De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 27 september pagina 3

27 september 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. T631 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. opmerkte buiten het hier besproken onder werp. Daar echter een zeker verband aanwezig ie, meen ik aan het slot van mijn artikel hierop te moeten wijzen. S. J. VISSER. Naschrift: Mr. Joh. Belinfante, die in zijn weekblad mijn denkbeeld met instem ming besprak, heeft hek nog als volgt aan gevuld: wanneer A en B, twee strijdende partijen in het vooronderzoek advies hebben ontvangen, kan de partij die in het ongelijk gesteld wordt, natuurlijk toch een proces aanvangen. Wordt zij echter daarop in alle instanties eveneens in het ongelijk gerteld dan betaalt de verliezende partij een boete evenredig aan het object waarover de rechtstrijd liep. Ik laat deze aanvulling hier onbesproken. Zeker zouden door een summier, mondeling vooronderzoek met deze bepaling honderden rechtsgeschillen nimmer tot een proces komen, doch in een kort'advies hunne be slechting vinden. MM in de Hooflitei. Nauwelijks is de Septemberiaaand in het land, of de dturen van schouwburg en concertzaal hebben zich reeds wagewijd ge opend. In menig opzicht zal. echter het komende muziek-seizoen onder een andere signatuur staan als het vorige. Hadden wij in 1907/08 geen Nederlandsche opera, dit jaar zullen wij twee vaste gezel schappen hebben. Het eene is gehuisvest in het Bembrandt-theater en begon reeds dadelijk in September met de operette De ftdeelb Boer." In den loop dezer week weid Eanst aangekondigd en zoo zal dan afwisse lend de operette en de opera gecultiveerd worden. De Noord-Ned/srlandsche opera onder de artistieke leiding van mej. Cateau Eseer zal met Ck.tober hare campagne openen in den Stadsschouwburg met Wagner's Tannhiiuser. Ontegenzeggelijk is het te betreuren dat nu weer twee operagezelscbappen tegelijk de belangstelling van het publiek inroepen. De toekomst zal moeten leeren of Amsterdam groot genoeg is om beide gezeJgcbappen le vensvatbaar te doen zijn. Wanneer men nu naaet de vooretellingen dezer twee ondernemingen nog stelt die van de Fransche opera uit den Haag en misschien nog de Italiaansche opera, dan nog de opvoeringen van de Nederlandsche Operavereeniging en wellicht nog een volksopera, waarover geructten verluiden, dan kan men zeker niet beweren dat Amsterdam in dit seizoen op dramatisch gebied met een te weinig is bedeeld. De twee opvoeringen van de Wagnervereeniging, die reeds iaren een eigen cachet en een zeer hoog artistiek peil hebben, tel ik hierbij niet eens mede. Het zwaartepunt van ons muziekleven ligt echter in het Concertgebouw. Het orchest wordt geprezen als een der beste van den tegenwoordigen tijd. Doet het zich in het buitenland hooren, dan oogst het grooten lof in; maar vooral wekt het de ingenomenheid van beroemde componisten of dirigenten uit het buitenland. In de laatste jaren schaart zich een groote menigte onzer stadgenooten onder het gehoor van den heer Mengel berg om te genieten van de prachtige orchestrale* reproductiën der klassieke en hedendaagsche meesterwerken. Ondanks het groote aantal leden was echter het budget niet sluitende te krijgen. Het bestuur heeft daarop het be kende seriestelsel ingevoerd. Hoewel dit voor menigeen wel een teleurstelling zal opgeleverd hebben,moettoch ook erkend dat door het seriestelsel, het velen mogelijk gemaakt wordt van de concerten te genieten, die anders daarvan verstoken zouden blyven. In ieder geval moet hier met nadruk de wensen uitgesproken dat het publiek het bestuur van het Concertgebouw krachtig steune ia zyne pogingen om het finantieel beheer op gezonden basis in te richten, zoodat belangrijke tekorten niet meer behoeven voor te komen en de instand houding van ons orchest op duurzamen grondslag verzekerd zij. Men stelle zich slechts een oogenblik voor welk een ramp het zou zijn, indien het Concertgebouw-orchest voor Amsterdam verloren ging. Wij moeten er niet aan denken ! Bij de uitvoeringen die ik in het nieuwe seizoen bijwoonde, scheen het publiek even zeer deze meening toegedaan, want bet was zeer. talrijk en uiterst dankbaar voor het gehooide. Behalve deze verandering in de admini stratieve leiding, valt er dan nog te constateeren een wijziging in de artistieke directie, in dier voege dat thans niet, zooals verleden jaar, gastdirigenten zullen optreden wanneer de heer Mengelberg in het buitenland verplich tingen heeft na te komen, maar voor deze concerten de leiding is opgedragen aan den heer Gustav Kogel. Natuurlijk is het beter dat n persoon als plaatsvervangend direc teur optreedt dan telkens weer een ander. Verleden jaar was van alle gastdirigenten, alleen Max Fiedler uit Hamburg een diri gent van den eersten rang, die men met warme sympathie mocht volgen. Het is te hopen dat het den heer Kogel gelukken zal zooveel voeling met het orchest te krijgen en zooveel waarheid en oprechtheid in zijne opvatting van de groote meester werken aan den dag te leggen, dat hij evenzeer in hooge mate zal worden gewaardeerd. De heer J. Martin S. Heuckeroth die zijn plaats aan het Concertgebouw heeft ver wisseld met die van kapelmeester-directeur aan het Rembrandt-ïheater, is opgevolgd door den heer Corn. Dopper. Tengevolge van afwezigheid mocht ik den Heer Dopper nog niet in functie zien. Een andere belangrijke mutatie vond plaats met de bezetting van den post van 2en Conceitmeester, daar de heer Heinrich Fiedler de taak van Carl Fleach heeft over genomen en de heer Julius Thorn berg thans .den zetel naast den heer Chr. Timmner heeft bezet. Donderdag 1.1. stelde zich de heer Thornberg aan het publiek voor met Bach's E, dur en Bruch's g. mol concert. Door enkele qualiteiten heeft de heer Thornberg zich stormenderhand de gunst van het publiek veroverd; n.l. door zijn wondermooien toon en gevoelige opvatting in de langzame deelen van beide concerten. Niet echter in alle opzichten vermocht de fcser Thornberg te bevredigen. Zijn wedergave van Bach's eerste deel miste het stoere, krachtige, mannelijke dat den Thuringer meester zoo eigen is. Het was voornamelijk de slappe rhythmiek die den wensch naar meer energie deed levendig worden. Ook in het Finale van Bruch's concert, moest men naast waardeering voor het virtuose gedeelte, iets weifelachtigs in de rhythmiek constateeren. Een volgend optreden van den kunstenaar zal moeten leeren in hoeverre deze tekort komingen op rekening moeten worden ge schreven van een verklaarbare agitatie, ge volg van het eerst optreden voor een hem onbekend publiek. Over gemis aan waardeering van dat publiek heeft de heer Thornbeig zich niet te beklagen, want het heeft hem levendig toegejuicht. De overige nummers ' van het pro gramma waren Haydn's c-mol-6ymphonie en Schumann's derde, zoogenaamde Rheinische. Haydn's werk bewees ,op nieuw hoe frisch en geestrijk de invloed van dezen componist nog is, een eeuw nadat hij gewerkt heefi; ttrwijl men bij Schumann een halve eeuw ca zijn dood reeds sporen van verou dering begint te ontdekken, als gevolg van niet geheel meesterlyke behandeling der materie. Vooral de logge instrumentatie der beide hoekdeelen werkt eenigszins storend op een volkomen genieten. Toegegeven moet echter worden dat de vinding van den com ponist veel goed maakt. De t weedeen dei de deelen zijn vol poëzie gedacht en over het geheel ligt die romantische Schwung, die ons Schumann toch als een der grootste en sympathiekste meesters zal doen lief hebben. Het Zondag-middag-concert in het Concert gebouw (20 September) ha'd mijn aandacht getrokken door een paar noviteiten, welke daar tot uitvoering kwamen. Ik bedoel de Intermezzi Goldoniani voor stryk-orcbest van Enrico, Bossi en de beide Militarmarechen op, 57 van Riehard Strauss. Bossi 's Suite is gedeeltelijk reeds ten gehoore gebracht op een uitvoering van bet resident ie-orchest, onder leiding van Willem Kes; thans kwam het ge heele werk tot uitvoering. Gaarne had men in het pro grammaboek gelezen in hoeverre deze suite in verband staat tot den italiaanschen blij speldichter Garlo Goldoni. Thans blyft alleen te constateeren dat het werk vlot en brillant loopt, en dat het met veel talent en zin voor klankeffect is gecomponeerd. Het onstuimige begin, de allergeestigste musette en de bekoorlijke serenatina, waarin de heer Meerloo heel mooi den alt-partij (waarom niet viola d'amore"?) bespeelde, maakten den meesten indruk. Bossi's mudek gaat niet diep; dat wil zij ook niet, maar zij is voornaam onderhoudend en zal gaarne ge hoord worden. De militaire marschen van Strauss zijn geïnstrumenteerd met al de verve waarmede deze componist het coloriet beheerscht. Overigens heeft Strauss zich vermoedelijk aan de marsch-melodieën moeten houden, zoodat zijn opus 57 voor hem een muzikale ont spanning zal geweest zijn, op het gebied der instrumenta'iekunst. Maar zy sloegen in, deze kernachtige dingen. Tengevolge van het bijwonen dezer novi teiten had ik geen gelegenheid het kerkconcert te bezoeken, dat door Mevrouw Anna Stronck-Kappel gegeven werd met den organist Louis Robert en dat door de hooge zangkunst der kunstenares een groot genot voor de belangstellende toehoorders moet geweest zijn. AST. AVERKAJIl'. Het teven van Ardja en Lasmi door J. E. JASPEB, schrijver van Stille Invloe den", van Java's Wegen", enz. P. N. van Kampen en Zn. (zonder jaartal). De wijze waarop de auteur J. E. Jasper de Inlanders ziet, lijkt mij anders niet, dan een vrijwel zuivere vertolking van het eigen scn. timent, zooals het in het complex van zijne werken tot uiting komt. Zijn menschen hebben een zwakke, niet onbekoorlijke teederheid, soms wat armelijk, soms doet zij aan gelijk een fijne geur. Diezelfde eigenschappen draagt de stijl van dezen schrijver, die geen klaarten of diepten kent, noch eenigerlei krachtsverheffing. Niets echter is zoo ras vervluchtigd, dan de geur der teederheid, die zwak is. De prachtige tegenstelling van woelende kracht en diep verstilling, die men bij de groo teren schrijver vindt, is bij den allén teedergeaarden schrijver vanzelve uitgesloten. Doch de kracht van den teederen schrijver is de diepe weemoed, -naartoe zijn tenger geluid kan aanzwellen. De schoone weemoed, de ontzachtvolle ernat is het die men nog in Jaspers werken mist, kracht kort-om, en diepte, welke toch ook den teederen schrijver eigen kunnen zijn. Vandaar dat in de litteratuur het werk van Jasper tot nog toe eene vluchtige verschijning is, evenmin een gebeurtenis als de lezing zijner novellen een gebeurtenis blijft in onze levende gedachtenis. Het Indiëdat Jasper ons kennen doet, is niet het schoone Oosten, niet het Droombeeld van de Westerlingen. Men zal i. ggen dat degelijke werkelijkheid boven deze fantasiën te verkiezen valt. Doch waarom zou men do minder-schoone visie op het Oosten juist wel de realiteit noemen ? Hebben betere schrijvers het niet schoon, en wel zeer zeker als de ver werkelijking van een droombeeld gezien? Het IndiëJat Jasper geeft, lijkt gezien met de oogen van een Hollander, die nog aan de heldere netheid van een Noord-Hoiiandsch waterdorpje is gewend. Men krijgt nergens een landschap a!s een Eenheid voor de oogeu, ontvangt nergens het ,-i-evoel, dat dit het Indische levensschoou is, met zijn andere sfeer. De ontoereikendheid der Hollandsche be schrijvingskunst komt zuiver uit, nu er dingen beschreven worden, die niet in de atmosfeer staarj, waarin wij zijn opgegroeid. In tiet Leven van Ardja en Lasmi" be schrijft J. E. Jasper eeui^e lotgevallen van een Indisch kinderloos echtpaar, van goede afkomst, dat verarmd is en zwervend raakt. De man krijgt een betrekking als boschwachter, de vrouw, in een andere plaats, ais keu kenmeid Terwijl Lasmi, de vrouw, met heimwee smacht naar de hereeniging met haar man, wordt deze haar ontrouw. Zij bezoekt hem, vindt een andere vrouw in zijn huis, vlucht en tegint een zwervend leven. Na langen tijd komt zij, dood ziek, weer op de plaats van haar uitgang terug. Zij vindt er haar man weer, die berouwvol is; zij verzoenen zich. De schrijver heeft zich voor het verhaal van deze episode een wel wat te weid:chen titel verkozen. Van Ardja's !otsgeval en zielsleven vernemen wij iets, van Lasmi's peinzen en van haar zwervend leven 't een en 't ander, juist' genoeg om deze episode uiterlijk te kenschetsen. Er leeft echter niets van de kalme doch geconcentreerd-krachtige deining van een episch ver haal. Het gaat alles te vlak-weg. Er is een beminnelyke eenvoud in deze menEchen, doch die kon klaarder en dieper zijn, en hunne gebaren nadrukkelyker. De schry ver verwijlt te lang ook bij hunne uiterlijke gewaarwor dingen, wat zij hier zien, ginds bemerken etc. Het eerste hoofdstuk is eene inleiding tot het verhaal: zy' beiden nog in hun huisje zijnde, den laatsten dag en nacht. Dit hoofd stuk is ietwat te lang, het stoort de proportie. Doch sterker dan in het volgende gedeelte, de handeling, leeft er in dit peinzend samenzyn van man en vrouw, de ware eigen tee derheid des schrijvers, die als een fijne geur is die onmerkbaar wademt. J. E. Jasper schrijft niet slecht, verstaan direct in den zin van onzuiver. Doch hiertoe beperkt zich de verdienste van deze schrift uur voorloopig. Zij mist alles aan helderheid, aan rhythme, aan klank. Zij vermag, waar hij beschrijft, geen beeld in ons te verwekken, de klanken vloeien niet zuiver te samen. Wat een middelmatig schrijver zou kunnen bereiken : zuivere zinsbouw, degelijke aandui ding, eenvoud, wordt verloren door den be kenden en af keurenswaardigen drang om vóór alles plastisch te zyn, impressies na te bootsen in klanken. Dat. leidt tot nuttelooze om schrijvingen, die weinig doen zien, tot een versierde woordarmoede. Wat toch, zoo kan men zich in dezen tijd gedurig afvragen, baat ons uitvoerige plastische afbeelding die niet tevens schoon is. Het eigenaardige van deze beeldende beschrijvingen is, dat zij alles willende geven, het voornaamste ontberen, den algeheelen indruk, en het rhythme van den geest die door dien indruk werd be wogen. J. E. Jasper verkleint en verdoezelt te zeer de dingen die hij be-schrijft of beter : om-schrijft. Hij moest zich met de macht die hij thans heeft, tot de samenvattende aanduiding beperken. Wat het teedere sentiment betreft, het kon n voller n dieper worden. DIRK CoSTEit. Den WeMtel). Heer W. ft, van Mms. Geachte heer l "Na uw antwoord op mijn verdediging van nieuwe inzichten betreffende Dante's Com media behoef ik over punt 1: het feit, dat Philalethes een koning was, niet verder te spreken. Van punt 2 heb ik u alleen te melden, dat ik hoegenaamd niet autoritair, onmid dellijk in mijn vorig schrijven eischte, dat u mij gelijk zoudt geven. Integendeel, want er stond bij: Mocht u nog bedenkingen hebben, dan beantwoord ik die zeer gaarne. U zult er in Deel III thans ter perse nog meer over vinden in de commentaren van Z XXII en Z XXX aldaar."?Alleen heb ik u willen aantoonen, dat, wat ik tot nu toe als bewijs-materiaal aanvoerde, ontleend is aan gegevens uit de Commedia zelve, dat ik mij gehouden heb aan het Daute spiegato per Dante", d. i.: Dante verklaard door Dante. (Dit voor lezers, die geen Italiaansch ken nen). Ik heb er niets bijgeciteerd van Graalsymboliek en romantiek uit andere tijden, dan uit die vóór zijn geboorte en uit die, welke hij zelf heeft doorleefd. Dit was voor «en objectieve, wetenschappelijke beschou wing een vereischte. Alleen op punt 3 moet ik repliceeren. Uw schijnbaar afdoend verweer houdt geen steek, wanneer u dit slechts in aanmerking neemt: U telde hier ten tweeden male nauwkeurig, ik niet. Maar ... wanneer u alleen nauwke'irig telt, is u niet nauwkeurig genoeg. U laat dan andere factoren buiten rekening, buiten beschouwing, die bewijzen, dat ik ondanks deze tweede mis-telling de these niet slechts mag, maar zelfs moet volhoudaE: De Reis van Dante is door hem gesteld in IbOl, niet in 1300. U heb niets weerlegd van mijn twee andere mathematische bewijzen, geput uit Deel II Z XXIII v 76?79 N l en uit III Z XVII v 80?81. U hadt du» tot heden nog niet het recht mij als totaal verslagen voor te stellen, U mocht wel beweren, dat uw juiste telling naar I Z XXI v 112?115 N U in tegen spraak kwain met mijn correcte tellingen naar eerstgenoemde plaatsen. Deze tegenspraak is slechts schijnbaar en wordt aldus opgelost: Het eerste jaar van de gewone, Christelijke jaartelling in de Middeneeuwen, dus volgens den Juüaanschen kalender, duurde slechts van 25 December, den datum van Christus' Ge boorte, tot '25 Maart, toen: Nieuwjaar. Het eerste jaar duurde dus nominaal l'2 maanden, reït'l 3 maanden. Christus werd gekruisigd op 2-j Maart. Nieuwjaar 35. Hij had toen vanaf 25 Dec. anno ], dat 3 maanden duurde, tot op 25 Maart, Nieuwjaar 35 geleefJ: 3 maanden 33 jaar. Aldus waren er vóór de 12Ü(> jaar, waarvan in I Z XXI v. 112?115 sprake is. voorbij : 3 maanden -f- 33 jaar, welke 3 maan den volgens den Juliaansehen kalender //elden voor l jaar. Als Christus dus, gelijk u het uitrekende, den leeftijd van 34 jaar nog niet had bereikt, waren dus op den dag van den Kruisdood toch de eerste 34 jaar van de Chris telijke jaartelling voorbij. Er waren dus op het tijds'.ip, door Dante in l Z \ M v 115- -lis be loeld, 34 -:- l!Mi! r= 13(10 jaar van die jaar telling toor6>'j. Dus had de Rtis plaats in 1301. Door geen rekening te houJen met het feit, dat het eerste jaar daarvan rei 'si slechts 3 maanden duurde, is Uw gevolgtrekking onjiü:t. Door hier mis te tellen heb ik aan vankelijk gedacht, dat Dante in de telling bij Christus' ln;ins<lu<..r afweek van de toen gewone. Ah het zoo zou geweest zijn, kan ik u op dit oogenblik nog niet met zekerheid zeggen, of hij bier zou afgeweken zijn van de denkbeelden omtrert het leven van Jezus 2Óó, dat hij daanloor in strijd z<n( gekomen zijn met hetgeen de Kerk van Zijn leven als onaantastbaar aanneemt. Dit zou ik nader moeren onderzoeken. Hij heeft zich echter aan de kerkelijke telling gehouden, aan de gewone, toenmalige, Juliaansche tijdrekeuing, precies als op de andere plaatsen door in ij geciteerd vanaf de (ieboortc en niet ab Incarnatior.ij. vanaf de Menschwordin<i des Woords. De plaats zelf uit 11 Conv. IV 23, door u en mij aangehaald, bewijst het: ...Hij, die in het 34e jaar van Zijn bestaan sterven wilde,. .", enz. Had Dante gerekend vanaf de Menschwording des Woords, dan had Christus' bestaan op aarde, dat voor Zijn geboorte meegerekend, geduurd : 9 maanden + l dag + 3 maanden -f- 33 jaar l dag + 34 jaar. Dit laatste getal strijdt met het cijfer door Dante zelf in II Conv. IV 23 opgegeven. En de reden, waarom Dante zich aan die gewone telling hield, is dezelfde als die, waarom hy de dagen van zyn Reis zooveel mogelijk indeelde in perioden van 3 uur en de banen afgelegd op de cirkels van Hel, Louteringsberg en Hemel, in bogen vaa 16°, 30°, 45°en 90°: om zoo eenvoudig en daar door zoo begrijpelijk mogelijk te zijn. De indeeling der bogen op zijn weg door de Hel vindt U bij III Z XXX, die daar aangegeven moest worden on uit den vorm van Kring VIII, de Helle-Roos van Malebolge, dien van de Heilige Roos te bepalen. Door uit te gaan van het beginsel, dat Dante zoo een voudig moge ijk wilde zijn, kwam ik tot mijn groote voldoening op soms verrassende wijze tot de wis- en sterrenkundige reconstructie van zijn werk. Au spreekt hij wel in III Z XVI v 31?40 van den datum der Menschwording des Woords vóór Christus' geboorte, echter niet om hiermee te wy'zen op den astronomischen grondslag van zijn heele reisbeschrijving, maar alleen om aan te geven het geboortejaar van zijn voorvader Cacciaguida en wel zóó, dat daaruit de oen wentelingstijd van de planeet Mars kan afgeleid worden, waarop hij diens lichtgedaante ontmoet. Uit dit gegeren en nog een ander in I Z XXIV N 21 betref fende de conjunctie van Mars en Saturnus in Sept. 1301 kan weer de stand van Mars in III Z XVI worden afgeleid en daaruit weer de stand van Jupiter in III Z XVIII. Daar,getal l (zie III Z XV v.55?58)God voor stelt, omdat uit dit getal alle andere getallen worden afgeleid, gelijk alle zaken uit God voortkomen, is dit m.i. een tweede reden, die ik in Deel I nog niet opgaf, om den aanvang van zijn'Reis te stellen op het eerste uur van den eersten dag enz. van 1301. Het was dus van mij geen hooghartigheid Fraticeih'g meening te verwerpen, evenmin was alleen een aanwijzing van Angelitti mijn eenigste steun. Ook heb ik nooit, nergens be weerd, dat men niet van de velerlei schoon heden der Commedia genieten kan zonder de wiskundige constructie er van te kennen, maar daar deze een der voornaamste elementen is van wat men dantesk"noemt, blijft deze, zonder haar te begrijpen en zonder te weten, wie II Veltro ia, volgsas katholieke opvatting: God zelf, hopeloos moeilijk en duister voor den gewonen lezer. Menigeen moet dan ook bezwijkend na vergeefsche pogingen al hebben hebben uitgeioepeu het welbekende: Lasciate ogni speranza. Ik heb er heele aardige be wijzen van, dat Dante -vereerders mij voor de reconstructie en nadere verklaring van dit werk dankbaar zijii. Het spijt mij, dat ik genoodzaakt was tegen u polemiek te voeren na een gunstige kritiek, wam hiermee bewees u mij zij het dan onw'.lhkeuriy toch een dienst. Daar u bij mij evenwel meeningen a priori onderstelde, waar dit niet het geval is en u deedt, of het er niet zoo erg op aankwam te weten in welk jaar de Reis door Dante werd gesteld, waar voor een groot commentator als Philalethes geen moeite te veel was, waar meerdere ge leerden zich ernstig vonr inspanden, was ik in het belang der Wetenschap daartoe ptdwongen. Dit gaat vóór. Hoogachtend, Amst. 14 Sept. 1908. J. K. RENSHURQ. Geaclite Hii;r lïensburg, Laat ons even precizeeren. 1. Gij hebt, o m mathematisch vast te stellen dat Dante zijn geüngeerden helletocht deed in 1301, een berekening gemaakt, gebazeerd op zijn door u vermeenden leeftijd. Ik heb u aangetoond en gij hebt toegestemd: dat gij u daarbij rergist hebt. 2 Gij hebt mij toen verwezen naar een verdere toelichting, waar gij trachtlet dat zelfde mathematisch te bewijzen, ditmaal den levensduur van Christus tot basis kie zend. Ik heb opnieuw u aangetoond en gij hebt toegestemd : dat gij u daarbij vergist hebt. Klinkt nu niet wat zonderling uw bewe ring dat ik niet nauwkeurig geroeg ben? En waarmee motiveert gij dat? Hiermee: dat ik niet weerlegd hebt uw twee andere mathematische bewijzen (andere mathematische bewijzen of die vergissingen dat ook waren!): a. een geput uit deel II ea b. een geput uit deel III uwer vertaling. Argu-nent a. Dante zegt in Purgatorio tegen zekeren Forese de' Donati dat er geen vijf ju AI sedert diens dood verloopen zijn. Nu -.,-.; oept gij u op de autoriteit van den cov.-uentator Casini, die den datum van l cieee's overlijden vaststelt op 2^ Juli 1296. ? at is een vondst! 12% -j- 5 =. 1301, en daar de tocht in Maart geschiedde, waren er dus nog geen 5 jaar verloopen. Het zou derhalve volkomen kloppen. Eén ding bevreemdt hier zeer : nl. dat Casit i toch ook wel in staat dat optel sommetje te maken! desondanks den tocht op 13 j O stelt. Kan dit haast onverklaarbare niet door verschil in de tijdrekening (het punt waartoe ik telkens terugkeer) worden opgehelderd? Uw verdere verwijzing naar een vroegere noot vervalt, omdat dit een verwijzing is naar een thans door u erkende vergissing. Argument 6. Hier eischt ge wat veel. Hoe zou ik iets hebben kunnen weerleggen uit het Ille deel, uu dat deel nog niet eens verschenen is? Gij wilt u niet gewonnen geven: mij wel. Maar gij zult toch wel wat betere mathe matische bewijzen in het vuur moeten bren gen, of ik vrees dat uw pozitie hopeloos wordt. Ik moest denken aan 7,«kere Engelsche generaals in den Zuid-Afrikaanschen oorlog, die nooit ver;lagi>n werden, doch telkens een acbterwaart.-'-concuntreerende beweging vol?s u dan ten derden male. Laat ik u even volgen in u -v betoog. Gij geeft toe dat er eenige tegenspraak is tusschen mijn juiste telling" en n\v correcte tellin gen" (mis-telünj-en?). Inderdaad!.... Gij vervolgt dan : ..Deze tegenspraak is slechts schijnbaar, en wordt aldus opgelost : Het eerste jaar van de gewone, Christe lijke jaartelling in de Middeneeuwen, dus vol gens den Juliaanschen kalender, duurde slechts van 25 December, den datum van Christus geboorte, tot 25 Maart : toen Nieuw jaar." Met dezen zin kunnen we het doen. Ik zil u aantoonen dat gy hierin geheel ernaast zijt. 1. Het eerste jaar van de gewone, Christe lijke jaartelling, dus volgens den Juliaanschen kalender...." We weten dat er in de Middeleeuwen tweeërlei Christelijke jaartelling was, die rekenend van Christus' geboorte af, en de andere van de Blijde Boodschap. Maar... we weten ook dat de Juliaansche kalender met deze beide feiten niets te maken kon hebben, om de eenvoudige reden dat die 46 jaren vóór Christus' geboorte werd vast gesteld. Uw dus" is dus hier zeer onlogisch. Maar we zien verder: 2.... (het eerste jaar) duurde slechts van 25 December, den datum van Christus' ge boorte, tot 25 Maart 1): toen Nieuwjaar." Hoe kan dat nu ? ! In de Middeleeuwen werd,, gely'k gij voor opstelt, de Juliaansche kalender gevolgd. En volgens dien begon het jaar niet op 25 Maart, maar op l Januari. Dat was de Nieuw jaarsdag. En na de verdeeling van het Romeinsche rijk werd door de Christenen die kalender gebruikt, behalve door sommigen onder wie Dante: ik verwijs u naar Paradiso XVI 34 sgg.: die. er een eigen tvjdrekening op na hielden, rekenende van 25 Maart (Blijde Boodschap). Door van den Juliaanschen kalender te spreken en tevens 25 Maart (oen Nieuwjaar" te noemen, haspelt gij twee tijdrekeningen door elkaar. En dat dit tot hopelooze ver warring moet leiden is duidelijk. Ik kan dan ook veilig de moeite sparen het wankele aan te toonen van uw verder betoog, op zoo wrakke bazig gebouwd. Wilt gij nu nog het laatste -woord ik gun het u gaarne. Het derde deel van uw vertaling zi« ik met groote belangstelling tegemoet. Als steeds uw dw. W. G. VAN NOUHUYS. Den Haag, 21 Sept. 1) Bij de Romeinen was 25 Maart de feestdag van de Magna Mater, de Groote Moeder der goden; 25 December van de Onoverwonnen Zon. Gij weet hoe vaardig de Kerk haar gedenkdagen op die der Heidenen geënt heeff. Bericliten. ONUITGEGEVEN URIEVEN VAN KONINGIN- VICTORIA. Een groot aantal tot nogtoe onuitgegeven brieven van Koningin Victoria zullen worden opgenomen in het dit najaar te verschijnen werk Panmure papeis". Lord Panmure was van 1855?1858 minister van oorlog in het parlement Palrnerston, ten tijde van den Krimoorlog. MINISTER Wi.vsrox CIIUKCIIII.L, sinds kort gehuwd, heeft in zijn bruidsdagen nog tijd gebonden om met zijn uitgevers ian^e be sprekingen te houden over zijn binnenkort te verschenen boek My African journey", waarvoor hij in zijn wittebroodsweken de laatste hoofdstukken zal schrijven en een keuze zal doen uit de beste van de menigte photographiön welke hij in Afrika .nam ter illustratie van dat boek. Miss HABRADEN'S de vorige week versche nen boek, dat tegelijkertijd in Engeland en in Amerika uilkwam, wordt vertaald in het Fransch, Duitse'"). Ziveedsjh en Ne derlandsen. COUPERUS PSYCHE verscheen in een Engelsche vertaling van B. S. Barrington. MUNTEN. Onder den titel Coins and how to know them" zal van de hand van miss Gertrude Burford Rawling. in dit najaar ver schijnen een populaire geschiedenis1 van de munten van 700 vóór Christus tot op onzen tijd. Meer dan 200 afbeeldingen van allerlei munten zullen in het werk worden opge nomen. Dat de numismatische kennis over het algemeen niet zeer groot is bewijst het vol gende: De tooneelspeler Tree zou eens op treden als Julius Caesar. Hij liet prachtige alliches vervaardigen op een der grootste cffaciamt t O cents per regel. heeft sedert 190 jaar eene onwankellare regulatie roor absolute, zuiverheid en kwaliteit. Vraaijt vu-en wijnliandelaar naar jirocfflesscJieii. Prijzen van /8.5O tot /8.5O. Generaal-Agenten : Koopmans & Bruinior, Amsterdam. Noriaal-OiiuErkleedin van Proörö. Eenige Fabrikanten rW.BengerSühne Stuttpi Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr.157 K. F. DEtTSCHLE-BENGER. BOUWT te NUNSPEET op de VELUWE Inlichtingen bij Ar t i", doorloopende schilderijen-tentoonstelling aldaar.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl