De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 4 oktober pagina 3

4 oktober 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 1632 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. een mannenbond voor vrouwenkiesrecht op beteren grond.had kunnen verdedigen, dan op dien, door hem als het voor naamste genoemd; het scheppen van een degelijker huwelijksmateriaal voor hoogstaande! mannen. Zeker bestaat er reden om het vrouwenkiesrecht te ver dedigen gelijk op de Haagsche kiesrechtmeeting Mevr. I)r. Aletta Jacobs dit met zooveel vuur heeft gedaan, wijl het een recht is voor vrouwen, waarmee zoovelerlei rechten samenhangen, en hoe sympathiek zou het geklonken hebben bij de stichting van dezen mannenbond, indien de heer v. Straaten op den voor grond had gesteld, dat hoogstaande mannen, niet vragen in de eerste plaats naar de voordeelen, die zij als sexe er van hopen te genieten, maar dat zij, ook al ware het nadeel voor hen bewezen, voor vrouwenkiesrecht zich zouden inspannen, wijl zij te hoog staan, om de helft der natie onder onrecht te laten gebukt gaan. Een: hier staan wij, mannen, wij kunnen niet anders, ons geweten dwingt ons, had behooren te vreerklinjien. En dit in plaats van demededeelingdat men in den Bond zou opnemen, voor standers van vrouwenkiesrecht, die niet geneigd zijn lid te worden van een organisatie die ook vrouwelijke leden in haar midden heeft." Foei, welk een laffe leepheid, en welk een gebrek aan geest drift op dezen stichtingsdag! Het vrouwenkiesrecht begeeren wij, maar vooral de verkiesbaarheid der vrouw voor de vertegenwoordigende lichamen. "Wat hebben de mannen, in hun alleen heerschappij, van Staat en maatschappij gemaakt, en wat zijn de parlementen zelf geworden ? De duffe werkplaatsen van het op juridische leest geschoeide mann n-intellect, bij ons te lande nog vaak vereenigd met een dogmatisch, scolastisch," anti quarisch gedresseerd hersenleven. En hoe zou dit tot iets anders kunnen leiden dan tot den meest langdradigen, de on vruchtbaren, den in ijdelheids vertoon en in haarkloverijen zich verliezenden wetgevenden arbeid, welke een e wetgeving te voor schijn brengt, die zich zoozeer door hard heid onderscheidt, wijl zij buiten het gevoelsleven ontstaan is ? Moet dit niet zoo zijn, waar mannen alleen, zonder eenig tegenwicht, zonder ook het tegenwicht door de natuur zelve aangewezen, de vrijheid nemen regeering, bestuur, regeling van alle mogelijke be langen, zoowel geestelijke als stoffelijke, naar den aard van hun eigen neigingen en inzichten, als heeren en meesters der Schepping het aanzijn schenken? Wij weten wel, dat wij hier genera liseeren en er van uitzonderingen en nuances sprake kan zijn, waartoe in dit beperkt bestek de gelegenheid ontbreekt, maar is het te ontkennen, dat de wet geving naar strekking en uitgestrektheid treurig achterlijk is, bij hetgeen de ethische zijde van het staats- en maat schappelijk leven eischt. En dat is, naar onze meening, voor een goed deel te verklaren uit de eenzijdige samenstelling van het parlement. De natuur heeft de menschheid man en vrouw geschapen: de man met zijn physiek-krachtiger, meer tot aanhoudend overleggen en ondernemend handelen, op het materieel leven gericht wezen, dat door het gevoel beheerscht tot groote daden voeren kan; de vrouw, de zwakke sexe, bedeeld met zachtere aandoeningen, teerder van ge moed, fijner ook van zedelijk-waarnemingsvermogen, van nature geneigd tot toewijding en zelfverloochening en zou dan in een parlement, waarin inan en vrouw als gelijken zitting hebben, bij alles wat het ethische in de wetgeving , betreft, het recht, de waarheid, demensch'lievendheid, de eerlijkheid, ook het ver stand, van de^e samenwerking niet den invloed ondervinden ? Stel zulk een par lement eens voor een oorlogsbegrooting, voor vragen van opvoedingen onderwijs, voor sociale belangen ? kan men meenen, dat het gevoel van de vrou w zou nalaten het intellect van den man, met zijn egoïs tische bekrompenheid, te louteren ? Maar dan ook een parlement, waartoe de vrouwen in gelijken getale worden geroepen als de mannen. De vrouwen door vrouwen, de mannen door mannen verkozen, al zullen ook bij een zoo samengestelde volksvertegenwoordiging, uit den aard van het parlementaire werk, zekere schikkingen ontstaan, waarbij tech nische en zuiver materieele onderworpen, aan de mannen ter behandeling worden overgelaten- Doch een volslagen man nen- en vrouwenparlement voor den geheelen wetgevenden arbeid, waarbij het zedelijke, het humanitaire, het recht ? en wat men met een slecht woord ^filan tropie" noemt, betrokken zijn. Dit is voor ons het groote doel dat de nog zoo zwakke vrouwenkiesrechtbeweging behoort te beoogen. En al ziet men den dag, waarop het bereikt zal ?worden, nog verre, eenmaal, wij zijn er vast van overtuigd, komt deze parlementshervorming, waaraan alle beschaafde volkeren behoefte hebben, ten voordeele van mannen en vrouwen, van hoogstaanden en laagstaanden, van rijken en armen, volwassenen en kinderen. Staat en maatschappij geplaatst onder de hoede van mannen en vrouwen ? ziedaar een ideaal, waarvoor het de moeite vraard is te strijden, opdat er een betere toekomst dage, dan het ver leden en het heden, die beide in de politiek vergeten, dat om het bijbelsch uit te drukken: God de mecschheid heeft geschapen als man en vrouw. D. K. Persoonlijkheid, door SAMUEL GOUDSMIT. Amsterdam, Van Holkema & Warehdorf (1908), Elk mensch, die zijn eisenen in 't re delijke" stelt, zal erkennen dat dit boek schappelijk is uitgegeven. Het papier is goed genoeg, de druk zeer leesbaar en er bevinden zich geen malle lijngrimassen onder het worwendsel van bandversiering op den omslag, die men sympathiek-roodekool getint mag heeten. En toch ... hoezeer zou de uitgaaf nog winnen, hoe belangrijke aanwending van energie (die nu wel ver spild schijnt) ware ons bespaard, indien het werk aan de achterzijde, naast de vele en fraaie annonces, een inhoudsopgaaf nik was. Dat zou ons waarlijk aanmerkelijke tijd en moeite uithalen, die wij thans ge noodzaakt zijn te besteden aan de opspo ring van het feit, dat Persoonlijkheid niet n, maar verschillende verhalen bevat. Nu zijn wij, weliswaar, niet meer der mate van gisteren, of wij weten, dat het nog niets zegt voor zijn innerlijke geaard heid, dat een boek maar n naam draagt. De toenemende verbastering der tijden heeft ook op dit terrein haar treurige sporen (of stempels) gedrukt en waar men voorheen nooit verzuimde als ondertitel secuur en naïef te stellen: en andere ver halen", als er ui. nog andere verhalen waren, verheelt men thans deze, ik mag zeggen, verzwarende, omstandigheid en ge draagt zich of men niet weet, dat de historie, waaraan het gansche boek zijn naam en oppervlakkige waardeering ont leent, reeds op pagina 15 onherroepelijk eindigt. Om echter op de laatste pagina en een berouw, dat nog juist niet telaat komt, is een gelukkig verschijnsel ootmoediglijk de fout te erkennen in de Inhoudsopgaaf, zijnde een eerlijke lijst van de onsamenhangende ontroeringen, die het boek in onwezenlijk verband houdt. Doch thans schijnt ook dit late naberouw overwonnen en neemt menig werk, driest en cynisch, de allures aan of de verschil lende verhalen even zooveel hoofdstukken vau n verbaal zijn. De argelooze lezer kan aldus re»ds tot ver in de derde ge schiedenis zijn doorgedrongen, eer de toe nemende verwarring in zijn begrip hem behoeft te waarschuwen, dat er iets ont breekt aan de logische volgorde der ge beurtenissen en de continuïteit der personen in het verhaal. Zeer tot schade van zijn benul, voor de rest zijns levens! Het is daarom dat wij, dio vaak vele boeken moeten lezen, de schrijvers, maar vooral de uitgevers, sineeken: keert terug tot de zeden van weleer en tot die brave oud-Hollands jh-degelijke bijvoeging: en andere verhalen", ten ontijde voor een Frarisch-wufte neiging tot sierlijkheid ver laten. Ons volkskarakter zal er bij winnen, terwijl er toch immers nog genoeg lange verhalen in twee deelen overblijven voor de leesinrichtingen en om te bewijzen, dat wij zoo noodig ook wel heele romans kunnen schrijven. Als Europa daaraan twijfelen mocht... Met-dit-al zijn deze overwegingen enkel een inleiding, die... feitelijk nog tot niets inleidt, wijl het immers ongepast ware op denzelfden toon over het uiterlijk van het boek en over zijn geestelijken inhoud te spreken De auteur Samuel Goudsmit toch behoort ook blijkens dit derde zijner werken tot de eerste besten der jongeren, en een met wien men maar niet zoo gauw afgedaan heeft, om zijn kwaliteiten, zoowel als om zijn gebreken. Van de zeven stukken in den bundel staat Belijdenis geheel apart, liet is een soort van extatisch visioen van do toekomst der Joden, een bepeinzing van den staat van 't Joodsche volk en ik kan niet zeggen, dat ik bizonder verzot ben op die soort van lectuur. Het lijkt wat te lyrisch-sentimenteel; er is wel taaiwellust in na te voelen, men vindt er ook gedragen ritmische zinnen, doch de zelfvoldane bewustheid, de opzette lijkheid (niet zonder herinneringen aan Van lieyssel e. a.) van deze passioneele lyriek maakt het gerecht niet volkomen geniet baar, En er staan ook teveel uitroepteekens en o's! in. De overige stukken zijn van novellistischen aard en vol van dio fijne levensaanvoeling, die ook uit Goudsmits vorig werk tot ons kwam, die zijn kracht is en zijn zwakheid tevens. De teere schakeeringen in 't gevoel, de vluchtige tragische momen ten in de monschverhoudingeri, waar, schier zonder uiterlijke dramatiek, de stille slagen geleverd worden van het gevoel, de jubelende of verslageie, triomfante, of gebrokeue en gemarteld stervende gevoelens, die naar buiten geen teekenen hebben dan een tfitsing van het oop', een verbleekonde wang, een nerveuse onrust dor handen, zij zijn het domein van dezen kunstenaar en hij smelt en ciseleert, naar echte goudsniitswijtfê, mjii woorden om weer te geven wat tot nog toe geen naam en geen klank had. En deze taal wellust, deze hartstochte lijke verinniging van expressie om het schier ongrijpbare te grijpen en te doen aanvoelen do vluchtigste aangolvingen van het gevoel is het complement of de weer zijde van zijn psychologische gevoeligheid en er niet van te scheiden in kracht en in zwakheid. "Want zooals h\j in 't gevoelige soms over den schreef der waarschijnlijkheid gaat, zelfs stevig misslaat in zijn moreele waar deeringen en week en sentimenteel-vulsch wordt, zoo kneedt hij ook raak met al to passie-bevende, handen in onvasten greep, zijn taal tot een raren knoeiboel van zinlooze woorden in een hakkelend ritme. Het allereerste stuk Persoonlijkltcidleiwi al het bewijs van Goudsmits tekortkomingen. Er is spraak van een jeugdig romanschrij ver, fier individualistisch kunstenaar, die, arm, verloofd is met eeu rijk meisje, dat hem aanbidt en ten deele onderhoudt, maar verder dan ook alle fijner kunstgevoel ontbeert. En ziedaar des jongen kunstenaars op den duur duldelooze grief. II ij voelt de vaart zijner ziel opwaarts, de vrij-machtige uit leving van zijn godgelijk individu belem merd, bekneld voor zijn verplichtingen meegevoel, vriendelijke omgang, viuschartistieke conversatie die de verhouding tot het meisje hem oplegt. En dus krachtvoJ, schoon met bloedend hart, verscheurt bij dien band, tot waarachtig zielsverdriet van het bedoelde meisje. Thans echter kan hij zich uitleven in zijn werken." Maar... helaas! de wereld blijkt van zijn kunst niet gediend en nu doet het eeuwig, comischtragisch geval zich voor, dat de kracht ge broken, de titanische uitviering van levens kracht verhinderd wordt door zoo iets verachtelijk» als het gemis van een boterham. Steeds nijpender wordt zelfs dat gemis en als het tot zijn allerergst gestegen is, dan verlangt de jongeling berouwvol terug naar d-e vleeschpotten van het verbroken engagement en verzoent zich voorgoed weer met zijn goedig meisje ... Nietonmenschelyk zeer zeker! Als de honger iemand knijpt en knaagt, wie is dan sterk genoeg te weigeren als hem Luilekkerland tegen lacht. nog wel met een liefhebbend aanhankelijk, meisje als milds poorteres! Maar zoo wordt het geval niet voorgesteld en voelde de auteur het ook niet, geloof ik. Het gaat hier alles op aanmerkelijke ziele hoogten toe en de boterham is nauwelijks van beteekenis, een gering emolument, meerniet. Niet zoo doet de auteur het voorkomen, of uit de materieele abjectie, waarin gebrek en ontgoocheling den jongen kunstenaar stort ten, verlangt hij terug nair de reinheid, het comfort, die welstand geven kunnen, en hij, weerkeen nd let wat hij versmaad, nu ook een uiterst droevig figuur ge maakt. Dit ware volkomen in orde geweest. Maar de schrijver doet, of de jongeling van voorheen, die zijn meisje den bons" gaf, nog dezelfde kan heeteo, als de schrale hongerlijder, die op een regenigen avond bij haar binnen komt strompelen, om notabene, wijl hij gebrek lijdt, de liefdesverhou ding maar dadelijk weer op te vatten en hij dusdoende eigenlijk nog de genadige, zich tot een edelmoedige concjssie vernederende is. En de figuur van den jongen n die van het meisje hier blijkbaar misteekend, geven een anderen dan den bedoelden indruk, wijl de schrijver al te zeer met den eersten meevoelt, ja, haast zelf die miskende talentling is, voor het meisje daarentegen weinig anders voelde dan wat neerbuigend medelijden. Dit onbeheerschte en onbezonkene nu, deze per slot van rekening zwakke lyrische passie, die er niet toe komen kon zich sterk te objectiveereu, vindt men trecies zoo in de taal weer. Goudsmit spreekt van klang" en nik" inplaats van klank en knik, omdat hij niet beter weet, of' omdat die woorden toevallig gemakkelijk in zijn gehoor vallen. Dat zij hier een bizondere functie zouden hebben, kan men ten minste r.ergens ge waar worden. Verder komen er, in de fello begeerte vooral beeldend te zijn, zulke-zinsfruuiigheden: Hij lachte even genoeglijk-afgemat bin nen den baard-omhang van z'n p-bleeke gezicht en nikte met z'n hoofd, waar z'n slappe hoed ophing, in den neerval op de stoel", (bl. 101). Als kruiende ijsschotsen bij dooiweer, is hier bedoeling op bedoeling geschoven, feitelijk meedcelingen op gezichts-indrukken en weei-gevingen van gebaar, een heele wereld in een paar stooteude, hijgende zinsbrokken geperst, die niet samenhangen en afschuwlijk van klank en zonder ritme zijn. De voorbeelden van dergelijke akeligheden liggen voor den greep. Ik doe er een en vind: Hij wond zich op, al gistender" ... (bl. 110) en Toen dacht zij een enkel mo ment, zich giian latend naar de diepere, engere ruimte van het verbeelden, daar waar nooit binnengaat het wil-verstand als in een grot waar hangen ingegrift hardere levensdingen alleen de wijzen mogen lezen, wieii al de leegte van't bestaan doorhuiverd als hij nu... dood ging, Herman ... 't kon toch, hij was zoo zwak, moest nu al weer «auw rust gaan nemen een heelen tijd dan stond ze daar, rillend in alleenheid en ,lohan zou blijven...." (bl. 121). Dit is een zin, weet u, of een reeks bij zinnen of... niets anders dan primitief gestamel, dat enkel bedoelt precies te volgen, wat er in die juffrouw haar hoofd omging, maar om de woorden en den zin verder niet maalt. Zoo wordt het nu, met al die fjiKtende ujncinding en die harde dingen," die in yrijri-'t zijn, terwijl zo hangen, een soort van tiamojeedsche taal en wel bizouderiijk Samojeedsche onzin, omdat Goud smit het geduld niet bezat of de kracht zijn visie zoolang vast te houden, tot hij het zuiver beeldende woord en den juisten zinval gevonden had. En dit beteekent wel de echte docadenco na de Tachtigers, verzwak king der kunst-kracht van zoo menigeen tegenwoordig', waardoor de eigen aard en deugd dier Tachtiger-beweging tot in 't karikaturale wordt verwrongen. Xij maken hulpelooze en krampachtige bewegingen om 't ware woord te «rijpen, vinden het niet, vergenoegen zich met 't ongevecre, zetten er gauw nog eenigo van dat zelfde kaliber naast, om hun geweten gerust te stellen en intusschen den indruk van sterkte en vol heid te geven, tot het een poespas wordt, zóó griezelig van glibberige wendingen op en over elkaar, als een Mand met dunne aal, dat geen Christenmensen daar lang naar kijken kan. Het waarlijk reeds klassieke voorbeeld van deze soort decadentie is de heer (Juerido, van wien het sedert wel uitgemaakt mag heeten, dat zijn kracht eigenlijk zwakheid beteekent, onbeheersohte impulsiviteit ofte prikkelbaarheid, die de ijdelheid voor machtige passie aanziet en zonder controle op den openbaren weg laat. Ouerido is een type, een pracht van een Decadent, van wieu een ontzagbaren invloed is uitge«aau op gelijk gestemde maar slapper geestdriftelingon. (Jok op Goudsmit, al meent men ook lang niet zelden Van Dcyssel en Aletrino in zijn proza te vinden. Laat men nu echter niet meenen, dat Goudsmit iemand is die maar zoowat on beholpen woord j 3s zonder veel zinsverband en bouw necrkrabbelt. Een soort van school jongen, die beter deed te pogen fatsoenlijk stijve zinnetjes to maken, net als iedereen. Zeker, Lij verwaarloost den zin, en hij floddert raar mot woorden, waaronder maar zelden het volkomen zuivere ie vinden is. Edoch . .. wij mogen wel bedenken dat hi; wil uitspreken wat nog nooit gezegd werd: diepere, meerdere, fijnere gevoelens en stem mingen, dan dio van ons dagelijksoh gebruik zijn. Dat is individualistisch zeer zeker, i maar toch nitt zoo uitsluitend-persoonlijk, of wij kunnen het vaak navoelen, dwars door die zonderlinge woorden heen, die met groote, onbeholpen gebaren nergens naar schijnen te wijzen. Zoo dit fragmentje: Ja, hier binnen had hij zich straks zoo rijp gelukkig gemerkt: buiten geweten de feestelijke vaart van den dag met zon en veel blij-sterk levensbeweeg en in het huis, zoo geschurkt in den canapéhoek, de hindernissen ran het geluid tot neurieruat afgebouwd, omkamerd tot schemerzaog den ommevaart van het licht, en in den rijnen weelderuisch van 't vertrek, de vachtzachte warmteaai van 't voorname gegloei uit den hoogrossen haardbuik, die dofroode glansrekken speelde langs de meubelranden in de grijslichte kamer." (bl. 3). Trots het onklare en veel-te-vele, trots de hinderlijk-merkbare virtuose achteloos heid van het doen, trots den zin, die niet loopt en niet afloopt" en allerlei woorden, die maar lukraak zijn neergekwakt, trots dit alles kan men hier toch de stemming invoelen van zachtblije veiligheid in een vriendelijk-licht, opgewekt stads-morgenzijp, die wij allen wel kennen, maar zoo duidelijk ons zelden bewust werden. En van deze sport voortreflijkheden zijn er ook voor 't grijpen. Rest mij nu nog te spreken over de betreklijke verdiensten der verschillende ver halen in den bundel. Van het eerste en laatste werd al gezegd. Even zwak als het eerste en vooral raadselachtig vaag zij a De Ontgoocheling, Een Zelfzuchtige, waar telkens maar weer spraak is van vrouwen, die mannen beletten hun individualiteit uit te leven. Er schijnen veel zulke vrouwen en mannen te zijn in dezes schrijvers om geving. Maar In 't voorbijgaan en Zrgepraalioen. 't reel beter, vooral 't eerste, 't langste van alle, waarin niets gebeurt dan dat een jonge man verlieft op de vrouw van zijn vriend en daartegen strijdt en 't merken laat aan haar, die nu ook te vechteu heeft tegen hetgeen zij eerst niet voor mogelijk hield. 't Loopt alles op niets uit, er gebeurt niets, omdat het psychologisch oogenblik, dat hun beider gevoel ging samenstemmen, werd ver zuimd. En dan heeft zij toch ook weer diep meelij met haar zwakken, hulpbehoevenden man.... Zoodat de ander ongetroost heen mag trekken. Er is veel innigheid en niet al te veel on beheerscht meevoelen in dit verhaal, dat zachtdroevig aandoet. Doch onvergelijkelijk veel beter dan al deze stukken, lijkt mij van die beide Jodenschetsen in den bundel, Vierrag en Dr- iïrfmis, de laatste. Hier is in der daad de .ware epiek, zou ik meenen. Niet fragmentarisch-hevig, niet voor de eene zijner figuren meer dan voor de ander voelt hier de schrijver, maar zij gaan hem allen gelijkelijk ter harte in een beheerschte, bezonnene scheppingsliefde. Het is een grauw, een hard, een kilkoud gebeuren tus-chen drie Jodenmenschjes van laag gevoel en bestaan on het hoeft dat honend-dwaze, dat vraaglijk pijnende van het reëele leven zelf, omdat 't ons, als op een afstand rustig voorbijgaat zonder klacht, zonder inmenging van des schrijvers eigen gevoeligheid, juist alsof menschen en dingen zich vanzelf hadlen geopenbaard. En dat is do ware grootheid van het naturalisme on het beste wat bet vermag. Ook het beste wat de heer Goudsmit vermag on dat wij dankbaar uit zijn hand zullen ontvangen, als hij 't ons steeds zui verder en van sentimcuteele smetten vrij wil geven. FI:AX* COE.XEX. Eericfiten, EB.V COMPLETE I'IIOTOC'iKAriIISCIIE ATLAS VAX HET ui "SPAXSEL, waarin de beelden van 23.i OÜ.OÜO sterren zullen worden opgenomen, zal in den loop van deze maand het licht zien. De samensteller van dit verbazend groote werk, de Engelechman J. Franklin Adanas, heeft van het firmament 212 photogrpphitën genomen op speciaal voor het doel vervaardigde platen. De zuidelijke sterrenbeelden heeft hij in Znid-Afrifca gepbotograpbeerd, de overige in zijn obaervatoiium nabij Godalming, hetwelk als een van de beste particuliere observatoria bekend alaat. tiet totaal van 23.000.000 sterren is bij benadering genomen, rnaar zal door een, voor dit doel door Adams toegepaste buiten gewoon irfgenieuze mikroskopische vinding, de werkelijkheid zeer nabij komen. ? Zoodra de atlas compleet is, zal hij, met een nauwkeurig en zoo volledig mogelijk regisU-r worden uitgegeven tegen den kostenden prijs, welke naar raming ongeveer 300 gulden per exemplaar zal bedragen. LEGOUVK. De gemeenteraad van Parijs heeft besloten een marineren gedenksteen te doen aanbrengen in het huis waarin Ernest Legouv van zijn geboorte af tot zijn dood op l)7-jarigen leeftijd heeft gewoond. Kaar aanleiding van dit besluit bevatten de Parijsche bladen allerlei bijzonderheden over dezen auteur. Zoo wordt verteld dat Legouvéals kleine, jongen do eer genoot dat de beroemde phrenoloog Gall, die toenmaals door de geaeele wereld als een orakel werd aangezien, ofschoon Napoleon hem een kwak zalver noemde, zijn schedel onderzocht en als horoskoop stelde dat de knaap doen zou wat zijn vader gelaan had.;' En zoo is het ook uitgekomen. Evenals zijn vader, de schrij ver van de Mérites des femmes," schreef Ernefit Legouvéverzen en tooneelstukken; evenals zijn vader bewonderde hij de mérites des femmes, evenals zijn vader werd hij lid van de Académie en evenals zijn vader onder wees hij in het College de Trance, zelfs in dezelfde gehoorzaal. SlIAKESFEAÜE 01' 32 MAXIKREX GESCHREVEN. Sedert voor bet eeret in rraukrijk roet af schuw en bewondering de naam van den Engelechen dichter Saxpère" genoemd werd en Boimer dau zoo ijverig voor een dichter Sasper" of Stspar" opkwam, ia er veel over ge schrijfwijze van den naam Sbakespeare geschreven. Ten stadhuize van Stratford, de geboorteplaats .van den dichter, vindt men zijn naam 16 maal op 14 verschillende wijze vermeld. Van de zes eigenhandige ondertee keningen van den dichter is er slechts een volkomen duidelijk te lezen en is gespeld Shakspere." De meeste oude drukken vaa zijn werken geven aan Shakespeare," de variaties loopen bij zijn tijdgenoóten van Shaxberd" tot Chasper." Een Fransch blad geeft de vol gende 32 meest voorkomende variaties: Chacsper, Saxpère, Schaekspère, Schakespeare, Schakespiere, Schakespere, Schackspeare, Schackspere, Sbtakspire, Shagspere, Shakespere, Shakespear, Shakesper, Shakespeyre, Shakspere, Shaskspeare, Shacksper, Shackspere, Schackspeyr, Schackspere, Shakuspeare, Shaxeper, Shaxkspere, Shaxpere, Sbakyspere, Shakusper, Shaxper, Shaxpere, Shekxpeyre, Shespre, Shexpere en Shaxspear. COULEVAIN. Het reeds voor ruim twee jaren ter veischijning aangekondigde werk van Pierre de Coulevain, A.u cceur de la vie," zal in de laatste helft van October of begin November a.s. het licht zien. ANATOLE FEANCE. Den 14en October zal van den schrijver Anatole France, wiens werkelijke naam is Jacques Anatole Thibault, een nieuw boek verschijnen getiteld L'Ile des pingouïns." EEN DÜITSCHB VERTALING, bewerkt door Elae Otten, wordt aangekondigd van Top Naeiï's De stille getuige" en van Augusta de Wit's Het duie moederschap." OPLEIDING VAN IHHLIOTHEEKPEBSONEEL. Door de Vereeniging voor Openbare Lees zalen in Nederland" worden in den winter 1908/9 te 's Gravenhage een viertal cursussen georganiseerd voor personen, die wenschen opgeleid te worden voor bibliotheek werk zaamheden, v.n.l. in Openbare Leeszalen". Het rooster is als volgt samengesteld: 1. Een cursus over bibliotheekleer door dr. H. E. Greve: 35 lessen, te beginnen Woens dag 14 October, 's avonds 7 H ure. , 2. Een cursus van den heer G. P. Tierie, directeur van De Boekband, 's Hertogenbosch, over boekbinden en bandenmateriaal; 8 a 10 lessen. Te beginnen Woensdag 2 L October half 9 ure. 3. Een cursus van dr. W. G. C. Byvanck, Bibliothekaris der Kon. Bibliotheek te 's Gra venhage, over bïbliologie, boeken- en literatuurkennis. Te beginnen op een nader op te geven datum in Januari 1909; 8 a 10 lessen. 4. Een cursua van den heer H. van der Veen, civiel-ingenieur, over bibb'otheekbouw en -imichling; 8 il lülessen; te beginnen op een nader op te geven datum in Maart 1909. *De voorwaarden zijn: Voor de 4 cursussen tezamen, ? GO.?; voor de enkele cursussen resp. ? 40.?en ? 15.?elk ; bij vooruit betaling. Nadere inlichtingen te bekomen bij den secretaris der vereeniging, dr. H. E. Greve, Van Blankenbnrgstraat 29, 's-Gravenhage. HimiMNiNimiii 40 cents per regr.l. BOUWT te NUNSPEET op de VELU.WE. Inlichtingen bij A. r t i", doorloopende schilderijen-tentoonstelling aldaar. Piano-, Orel- en Mozickhandel $f eyroos ARNHEM. KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. REPAREEEEN STEMMEN RUILEN. VULPESHOÜDEB, geschikt voor elke hand is Wereldberoemd als DE BESTE. Verkrijgbaar bij alle soliede handelaren in schrijf behoeften. STVAX"PEN ALBUM op aanvrage gratis. Wacht n voor namaak! Hoofd-Agenten GEBRs. POLASi Ylissingcn. Het October-nummer van HIEUW VKOUWENLEVEX, Red. en uitg. van DAISY E. A. JUNIUS te Heelsum, is verschenen en bevat verschillende bijdragen van actueelen aard. ?3 p. jaar (12 nrs,), voor Indiëen Buitenl. bij vooruitbetaling ? 3.75. Sanatorium voor Longljjders Erica" Uitsluitend eerste klasse. Het nieuwe gedeelte met Rüntgen-inrichting, biljartkamer, vervrarrnbare lighal enz. is l September 1.1. geopend. Geïl lustreerde prospectus op aanvrage. O^TTTT^ Telepboon Interc. So. 10. Geneesheer Dr. H. SOHUi.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl