Historisch Archief 1877-1940
No. T631
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
opmerkte buiten het hier besproken onder
werp.
Daar echter een zeker verband aanwezig
ie, meen ik aan het slot van mijn artikel
hierop te moeten wijzen.
S. J. VISSER.
Naschrift: Mr. Joh. Belinfante, die in
zijn weekblad mijn denkbeeld met instem
ming besprak, heeft hek nog als volgt aan
gevuld: wanneer A en B, twee strijdende
partijen in het vooronderzoek advies hebben
ontvangen, kan de partij die in het ongelijk
gesteld wordt, natuurlijk toch een proces
aanvangen. Wordt zij echter daarop in alle
instanties eveneens in het ongelijk gerteld
dan betaalt de verliezende partij een boete
evenredig aan het object waarover de
rechtstrijd liep.
Ik laat deze aanvulling hier onbesproken.
Zeker zouden door een summier, mondeling
vooronderzoek met deze bepaling honderden
rechtsgeschillen nimmer tot een proces
komen, doch in een kort'advies hunne be
slechting vinden.
MM in de Hooflitei.
Nauwelijks is de Septemberiaaand in het
land, of de dturen van schouwburg en
concertzaal hebben zich reeds wagewijd ge
opend.
In menig opzicht zal. echter het komende
muziek-seizoen onder een andere signatuur
staan als het vorige.
Hadden wij in 1907/08 geen Nederlandsche
opera, dit jaar zullen wij twee vaste gezel
schappen hebben. Het eene is gehuisvest
in het Bembrandt-theater en begon reeds
dadelijk in September met de operette De
ftdeelb Boer." In den loop dezer week weid
Eanst aangekondigd en zoo zal dan afwisse
lend de operette en de opera gecultiveerd
worden.
De Noord-Ned/srlandsche opera onder de
artistieke leiding van mej. Cateau Eseer zal
met Ck.tober hare campagne openen in den
Stadsschouwburg met Wagner's Tannhiiuser.
Ontegenzeggelijk is het te betreuren dat nu
weer twee operagezelscbappen tegelijk de
belangstelling van het publiek inroepen. De
toekomst zal moeten leeren of Amsterdam
groot genoeg is om beide gezeJgcbappen le
vensvatbaar te doen zijn.
Wanneer men nu naaet de vooretellingen
dezer twee ondernemingen nog stelt die
van de Fransche opera uit den Haag en
misschien nog de Italiaansche opera, dan nog
de opvoeringen van de Nederlandsche
Operavereeniging en wellicht nog een volksopera,
waarover geructten verluiden, dan kan men
zeker niet beweren dat Amsterdam in dit
seizoen op dramatisch gebied met een te
weinig is bedeeld. De twee opvoeringen van
de Wagnervereeniging, die reeds iaren een
eigen cachet en een zeer hoog artistiek peil
hebben, tel ik hierbij niet eens mede.
Het zwaartepunt van ons muziekleven ligt
echter in het Concertgebouw. Het orchest
wordt geprezen als een der beste van den
tegenwoordigen tijd. Doet het zich in het
buitenland hooren, dan oogst het grooten lof
in; maar vooral wekt het de ingenomenheid
van beroemde componisten of dirigenten uit
het buitenland. In de laatste jaren schaart
zich een groote menigte onzer stadgenooten
onder het gehoor van den heer Mengel berg
om te genieten van de prachtige orchestrale*
reproductiën der klassieke en hedendaagsche
meesterwerken. Ondanks het groote aantal
leden was echter het budget niet sluitende
te krijgen. Het bestuur heeft daarop het be
kende seriestelsel ingevoerd.
Hoewel dit voor menigeen wel een
teleurstelling zal opgeleverd hebben,moettoch
ook erkend dat door het seriestelsel, het
velen mogelijk gemaakt wordt van de concerten
te genieten, die anders daarvan verstoken
zouden blyven. In ieder geval moet hier met
nadruk de wensen uitgesproken dat het
publiek het bestuur van het Concertgebouw
krachtig steune ia zyne pogingen om het
finantieel beheer op gezonden basis in te
richten, zoodat belangrijke tekorten niet
meer behoeven voor te komen en de instand
houding van ons orchest op duurzamen
grondslag verzekerd zij. Men stelle zich
slechts een oogenblik voor welk een ramp
het zou zijn, indien het Concertgebouw-orchest
voor Amsterdam verloren ging. Wij moeten
er niet aan denken !
Bij de uitvoeringen die ik in het nieuwe
seizoen bijwoonde, scheen het publiek even
zeer deze meening toegedaan, want bet was
zeer. talrijk en uiterst dankbaar voor het
gehooide.
Behalve deze verandering in de admini
stratieve leiding, valt er dan nog te
constateeren een wijziging in de artistieke directie,
in dier voege dat thans niet, zooals verleden
jaar, gastdirigenten zullen optreden wanneer de
heer Mengelberg in het buitenland verplich
tingen heeft na te komen, maar voor deze
concerten de leiding is opgedragen aan den
heer Gustav Kogel. Natuurlijk is het beter
dat n persoon als plaatsvervangend direc
teur optreedt dan telkens weer een ander.
Verleden jaar was van alle gastdirigenten,
alleen Max Fiedler uit Hamburg een diri
gent van den eersten rang, die men met
warme sympathie mocht volgen. Het is te
hopen dat het den heer Kogel gelukken
zal zooveel voeling met het orchest te
krijgen en zooveel waarheid en oprechtheid
in zijne opvatting van de groote meester
werken aan den dag te leggen, dat hij evenzeer
in hooge mate zal worden gewaardeerd.
De heer J. Martin S. Heuckeroth die zijn
plaats aan het Concertgebouw heeft ver
wisseld met die van kapelmeester-directeur
aan het Rembrandt-ïheater, is opgevolgd door
den heer Corn. Dopper. Tengevolge van
afwezigheid mocht ik den Heer Dopper nog
niet in functie zien.
Een andere belangrijke mutatie vond plaats
met de bezetting van den post van 2en
Conceitmeester, daar de heer Heinrich
Fiedler de taak van Carl Fleach heeft over
genomen en de heer Julius Thorn berg thans
.den zetel naast den heer Chr. Timmner heeft
bezet.
Donderdag 1.1. stelde zich de heer
Thornberg aan het publiek voor met Bach's E, dur
en Bruch's g. mol concert.
Door enkele qualiteiten heeft de heer
Thornberg zich stormenderhand de gunst van
het publiek veroverd; n.l. door zijn
wondermooien toon en gevoelige opvatting in de
langzame deelen van beide concerten. Niet
echter in alle opzichten vermocht de fcser
Thornberg te bevredigen. Zijn wedergave
van Bach's eerste deel miste het stoere,
krachtige, mannelijke dat den Thuringer
meester zoo eigen is. Het was voornamelijk
de slappe rhythmiek die den wensch naar
meer energie deed levendig worden. Ook in
het Finale van Bruch's concert, moest men
naast waardeering voor het virtuose gedeelte,
iets weifelachtigs in de rhythmiek constateeren.
Een volgend optreden van den kunstenaar
zal moeten leeren in hoeverre deze tekort
komingen op rekening moeten worden ge
schreven van een verklaarbare agitatie, ge
volg van het eerst optreden voor een hem
onbekend publiek.
Over gemis aan waardeering van dat publiek
heeft de heer Thornbeig zich niet te beklagen,
want het heeft hem levendig toegejuicht.
De overige nummers ' van het pro
gramma waren Haydn's c-mol-6ymphonie
en Schumann's derde, zoogenaamde
Rheinische. Haydn's werk bewees ,op nieuw hoe
frisch en geestrijk de invloed van dezen
componist nog is, een eeuw nadat hij gewerkt
heefi; ttrwijl men bij Schumann een halve
eeuw ca zijn dood reeds sporen van verou
dering begint te ontdekken, als gevolg van
niet geheel meesterlyke behandeling der
materie. Vooral de logge instrumentatie der
beide hoekdeelen werkt eenigszins storend
op een volkomen genieten. Toegegeven moet
echter worden dat de vinding van den com
ponist veel goed maakt. De t weedeen dei de
deelen zijn vol poëzie gedacht en over het
geheel ligt die romantische Schwung, die
ons Schumann toch als een der grootste en
sympathiekste meesters zal doen lief hebben.
Het Zondag-middag-concert in het Concert
gebouw (20 September) ha'd mijn aandacht
getrokken door een paar noviteiten, welke
daar tot uitvoering kwamen. Ik bedoel de
Intermezzi Goldoniani voor stryk-orcbest
van Enrico, Bossi en de beide
Militarmarechen op, 57 van Riehard Strauss.
Bossi 's Suite is gedeeltelijk reeds ten
gehoore gebracht op een uitvoering van bet
resident ie-orchest, onder leiding van Willem
Kes; thans kwam het ge heele werk tot
uitvoering. Gaarne had men in het pro
grammaboek gelezen in hoeverre deze suite
in verband staat tot den italiaanschen blij
speldichter Garlo Goldoni. Thans blyft
alleen te constateeren dat het werk vlot en
brillant loopt, en dat het met veel talent en
zin voor klankeffect is gecomponeerd. Het
onstuimige begin, de allergeestigste musette
en de bekoorlijke serenatina, waarin de heer
Meerloo heel mooi den alt-partij (waarom
niet viola d'amore"?) bespeelde, maakten
den meesten indruk. Bossi's mudek gaat
niet diep; dat wil zij ook niet, maar zij is
voornaam onderhoudend en zal gaarne ge
hoord worden.
De militaire marschen van Strauss zijn
geïnstrumenteerd met al de verve waarmede
deze componist het coloriet beheerscht.
Overigens heeft Strauss zich vermoedelijk aan
de marsch-melodieën moeten houden, zoodat
zijn opus 57 voor hem een muzikale ont
spanning zal geweest zijn, op het gebied der
instrumenta'iekunst. Maar zy sloegen in,
deze kernachtige dingen.
Tengevolge van het bijwonen dezer novi
teiten had ik geen gelegenheid het
kerkconcert te bezoeken, dat door Mevrouw
Anna Stronck-Kappel gegeven werd met den
organist Louis Robert en dat door de hooge
zangkunst der kunstenares een groot genot
voor de belangstellende toehoorders moet
geweest zijn.
AST. AVERKAJIl'.
Het teven van Ardja en Lasmi door J. E.
JASPEB, schrijver van Stille Invloe
den", van Java's Wegen", enz. P. N.
van Kampen en Zn. (zonder jaartal).
De wijze waarop de auteur J. E. Jasper de
Inlanders ziet, lijkt mij anders niet, dan een
vrijwel zuivere vertolking van het eigen scn.
timent, zooals het in het complex van zijne
werken tot uiting komt. Zijn menschen hebben
een zwakke, niet onbekoorlijke teederheid,
soms wat armelijk, soms doet zij aan gelijk
een fijne geur. Diezelfde eigenschappen draagt
de stijl van dezen schrijver, die geen klaarten
of diepten kent, noch eenigerlei
krachtsverheffing. Niets echter is zoo ras vervluchtigd,
dan de geur der teederheid, die zwak is. De
prachtige tegenstelling van woelende kracht
en diep verstilling, die men bij de groo
teren schrijver vindt, is bij den allén
teedergeaarden schrijver vanzelve uitgesloten. Doch
de kracht van den teederen schrijver is de
diepe weemoed, -naartoe zijn tenger geluid
kan aanzwellen. De schoone weemoed, de
ontzachtvolle ernat is het die men nog in
Jaspers werken mist, kracht kort-om, en diepte,
welke toch ook den teederen schrijver eigen
kunnen zijn. Vandaar dat in de litteratuur het
werk van Jasper tot nog toe eene vluchtige
verschijning is, evenmin een gebeurtenis als
de lezing zijner novellen een gebeurtenis
blijft in onze levende gedachtenis.
Het Indiëdat Jasper ons kennen doet, is
niet het schoone Oosten, niet het Droombeeld
van de Westerlingen. Men zal i. ggen dat
degelijke werkelijkheid boven deze fantasiën
te verkiezen valt. Doch waarom zou men do
minder-schoone visie op het Oosten juist wel
de realiteit noemen ? Hebben betere schrijvers
het niet schoon, en wel zeer zeker als de ver
werkelijking van een droombeeld gezien?
Het IndiëJat Jasper geeft, lijkt gezien met
de oogen van een Hollander, die nog aan de
heldere netheid van een Noord-Hoiiandsch
waterdorpje is gewend. Men krijgt nergens
een landschap a!s een Eenheid voor de oogeu,
ontvangt nergens het ,-i-evoel, dat dit het
Indische levensschoou is, met zijn andere sfeer.
De ontoereikendheid der Hollandsche be
schrijvingskunst komt zuiver uit, nu er dingen
beschreven worden, die niet in de atmosfeer
staarj, waarin wij zijn opgegroeid.
In tiet Leven van Ardja en Lasmi" be
schrijft J. E. Jasper eeui^e lotgevallen van
een Indisch kinderloos echtpaar, van goede
afkomst, dat verarmd is en zwervend raakt.
De man krijgt een betrekking als
boschwachter, de vrouw, in een andere plaats, ais keu
kenmeid Terwijl Lasmi, de vrouw, met
heimwee smacht naar de hereeniging met
haar man, wordt deze haar ontrouw. Zij
bezoekt hem, vindt een andere vrouw in zijn
huis, vlucht en tegint een zwervend leven.
Na langen tijd komt zij, dood ziek, weer op
de plaats van haar uitgang terug. Zij vindt
er haar man weer, die berouwvol is; zij
verzoenen zich. De schrijver heeft zich voor
het verhaal van deze episode een wel wat
te weid:chen titel verkozen. Van Ardja's
!otsgeval en zielsleven vernemen wij iets, van
Lasmi's peinzen en van haar zwervend leven
't een en 't ander, juist' genoeg om deze
episode uiterlijk te kenschetsen. Er leeft
echter niets van de kalme doch
geconcentreerd-krachtige deining van een episch ver
haal. Het gaat alles te vlak-weg. Er is een
beminnelyke eenvoud in deze menEchen,
doch die kon klaarder en dieper zijn, en hunne
gebaren nadrukkelyker. De schry ver verwijlt
te lang ook bij hunne uiterlijke gewaarwor
dingen, wat zij hier zien, ginds bemerken etc.
Het eerste hoofdstuk is eene inleiding tot
het verhaal: zy' beiden nog in hun huisje
zijnde, den laatsten dag en nacht. Dit hoofd
stuk is ietwat te lang, het stoort de proportie.
Doch sterker dan in het volgende gedeelte,
de handeling, leeft er in dit peinzend
samenzyn van man en vrouw, de ware eigen tee
derheid des schrijvers, die als een fijne geur
is die onmerkbaar wademt.
J. E. Jasper schrijft niet slecht, verstaan
direct in den zin van onzuiver. Doch hiertoe
beperkt zich de verdienste van deze schrift
uur voorloopig. Zij mist alles aan helderheid,
aan rhythme, aan klank. Zij vermag, waar
hij beschrijft, geen beeld in ons te verwekken,
de klanken vloeien niet zuiver te samen.
Wat een middelmatig schrijver zou kunnen
bereiken : zuivere zinsbouw, degelijke aandui
ding, eenvoud, wordt verloren door den be
kenden en af keurenswaardigen drang om vóór
alles plastisch te zyn, impressies na te bootsen
in klanken. Dat. leidt tot nuttelooze om
schrijvingen, die weinig doen zien, tot een
versierde woordarmoede. Wat toch, zoo kan
men zich in dezen tijd gedurig afvragen, baat
ons uitvoerige plastische afbeelding die niet
tevens schoon is. Het eigenaardige van deze
beeldende beschrijvingen is, dat zij alles
willende geven, het voornaamste ontberen,
den algeheelen indruk, en het rhythme van
den geest die door dien indruk werd be
wogen. J. E. Jasper verkleint en verdoezelt
te zeer de dingen die hij be-schrijft of beter :
om-schrijft. Hij moest zich met de macht
die hij thans heeft, tot de samenvattende
aanduiding beperken. Wat het teedere
sentiment betreft, het kon n voller n
dieper worden.
DIRK CoSTEit.
Den WeMtel). Heer W. ft, van Mms.
Geachte heer l
"Na uw antwoord op mijn verdediging van
nieuwe inzichten betreffende Dante's Com
media behoef ik over punt 1: het feit, dat
Philalethes een koning was, niet verder te
spreken.
Van punt 2 heb ik u alleen te melden,
dat ik hoegenaamd niet autoritair, onmid
dellijk in mijn vorig schrijven eischte, dat
u mij gelijk zoudt geven. Integendeel, want
er stond bij: Mocht u nog bedenkingen
hebben, dan beantwoord ik die zeer gaarne.
U zult er in Deel III thans ter perse
nog meer over vinden in de commentaren
van Z XXII en Z XXX aldaar."?Alleen heb
ik u willen aantoonen, dat, wat ik tot nu toe
als bewijs-materiaal aanvoerde, ontleend is
aan gegevens uit de Commedia zelve, dat ik
mij gehouden heb aan het Daute spiegato
per Dante", d. i.: Dante verklaard door Dante.
(Dit voor lezers, die geen Italiaansch ken
nen). Ik heb er niets bijgeciteerd van
Graalsymboliek en romantiek uit andere tijden,
dan uit die vóór zijn geboorte en uit die,
welke hij zelf heeft doorleefd. Dit was voor
«en objectieve, wetenschappelijke beschou
wing een vereischte.
Alleen op punt 3 moet ik repliceeren. Uw
schijnbaar afdoend verweer houdt geen steek,
wanneer u dit slechts in aanmerking neemt:
U telde hier ten tweeden male nauwkeurig,
ik niet. Maar ... wanneer u alleen
nauwke'irig telt, is u niet nauwkeurig genoeg. U
laat dan andere factoren buiten rekening,
buiten beschouwing, die bewijzen, dat ik
ondanks deze tweede mis-telling de these
niet slechts mag, maar zelfs moet volhoudaE:
De Reis van Dante is door hem gesteld in
IbOl, niet in 1300.
U heb niets weerlegd van mijn twee andere
mathematische bewijzen, geput uit Deel II
Z XXIII v 76?79 N l en uit III Z XVII
v 80?81. U hadt du» tot heden nog niet het
recht mij als totaal verslagen voor te stellen,
U mocht wel beweren, dat uw juiste telling
naar I Z XXI v 112?115 N U in tegen
spraak kwain met mijn correcte tellingen naar
eerstgenoemde plaatsen. Deze tegenspraak is
slechts schijnbaar en wordt aldus opgelost:
Het eerste jaar van de gewone, Christelijke
jaartelling in de Middeneeuwen, dus volgens
den Juüaanschen kalender, duurde slechts van
25 December, den datum van Christus' Ge
boorte, tot '25 Maart, toen: Nieuwjaar. Het
eerste jaar duurde dus nominaal l'2 maanden,
reït'l 3 maanden. Christus werd gekruisigd op
2-j Maart. Nieuwjaar 35. Hij had toen vanaf 25
Dec. anno ], dat 3 maanden duurde, tot op
25 Maart, Nieuwjaar 35 geleefJ: 3 maanden
33 jaar. Aldus waren er vóór de 12Ü(> jaar,
waarvan in I Z XXI v. 112?115 sprake is.
voorbij : 3 maanden -f- 33 jaar, welke 3 maan
den volgens den Juliaansehen kalender
//elden voor l jaar. Als Christus dus, gelijk u het
uitrekende, den leeftijd van 34 jaar nog niet
had bereikt, waren dus op den dag van den
Kruisdood toch de eerste 34 jaar van de Chris
telijke jaartelling voorbij. Er waren dus op het
tijds'.ip, door Dante in l Z \ M v 115- -lis
be loeld, 34 -:- l!Mi! r= 13(10 jaar van die jaar
telling toor6>'j. Dus had de Rtis plaats in 1301.
Door geen rekening te houJen met het feit,
dat het eerste jaar daarvan rei 'si slechts 3
maanden duurde, is Uw gevolgtrekking
onjiü:t. Door hier mis te tellen heb ik aan
vankelijk gedacht, dat Dante in de telling
bij Christus' ln;ins<lu<..r afweek van de toen
gewone. Ah het zoo zou geweest zijn, kan
ik u op dit oogenblik nog niet met zekerheid
zeggen, of hij bier zou afgeweken zijn van
de denkbeelden omtrert het leven van Jezus
2Óó, dat hij daanloor in strijd z<n( gekomen
zijn met hetgeen de Kerk van Zijn leven
als onaantastbaar aanneemt. Dit zou ik
nader moeren onderzoeken.
Hij heeft zich echter aan de kerkelijke
telling gehouden, aan de gewone, toenmalige,
Juliaansche tijdrekeuing, precies als op de
andere plaatsen door in ij geciteerd vanaf de
(ieboortc en niet ab Incarnatior.ij. vanaf de
Menschwordin<i des Woords. De plaats zelf
uit 11 Conv. IV 23, door u en mij aangehaald,
bewijst het: ...Hij, die in het 34e jaar van
Zijn bestaan sterven wilde,. .", enz. Had
Dante gerekend vanaf de Menschwording des
Woords, dan had Christus' bestaan op aarde,
dat voor Zijn geboorte meegerekend, geduurd :
9 maanden + l dag + 3 maanden -f- 33
jaar l dag + 34 jaar. Dit laatste getal
strijdt met het cijfer door Dante zelf in II
Conv. IV 23 opgegeven.
En de reden, waarom Dante zich aan die
gewone telling hield, is dezelfde als die,
waarom hy de dagen van zyn Reis zooveel
mogelijk indeelde in perioden van 3 uur en
de banen afgelegd op de cirkels van Hel,
Louteringsberg en Hemel, in bogen vaa 16°,
30°, 45°en 90°: om zoo eenvoudig en daar
door zoo begrijpelijk mogelijk te zijn. De
indeeling der bogen op zijn weg door de Hel
vindt U bij III Z XXX, die daar aangegeven
moest worden on uit den vorm van Kring
VIII, de Helle-Roos van Malebolge, dien van
de Heilige Roos te bepalen. Door uit te
gaan van het beginsel, dat Dante zoo een
voudig moge ijk wilde zijn, kwam ik tot mijn
groote voldoening op soms verrassende wijze
tot de wis- en sterrenkundige reconstructie
van zijn werk.
Au spreekt hij wel in III Z XVI v 31?40
van den datum der Menschwording des
Woords vóór Christus' geboorte, echter niet
om hiermee te wy'zen op den astronomischen
grondslag van zijn heele reisbeschrijving,
maar alleen om aan te geven het geboortejaar
van zijn voorvader Cacciaguida en wel zóó,
dat daaruit de oen wentelingstijd van de planeet
Mars kan afgeleid worden, waarop hij diens
lichtgedaante ontmoet. Uit dit gegeren en
nog een ander in I Z XXIV N 21 betref
fende de conjunctie van Mars en Saturnus
in Sept. 1301 kan weer de stand van Mars
in III Z XVI worden afgeleid en daaruit
weer de stand van Jupiter in III Z XVIII.
Daar,getal l (zie III Z XV v.55?58)God voor
stelt, omdat uit dit getal alle andere getallen
worden afgeleid, gelijk alle zaken uit God
voortkomen, is dit m.i. een tweede reden,
die ik in Deel I nog niet opgaf, om den
aanvang van zijn'Reis te stellen op het
eerste uur van den eersten dag enz. van 1301.
Het was dus van mij geen hooghartigheid
Fraticeih'g meening te verwerpen, evenmin
was alleen een aanwijzing van Angelitti mijn
eenigste steun. Ook heb ik nooit, nergens be
weerd, dat men niet van de velerlei schoon
heden der Commedia genieten kan zonder
de wiskundige constructie er van te kennen,
maar daar deze een der voornaamste elementen
is van wat men dantesk"noemt, blijft deze,
zonder haar te begrijpen en zonder te weten,
wie II Veltro ia, volgsas katholieke opvatting:
God zelf, hopeloos moeilijk en duister voor
den gewonen lezer. Menigeen moet dan ook
bezwijkend na vergeefsche pogingen al hebben
hebben uitgeioepeu het welbekende: Lasciate
ogni speranza. Ik heb er heele aardige be
wijzen van, dat Dante -vereerders mij voor de
reconstructie en nadere verklaring van dit
werk dankbaar zijii.
Het spijt mij, dat ik genoodzaakt was tegen
u polemiek te voeren na een gunstige kritiek,
wam hiermee bewees u mij zij het dan
onw'.lhkeuriy toch een dienst. Daar u bij
mij evenwel meeningen a priori onderstelde,
waar dit niet het geval is en u deedt, of het
er niet zoo erg op aankwam te weten in welk
jaar de Reis door Dante werd gesteld, waar
voor een groot commentator als Philalethes
geen moeite te veel was, waar meerdere ge
leerden zich ernstig vonr inspanden, was
ik in het belang der Wetenschap daartoe
ptdwongen. Dit gaat vóór.
Hoogachtend,
Amst. 14 Sept. 1908. J. K. RENSHURQ.
Geaclite Hii;r lïensburg,
Laat ons even precizeeren.
1. Gij hebt, o m mathematisch vast te stellen
dat Dante zijn geüngeerden helletocht deed
in 1301, een berekening gemaakt, gebazeerd
op zijn door u vermeenden leeftijd. Ik heb
u aangetoond en gij hebt toegestemd: dat gij
u daarbij rergist hebt.
2 Gij hebt mij toen verwezen naar een
verdere toelichting, waar gij trachtlet dat
zelfde mathematisch te bewijzen, ditmaal
den levensduur van Christus tot basis kie
zend. Ik heb opnieuw u aangetoond en gij
hebt toegestemd : dat gij u daarbij vergist hebt.
Klinkt nu niet wat zonderling uw bewe
ring dat ik niet nauwkeurig geroeg ben?
En waarmee motiveert gij dat?
Hiermee: dat ik niet weerlegd hebt uw
twee andere mathematische bewijzen (andere
mathematische bewijzen of die vergissingen
dat ook waren!): a. een geput uit deel II
ea b. een geput uit deel III uwer vertaling.
Argu-nent a. Dante zegt in Purgatorio
tegen zekeren Forese de' Donati dat er geen
vijf ju AI sedert diens dood verloopen zijn.
Nu -.,-.; oept gij u op de autoriteit van den
cov.-uentator Casini, die den datum van
l cieee's overlijden vaststelt op 2^ Juli 1296.
? at is een vondst! 12% -j- 5 =. 1301, en
daar de tocht in Maart geschiedde, waren er
dus nog geen 5 jaar verloopen.
Het zou derhalve volkomen kloppen.
Eén ding bevreemdt hier zeer : nl. dat
Casit i toch ook wel in staat dat optel
sommetje te maken! desondanks den tocht
op 13 j O stelt.
Kan dit haast onverklaarbare niet door
verschil in de tijdrekening (het punt waartoe
ik telkens terugkeer) worden opgehelderd?
Uw verdere verwijzing naar een vroegere
noot vervalt, omdat dit een verwijzing is
naar een thans door u erkende vergissing.
Argument 6. Hier eischt ge wat veel.
Hoe zou ik iets hebben kunnen weerleggen
uit het Ille deel, uu dat deel nog niet eens
verschenen is?
Gij wilt u niet gewonnen geven: mij wel.
Maar gij zult toch wel wat betere mathe
matische bewijzen in het vuur moeten bren
gen, of ik vrees dat uw pozitie hopeloos
wordt. Ik moest denken aan 7,«kere Engelsche
generaals in den Zuid-Afrikaanschen oorlog,
die nooit ver;lagi>n werden, doch telkens een
acbterwaart.-'-concuntreerende beweging
vol?s u dan ten derden male.
Laat ik u even volgen in u -v betoog. Gij
geeft toe dat er eenige tegenspraak is tusschen
mijn juiste telling" en n\v correcte tellin
gen" (mis-telünj-en?). Inderdaad!.... Gij
vervolgt dan :
..Deze tegenspraak is slechts schijnbaar, en
wordt aldus opgelost :
Het eerste jaar van de gewone, Christe
lijke jaartelling in de Middeneeuwen, dus vol
gens den Juliaanschen kalender, duurde
slechts van 25 December, den datum van
Christus geboorte, tot 25 Maart : toen Nieuw
jaar."
Met dezen zin kunnen we het doen.
Ik zil u aantoonen dat gy hierin geheel
ernaast zijt.
1. Het eerste jaar van de gewone, Christe
lijke jaartelling, dus volgens den Juliaanschen
kalender...."
We weten dat er in de Middeleeuwen
tweeërlei Christelijke jaartelling was, die
rekenend van Christus' geboorte af, en de
andere van de Blijde Boodschap.
Maar... we weten ook dat de Juliaansche
kalender met deze beide feiten niets te maken
kon hebben, om de eenvoudige reden dat
die 46 jaren vóór Christus' geboorte werd vast
gesteld.
Uw dus" is dus hier zeer onlogisch.
Maar we zien verder:
2.... (het eerste jaar) duurde slechts van
25 December, den datum van Christus' ge
boorte, tot 25 Maart 1): toen Nieuwjaar."
Hoe kan dat nu ? !
In de Middeleeuwen werd,, gely'k gij voor
opstelt, de Juliaansche kalender gevolgd.
En volgens dien begon het jaar niet op 25
Maart, maar op l Januari. Dat was de Nieuw
jaarsdag. En na de verdeeling van het
Romeinsche rijk werd door de Christenen die
kalender gebruikt, behalve door sommigen
onder wie Dante: ik verwijs u naar
Paradiso XVI 34 sgg.: die. er een eigen
tvjdrekening op na hielden, rekenende van 25
Maart (Blijde Boodschap).
Door van den Juliaanschen kalender te
spreken en tevens 25 Maart (oen Nieuwjaar"
te noemen, haspelt gij twee tijdrekeningen
door elkaar. En dat dit tot hopelooze ver
warring moet leiden is duidelijk.
Ik kan dan ook veilig de moeite sparen
het wankele aan te toonen van uw verder
betoog, op zoo wrakke bazig gebouwd.
Wilt gij nu nog het laatste -woord ik
gun het u gaarne. Het derde deel van uw
vertaling zi« ik met groote belangstelling
tegemoet.
Als steeds uw dw.
W. G. VAN NOUHUYS.
Den Haag, 21 Sept.
1) Bij de Romeinen was 25 Maart de
feestdag van de Magna Mater, de Groote
Moeder der goden; 25 December van de
Onoverwonnen Zon. Gij weet hoe vaardig de
Kerk haar gedenkdagen op die der Heidenen
geënt heeff.
Bericliten.
ONUITGEGEVEN URIEVEN VAN KONINGIN- VICTORIA.
Een groot aantal tot nogtoe onuitgegeven
brieven van Koningin Victoria zullen worden
opgenomen in het dit najaar te verschijnen
werk Panmure papeis". Lord Panmure
was van 1855?1858 minister van oorlog in
het parlement Palrnerston, ten tijde van den
Krimoorlog.
MINISTER Wi.vsrox CIIUKCIIII.L, sinds kort
gehuwd, heeft in zijn bruidsdagen nog tijd
gebonden om met zijn uitgevers ian^e be
sprekingen te houden over zijn binnenkort
te verschenen boek My African journey",
waarvoor hij in zijn wittebroodsweken de
laatste hoofdstukken zal schrijven en een
keuze zal doen uit de beste van de menigte
photographiön welke hij in Afrika .nam ter
illustratie van dat boek.
Miss HABRADEN'S de vorige week versche
nen boek, dat tegelijkertijd in Engeland
en in Amerika uilkwam, wordt vertaald
in het Fransch, Duitse'"). Ziveedsjh en Ne
derlandsen.
COUPERUS PSYCHE verscheen in een
Engelsche vertaling van B. S. Barrington.
MUNTEN. Onder den titel Coins and how
to know them" zal van de hand van miss
Gertrude Burford Rawling. in dit najaar ver
schijnen een populaire geschiedenis1 van de
munten van 700 vóór Christus tot op onzen
tijd. Meer dan 200 afbeeldingen van allerlei
munten zullen in het werk worden opge
nomen.
Dat de numismatische kennis over het
algemeen niet zeer groot is bewijst het vol
gende: De tooneelspeler Tree zou eens op
treden als Julius Caesar. Hij liet prachtige
alliches vervaardigen op een der grootste
cffaciamt
t O cents per regel.
heeft sedert 190 jaar eene
onwankellare regulatie roor absolute,
zuiverheid en kwaliteit. Vraaijt
vu-en wijnliandelaar naar
jirocfflesscJieii.
Prijzen van /8.5O tot /8.5O.
Generaal-Agenten :
Koopmans & Bruinior, Amsterdam.
Noriaal-OiiuErkleedin
van
Proörö.
Eenige
Fabrikanten
rW.BengerSühne
Stuttpi
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr.157
K. F. DEtTSCHLE-BENGER.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE
Inlichtingen bij Ar t i", doorloopende
schilderijen-tentoonstelling aldaar.