De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 27 september pagina 7

27 september 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1631 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Mr. A. H, '? Mr. A. H. de Balbian Verster, in levens- en ?dienst-jaren, de. oudste Kantonrechter in Ne derland, te Tilburg, standplaats Oisterwyk, hy i8 78 jaar - heeft Donderdag 24 Sep tember onder groote en hartelijke deelne ming, van nit het geheele land, zyn 50-jarige ambtsvervulling herdacht. IniMMIIIIIIIIIlllimillllHIIIIMHIIMIIlllllimiMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIMIIIHIIM In memoriam B«üJ Je Bont Yan Kortenlioef. Amsterdam is altijd de klassieke stad der verdraagzaamheid geweest, waar men ook verdiensten van menschen die niet denken zooals men zelf denkt, weet te eerbiedigen en ik meen dan ook met een gerust gemoed zon der vrees voor aanstoot een kort woord van ?waardeering te kunnen wijden in De Am sterdammer aan hem die dit blad dikwijls zoo gaarne las en de verschijning daarvan met zooveel belangstelling verbeidde, als hij wist, dat er iets in zou staan dat hem genoegen deed, zooals uit een schrijvenvan hem aan mij blijkt. Zoovelen zijn er toch ?te Amsterdam, die hem hoogachting en vriendschap toedroegen, getuige onder meer zijn lidmaatschap van het Koninklijk Oud heidkundig genootschap enz. . De Bont heeft als geschiedschrijver van 't Amsterdamsen voorgeslacht moeizaam en met stalen ijver zich zelf moeten vormen ern als 't ware steelsgewijze. Men staat ver baasd, hoe hij, de man van zaken, die den heelen dag op het kantoor der firma Wijnand Fockink doorbracht, nog zooveel tijd wist te onttrekken aan zijn zuur ver diende rust en huiselijk genoegen om zooveel te lezen, te studeeren, op te zoeken in 't Amsterdamsen archief en elders en zoo veel belangrijks te schrijven. Behalve eene zeer groote menigte artikelen in de Na_ versober", Bijdragen voor de ?Geschiedenis van het Bisdom Haarlem", het Jaarboekje van Alberdingk Thijm" en andere tijdschriften, ik meen ook in OudHolland", verschenen van zijne hand ach tereenvolgens: Het geslacht Occo en het ?Gebouw van Barmhartigheid te Amsterdam 1893; Jacobus Buyekius exulans libenter". Mijn antwoord aan dr. E. Fruin 1896." Ge nealogische en biographische mededeelingen over de voorouders en afstammelingen van Joost Buyck Sybrantsz. Ridder, Schepen, Raad en Burgemeester van Amsterdam van 1582 tot 1578", 1902; de ambachtsheerlijkheid Kprtenhoef' 1902 (niet in den handel); de triptiek genaamd die van den Meester van d'Oultremont en Jan Joosten Scylder" van Haarlem.1903; de Regule"abdy vanEgmond haar stichting, bloei en verwoesting, naar deoudsteen jongste bronnen bewerkt." 1905. Al deze boeken, zoo eer in den handel, verschenen bij C. L. van Langerhuijsen te Amsterdam. Van zijne in tijdschriften ver schenen artikelen noem ik: die over de Nieuwe Kerk te Amsterdam, de BeeldBtormerij en de Glasramen in de Oude Kerk te Amsterdam, de serie artikelen o ver het Katholieke Amsterdamsche patrici aat der 17e en 18e eeuw. Verder schreef hij over Amsterdamsche schuil kerkjes, gaf lijsten uit van geestelijken te Amsterdam ^n ook handschriften van kloosters en nog kort voor zijn dood verscheen zijn uitgave van de statuten der susteren Regularissen des capittels van Holland" naar een hand schrift in zijn bezit. De onverdraagzaamheid van lui -die 't heel Amsterdamsen voorgeslacht vóór 1578, hun eigen, bloedeigen voorvaderen toch, of als onbeteekenend verwaarloosden, óf, op eenige gewone en geijkte uitzonderingen na, als dom, dweepzuchtig enz. voorstelden, maakte hem bitter en scherp. Geen wonder dat hij meer gevoelde voor den deftigen en geleerden schrijver van de zegepraal d«r Hervorming te Amsterdam", den ook onlangs overleden D. C. Meijer Jr., die van dit voorgeslacht getuigde: Neen zij waren geen schande voor Amsterdam, die burgemeesters van 1574 tot 1578, want zij hadden een overtuiging en beginselen en verdedigden dien. En aan ons is het, daarvoor eerbied te hebben, al deelen wij die overtuiging niet", dan voor den man die de zolderschuit met den uitgezetten magistraat en de geestelijkheid van Amsterdam nog een steen nasmijt: Ze {Joost Buyck 1) en zijn gezelschap) plagten ?weleer dikwijls samen te eten, namelijk het bloedmaal" zoo vaak er een ketter verbrand was." De Bont dit meedeelend is zich zei ven wel wat al te zeer meester en noemt den schrijver bepaald snaakseh", gebrek aan kenschetsende betiteling heeft hij overigens niet gekend, waar hij onver draagzaamheid en opzettelijke verdraaiing der waarheid heeft bestreden en heel hartig kon hu dan van een morspot in de ge schiedenis" spreken, en dergelijke pikante uitdrukkingen vloeiden hem van zelf uit de pen. Als het waar is dat alle genres" goed zijn, behalve het vervelende, heeft de Bont zeker daarom geen verwijt verdiend. Het zelfverwijt van den Psalmist dat hij verdraagzaam is geweest met de onver1) In de Bibliotheca Reformatoria vond ik een bewy's van de minder ketterbloedlievende gezindheid van-Joost Buyck. draagzamen, behoeft hij ook volstrekt niet op zich zelven toe te passen en dat is maar goed ook, want zoo de grenzen der uiterste toegevendheid te buiten gaande, versterkt men anderen maar in hun boosheid! Dan heeft 't oud-Hollandsch woord leer om leer, sla je mij, ik sla je weer," wel eens zijn goede zijde. Nooit echter maakte de Bont er anders denkenden op 't gebied van godsdienst of geschiedenis er een verwijt van, dat zij anders dachten: wetenschap, trouw en eer lijkheid heeft hij ook in zijn tegenpartij volgaarne en oprecht gehuldigd.Van prof. Fruin, met wien hu een zeer Ie vendige polemiek heeft gevoerd over Jacobus Buyck, pastoor der oude kerk te Amsterdam en zijn balling schap, zegt h\j vol sympathie: Drie honderd jaren later" (na den dood van Joost Buyck, oudoom van Jacobus voornoemd, te Leiden) stierf in datzelfde huis Prof. Dr. Fruin, die hoewel verre van ons staande op het stuk beginselen, met recht Neerlands grootste historieschrijver mag genoemd worden. Met trouwe, eerlijke, historische kritiek heeft hij geschreven over Joost en zyne vrienden." Ook als kunstvriend en verzamelaar van kunstwerken van 't voorgeslacht verdient de Bont huldiging. Geen lastige vermoeiende reis schrikte hem af om in musea als te Brussel, Berlijn en elders, ondanks zijne zwakke gezondheid in de laatste jaren, voortbrengselen van onze Nederlandsche meesters te gaan bewonderen niet alleen, maar ook te beschrijven en te laten photographeeren. In September 1907 reisde hij met mij nog naar het kasteel Nieuwenbroek onder Beesel, bij Roermond, om er de schilderijen van Hollandsche meesters als Pieter Aertziens en portretten van het Amsterdamsche burgemeestersgeslacht Bain Brouwer te zien. Bijdragen als de trip tiek van d'Oultremont, een oud Amster damsen familie-tafreel enz. leggen getui, genis af van zijn liefde voor onze oude kunst. Beter nog: door zyn medewerking ook kwamen oud-hollandsche kunstchatten in ons vaderland, zooals het portret van Jacob Buyck dat het museum Amstelkring siert. Dit museum zelf, eenig in zijn soort en zoo eigenaardige inrichting, een oud huis kerkje, kwam ook door zijn toedoen tot stand. Zijne verzameling oudheden en kunstschatten van Hollandschen oorsprong was merkwaardig en legde ook getui genis van zijn kunstmaak af. In zijn godsdienstzin en liefde voor kunst en oud heid was de Bont idealist, maar die vjor zijn idealen geld moeite en opofferingen veil had. De oude regale" abdij Egmond, door hem beschreven, eens Hollands glorie en sieraad, wilde hij weder zien verrijzen uit haar grond dien hij reeds had aange kocht en met den geleerden Nederlandschen BenediktijnteRome,WillebrandvanHeteren warenreeds onder handelingen, daartoa strek kende, aangeknoopt, toen de vroegtijd ige dood van dien geleerde zijne verwachtingen den bodem insloeg. Door de zorg der Regeering zal nu een gedenksteen de plaats der abdij aanwijzen, waartoe het terrein duor hem werd afgestaan. Ook een ander ideaal van hem gin? kort voor zijn dood in puin op: het behoud der Nieuwe Zijds Kapel. Wat in De Amster.dammer van l Maart 1908 zoo juist en schoon wordt voorgesteld, is niet vervuld. Ook de Bont behoorde tot de Roomsehen, voor wie het gebouw een Heilige Htede is, een voorwerp van piëteit, als voor ons het huis, waarin wij werden opgevoed." Ook hij behoorde daarenboven tot de kunstlievenden" en tot hen die Nederland's his torie graag levend zagen blijven op onze straten en pleinen en niet alleen in onze musea." Treurig deed het mij aan bühet doortrekken van mijn vaderstad onlangs. De Bont lag boven aarde en de kapel was al haar blauwen sluier kwijt" die hoog boven de daken der modern-prozaïsche Kal verstraat uitstak. Toch scheen de najaars zon vriendelijk over die gapende muren. Een droevige tegenstelling van dood- en zonnelicht sprekend van 't laatste wellicht zijner onvervulde iüusiën. Maastricht. A. J. A. FLAMENT. FalJloieSirasakt Met bovengenoemd kunstenaar is een der meest eigenaardige verschijningen, een der virtuosen Vin het zuiverste ras van ons heen gegaan. Sarasate was een man die zyn viool aanbad. Hij ging uit van het denkbeeld dat vioolmuziek geschreven moest worden om de heerlijkheden van zijn instrument te doen uitkomen. Niet zooalg vele zijner kunste naars -tijdgenooten, maar minder virtuoos aan gelegd dat de viool het medium was om de gedachten der gioote kunstenaars tot uiting H brengen. In onzen ty'd via meer ernstig muüek makea, is er voor een verschijning als Sarasate nauwelijks plaats. Toch speelde Sarasate met zoetea toon en onfeilbare techniek. On tegenzeggelijk was hij groot meester op zyn instrument. Zelfs by zijn laatste bezoek hier te lande, in gezelschap van mevrouw Bertba Marx Golachmidt, wist hij ondanks zijn hoo gen leeftijd, nog eerbied a/ te dwingen voor zyn kunnen. lu 1844 te Pamplona geboren, ontwikkeld^ zich zyn talent zoodanig dat hij reeds op tienjarigen lerftijd concerten gaf en van de Spaansche koningin Inabella een Stradivarius ten geschenke kreeg. Van 1856?59 was ny leerling. ?an Alard aan het Conservatorium te Pary's. Daarna bereisde hy Europa en Amerika. Verschillende componisten van naam, o. a. Lalo en Max B ruch, droegen hem compositiën op. Zelf componeerde hij o. a. Mop. Een van moderne schilderijen en teeke ningen, op 29 en 30 Sept., te houden door de firma Roos en Co. in de Militiezaal op het Singel. De stukken komen hoofdzakelijk uit de collectie's mr. Van Vliet te 'sGravenhage en mr. Reders te Amsterdam. Vei lingen hebben een eigenaardige aantrekke lijkheid; onder veel, en velerlei, middelmatig goed coulante marktwaar ook, doch van inferieur kunstgehalte heeft men er zoo dikwyls verrassende ontmoeting met wer ken, die men soms kent, soms ook nooit gezien heeft, en die daarna weer verdwijnen, opgeborgen worden in een verzameling, wie weet voor hoelang. Deze veiling heeft meer dere aantrekkingspunten. Van de Weissenbrnch's o.a. het hier gerepro duceerde schilderijtje van omstreeks 70, ietwat porceleinig nog van kleuraspect als zyn werk toen wel eigen was, maar toch een keurig, aantrekkelijk stukje. Behalve dit een aquarel van veel later. Maar belangwekkender is Roelofs er vertegenwoordigd met een vijftal schilderijtjes. Twee zyn er opmerkelijk om een dichterlijke gestemdheid, die er zich in trachtte te uiten; een ander klein stukje, No. 166, is van Roelofs krachtigste ea meest volkomene werken, 't Is een voortreffelijk staal van dezen vroeg-modemen Hollander. Een in 'n wat grauwen toonaard gezette studie maar van een zilverachtige fijnheid van een duinparty met een plas op den voor grond, is er van W. Maris; en van dezen mede een aangewasschen teekening, die aan stonds opvallend is. Voor zulke weinig opzien barende dingen, doen de machtige schilders kwaliteiten van dezen grootmeester zich toch nog wel erkennen! De studiekop van Jacob Maris werd als authentiek gedocumenteerd er is ecbter veel be:er, of echter, werk in dien ly'n uit zijn vroeger tijd. Van Israëls een blond zeegezichtje, van zijn beste soort in dit genre en een kleine maar mooie aquarel, voorstellend een vrouw met kind. Isaac Israëls ziet men er, met meerdere schilderyen, aquarellen en pastels, in zyn origineele en kostelyke eigenschappen - met zijn tekort komingen en onvolledigheden ook soms. Van Bosboom is er een heel vroege teekening van den Dom te Keulen. Van Ribot een karakteristieke pochade, een strandgezicht, opgewerkt uit een zwarten ondergrond; een landschapje van Corot is wel geteekend, maar dunkt me zeer twijfelachtig eveneens een Courbet. Op een veiling is er allerhande; er is ook veelal gelegenheid tot vergelyken Zigeuner weisen, die een tijd lang door alle violiste» met voorliefde gespeeld werden, maar waarin toch niemand den componist evenaarde wat betreft lan en gratie. Men kan van Sarasate zeggen dat hy het erfdeel van Paganini aanvaard en gehoed heeft tot in het laatst van zijn levensdagen. ANT. AVBRKAMP. Teelenmaatscliappij. Pnlciiri, (Notities). Ge zocht gaarne op een t ntoonstelling van deze Teekenmaatschappij velerlei voortreffely'ks; ge vondt dat sinds lang niet meer en ge verleerdet veel te ver wachten. De leden die konden ten toon stellen en kleur geven aan deze tentoon stelling doen dit te spaarzaam; de enkelen die benoemd, verzocht, aangezocht, moesten worden, worden niet gevraagd om deel uit te maken. Veel onbelangrykeren worden gekozen. Het gevolg is steeds verdere ach teruitgang. * * * PI. Arntzenius (2?7). De draaimolen (2) en het stadsgezicht (6) zijn de minst slechte van deze waterverfteekeuingen. In 2 is ietwat be reikt van het dwaas versierd zyn van deze soort verrukkelijke kermis-spellen, en het stadsgezicht bezit in de straat ietwat van de eigenschap der Ruimte. De wolken daar boven zijn niet geslaagd. In Aan het Strand is, naast velerlei zwaks, de zandhonp niet weergegeven noch in schoonheid noch in juistheid; de figuren in de strandstoelen zyn wel niet gelukt. De gemakkelijke uitingen van Arntzenius missen belangrijkheid. Hans ton Sarlels Maaier heeft een Zon die als een kartets open springt in licht, maar weinig van licht het schilderij vervult. By M. Bauer's Nieuwezyds Kapel is de opmerking te maken dat het juist niet gaf waarvan het in de eerste p'aats een voorstelling is: een gebouw. De schets geeft de pilaren in zoodanigen stand als een kunstwerk niet gedoogen kan. Suze Robertson's Ernstige Lectuur vertoont haar gebrek, rauwheid, te zeer. O ver de Slommer's valt haast niets te zeggen dan dat de prijzen zeer geslaagd zijn, maar niet het werk. De Srït's zijn niet gelukkig onder zyn werk. Er is maar even in te constateeren, wat in beter werk ruimer aanwezig was, dat het licht wat beweeglijker wordt, meer geva rieerd, ea wat blanker tevens in sommige schilderijen. Van Jan van Essen is het prentje het Werfhondje" te noemen, van Th. van Hoytema de Leguaan, en de Doode Big, waarin iets van gevoel is van een Duitsch primitief. Mastenbroek» licht verdeeling is in te kleine partijen onrustig. Van W. Roelofa zyn te mel den de Asters, maar waarin de achtergrond links te veel naar voren komt, en de pastei Waterwild. Hierin is echter tweeërlei licht: een wit kamerlicht op de vogels, een geel licht op het overige. Sluiter'» twee kinderen zijn zwak en on-schoon; hoe 'k Witaen vind schreef ik pas. De fout in de Isaac Israëls, die eer delicaat van kleur werd, is dat de beweging in de vrouw zoo sterk gegeven blykt dat ze voor mij het werk de noodige rust niet geeft. De kleuren (niet de vormen) van de Jozef Itraëls in hun vlietend wemelen zijn met het portret door Jan Veth van zijn Vader, met pietas gemaakt, en de kleuren in de Hoytema's (De guaam, Doode Big) het aantrekkelijke te midden der verdere armoede. PLASSCIIAERT. van verschillende kunstsoorten. Van de vorige generade is er een ander en met name van de hoofdlieden B. C Koekkoek en Verboeckhoven. Buiten het genoemde is nog meer dat belangstelling kan wekken. Bijv. eenige dierstudies in rood aard van Mauve. Ik noem nu no» de namen Poggenbeek, de Haas, Bastert, Ittz, de Bock, Voerman, Karsen, Wiggers, Arntzenius, Bles o. m. Ik vergat haast een amusant schildery van J. van Looy, den knappen maar wat methodischen schilder, dien men zoo weinig ontmoet. Kijkdagen Zondag en Maandag a.s. W. S. * * Antipittiten. 6 October wordt er een veiling gehouden van een ruim gesorteerden voorraad porse lein en aardewerk, en meer andere voor werpen van oude gebruikskunst. Bovendien een kleine collectie oude en moderne schil derijen, teekeningen en prenten. Te houden door J. Schnlman in de Brakke Grond. Daai ik de verzameling niet zag kan ik er niet nader van meedeelen, alleen dat da cata logus verschillende kostbare stukken antiek" er aanduidt. Kykdag van 2?4 Oct. W. S. zicur. Reprjluctie der schilderij van J. H. Weissenbrnch. P, l, Mfller. t Door den dood van P. N. Muller heeft Amsterdam weder een zijner Mannen-vanjeteekenis" verloren. Al zweeg hij in de laatste aren, vermits zyn hoogen leeftjjd, hij bleef ,ot enkele weken vóór zjjn dood, een verossing uit smartelijk lijden, in al wat land en stad betrof, vooral de stad, levendig >elang stellen. P. N. Muller was de Mercator sapiens", zooals professor Barlaens het ideaal van een coopman teefcende, bij de opening van het Amsterdamse h Athenaenm. Behalve aan zijne Bezigheden als koopman, wijdde hij zich aan iet openbare leven en aan het schrijven van al wat zyn geest bezig hield, in de eerste plaats: aan den aandel. Vele jaren heeft n y in De Gids de handelsverslagen van Amsterdam besproken.Hij schreef ook in het Algemeen Homdekblad en daarna in het dagblad De Amster dammer onder redactie van J. de Koo. De Gids van 1855?1889 bevat zeer vele kritieken en studiën van zyn hand. Tot de voornaamste behooren: O ver, den Nederlandschen koophandel; De vrijheid van handel en scheepvaart; 0?er zee-assurantie; Directe stoomvaart op Java door het Snez-kanaal; Een woord over onze koloniën; Neerlands jongelingschap en Neerland's handel; Het hooger onderwy's te Amsterdam, een woord van den handel; mr. J. L. de Bruyn Kops; Onze consuls; C. F. Stork; Anglomanie; De Zondsche tol; Moderne Alcehmie, eene handelsstudie; De haven van Londen; Bichard Cobden; Whittington en zijn kat; Florence van 1200?1345, eene handelsstudie enz. In 1886 heeft hy in een fraai artikel Potgieter op de Beurs" geteekend. Ook in andere tijd schriften als De Economist komen studiën en kritieken van hem voor. P. N. Muller is vele jaren lid van den Amsterdamschen gemeenteraad geweest, heeft zitting gehad in het bestuur der kiesvereeniging?De Grondwet", deel uitgemaakt van de Provinciale Staten van Noord-Holland, en bedankt voor lid der Iste kamer, waarin hy verkozen was. Als koopman stond P. N. Muller bekend ala lid der firma Muller en Eeese, vervolgens P. N. Muller & Co., het laatst als Muileren Calkoen. Om zijn groote kennis van handel en finantciën is hij commissaris geweest van vele financieele instellingen. P. N. Muller is deze week op den dag zijner geboorte verscheiden, 87 jaar oud. De OWo-rol, een (De poëzie van het spel). Vondel: A.dam in Ballingschap". Adam: lek zie de spoockery, en hoor het nachtgeraas Rondom iny heenen, zie de rokerijen klimmen Van onder op, en hoc ze ons dreigen en begrimmen. Shakespeare, Othello". Othello; Whip me, ye devils, Froni the possession of this heavenly sight! Blow me about in winds! raast me in sulphur iï'ash me in steep-düwn gul ? s of liquid jire.' In deze twee aanhalingen uit de genoemde tooneelspelen van Vondel en Shakespeare ia ongeveer eenzelfde zielstoestand weergegeven. In beide nl. is de waanzia gelegd. Indien ik hu eerst op de verzen zelve let, on my afvraag, hoe de indruk van waanzin door den poëet gegeven wordt, dan bevind ik, dat het gevoel voornamelijk gewekt wordt fantaititch, d i. dtor het bewogen beeld. Want dit is van alle poësie de innerlijke wet, dat zij ont staat uit ontroering en dat de ontroering het beeld schept. En zóó is een van de middelen waardoor de ontroering meegedeeld wordt aan het ontvankelijke publiek. Want het beeld wekt de fantasie, en in het geziene beeld wordt de ontroering gevoeld. En indien ik hierna mij herinner hoe de gecursiveerde regels van Vondel door Pierre Mols, en van Shakespeare door K. v. Dyk zyn gezegd en geacteerd, dan zie ik dat in die verschillende wijze de oorzaak ligt van waarom ik Mols een poëet noem, en het spel van v. Dijk mg zonder eenige aandoening laat. Ik wilde wel, dat het gebaar, het fantastische waanzin» gebaar, waarmee Mols de woorden (itk) zie de razeryen klimmen Van onder op begeleidt, en waarin de werking is van groeiende vlammen of toedringend water, op de een of andere wijze was te reproduceeren in een graphiscübeeld, 1) zooala ik in het algemeen wel wenschte, dat-iedere «ctie, die artistiek belangrijk genoeg is, be houden blij ven kon. Photographische repro ductie is alleen voldoende ter weergave van de gezichtsexpressie en het ooglicht. Maar voor het gebaar is er de bemiddeling noodig van den graphischen kunstenaar, die in de ontroerde en schoone lijn van zyn teekening den eenheids-indruk van de wisselingen van het bewogen spel samenvatten kan. De Grie ken hebben zóó menige tooneelspel teekening op haar vazen geschilderd. En ik denk dat indien ons tooneelspel zich schoon ontwik kelt, de begeleidende teekening wel volgen zal. Het spel van Mols is tegen een rustigen 1) Of in een statuetje.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl