De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 4 oktober pagina 7

4 oktober 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1632 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Adriaen Brouwer: De vrooljjke maaltijd, (Verz. L. Nardue, Suresues.) gruwbaar gelaatsmasker afspiegelt. De potsierlijke, haast burleske vertooningen soms, van de uitspattingen der rook- en drank-zucht in duistervolle kroegen, zijn sinistere kluchten op de tragische toe standen van menschen, die zichzelf ver derven aan laagste genietingen. Zonder moraliseerende strekking natuurlijk, maar des- te schrijnender van nuchtere wezen lijkheid, is de moreele ellende daarin voor oogen gesteld. (Het zal misschien enkele hartstochtelijke rookers van onzen tijd bevreemden, het rooken naast het drinken hier aangeduid te vinden als een lieder lijke passie. Tot nader verklaring citeer ik daarom een bladzijde uit dit boek: Tabak en Brandewijn waren twee nieuwe harts tochten, die zich in het begin der zeven tiende eeuw hadden verspreid. Het ge bruik van onvermengden alcohol was in de 16e eeuw nog tamelijk zeldzaam Met de tabak echter, die verdoovend werkt, waar de alcohol als opwekkend middel optreedt, is het geval geheel ver schillend, Eenige eeuwen van een cultuur, die zich voornamelijk toelei op vermeer dering der geurige hoedanigheden ten Elacnte (Ingezonden naar aanleiding van het sloopen der Heilige Stede, in Hooimaand 1908.) Zoo is 't lot der Heil'ge Stede Dan beslist! Slechts haar val brengt nu tot vrede 't Pleitgetwist. * Felle strijd van vele jaren Over 't recht Mocht het heiligdom niet sparen: 't Wordt geslecht! koste der narcotische eigenschappen, heeft het scherpe petuin" van Brouwer's tijd in het bijna onschadelijke kruid, dat we heden genieten, veranderd. Het petuin, wellicht nog met hennep en wolfkers vermengd, was veeleer een op opium gelijkend product. Drie of viermaal daags, bedwelmden zich de rookers door middel van hun pijp en in de Nederlanden werden ze met den naam van Toebackdrinckers" aangeduid. In verschillende landen verontrustte de overheid zich over deze vreemde passie. De rookers werden met de galg of neus-afsnijden bestraft. Paus Urbanus VIII deed ze in den kerkban"). Brouwer is onder de hollandsche meesters een der grootste dramaturgen; hij lijkt me verwant van Bredero. Maar in de technische kwaliteiten van zijn schil derschap nu eens afzonderlijk genomen (voor zoover dit gaat) met zijn vluchtig scherpe, toch teeder-toetsende schildertrant, zijn gedecideerde teekening en dikwijls brillant genuanceerde kleur, heeft hij alle eigenschappen, die hem naast de meest boeiende onzer oude schilders Piëteit voor 't vroom verleden, Noch voor kunst, Kon den kerkraad overreden Tot een gunst. « 't Kerkje liet hij eerst verkwijnen: 't Was te slecht! Nimmer leiden kromme lijnen Naar het recht. * Wie zag schoone kunsten bloeien Door...een bom? Regen bleef door 't dak bevloeien 't Heiligdom I # Acht men nog zijn volkshistorie ? Karel Vijf, Keizer Max betreên vol glorie 't Oud verblijf De strijd om het Presidentschap in Amerika. T.&FT: Terwijl Koosevelt en Bryan hun oude quaesties uitvechten... konden wij wel eens een lekker glas wisky gaan pakken, wat jij?" plaatsen. Maar hij is nog veel, veel te weinig in zijn wezenlijke waarde erkend. Schmidt-Degener, profiteerende van zijn langdurig verblijf te Parijs, heeft in zijn studie (ook bedoeld ter herinnering van het driehonderdjarig jubileum) van een belangrijk en vrij wel onbekend deel uit Brouwers nagelaten werk, dat verspreid is in verzamelingen als die van Schloss, Kann, Dutuit en Nardus, een expos gegeven. Hierom dus alleen is zijn boek al een welkome verschijning. Kwalitatief is het te noemen een po pulaire verhandeling over Brouwer, met deugdelijke kennis van zaken, het onder werp rakend, opgesteld. De schrijftrant is onderhoudend, opwekkend tot door lezen. De aanduiding van de kwaliteiten der schilderijen geschiedt soms op die doordringende zeggingswijze, welke de kenschetsing voor ieders begrip bevatte lijk doet zijn. Verschillende opmerkingen zijn ook gelukkig en snedig ter plaatse. Toch had ik na eerste kennisname van deze studie, broksgewijze uit Onze Kunst", gunstiger verwachting van het geheel. Tegenover een boek, dat voor geeft den ontwikkelingsgang van een kunstenaar in 't licht te stellen, heb ik hoogere eisehen. De eigenschappen van coulantheid in samenstelling en pittig heid in uitdrukking, zijn hier te veel in den stijl van een dagbladartikel. Voor een breed opgezette studie met grondige en volledige behandeling der stof, is ait essai niet met genoegzaam verdiepende zin uit gewerkt, dikwijls oppervlakkig van analyseerende beschouwing en zeker op meer dere plaatsen veel te slordig gesteld. Ook komt het me voor, dat de conclusie's bij een zoo serieus thema als de uitgroei van een machtig talent, oorzakelijk ver klaard uit tijdgeest en omgevende in vloeden, wel eens al te lichtvaardig en met te geringe bezonnenheid werden vastgesteld.Op verduidelijking althans zou er op zoovele plaatsen aan te dringen zijn. Onbevredigend voor wie begrijpen wil, is bijv. de mededeeling dat de vorming zijner kunst geheel op traditie berustte", en duister dat: Rubens hem (Brouwer) een meer objectieve opvatting heeft ge geven". Oppervlakkig is de gegeven uit leg van de zeldzame aanwezigheid der vrouwefiguur in Brouwer's oeuvre, met deze woorden en wellicht geeft hij de voorkeur aan den man boven de vrouw, omdat zijn gezicht duidelijker weergeeft welke passiën er in hem omgaan". Sommige appreciatie's zijn overdreven, te gewild waardeerend, in den vorm van wat goedkoope phraseologie, als bij den man die den Toorn moet verbeelden, een expressie-kop en een actie van woede, van al te academisch gehalte voorwaar bij Brouwer, die zelfs even doet denken aan de grime op sommige koppen van Pieneman's Slag bij Waterloo! Zeker geeft dit stuk niet de expressieve kracht van Brouwer in ware gedaante en 't lijkt mij niet onwaarschijnlijk, dat hij eens voor den spiegel de uitdrukking van woede, nauwlettend op al hare kenteekenen, heeft willen bestudeeren. Wat de ver houding Hals-Brouwer betreft, al is Van den God der Dietsche landen, Sterk in 't vier. Zelfs geen Z tijger 't aan dorst randen, 't Volk zoo dier! * ? Schendt geen graven, sloopt geenkerken; 't Brengt geen heil! Wee 't volk, dat der vadren zerken Zelfs heeft veil! * Vindt de kunst bij predikanten Steun noch troost, Als zij ruikt naar Roomsche Santen Of hun kroost? ?* Wilt gij superstitie" weren Uit de Kerk; Zorgt dat men de kunst blijft eeren Bij uw werk. X Spiegelt, spiegelt u dan echter Wie gij zijt; Vreest den worm die, kerkenslechter, 't Hart u bijt! * Waakt dan, wien de kunst is heilig: Levensvraag! Zóó hervormd" is ze niet veilig : Zinkt ze omlaag! GKRBUANUT A UK IA K.N s/. Geen piëteit Geeft zelfs respijt.' (HOKATIUS.) Een oogenblitje aan Starioi's iraf. Helder en vroolijk scheen de zon door de thuya's en sparren op Staring's graf, waar hij rust op het kerkhof te Lochem. Het eenvoudige, waardige gedenkteeken ving nu en dan glimpjes_ van licht, zooils het daar verrijst tusschen klimop en maagdepalm, die den grond eromheen dicht be dekken. Het groote blok grijs graniet, dat min of meer puntig toeloopt, draagt aan de voorzijde een groot bronzen medaillon met Staring's buste; het ernstig vriendelijke gezicht komt er sprekend gelijkend 6p uit. In November 1900 is het portret daar aan gebracht, want bij de plaatsing van het gedenkteeken in het sterfjaar 1877 was er als eeni^e aanwijzing, wie daar begraven lag, een nu aan den achterkant geplaatst medaillon te zien met de symbolen van Staring's werkzaamheid,de geologische kaart, den verbeterden ploeg, dien hij invoerde, en een opengeslagen boek, het Huisboek voor den Landman", een werk, vol van practische raadgevingen voor de boeren. Adriaen Brouwer: De dorpsbarbier. (Verz. Maurits Kann, Parqs.) over de invloed-werking van den eerste op den laatste de uitspraak ook weer al te rechtstreeks, de demonstratie blijft in het vage en is van soms twijfelachtige juistheid. De beweringen over de ver plichtingen van Brouwer jegens Hals voor zijn vorming, zijn ook al eens te stout, geloof ik, en zooals zij tot onder scheiding hunner karakteristieke kwalitei ten elkander tegenover worden gesteld, dat Brouwer's kunst het voorbeeld van Hals (in uitdrukking van den lach) over drijft", kan het leiden tot geheel ver keerd verstand bij den lezer over de eigenlijkheid van Brouwer's hoedanig heden. Terecht zegt de schrijver wel, dat diens kunst eene der mimiek is, maar dan ook juist hier, was het de plaats dieper in te gaan op het kenmerkend onderscheid bij deze twee meesters, door Brouwer te stellen tegenover Hals in zelfmachtigheid als de geboren fantast en nu nog eens nadrukkelijker op een voortleving van Jeroen Bosch' en Breughel's geest in zijn kunstopvatting te wijzen. Aan den landschapschilder wordt met recht bij zondere aandacht gewijd. Dat Brouwer hier in zijn visie zoozeer zij n tijd vooruit schijnt, daar wordt op gewezen. Een op merking, verrassend en ingrijpend van karakteristiek, is de aanhaling van Constable, maar de vergelijking met den nog veel onbegrepen, grooten Ruysdael, ten gunste van Brouwer, weer van een onvergeeflijke kortzichtigheid. Daarbij zeer slordig en onbeholpen gesteld met In die dagen was het kerkhof een kale, leêge vlakte; nu overschaduwen boomen overal de graven, een verbetering, die deze doode zeker zou hebben toegejuicht, zoo hij haar kon -waarnemen. O, als hij, wandelend door de Elyseesche velden, het oog laat gaan over ons Nederland, wat moet hij dan, in tegenstelling met zoovelen, die daar met hem zijn, tevreden wezen over wat hij er aanschouwt op het gebied, waarop hij heeft gestreefd en gewerkt met een ijver en een volharding, die waarlijk eerbiedwekkend zijn! Het is zeker aan weinigen beschoren, dat zoo trouw wordt voortgewerkt in hun geest. Staring moet wel een pionier zijn geweest, wiens arbeid op de nieuw door hem be treden paden juist viel in een tijd, die ge schikt was om ervan te profiteeren, al leek het tijdens zijn leven, alsof hij met zijn zucht naar het nieuwe op landbouwkundig terrein zijn tijd ver vooruit was. Hij was dat trouwens ook, maar toch... de naaste toekomst heeft bewezen, dat hij niet greep naar wat al te ver buiten het bereik lag. Nu op o Oetober a.s. het eeuwfeest van zijn geboorte zal worden gevierd, het meest in Wageningerj, dat het centrum is van de wetenschappelijke beoefening der vak ken", waarin Staring heeft baangebroken, nu zullen allen door redevoeringen en ge schriften eens weer aan hem worden her innerd, aan hem, den voorganger, die door zoovelen is nagestreefd. Er sterven, helaas, veel strevers en hervormers, die het goede bedoelden, en wien wij, het nageslacht, lang niet zoo gerust onder de oogen kunnen komen, dan we het dezen Winand Carel Hugo Staking durven doen. Hij kan tevreden over ons zijn. Wat heeft niet het landbouwonderwijs een reuzenstap vooruit gedaan, sedert hij op de noodzakelijkheid ervan aandrong! Wij hebben landbouwscholen van allerlei aard; cursussen worden in alle hoekjes van ons land gegeven; adviseurs staan den landbouwers ten dienste; de coöperatie maakt hun het aanschaften van kostbare machines gemakkelijk en helpt hen bij het verkrijgen van meststoffen; voor hun woeste gronden wordt hun door woord en voorbeeld de weg getoond, die naar verandering in weiof' bouwland voert, en zoo nog veel meer, dat heenwijst naar dien grondeigenaar in de («raai'sch'ap Zutfen, dii-met/ijn gelukkig gezin op den hui/e de Boekhorst woonde en daar in praktijk bracht wat hij door studie en onderzoek als wenachelijk had leereu kennen. Van 1840 tot 1852 en van 1804 tot zijn dood iu 1877 heeft hij op de Boekhorst bij Lochem gewoond, ook dus in het tiental jaren van het iuspecteurschap bij het Middel baar Onderwijs, toen hij er van zijn in spectiereizen steeds terugkeerde; maar de ambitie voor den landbouw en al wat ermee annex is, was al in hem gewekt lang voordezen zin: en geen enkel landschapschil der heeft zoo duidelijk sprekend zijn eigen persoonlijk gevoel weten te leggen in de natuur". Maar juist bij de landschappen met hun hevigheid van ziening, had het inzicht van het onderscheid Hals-Brouwer, als twee afzonderlijke machten, ter hand having van de onafhankelijkheid des laatsten, meer moeten trachten naar gron digheid. En waar dan in dit genre de onafhankelijke kracht van Brouwer zich zoo magistraal doet gelden, zoeken we vergeefsch de redelijkheid van eenig verband met de twijfelachtige uitroep in het eerste gedeelte der studie:" Men stelle zich voor wat er van Brouwer zou zijn ge worden zonder tusschenkomst van Frans Hals".... etc. Daarbij kunnen we dan zeker eenige vraagteekens plaatsen. Orer de werkelijke stijging van den kunstenaar door de beschaving in zijn latere werken, wil ik nu de zienswijze in 't midden laten. Ik herhaal, dat deze studie van Schmidt-Degener over Brouwer, wijl ze in woord en beeld onder aandacht kan leiden de grootheid van een kun stenaar, veel te weinig gekend, 'n aan bevelenswaardige uitgaaf is. Met de aanmerkingen, die ik erop gaf, wou ik vooral doen uitkomen de al te licht vaardige aanwending der hoedanigheden, van kunstinzicht en vaardige schrijfwijze, waarover de heer Schmidt-Degener te beschikken blijkt. W. STEENHOFF. dat hij de Boekhorst betrok. Zijn jeugd, gesleten op den Wildenborch in het groote gezin van zijn vader, den dichter, die heeft den grond gelegd voor al het latere streven van den man in de kracht des levens en voor dat van den man op leeftijd, die geen der idealen uit zijn jeugd heeft behoeven te verloochenen. Ja, Staring, al wat gij hebt gewild, wij hebben geleerd er de juistheid van in te zien. Wjj houden uw landbouwalmanak aan, die vraagbaak voor den boer; wij doen ons best, de boereB zooveel mogelijk te ont wikkelen; wij ijveren voor het gebruik van kunstmest, zijn daar zelfs al heel ver in gekomen; wij werken voor de verbetering van de zaaizaden; wij laten lezingen houden over allerlei land bouwonder werpen; wij spannen ons in voor de verbetering van den veestapel; wij doen aan ontginning van woeste gronden, en wat u genoegen zal doen, de vereeniging, die gij hebt opgericht, de Geldersch Overijselsche maatschappij van Landbouw, bloeit nog en geeft telkens blij ken van krachtig leven. Ze is daarbij de stichtster geworden van de op haar initia tief in het leven geroepen Heidemaatschappij, de trouwe draagster en yerspreidster van uw denkbeelden. Ja, Staring, ja, uw voor beeld is ons tot een prikkel geworden, die nog in het minst niets van zijn opwekkende werking heeft verloren. Uw werken aan boschbouw en duinbe planting vindt nog ijverige navolgers; het vraagstuk der ontwatering en der bevloeiing van landerijen houdt ons nog steeds bezig; in uw geest streven wij ernaar, dat overal goed drinkwater beschikbaar zij; uw denk beeld, dat het water bron van besmetting kon wezen, is thans gemeengoed van allen, en als ge van onze Woningwet kennis kondt nemen, zoudt ge voldaan zijn over wat er gebeurt in uw richting, die ook naar verbotering der woningtoestanden heenwees. En zeker zal het uw belangstelling wek ken, als gij hoort, hoe de liefde voor bloemen en planten en de behoefte, ze ook bij name te kennen in den laatsten tijd zijn toege nomen, hoe het determineerboekje, dat prof. Suringar schreef, en waarvan hij in de voor rede zegt, dat hij het op uw verzoek voor de middelbare scholen opstelde, druk is gebruikt, dat er nadien nog andere boeken van dien aard verbazend algemeen verspreid zijn. Zeker doet u dat genoegen gij, die op het gebied der plantkunde als een wande lende encyclopedie waart, nooit te vergeefs geraadpleegd. En uw Berkel, die gij wildet verbeteren, en uw middelbaar onderwijs en uw geolo gische kaart... maar waar zou het eind zijn! Genoeg zij het, dat wij u dankbaar, heel dankbaar zijn, en dat zoowel de regee ring als het volk niet moede zullen worden, in uw geest voort te werken. Lochem. F. J. v. U.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl