Historisch Archief 1877-1940
Ko. 1632
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
een mannenbond voor vrouwenkiesrecht
op beteren grond.had kunnen verdedigen,
dan op dien, door hem als het voor
naamste genoemd; het scheppen van
een degelijker huwelijksmateriaal voor
hoogstaande! mannen. Zeker bestaat er
reden om het vrouwenkiesrecht te ver
dedigen gelijk op de Haagsche
kiesrechtmeeting Mevr. I)r. Aletta Jacobs dit met
zooveel vuur heeft gedaan, wijl het een
recht is voor vrouwen, waarmee
zoovelerlei rechten samenhangen, en hoe
sympathiek zou het geklonken hebben
bij de stichting van dezen mannenbond,
indien de heer v. Straaten op den voor
grond had gesteld, dat hoogstaande
mannen, niet vragen in de eerste plaats
naar de voordeelen, die zij als sexe er
van hopen te genieten, maar dat zij,
ook al ware het nadeel voor hen bewezen,
voor vrouwenkiesrecht zich zouden
inspannen, wijl zij te hoog staan, om de
helft der natie onder onrecht te laten
gebukt gaan. Een: hier staan wij, mannen,
wij kunnen niet anders, ons geweten
dwingt ons, had behooren te vreerklinjien.
En dit in plaats van demededeelingdat
men in den Bond zou opnemen, voor
standers van vrouwenkiesrecht, die niet
geneigd zijn lid te worden van een
organisatie die ook vrouwelijke leden in
haar midden heeft." Foei, welk een laffe
leepheid, en welk een gebrek aan geest
drift op dezen stichtingsdag!
Het vrouwenkiesrecht begeeren wij,
maar vooral de verkiesbaarheid der vrouw
voor de vertegenwoordigende lichamen.
"Wat hebben de mannen, in hun alleen
heerschappij, van Staat en maatschappij
gemaakt, en wat zijn de parlementen
zelf geworden ?
De duffe werkplaatsen van het op
juridische leest geschoeide mann
n-intellect, bij ons te lande nog vaak vereenigd
met een dogmatisch, scolastisch," anti
quarisch gedresseerd hersenleven. En hoe
zou dit tot iets anders kunnen leiden dan
tot den meest langdradigen, de on
vruchtbaren, den in ijdelheids vertoon en in
haarkloverijen zich verliezenden wetgevenden
arbeid, welke een e wetgeving te voor
schijn brengt, die zich zoozeer door hard
heid onderscheidt, wijl zij buiten het
gevoelsleven ontstaan is ?
Moet dit niet zoo zijn, waar mannen
alleen, zonder eenig tegenwicht, zonder
ook het tegenwicht door de natuur zelve
aangewezen, de vrijheid nemen regeering,
bestuur, regeling van alle mogelijke be
langen, zoowel geestelijke als stoffelijke,
naar den aard van hun eigen neigingen
en inzichten, als heeren en meesters der
Schepping het aanzijn schenken?
Wij weten wel, dat wij hier genera
liseeren en er van uitzonderingen en
nuances sprake kan zijn, waartoe in dit
beperkt bestek de gelegenheid ontbreekt,
maar is het te ontkennen, dat de wet
geving naar strekking en uitgestrektheid
treurig achterlijk is, bij hetgeen de
ethische zijde van het staats- en maat
schappelijk leven eischt. En dat is, naar
onze meening, voor een goed deel te
verklaren uit de eenzijdige samenstelling
van het parlement. De natuur heeft de
menschheid man en vrouw geschapen:
de man met zijn physiek-krachtiger,
meer tot aanhoudend overleggen en
ondernemend handelen, op het materieel
leven gericht wezen, dat door het gevoel
beheerscht tot groote daden voeren kan;
de vrouw, de zwakke sexe, bedeeld met
zachtere aandoeningen, teerder van ge
moed, fijner ook van
zedelijk-waarnemingsvermogen, van nature geneigd tot
toewijding en zelfverloochening en zou
dan in een parlement, waarin inan en
vrouw als gelijken zitting hebben, bij
alles wat het ethische in de wetgeving
, betreft, het recht, de waarheid,
demensch'lievendheid, de eerlijkheid, ook het ver
stand, van de^e samenwerking niet den
invloed ondervinden ? Stel zulk een par
lement eens voor een oorlogsbegrooting,
voor vragen van opvoedingen onderwijs,
voor sociale belangen ? kan men meenen,
dat het gevoel van de vrou w zou nalaten
het intellect van den man, met zijn egoïs
tische bekrompenheid, te louteren ?
Maar dan ook een parlement, waartoe
de vrouwen in gelijken getale worden
geroepen als de mannen. De vrouwen
door vrouwen, de mannen door mannen
verkozen, al zullen ook bij een zoo
samengestelde volksvertegenwoordiging,
uit den aard van het parlementaire werk,
zekere schikkingen ontstaan, waarbij tech
nische en zuiver materieele onderworpen,
aan de mannen ter behandeling worden
overgelaten- Doch een volslagen man
nen- en vrouwenparlement voor den
geheelen wetgevenden arbeid, waarbij het
zedelijke, het humanitaire, het recht ?
en wat men met een slecht woord ^filan
tropie" noemt, betrokken zijn.
Dit is voor ons het groote doel dat
de nog zoo zwakke
vrouwenkiesrechtbeweging behoort te beoogen. En al ziet
men den dag, waarop het bereikt zal
?worden, nog verre, eenmaal, wij zijn er
vast van overtuigd, komt deze
parlementshervorming, waaraan alle beschaafde
volkeren behoefte hebben, ten voordeele
van mannen en vrouwen, van
hoogstaanden en laagstaanden, van rijken en
armen, volwassenen en kinderen.
Staat en maatschappij geplaatst onder
de hoede van mannen en vrouwen ?
ziedaar een ideaal, waarvoor het de
moeite vraard is te strijden, opdat er
een betere toekomst dage, dan het ver
leden en het heden, die beide in de
politiek vergeten, dat om het bijbelsch
uit te drukken: God de mecschheid heeft
geschapen als man en vrouw.
D. K.
Persoonlijkheid, door SAMUEL GOUDSMIT.
Amsterdam, Van Holkema &
Warehdorf (1908),
Elk mensch, die zijn eisenen in 't re
delijke" stelt, zal erkennen dat dit boek
schappelijk is uitgegeven. Het papier is
goed genoeg, de druk zeer leesbaar en er
bevinden zich geen malle lijngrimassen
onder het worwendsel van bandversiering
op den omslag, die men
sympathiek-roodekool getint mag heeten. En toch ... hoezeer
zou de uitgaaf nog winnen, hoe belangrijke
aanwending van energie (die nu wel ver
spild schijnt) ware ons bespaard, indien
het werk aan de achterzijde, naast de vele
en fraaie annonces, een inhoudsopgaaf nik
was. Dat zou ons waarlijk aanmerkelijke
tijd en moeite uithalen, die wij thans ge
noodzaakt zijn te besteden aan de opspo
ring van het feit, dat Persoonlijkheid niet
n, maar verschillende verhalen bevat.
Nu zijn wij, weliswaar, niet meer der
mate van gisteren, of wij weten, dat het
nog niets zegt voor zijn innerlijke geaard
heid, dat een boek maar n naam draagt.
De toenemende verbastering der tijden
heeft ook op dit terrein haar treurige
sporen (of stempels) gedrukt en waar men
voorheen nooit verzuimde als ondertitel
secuur en naïef te stellen: en andere ver
halen", als er ui. nog andere verhalen
waren, verheelt men thans deze, ik mag
zeggen, verzwarende, omstandigheid en ge
draagt zich of men niet weet, dat de
historie, waaraan het gansche boek zijn
naam en oppervlakkige waardeering ont
leent, reeds op pagina 15 onherroepelijk
eindigt. Om echter op de laatste pagina
en een berouw, dat nog juist niet
telaat komt, is een gelukkig verschijnsel
ootmoediglijk de fout te erkennen in de
Inhoudsopgaaf, zijnde een eerlijke lijst van
de onsamenhangende ontroeringen, die het
boek in onwezenlijk verband houdt.
Doch thans schijnt ook dit late naberouw
overwonnen en neemt menig werk, driest
en cynisch, de allures aan of de verschil
lende verhalen even zooveel hoofdstukken
vau n verbaal zijn. De argelooze lezer
kan aldus re»ds tot ver in de derde ge
schiedenis zijn doorgedrongen, eer de toe
nemende verwarring in zijn begrip hem
behoeft te waarschuwen, dat er iets ont
breekt aan de logische volgorde der ge
beurtenissen en de continuïteit der personen
in het verhaal.
Zeer tot schade van zijn benul, voor de
rest zijns levens!
Het is daarom dat wij, dio vaak vele
boeken moeten lezen, de schrijvers, maar
vooral de uitgevers, sineeken: keert terug
tot de zeden van weleer en tot die brave
oud-Hollands jh-degelijke bijvoeging: en
andere verhalen", ten ontijde voor een
Frarisch-wufte neiging tot sierlijkheid ver
laten. Ons volkskarakter zal er bij winnen,
terwijl er toch immers nog genoeg lange
verhalen in twee deelen overblijven voor
de leesinrichtingen en om te bewijzen, dat
wij zoo noodig ook wel heele romans kunnen
schrijven.
Als Europa daaraan twijfelen mocht...
Met-dit-al zijn deze overwegingen enkel
een inleiding, die... feitelijk nog tot niets
inleidt, wijl het immers ongepast ware op
denzelfden toon over het uiterlijk van het
boek en over zijn geestelijken inhoud te
spreken De auteur Samuel Goudsmit toch
behoort ook blijkens dit derde zijner werken
tot de eerste besten der jongeren, en een
met wien men maar niet zoo gauw afgedaan
heeft, om zijn kwaliteiten, zoowel als om
zijn gebreken.
Van de zeven stukken in den bundel
staat Belijdenis geheel apart, liet is een
soort van extatisch visioen van do toekomst
der Joden, een bepeinzing van den staat
van 't Joodsche volk en ik kan niet zeggen,
dat ik bizonder verzot ben op die soort van
lectuur. Het lijkt wat te lyrisch-sentimenteel;
er is wel taaiwellust in na te voelen, men
vindt er ook gedragen ritmische zinnen,
doch de zelfvoldane bewustheid, de opzette
lijkheid (niet zonder herinneringen aan Van
lieyssel e. a.) van deze passioneele lyriek
maakt het gerecht niet volkomen geniet
baar, En er staan ook teveel uitroepteekens
en o's! in. De overige stukken zijn van
novellistischen aard en vol van dio fijne
levensaanvoeling, die ook uit Goudsmits vorig
werk tot ons kwam, die zijn kracht is en
zijn zwakheid tevens. De teere schakeeringen
in 't gevoel, de vluchtige tragische momen
ten in de monschverhoudingeri, waar,
schier zonder uiterlijke dramatiek, de stille
slagen geleverd worden van het gevoel,
de jubelende of verslageie, triomfante, of
gebrokeue en gemarteld stervende gevoelens,
die naar buiten geen teekenen hebben dan
een tfitsing van het oop', een verbleekonde
wang, een nerveuse onrust dor handen, zij
zijn het domein van dezen kunstenaar en
hij smelt en ciseleert, naar echte
goudsniitswijtfê, mjii woorden om weer te geven
wat tot nog toe geen naam en geen klank
had. En deze taal wellust, deze hartstochte
lijke verinniging van expressie om het
schier ongrijpbare te grijpen en te doen
aanvoelen do vluchtigste aangolvingen van
het gevoel is het complement of de weer
zijde van zijn psychologische gevoeligheid
en er niet van te scheiden in kracht en in
zwakheid.
"Want zooals h\j in 't gevoelige soms over
den schreef der waarschijnlijkheid gaat,
zelfs stevig misslaat in zijn moreele waar
deeringen en week en sentimenteel-vulsch
wordt, zoo kneedt hij ook raak met al to
passie-bevende, handen in onvasten greep,
zijn taal tot een raren knoeiboel van
zinlooze woorden in een hakkelend ritme.
Het allereerste stuk Persoonlijkltcidleiwi
al het bewijs van Goudsmits tekortkomingen.
Er is spraak van een jeugdig romanschrij
ver, fier individualistisch kunstenaar, die,
arm, verloofd is met eeu rijk meisje, dat hem
aanbidt en ten deele onderhoudt, maar verder
dan ook alle fijner kunstgevoel ontbeert.
En ziedaar des jongen kunstenaars op den
duur duldelooze grief. II ij voelt de vaart
zijner ziel opwaarts, de vrij-machtige uit
leving van zijn godgelijk individu belem
merd, bekneld voor zijn verplichtingen
meegevoel, vriendelijke omgang,
viuschartistieke conversatie die de verhouding
tot het meisje hem oplegt. En dus krachtvoJ,
schoon met bloedend hart, verscheurt bij
dien band, tot waarachtig zielsverdriet van
het bedoelde meisje. Thans echter kan hij
zich uitleven in zijn werken." Maar...
helaas! de wereld blijkt van zijn kunst
niet gediend en nu doet het eeuwig,
comischtragisch geval zich voor, dat de kracht ge
broken, de titanische uitviering van levens
kracht verhinderd wordt door zoo iets
verachtelijk» als het gemis van een boterham.
Steeds nijpender wordt zelfs dat gemis
en als het tot zijn allerergst gestegen is,
dan verlangt de jongeling berouwvol terug
naar d-e vleeschpotten van het verbroken
engagement en verzoent zich voorgoed weer
met zijn goedig meisje ... Nietonmenschelyk
zeer zeker! Als de honger iemand knijpt
en knaagt, wie is dan sterk genoeg te
weigeren als hem Luilekkerland tegen lacht.
nog wel met een liefhebbend aanhankelijk,
meisje als milds poorteres!
Maar zoo wordt het geval niet voorgesteld
en voelde de auteur het ook niet, geloof ik.
Het gaat hier alles op aanmerkelijke ziele
hoogten toe en de boterham is nauwelijks van
beteekenis, een gering emolument, meerniet.
Niet zoo doet de auteur het voorkomen, of
uit de materieele abjectie, waarin gebrek en
ontgoocheling den jongen kunstenaar stort
ten, verlangt hij terug nair de reinheid,
het comfort, die welstand geven kunnen,
en hij, weerkeen nd let wat hij versmaad,
nu ook een uiterst droevig figuur ge
maakt. Dit ware volkomen in orde geweest.
Maar de schrijver doet, of de jongeling van
voorheen, die zijn meisje den bons" gaf,
nog dezelfde kan heeteo, als de schrale
hongerlijder, die op een regenigen avond
bij haar binnen komt strompelen, om
notabene, wijl hij gebrek lijdt, de liefdesverhou
ding maar dadelijk weer op te vatten en hij
dusdoende eigenlijk nog de genadige, zich tot
een edelmoedige concjssie vernederende is.
En de figuur van den jongen n die van
het meisje hier blijkbaar misteekend,
geven een anderen dan den bedoelden
indruk, wijl de schrijver al te zeer met den
eersten meevoelt, ja, haast zelf die miskende
talentling is, voor het meisje daarentegen
weinig anders voelde dan wat neerbuigend
medelijden. Dit onbeheerschte en
onbezonkene nu, deze per slot van rekening zwakke
lyrische passie, die er niet toe komen kon
zich sterk te objectiveereu, vindt men trecies
zoo in de taal weer.
Goudsmit spreekt van klang" en nik"
inplaats van klank en knik, omdat hij niet
beter weet, of' omdat die woorden toevallig
gemakkelijk in zijn gehoor vallen.
Dat zij hier een bizondere functie zouden
hebben, kan men ten minste r.ergens ge
waar worden. Verder komen er, in de fello
begeerte vooral beeldend te zijn,
zulke-zinsfruuiigheden:
Hij lachte even genoeglijk-afgemat bin
nen den baard-omhang van z'n p-bleeke
gezicht en nikte met z'n hoofd, waar z'n
slappe hoed ophing, in den neerval op de
stoel", (bl. 101).
Als kruiende ijsschotsen bij dooiweer, is
hier bedoeling op bedoeling geschoven,
feitelijk meedcelingen op gezichts-indrukken
en weei-gevingen van gebaar, een heele
wereld in een paar stooteude, hijgende
zinsbrokken geperst, die niet samenhangen en
afschuwlijk van klank en zonder ritme zijn.
De voorbeelden van dergelijke
akeligheden liggen voor den greep. Ik doe er een
en vind: Hij wond zich op, al gistender" ...
(bl. 110) en Toen dacht zij een enkel mo
ment, zich giian latend naar de diepere,
engere ruimte van het verbeelden, daar waar
nooit binnengaat het wil-verstand als
in een grot waar hangen ingegrift hardere
levensdingen alleen de wijzen mogen
lezen, wieii al de leegte van't bestaan
doorhuiverd als hij nu... dood ging,
Herman ... 't kon toch, hij was zoo zwak,
moest nu al weer «auw rust gaan nemen
een heelen tijd dan stond ze daar, rillend
in alleenheid en ,lohan zou blijven...."
(bl. 121).
Dit is een zin, weet u, of een reeks bij
zinnen of... niets anders dan primitief
gestamel, dat enkel bedoelt precies te volgen,
wat er in die juffrouw haar hoofd omging,
maar om de woorden en den zin verder
niet maalt. Zoo wordt het nu, met al die
fjiKtende ujncinding en die harde dingen,"
die in yrijri-'t zijn, terwijl zo hangen, een
soort van tiamojeedsche taal en wel
bizouderiijk Samojeedsche onzin, omdat Goud
smit het geduld niet bezat of de kracht zijn
visie zoolang vast te houden, tot hij het
zuiver beeldende woord en den juisten zinval
gevonden had. En dit beteekent wel de
echte docadenco na de Tachtigers, verzwak
king der kunst-kracht van zoo menigeen
tegenwoordig', waardoor de eigen aard en
deugd dier Tachtiger-beweging tot in 't
karikaturale wordt verwrongen. Xij maken
hulpelooze en krampachtige bewegingen om
't ware woord te «rijpen, vinden het niet,
vergenoegen zich met 't ongevecre, zetten
er gauw nog eenigo van dat zelfde kaliber
naast, om hun geweten gerust te stellen en
intusschen den indruk van sterkte en vol
heid te geven, tot het een poespas wordt,
zóó griezelig van glibberige wendingen op
en over elkaar, als een Mand met dunne aal,
dat geen Christenmensen daar lang naar
kijken kan.
Het waarlijk reeds klassieke voorbeeld
van deze soort decadentie is de heer (Juerido,
van wien het sedert wel uitgemaakt mag
heeten, dat zijn kracht eigenlijk zwakheid
beteekent, onbeheersohte impulsiviteit ofte
prikkelbaarheid, die de ijdelheid voor
machtige passie aanziet en zonder controle
op den openbaren weg laat. Ouerido is een
type, een pracht van een Decadent, van
wieu een ontzagbaren invloed is uitge«aau
op gelijk gestemde maar slapper
geestdriftelingon.
(Jok op Goudsmit, al meent men ook
lang niet zelden Van Dcyssel en Aletrino
in zijn proza te vinden.
Laat men nu echter niet meenen, dat
Goudsmit iemand is die maar zoowat on
beholpen woord j 3s zonder veel zinsverband
en bouw necrkrabbelt. Een soort van school
jongen, die beter deed te pogen fatsoenlijk
stijve zinnetjes to maken, net als iedereen.
Zeker, Lij verwaarloost den zin, en hij
floddert raar mot woorden, waaronder maar
zelden het volkomen zuivere ie vinden is.
Edoch . .. wij mogen wel bedenken dat hi;
wil uitspreken wat nog nooit gezegd werd:
diepere, meerdere, fijnere gevoelens en stem
mingen, dan dio van ons dagelijksoh gebruik
zijn. Dat is individualistisch zeer zeker,
i maar toch nitt zoo uitsluitend-persoonlijk,
of wij kunnen het vaak navoelen, dwars
door die zonderlinge woorden heen, die
met groote, onbeholpen gebaren nergens
naar schijnen te wijzen.
Zoo dit fragmentje:
Ja, hier binnen had hij zich straks zoo
rijp gelukkig gemerkt: buiten geweten de
feestelijke vaart van den dag met zon en
veel blij-sterk levensbeweeg en in het
huis, zoo geschurkt in den canapéhoek, de
hindernissen ran het geluid tot neurieruat
afgebouwd, omkamerd tot schemerzaog den
ommevaart van het licht, en in den rijnen
weelderuisch van 't vertrek, de vachtzachte
warmteaai van 't voorname gegloei uit den
hoogrossen haardbuik, die dofroode
glansrekken speelde langs de meubelranden in
de grijslichte kamer." (bl. 3).
Trots het onklare en veel-te-vele, trots
de hinderlijk-merkbare virtuose achteloos
heid van het doen, trots den zin, die niet
loopt en niet afloopt" en allerlei woorden,
die maar lukraak zijn neergekwakt, trots
dit alles kan men hier toch de stemming
invoelen van zachtblije veiligheid in een
vriendelijk-licht, opgewekt
stads-morgenzijp, die wij allen wel kennen, maar zoo
duidelijk ons zelden bewust werden.
En van deze sport voortreflijkheden zijn
er ook voor 't grijpen.
Rest mij nu nog te spreken over de
betreklijke verdiensten der verschillende ver
halen in den bundel. Van het eerste en
laatste werd al gezegd. Even zwak als het
eerste en vooral raadselachtig vaag zij a
De Ontgoocheling, Een Zelfzuchtige, waar
telkens maar weer spraak is van vrouwen,
die mannen beletten hun individualiteit uit
te leven. Er schijnen veel zulke vrouwen
en mannen te zijn in dezes schrijvers om
geving.
Maar In 't voorbijgaan en Zrgepraalioen.
't reel beter, vooral 't eerste, 't langste van
alle, waarin niets gebeurt dan dat een jonge
man verlieft op de vrouw van zijn vriend
en daartegen strijdt en 't merken laat aan
haar, die nu ook te vechteu heeft tegen
hetgeen zij eerst niet voor mogelijk hield.
't Loopt alles op niets uit, er gebeurt niets,
omdat het psychologisch oogenblik, dat hun
beider gevoel ging samenstemmen, werd ver
zuimd. En dan heeft zij toch ook weer diep
meelij met haar zwakken, hulpbehoevenden
man.... Zoodat de ander ongetroost heen
mag trekken.
Er is veel innigheid en niet al te veel
on beheerscht meevoelen in dit verhaal, dat
zachtdroevig aandoet. Doch onvergelijkelijk
veel beter dan al deze stukken, lijkt mij
van die beide Jodenschetsen in den bundel,
Vierrag en Dr- iïrfmis, de laatste. Hier is
in der daad de .ware epiek, zou ik meenen.
Niet fragmentarisch-hevig, niet voor de
eene zijner figuren meer dan voor de ander
voelt hier de schrijver, maar zij gaan hem
allen gelijkelijk ter harte in een beheerschte,
bezonnene scheppingsliefde.
Het is een grauw, een hard, een kilkoud
gebeuren tus-chen drie Jodenmenschjes van
laag gevoel en bestaan on het hoeft dat
honend-dwaze, dat vraaglijk pijnende van
het reëele leven zelf, omdat 't ons, als op
een afstand rustig voorbijgaat zonder klacht,
zonder inmenging van des schrijvers eigen
gevoeligheid, juist alsof menschen en dingen
zich vanzelf hadlen geopenbaard. En dat
is do ware grootheid van het naturalisme
on het beste wat bet vermag.
Ook het beste wat de heer Goudsmit
vermag on dat wij dankbaar uit zijn hand
zullen ontvangen, als hij 't ons steeds zui
verder en van sentimcuteele smetten vrij
wil geven.
FI:AX* COE.XEX.
Eericfiten,
EB.V COMPLETE I'IIOTOC'iKAriIISCIIE ATLAS VAX
HET ui "SPAXSEL, waarin de beelden van
23.i OÜ.OÜO sterren zullen worden opgenomen,
zal in den loop van deze maand het licht
zien. De samensteller van dit verbazend
groote werk, de Engelechman J. Franklin
Adanas, heeft van het firmament 212
photogrpphitën genomen op speciaal voor het doel
vervaardigde platen.
De zuidelijke sterrenbeelden heeft hij in
Znid-Afrifca gepbotograpbeerd, de overige in
zijn obaervatoiium nabij Godalming, hetwelk
als een van de beste particuliere observatoria
bekend alaat. tiet totaal van 23.000.000 sterren
is bij benadering genomen, rnaar zal door een,
voor dit doel door Adams toegepaste buiten
gewoon irfgenieuze mikroskopische vinding,
de werkelijkheid zeer nabij komen. ?
Zoodra de atlas compleet is, zal hij, met
een nauwkeurig en zoo volledig mogelijk
regisU-r worden uitgegeven tegen den
kostenden prijs, welke naar raming ongeveer 300
gulden per exemplaar zal bedragen.
LEGOUVK. De gemeenteraad van Parijs heeft
besloten een marineren gedenksteen te doen
aanbrengen in het huis waarin Ernest Legouv
van zijn geboorte af tot zijn dood op l)7-jarigen
leeftijd heeft gewoond.
Kaar aanleiding van dit besluit bevatten
de Parijsche bladen allerlei bijzonderheden
over dezen auteur. Zoo wordt verteld dat
Legouvéals kleine, jongen do eer genoot dat
de beroemde phrenoloog Gall, die toenmaals
door de geaeele wereld als een orakel werd
aangezien, ofschoon Napoleon hem een kwak
zalver noemde, zijn schedel onderzocht en
als horoskoop stelde dat de knaap doen zou
wat zijn vader gelaan had.;' En zoo is het
ook uitgekomen. Evenals zijn vader, de schrij
ver van de Mérites des femmes," schreef
Ernefit Legouvéverzen en tooneelstukken;
evenals zijn vader bewonderde hij de mérites
des femmes, evenals zijn vader werd hij lid
van de Académie en evenals zijn vader onder
wees hij in het College de Trance, zelfs in
dezelfde gehoorzaal.
SlIAKESFEAÜE 01' 32 MAXIKREX GESCHREVEN.
Sedert voor bet eeret in rraukrijk roet af
schuw en bewondering de naam van den
Engelechen dichter Saxpère" genoemd werd
en Boimer dau zoo ijverig voor een dichter
Sasper" of Stspar" opkwam, ia er veel
over ge schrijfwijze van den naam Sbakespeare
geschreven. Ten stadhuize van Stratford, de
geboorteplaats .van den dichter, vindt men
zijn naam 16 maal op 14 verschillende wijze
vermeld.
Van de zes eigenhandige ondertee keningen
van den dichter is er slechts een volkomen
duidelijk te lezen en is gespeld Shakspere."
De meeste oude drukken vaa zijn werken
geven aan Shakespeare," de variaties loopen
bij zijn tijdgenoóten van Shaxberd" tot
Chasper." Een Fransch blad geeft de vol
gende 32 meest voorkomende variaties:
Chacsper, Saxpère, Schaekspère, Schakespeare,
Schakespiere, Schakespere, Schackspeare,
Schackspere, Sbtakspire, Shagspere,
Shakespere, Shakespear, Shakesper, Shakespeyre,
Shakspere, Shaskspeare, Shacksper,
Shackspere, Schackspeyr, Schackspere, Shakuspeare,
Shaxeper, Shaxkspere, Shaxpere, Sbakyspere,
Shakusper, Shaxper, Shaxpere, Shekxpeyre,
Shespre, Shexpere en Shaxspear.
COULEVAIN. Het reeds voor ruim twee jaren
ter veischijning aangekondigde werk van
Pierre de Coulevain, A.u cceur de la vie,"
zal in de laatste helft van October of begin
November a.s. het licht zien.
ANATOLE FEANCE. Den 14en October zal
van den schrijver Anatole France, wiens
werkelijke naam is Jacques Anatole Thibault,
een nieuw boek verschijnen getiteld L'Ile
des pingouïns."
EEN DÜITSCHB VERTALING, bewerkt door
Elae Otten, wordt aangekondigd van Top
Naeiï's De stille getuige" en van Augusta
de Wit's Het duie moederschap."
OPLEIDING VAN IHHLIOTHEEKPEBSONEEL.
Door de Vereeniging voor Openbare Lees
zalen in Nederland" worden in den winter
1908/9 te 's Gravenhage een viertal cursussen
georganiseerd voor personen, die wenschen
opgeleid te worden voor bibliotheek werk
zaamheden, v.n.l. in Openbare Leeszalen".
Het rooster is als volgt samengesteld:
1. Een cursus over bibliotheekleer door dr.
H. E. Greve: 35 lessen, te beginnen Woens
dag 14 October, 's avonds 7 H ure.
, 2. Een cursus van den heer G. P. Tierie,
directeur van De Boekband, 's Hertogenbosch,
over boekbinden en bandenmateriaal; 8 a 10
lessen. Te beginnen Woensdag 2 L October
half 9 ure.
3. Een cursus van dr. W. G. C. Byvanck,
Bibliothekaris der Kon. Bibliotheek te 's Gra
venhage, over bïbliologie, boeken- en
literatuurkennis. Te beginnen op een nader op te
geven datum in Januari 1909; 8 a 10 lessen.
4. Een cursua van den heer H. van der
Veen, civiel-ingenieur, over bibb'otheekbouw en
-imichling; 8 il lülessen; te beginnen op een
nader op te geven datum in Maart 1909.
*De voorwaarden zijn: Voor de 4 cursussen
tezamen, ? GO.?; voor de enkele cursussen
resp. ? 40.?en ? 15.?elk ; bij vooruit
betaling.
Nadere inlichtingen te bekomen bij den
secretaris der vereeniging, dr. H. E. Greve,
Van Blankenbnrgstraat 29, 's-Gravenhage.
HimiMNiNimiii
40 cents per regr.l.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELU.WE.
Inlichtingen bij A. r t i", doorloopende
schilderijen-tentoonstelling aldaar.
Piano-, Orel- en Mozickhandel
$f eyroos
ARNHEM. KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAREEEEN STEMMEN RUILEN.
VULPESHOÜDEB,
geschikt voor elke hand
is Wereldberoemd als DE
BESTE.
Verkrijgbaar bij alle
soliede handelaren in
schrijf behoeften.
STVAX"PEN ALBUM
op aanvrage gratis.
Wacht n voor
namaak!
Hoofd-Agenten
GEBRs. POLASi
Ylissingcn.
Het October-nummer van
HIEUW VKOUWENLEVEX,
Red. en uitg. van DAISY E. A. JUNIUS
te Heelsum, is verschenen en bevat
verschillende bijdragen van actueelen
aard. ?3 p. jaar (12 nrs,), voor Indiëen
Buitenl. bij vooruitbetaling ? 3.75.
Sanatorium voor Longljjders Erica"
Uitsluitend eerste klasse. Het nieuwe gedeelte met Rüntgen-inrichting,
biljartkamer, vervrarrnbare lighal enz. is l September 1.1. geopend. Geïl
lustreerde prospectus op aanvrage. O^TTTT^
Telepboon Interc. So. 10. Geneesheer Dr. H. SOHUi.