt ze, en met een listigheidje begint ze. Men hoore slechts. (Voor het goed verstand zij er aan herinnerd, dat de Kamer indertijd, geheel onbekend als ze was met de eigenlijke quaestie, waar het om ging, en daarmee absoluut onbekend gelaten, den minister van Koloniën tot de belastinginvoering ter Westkust volmacht had gegeven). Aangezien nu de Kamer het betrekke lijke begrootingsartikel zonder eenig debat heeft aangenomen en dat terwijl de be doeling der regeering duidelijk genoeg in de Memorie van Toelichting was bekend gesteld kunnen de rechtvaardig heid van het beginsel, de opportuniteit van den maatregel en de gekozen vorm van belasting bij het aanstaande debat rederlykerwijze geen onderwerp van dis cussie meer uitmaken. Enkel de wijze, waarop de invoering heeft plaats gehad, mag, dunkt ona, stof geven tot debat". Wij hebben gecursiveerd. Voelt men den angst in die twee zinnetjes, en hoort men het schandelijk princiep ? Een Kamer zou op haar oordeel niet mogen terugkomen, ook al was het bloedigst onrecht het gevolg ervan ge weest ?!! Een Kamer, ten eenemale slecht ingelicht, absoluut niet bekend met de wezenlijke moeilijkheid en dat waren wél de regeeringen, zoowel die in Indi als die in Nederland zou moeten zeggen: ik heb u volmacht gegeven, en nu. wasch ik mijn handen in onschuld... ? ? Niemand zal de leden van dit Huis van onbekwaamheid kunnen beschuldigen of van gebrek aan vaderlandsliefde", zeide in een zijner beroemde parlementaire redevoeringen de groote Macauly, omdat hij , heef t getoond te kunnen leeren en daarmee te kunnen veranderen van opinie". Het is een stelling nobeler dan die van de Nieuwe Courantl Door het zwijgen van de verantwoorde lijke gouvernementen heeft Nederland niet geweten wat er eigenlijk beraamd werd, heeft de volksvertegenwoordiging haar volmacht gegeven zonder kennis van zaken het i» aan de volksvertegen woordiging KECHT te doen, ook al is het daarvoor noodig terug te komen op eigen oordeel! Vertrouwen of wantrouwen? De troonrede, die zoo veel, waarnaar het Nederlandsche volk nieuwsgierig kon zijn, niet bevatte, heeft ten opzichte van de gebeurtenis, welke Europa en Amerika reeds een poosje Bezig* Meld: de spanning tusschen Nederland en Venezuela en onze eskader-formatie, niet anders mede gedeeld, dan dat er een storing" der vriendschappelijke betrekkingen is ont staan, die de regeering vreedzaam" streeft op te heffen. Alleen de Kamerleden werden bevoor recht met de ontvangst van eenige stukken, welke licht kunnen verspreiden over de wijze, waarop de regeering tot dusver gestreefd heeft; de natie mag dat nog niet weten; haar plicht schijnt het naar het oordeel des ministers te zijn, te zwijgen en te vertrouwen. En om ons dan toch niet heelemaal in donker te laten zitten, stuurde hij zelf de natie een lichtstraaltje toe door zijn lijforgaan de New-York Herald, waarbij dan nu nog komt het lantaarnschijnsel van lieden, die goed op de hoogte" heeten te zijn, in binnenlandsch of buitenlandsch dagblad. En inderdaad, het Nederlandsche volk is er een, waarmee een Regeering, ook wanneer er zeer ernstige zaken aan de orde zijn, naar welgevallen kan leven, een tweede bestaat er zoo niet. Althans niet een tweede beschaafd volk, dat over een pers beschikt om zich te uiten. We tcetcn nu, dat toen de Marees in de Eerste Kamer zijn vertrouwen in De Reus uitsprak, hij meer gezegd heeft dan hij kon verantwoorden; dat toen de minister-resi dent door hem aan het diplomaten-diner op H. M's verjaardag genoodigd werd, hij hem zelfs een misslag niet toerekende, welke bij niemand verdediging had kunnen vinden; maar wat nog wel het meest beteekent, dat hij dienzelfden man, op het oogenblik waarin Z. Exc. streeft" naar vreedzame opheffing van storing," eervol heeft ontslagen, als ware het hoogste wat hij beoogde, niet Gastro te doen blijken de gerechtheid onzer af keuring van De Reus' wangedrag, maar aan zijn in de Ie Kamer uitgesproken misplaatst gebleken vertrouwen nog een schijn van juistheid te verleenen. Immers er bestaat methode in deze dwaasheid. Zoo handelt nu de man aan wien in een belangrijk tijdgewricht, onder het aanschouwen van de geheele beschaafde wereld, de leiding onzer buitenlandsche politiek is toevertrouwd; d. w. z. alsof geen waarheid, geen eergevoel, geen zucht naar vreedzame opheffing van de be staande stoornis, in eerlijkheid zich be hoefde te uiten; en zoo liet de regeering hem vrij ons volk en onze diplomatie te compromitteeren. Toen Kuyper begiftigd werd met het Ministerschap van Staat; eene zaak, waarbij zich geen enkele quaestie voor deed, behalve dan de psychologische: hoe te verklaren, dat menschen, door trokken van de Christelijke godzaligheid, zoodat hun lippen er naar staan om de tale Kananns te spreken, nog ijdel genoeg kunnen zijn om prijs te stellen op derge lijke presentkaasjes, welke zij ontvangen van dubieuze vriendjes" hebben de dagbladschrijvers minstens een boekdeel volgepen d over deze benoeming, zonder zelfs de bovenstaande quaestie,» aan te roeren. Het was een lust te zien met welk een gemak ds denkers hun ideeën uitstrooiden. Maar nu daar een minister, alsof in zijn schatting en in die des volks bij de diplomatie in het beleid der Nederlandsche politiek, ganschelijk geen eer bestond, iemand eervol ontsloeg, die den vrede voor zijn land in gevaar heeft gebracht, werd er ternauwernood een enkele stem vernomen. Alleen Het Volk is «oo onbescheiden geweest te vragen, wat een gezant dan toch wel moet uit halen, om voor een niet-eervol ontslag in aanmerking te komen. Maar dat was dan ook He t Volk, s. v. v.! Alleen reeds de onvoorzichtige, de onware en onwaardige houding, waar mee de heer Marees zich als een be schermer tot eiken prijs van een door eigen schuld verongelukten diplomaat doet kennen, en dat zelfs nu nog, waar de onderhandelingen om tot een schikking langs vreedzamen weg te geraken, ge opend heeten te zijn geeft toch zeker ieder nadenkende recht tot de verzuch ting: Ach, waarom staat er op een oogenblik als het huidige niet een man aan het hoofd, die, in stede van reeds bij het begin van de campagne tegen de meest gewone begrippen van diploma tieke eer te handelen, door zijn voor zichtig beleid en eerbied voor waarheid en recht, zich het vertrouwen der natie mocht verzekeren!" Onze gezant," zoo schrijft De Stan daard, had schuld, en in zooverre ging ook onze Regeering niet vrij uit, dat ze bij zoo neetelig gouvernement een zoo weinig ervaren diplomaat had geplaatst" (of gehandhaafd). Welnu, in het licht van deze kritiek van vriendschappelijke zijde, beschouwe men nu eens De Marees' verheerlijking van de Reus. Mag men, zoo vragen wij zulk een Minister-Staatsman bij dit zeer gevaarlijk conflict vertrouwen ? Intusschen heeft het Handelsblad het al gebracht van een vol" vertrouwen, tot een hartelijk" vertrouwen, en in die gemoedszekerheid den wensch uitge sproken dat het vele schrijven over de houding, tegen Venezuela aan te nemen, een eind nam, en dat met vertrouwen werd afgewacht hoe de Regeering wenscht te handelen". En waarlijk het verdient aanbeveling zich naar dezen raad en dit verlangen te gedragen, nu een zoo ge zaghebbend schrijver, bij serieuse zaken even sterk in moraliteit als in betoog, eindelijk eens gezegd heeft tot hoe ver de natie in deze gaan mag. Zekere Friso" had in de N. Ct. zijn afkeuring er over uitgesproken, dat generaal Den Beer Portugaal Nederland met zijn eskader tegenover Venezuela vrijwel mach teloos" durfde te verklaren, en nu achtte het Handelsblad het noodig dezen Friso" zijn groote instemming" te betuigen. Immers, zoo meenden de H.H., als Gastro dit oordeel van generaal Den Beer Portu gaal verneemt, zal hij nog sterker wezen in zijn verzet; hierbij als kinderen onderstellende, dat Gastro zelf o«>k kind genoeg zal zijn om zich niet reeds lang te hebben laten inlichten omtrent hetgeen de Nederlandsche zeemacht aan zijn kust zou kunnen beproeven en met welk succes. Het zou ons niet verwonderen als de zaakkundige beschouwingen van generaal Den Beer Poortugael nog minder gelegen kwamen aan de voorstanders van de Nederl. eskaderpolitiek, wijl hier door niet Gastro, maar de natie zelf wat al te gemakkelijk tot nadenken wordt gebracht, nopens het met zooveel snel heid genomen besluit van vloot-mobilisatie. Voegen wij hier nog aan toe de volgende veelbeteekenende woorden van de Standaard, het rechtsche" blad, zeker niet minder militairistisch van wezen, dan het Ministerie en de Christelijk Historische de Marees zel£: Dat Curaeao tijdelijk zal moeten ge holpen worden is, zoo het decreet niet wordt ingetrokken 1) meer dan waar schijnlijk. Maar ook financieel zou tijde lijke steun aan Cura^ao te verleenen, ons lang niet kosten, wat een actie op groote schaal tegen Gastro van het butget van Marine vorderen zou." Dan bestaat er toch ongetwijfeld alle reden de vraag te herhalen, of wij onder Marees' leiding er niet deerlijk zijn ingeloopen met onze eskader-politiek; zoo maar in enkele dagen, zonder behoorlijke kennis van zaken, zonder diplomatieke voorbereiding, onder het schreeuwerig gejuich van belanghebbende en belang stellende Europeanen, en vooral van Amerika in toepassing gebracht. Want dat er misschien n of twee schepen noodig konden zijn, om onze belangen in de Caraibische zee te beschermen, zal ieder gaarne toestemmen, en dit zou ook als blijk van ernst" voldoende xijn ge weest, geheel iets anders dan een eskader, dat een aanvallende bedoeling moest worden toegeschreven, door niemand minder dan de Minister zelf ook toe geschreven is. Wij behoeven hier sleehts de volgende verklaring van de Marees aan den correspondent van den N. Y. Herald, te herhalen, om te doen zien hoe deze Minister van den beginne af, aan maat regelen van geweld heeft gedacht. Wanneer de regeering der Nederlanden bij Venezuela niet dezelfde geneigdheid mocht vinden, zou zy tot haar groot leedwe zen genoodzaakt zyn een andere 'gedragslijn te volgen, over welke ik, zooals gij kunt begrüpen, slechts onder reserve kan spreken. Maar ik kan mededeelen, dat [deze gedrags lijn op algemeenen steun kan rekenen bij de 1) Wücurai veeren. leden der regeering en tevens op de hooge goedkeuring van onze Koningin en bijal dien het noodig mocht blijken, dat er kracht dadig moet worden opgetreden, tevens op den kracbtigen en algemeenen steun der openbare meening." Zoo moest Gastro dit, via New-Yorkr als de persoonlijke bedreiging van Z. Exc. de Marees vernemen. Nietwaar, al een neel vreemdsoortige inleiding tot minne lijke schikking, tegenover iemand als de Venezolaansche president! Moet de Regeering, indien zij thans werkelijk streeft naar vreedzame" op lossing der geschillen, zich niet gegeneerd gevoelen door heel den opzet van de lawaaierige ge weid-politiek, waarmee de Minister van Buitenlandsche Zaken haar heeft opgescheept, toen zij met hem ver zuimde koel van hoofd, met hetnoodige geduld, de mogelijkheden en de vele bezwaren te overwegen, en der natie den tijd, te gunnen, haar oordeel uit te spreken vóór er tot een zoo luidruchtig optreden ware besloten. Want wat kan er, met den besten wil, na dit averechtsch, inder daad oorlogzuchtig, begin ? van een vreed zaam streven terecht komen? En wanneer nu de regeering let op de wijze, waarop de Marees Gastro, Amerika en Europa in den waan heeft trachten te brengen, dat onze eskader-politiek die der Nederlandsche natie is, met welken eerbied kan zij dan nog vervuld zijn voor de Marees' beleid en waarheidsliefde? Waar hij verzekerde, dat, als er kracht dadig moest worden opgetreden, (dit) tevens op den krachtigen en algemeenen steun der openbare meening" kan worden gerekend. Over dezen krachtigen en algemeenen steun" van het Nederlandsche publiek hebben wij reeds dadelijk in het Nr. van 23 Augustus, het onze gezegd. Het doet ons genoegen thans hierbij een citaat uit de Standaard te kunnen voegen, in gelijken geest: Moest het tot een actie op groote schaal komen, dan zou onze schatkist bloeden moet en <en veel van onze zeemilitie te vergen zjjn. En vraagt men, of ons voik er dan iets voor zou voelen, otn zich aan zulk een oqilogte wagen en dien door te zetten, zio kan men er zeker van zijn, dat waar Atjeh zelfs) nimmer de snaar van patriottisch] gevoel deed trillen, buiten zekere persredacties niemand zich voor Curayao warm zou maken". Men vergeet maar al te dikwijls, dat de sympathie van Curayao voor Ne derland, een kolonietje, dat jaarlijks uit de Nederlandsche schatkist groote sommen ontvangt allicht zeer warm kan wezen, maar dat de niet-directbelanghebbende Nederlanders, die voor het tegenwoordig Curagao iets gevoelen, misschien nog minder talrijk zijn dan de witte raven. Hoe dit wezen moge, de vraag is: past het Nederlandsche publiek tegen over een zoo onvoorzichtig, een zoo weinig ernstig, een zoo lichtvaardig man als de Marees een vol, een hartelijk ver trouwen ; of zou het wenschelijk zijn, dat de Pers in deze dagen een oogje in het zeil hield. Wij schrijven dit niet om het Handelsblad tot beter gedachten te brengen; het mag gerust dutten, een slaapmuts staat het zoo goed! Maar wij verheugen ons dat nu ook anderen dan wij geheel in onzen geest, zooals de generaal den Beer Portugael, de Standaard en ook de N. Bott. Ct. hun aandacht aan de eskader-politiek wijden, al is het bij de beide laatsten nog niet tot een veroordeeling van de vlootformatie gekomen. Het aandringen op be middeling, gelijk men bij de N. li. Ct. kan waarnemen, heeft onze warme sym pathie. D. K. Een grappig briefje. De heer Andrew Carnegie is een geestig man en milliardair. En dus kan hij zich grappen veroorloven waar wij gewone menschen dat niet durven doen. Zoo heeft hij nu getracht om die allerernstigste vergadering der Interparlementaire Unie te Berlijn een poets te bakken. De heeren, nog niet tevreden met de kilo's papier, die de Vredesconferentie der diplomaten heeft vol gekeuveld, deden dat nog eens dunnetjes - passez-moi Ie mot! over. Helaas was het niet mogelijk dit ook met de diners te doen. Het ontbrak niet aan lust, maar aan tijd. Toen de zaak goed liep en de redevoeringen stroomden, was het het oogenblik voor Carnegies handlanger een braaf Amerikaansch parlementslid om de grap uit te halen, waarvan de uitvoering aan hem was opgedragen omdat hij zelf bij de gekste dingen zijn gezicht in een ernstige plooi kan houden. Hij las het volgende briefje van Carnegie voor:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl