De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 11 oktober pagina 2

11 oktober 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

r DE A M S T E -E DAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. . 1633 Daarin vindt men gegevens omtrent bibliotheken, aan inrichtingen van onder wijs verbonden. Natuurlijk moet men, om ze te vinden, zoeken b.v. in het ver slag over 1904/5 op een groote van 60 verschillende plaatsen; en wel zóó, dat het altijd een verrassing blijft wanneer men weer eens iets vindt, en 't eene jaar van de eene, 't andere jaar weer eens van een andere bibliotheek wat. Belangrijk is de mededeeling zelden. De boekerij werd geregeld bijgehouden," aan de boekerij werd de noodige zorg besteed," af en toe wordt van de boekerij gebruik gemaakt," en dergelijke stereo type uitlatingen, waartegen dan oogenuitstekend de mededeeling is gedaan van aanschaffingen van nieuwe stalen springbokken, op-en-neer klappende school borden, voorziening ia lekkende dakgooten, enz. enz. Wil men iets weten over de niet aan inrichtingen van onderwijs, maar bv. aan de departementen, hooge colleges van etaat, bureau's enz. verbonden boekerijen, dan dient men de enkele bijzondere rap porten over de instelling van beheer, kunsten . en wetenschappen, enz. bij de band te hebben. En ook daar: zie boven. Zoa het niet mogelijk zijn, een jaarJijksefae publicatie te geven van de een gsins uitvoerig pp te stellen rapporten der voornaamste rijksbibübtheken, in den geeet en in den vorm vaa die der rijks archieven en <ier rijksinstellingen van kunst? Ongeveer in den vorm ook van het Mbliotheekverslag der stedelijke unrversiteitsrbibHotheek van Amsterdam ra het Jaarverslag der gemeente Am sterdam ; en van het afeonderigke verslag der Koaiaklijke Bibliotheek ? En verder van de met rijksgeld onder houden bibliothekenjaarlijks te verlangen, inlichting op de hoofdpunten van exploi tatie: bezoek, aanwinsten, uitgaven? * * * Thans de uitgaven, zooals deze voor komen op de Staatsbegrooting voor 1909. Een vraagteeken geeft aan, dat de post hier niet is gespecificeerd, of dat de boekerij niet werd genoemd.. zakelijke | persoonl. uitgaven. Eerste Kamer d. St.Gen. Tweede . Eaad v. State. . . . Buitenlandsche Zaken. Financiën Bibi. in gevangenissen . Rykstucbt.schol. Binnealandeche Zaken. Centrale Gezondh.raad. Krankz.gest.Medemblik Grave . . Centr. Bureau Statistiek TJnivere.bibl. Leiden Utrecht . Groningen Techn. Hoogesch. Delft Kon. Bibl. 's Gravenh. Rijksmuseum .... Acad. v. Beeld. Kunst. Marine Willemsoord .... Adspir. adm.strateuren Marine naachinist.school Kweekschool Leiden Boekeufonds . . Munt, Utrecht . . . Oorlog Onderh. korpsboekery'en Hoogere Krygsschool . Kon. Milit. Academie . Cidettenschool . . . Hoofdcursus .... Normaal Schietschool . Waterstaat Landb., Nij verh.,Handel, Landb.sch. Wageningen Alle andere landbouw scholen, proefstations, enz Rijks seruminrichting . Mijnraad Bibl. afdeeling Handel. Kamers van Arbeid. . Koloniën Offic. bibl. Paramaribo Garnizoens bibliotheek Hospitaal ., Offic. bibl. Willemstad Garnizoens bibl. Totaal . 250 2,000 260 150 1,500 30,042 19,000 12,500 18,000 42,750 ?> 9 1.000 1,200 9 o 6,350 ? f 4,400 18,980 8,900 , 7,080 5,700 " 69,650 210 900 1,600 365 9 800 8.000 2,300 o 200 200 300 200 200 !?1,450 ? 1,400 9 ? ?142,462 /'120,425 f 262,887. Zooals hierboven werd gezegd, kunnen gevoegelijk eenige duizenden worden opgeteld bij dit totaal voor de onge specificeerde posten. Zoodat een totaal ware op te geven van 2:^ .'4 ton van rijks uitgaven voor bibliotheken. G-REVE. Het dienstvak der registratie. Ons organiek besluit is niet meer! Het werd niet ingetrokken, maar er is fedaan, alsof het niet bestond. Volgens dat esluit zoude er aan het Departement van Financiën n directeur der registratie zijn, en desalniettemin werd er voor eenige dagen een tweede benoemd. Wie draagt daarvan de schuld? Staats rechtelijk de minister inderdaad de hoofd ambtenaren, die dien minister in het ver keerde spoor hebben geleid. De vakmenschen weten wel, dat de heeren Schuuring en Heshusius thans weder de lakens uitdeelen. Hetgeen onmogelijk scheen, is .gebeurd. Zij die dachten, dat genoemde heeren voor goed van het tooneel waven verdwenen, hebben het mis gehad. Was hier de wensch de vader der gedachte geweest ? Toch zouden die heeren achter de cou lissen -zijn gebleven, als die goede heer Van Walsem maar niet ziek was geworden en büzijn optreden niet zoo lankmoedig was geweest om het Trojaansche paard binnen de veste te laten. Een verstandig man moet op zijn tijd weten te weigeren en zelfs bestand zijn tegen mannetranen. Het gold hier het belang van het geheele vak en niet van het individu. Men zegt, dat de heeren Schuuring en Heshusius nog steeds goede vrienden zijn, al vangt de een den ander wel eens een vlieg af. Zoo was de heer Schuuring bij de voor bereiding van de laatste wetswijziging op registratiegebied, door zijn ouden leermees ter, den heer Van Iterson geheel te paard gezet. Tal van keeren was hij naar de oude Amstelstad geweest en had hij, als van ouds, nog eens duchtig gerepeteerd met den toongever op registratiegebied. De heer Schuuring reed dus op een uit stekend ros en desniettegenstaande kon hij, met zijn werk, geen genade vinden in de oogen van den minister. Wat was er gebeurd? Ook de heer Heshusius had hier of daar zijn licht opge stoken of wel een rechtskundig advies ingewonnen bij een jurist van naam. Dat een der jooge directeuren dor regi stratie er de hand in zou hebben gehad, wordt niet geloofd, omdat van geen dier heeren ooit eenige arbeid op wetgevend gebied is uitgegaan. De zekerheid, dat iaën voor de hoogste betrekkingen toch in aanmerking komt, is niet zeer geschikt voor de ontwikkeling van den geest. De prikkel om in de wereld vooruit te komen, vormt genieën. Het gaat als in de nijverheid protectie doodt de energie. De heer Heshusius dan, kwam ook met een plaa van wetswijziging voor den dag en de minister nam dat plan over. Was het wellicht de oud-notaris Kolk man, die zich klein voelde tegenover dien langen oud-inspecteur der registratie in actieven dienst en dacht de oud-notaris misschien: die mijnheer Schunring is nooit in de praktijk geweest en zal dus wel minder op de hoogte zijn? Hoe het zij, de tegenwoordige minister scheen den heer Heshusius al heel spoedig na zijn optreden, over registratiezaken te raadplegen ook toen de heer Van Walsem nog in functie wa», en het Departement nog niet met onbepaald verlof wegens ziekte had verlaten. Dat de heer Van Wake m daardoor zeer gegriefd was, spreekt vanzelf. Hij zal ge dacht hebben: Oudank is 's werelds loon"! Toch treft die uitspraak niet de ambte naren buiten het Departement. Bij hen blijft hij de gevierde man aan hem heeft het vak zeer groote ver plichting! Hij kon, wel is waar, de misslagen van anderen niet goed maken, maar de gespan nen verhouding wist hij taktvol te ver beteren. Menschen, die alles weten, vertellen, dat toen de heer Van Walsem met verlof ver trokken was, er eene gezellige reunie is geweest van de directeuren en hunnen promotor, tot het vaststellen van de toe komstige gedragslijn. Men zag aankomen, dat de heer Schuu ring uit zijn tent zou moeten treden, om met het hermelijn te worden omhangen. In de provincie zou men dus trachten hem meer populair te maken, door aan iedereen te vertellen, dat hij zoovele slapelooze nachten had na die vermaledijde directeurs benoemingen en dat tegenwoordig alles op een goudschaaltje werd gewogen; dat hij den klerken inderdaad een goed hart toedroeg en dat er niets waar was van dat verhaal, dat nog steeds in omloop is en volgens hetwelk hij zou gezegd heb ben, dat zoolang hij aan het Departement zou zitten, de klerken hun zin niet zouden krijgen. Ten slotte moet do heer Schuuring in eene gloeiende speech zijn vergeleken met dien Italiaanschen wijsgeer, die de bewe ring moest herroepen, dat de aarde om de zon draaide en niet omgekeerd en die dat beroemd geworden werk schreef, waarin de geestelijkheid van die dagen eene herroe ping en de geleerde eene bevestiging van de eerste uitspraak las. Men had hier blijkbaar de bedoeling, den ontwerper te huldigen van het laatste Koninklijk besluit, in zake de salarisregeling der klerken, met die prachtige over gangsbepaling, die het geschonkene, voor de bestaande klerken, tot nul reduceerde. Het verluidt nu, dat de klerken hunne belangen hebben toevertrouwd aan een bekend Kamerlid, voorvechter van de be langen van den kleinen ambtenaar. Wij zullen er bij de begrooting dus wel meer van hooren. Inziet in de Hoofdstad. Het was Donderdag 24 September niet de eerste maal dat Bruckner's Negende Symphonie te Amsterdam werd ten geboore gebracht. Bernhard Stavenhagen, gastdirigent van het Residentie-orchest, had haar voor twee jaren geleden reeds gedirigeerd in den Stadsschouwburg. Maar toch.... hoe geheel anders klonk nu het werk l Ditmaal een liefdevol ingaan op alle intentiën van den componist en een buitengewoon fijn uitwerken van alle finesses der compositie zoowel als der instrumentatie. En destijds een logge, onbehouwen directie, die zelfs van een overigens zoo intelligente schare als het Residentie-orchest niets wist te maken. Anton Bruckner is een der eigenaardigste componistenfiguren der negentiende eeuw. Het handwerk zijner kunst verstond hij als slechts weinigen. In al de spitsvondigheden van het contrapunt was hij doorkneed; ook de instrumentatie zijner symphonische werken 8 van een klankkleur en een rijkdom van tinten als destijds een componist vaa zuiver instrumentale werken nog niet had ten toon gespreid. Bruckner was op ende op musicus. Daarom trok het muzikale element in de werken van Wagner hem buitengewoon aan. De vurige bewondering die hy voor Wagner koesterde, eproot alleen voorl uit eerbied voor diens scheppend muzikalen geest. Wagner, de man van het GeBamtkunstwerk", werd door Bruckner niet begrepen. Zijn opmerkingen over Wagner's drama's wekten steeds de lachlust op van de toehoorders, door hare onbegrijpelijke naïveteit Trouwens naïef in hooge mate was Bruckner. Toen ik hem in 1891 eens te Weenen bezocht, was ik verbaasd over de kinderlijkheid en goed moedige maniereu van den man, dien mij door zij u derde en zevende symphonie had geïm poneerd. Maar de grondtoon van zyn karakter was van buitengewone hartelijkheid. Hy had het gemoed van een Joseph Haydn, ook als trouw en geloovig Katholiek; maar hij had den titanengeest van een Beethoven, uit de laatste quartetten, in zynecompositiën. Eenige jaren vroeger hoorde ik, hem te München op het orgel phantaseeren. Geweldig was de indruk dien Bruckner's spel op mij, destyds jong muziekstudiosug, maakte. Eén ding was er echter dat mij destijds onbe vredigd liet en waarvan ik mij toen geen rekenschap kon geven. Later, toen ik meer vertrouwd werd met Bruckner's werken, bleek bet my dat het was eau gemis aan zin voor vormenschoonheid. Bruckner's phantasie is verbazend groot; maar hjj mist de wijze bedachtzaamheid, de meesterlijke zelfbeheersching in het gebruik zyner gaven. Hij weet zijn phantasie niet altijd te beteu gelen en daarom krijgt men wel eens het gevoel dat zijn werken te gerekt zijn. Bruckner had weinig algemeene ontwikke ling. Kennis van en zin of smaak voor litteratuur was hem vreemd. Hij was n brok muziek van genialen aanleg en hoog ontwikkelde gaven. Maar daarmede is alles gezegd.Indien Bruckner's opleiding op breeder grondslag had kaneen plaats vinden, indien hrj, wat algemeene ontwikkeling aangaat, op n lijn bad kannen staan met b.v. zijn tijd genoot Brahms, dan zou hij zeker een kun stenaar geworden zyn, die zich de onsterfelijk heid had ver worven. Maar thans... doch stil, laat ik de geschiedenis niet vooraitloopen. Niet alleen Wagner maar vooral ook Beethoven had veel invloed op Bruckner. Of zou het louter toeval «yn dat beider negende symphonieën in d-mol staan? Zeker is het geen toeval, dat de aangebonden d van de strijkinstrumenten, gevoegd by' het hoorn motief in den aanvang bij Bruckner onge veer denzelfden indruk van wijde oneindigheid maken als het begin van Beethoven's negende sytnphonie. Eigenaardig is het zeker, dat Bruckner, wien de dood verraste voordat hij een vierden Satz er bij gecomponeerd had, in zyn laatste levensdagen den wengch te kennen gegeven had, dat men zijn vroeger gecomponeerd Te Deum" als Finale zijner negende symphonie zou doen uitvoeren. Eindigt dus Beethoven's negende met een Ode an die Freude", Bruckner's negende zou dan worden afgesloten door een lofzang aan God. Alleen de componist geeft hierin weer blijk, dat de zin voor juistheid van vorm hem vreemd is, want dit Te Deum, hier vroeger door Viotta uitgevoerd, past in het geheel niet by' zijn gymphonie. In Brucknei'a negende symphonie komen momenten voor van groote schoonheid; maar daarnaast heeft men ook oogenblikken, waar men meent, dat uitsluitend het verstand aan bet woord is. Het begin is waarlijk spannend door den indruk van wijde ruimte, dien de componist inderdaad weet te bereiken. Daar naast hebben mij opnieuw getroffen de ge deelten in A niet den kleinen sext-sprong naar beneden en het gracieuse tegenthema van de tweede violen. Vervolgens vond ik ook zeer mooi het thema in d van de ge dempte violen; nog mooier als het later in b herhaald wordt. Het Scherzo is een waar meesterstuk. Het is prachtig geïnstrumenteerd, licht en luchtig en vol geest; alleen weet men niet wat die gis in net eerste accoord te beteekerieii heeft, in plaats van g. Dit kan toch niet anders dan een caprice zijn.' In zija Scherzi is Bruckner steeds het best, omdat daarvan de vorm het klaarst is. En het Adagio? Heerlijke, mooie melodieën vol uitdrukking, wisselen elkaar af; een groote wijding ligt over het geheel uitgespreid; ondanks de moderne taal van den componist klinkt alles toch begrijpelijk en duidelijk. Men kan hier bespeuren hoe de naieve Bruckner toch in hooge mate stemming ge voelt en weet op te wekken. Een. oogenbiik slechts denkt men aan een weinig gerektheid. De uitvoering was onovertrefbaar schoon. Doordrenkt van poëzie en klankschoonheid. De heer Mengel berg en het orkest, hebben zich met liefde en toewijding in hun taak verdiept; ik kan mij geen schitterender inter pretatie voorstellen. Een eeresaluut aan Mengelberg en het orchest! Over de eerste symphonie van Brahms een volgend maal, als zij op het Caecilia-concert zal ten gehoore gebracht zijn. Van de opera in het Rembrandt-theater hoorde ik Faust". Dit werk blijft toch nog steeds trekken, ondanks het verouderde, dat er in voorkomt en geen wonder, want er zijn. muzikale schoonheden in van den eersten rang. Mevrouw Engelen Sewing en de heer Orelio waren oude bekenden. De rust en de zeker heid, waarmede zij hunne partijen vervulden en tevens de onverwoestbare schoonheid van beider stemmen, vielen op nieuw hoogelijk te waardeeren. Hoe dikwijls zouden zij in dit werk reeds opgetreden zijn? Debutanten mas; men natuurlijk niet niet zulke ervaren kunstenaars vergelijken. De vertolker van den titelrol, de heer Jos. E. Schilderman had dan ook een zware taak te vervullen. Wegens bijzondere redenen mag ik niet uitvoerig over den heer Sehilderaan refereeren. Wél mag ik er op wijzen, dat de muziekredacteur van het Handelsblad, de heer S. Z., zijn schoone stem en uitmuntende zangkunst roemt. Volkomen eens ban ik het met hem, wanneer hij een te kort constateert in spel. Vooral in het tweede bedrijf was dit spel niet wat het zijn moest. Ala Meptusto Eaust toevoegt uw mirmery, waarde heer, gaat niet goed", moest ik onwillekeurig den ken: man je hebt gelijk. Maar den heer Schilderman, die tot voor weinige weken nog uitsluitend concertzanger was en aanvankelyk er niet aan dacht de dramatische carrière te kiezen, treft hier minder een verwijt dan de regie, die zich vocu het spel van een oner varen debutant meer verantwoordelijk had moeten stellen. By' volgende rollen zal dit euvel zeker spoedig verdwijnen en dan zal men bespeuren, dat de heer childermaa met zijne schoone stemmiddelen nog wat anders kan praesteeren l De heer Carl Bntter was geen onervaren debutant. Blijkbaar heeft hy'1 reeds langer het voornemen gekad zich aan de opera te wijden en ook ontwikkelde hy als tooneelspeler beslist talent. Voorts beschikt de heer Butter over een prachtvol, nobel en krachtig orgaan, dat in alle liggingen uit stekend klinkt. Voor n ding hoede zich de heer Butter; hij moet n.1. van zijn schoone middelen geen misbruik maken en zijn stem niet te veel uitzetten. Reeds thans was er af en toe een weinig beeschheid merkbaar, welke oorzaak was van detoneeren: op den duur is zelfs het schoonste orgaan niet bestand tegen zulke parforce toeren en het zou eeuwig jammer zijn, wanneer de heer Butter zijn orgaan ontijdig te gronde richtte. Mevrouw Hulst en mevr. Dokkum ver vulden zeer goed de kleinere rollen van Martba en Siebel; de laatste echter met een te scherpen stemklank. Het koor was bevredigend. Slagvaardig was het zeker. De toon kon fraaier zyn en de uitspraak meer verzorgd. Legt de wapes neider" klinkt niet mooi. Het orchest werkt dapper mede; de heer J. Martin, S. H«uckeroth had blijkbaarduchtig gerepeteerd; grooter schoonheid van klank tal zeker nog verkregen worden by langdu riger samenwerking. Enkele tempi hadden wat meer rust kun nen verdragen. Zelfs een snel tempo mag niet het gevoel van haast verwekken. Zeker is het dat de opera in het Rembrandttheater ernstig werk tracht te leveren. Daarom verdient het gezelschap steun en aanmoediging. ANT. AVERKAMP. *** Vrydag 2 Ootober begon de Noord-Nederlandscbe opera hare werkzaamheid. Vooraf was een net boekake verspreid, waarin de artistieke leidster van bet gezelschap, mejuf frouw Cftteaa Esaer, een programma van werkzaamheden ontwikkelt. Als een der be langrijkste zinsneden daaruit wil ik even aanhalen bet volgende: Hoewel met het oog op sommige artisten en ten einde niet op eenmaal te veel hervormingen aan te brengen in ona Nederlandsen operawezen, voorloopig nog by verschillende werken de Hollandsche vertaling zal worden gebruikt, hoop ik toch reeds in dit seizoen zooveel mogelijk de oorspronkelijke taal der ver schillende werken te bandhaven." Dit denkbeeld juich ik ten volle toe. Sedert de Italiaansche opera hier in een taal, door slechts weinigen verstaan, hare voorstellingen heeft gegeven en vooral by het publiek der goedkoopere rangen den meesten by'val heeft ingeoogJt, kan men niet meer beweren dat door een deel van het publiek opera's in de Duitsche of Fransche taal niet kunnen genoten worden. Wij zullen dan tevens van al die meestal erbarmelijk slechte vertalingen afkomen. Ooi zal het euvel dat er in twee talen tegelijk wordt gezongen, op die wijze vermeden worden. Daarom zal men ook ditmaal het feit, dat by de Tannhüuaer-opvoering, waarover ik bet hier heb, de titelrol in het Duitsch werd gezongen, iets wat natuurlijk van artistiek standpunt niet te verdedigen ie, niet al te zeer mogen gispen. In de tooneelaankleeding en de regie waren thans reeds groote verbeteringen te bespeu ren, bij vroeger vergeleken. De kapelmeester, Frarjeois Rasse, is ons reeds bekend als een duchtig musicus. Hij was zijn partituur vol komen meester en dirigeerde met veel tem perament eri tevens met groote routine. In de ouverture trachtte bij wel is waar meer zijn eigen persoonlyk cachet te leggen dan dat van Wagner zooals wij het uit de traditie kennen, maar in de opera zelve waren zoo veel goede, artistieke intentiën waar te nemen, dat men zich over verschillende details op recht mocht verbeugen. Het orchest bevat vele verdienstelijke ele menten en zal zich onder leiding van een zoo duchtig dirigeLt, zeker nog meer ont wikkelen. Dat er in het koor verschillende goede krachten schuilen, bewees de tweede acte. In de pelgrimekoren zal nog meer werk gemaakt moeten worden van zuiveren zang. Jac. Ur'.n? uit Leip'zig zong, zeer verklaar baar zijn partij in het Duitsch. Onwillekeurig schoot mij te binnen het eerste optreden in deze rol van Urlus hier in bet Paleis, toen hij plotseling moest invallen voor den heer Pauwels. De heer Urlus zal hieraan ook wel eens gedacht hebben. Maar wat heeft hij zich sedert dien tijd ontwikkeld! Aan alles kon men den ervaren artist bespeuren. Zijn sehoone, onverwoestbare stem, zijn duidelijke uitspraak van het Duitsch en zijn voornaam spel, deden hem bovenaan staan in de rij der medewerkenden. Prachtvol was Urlus vooral in het verhaal van zijn wedervaren te Romel Onmiddellijk naast hem noem ik den Landgraaf van v. Duinen. Ook bij hem een breed, nobel gebaar, een koninklijke houding en een klare, vrije toongeving bij voortreffe lijke uitspraak eii dictie. De lage tonen alleen zou men alleen nog wat ausgiebiger" gewenscht hebben. De derde van de mannelijke hoofdrollen Wolfram von Eschenbach", werd vervuld door den heer Henri Maal. Gefrappeerd heb ben mij de enorme vorderingen die de beer Maal gemaakt beeft. In het begin was de toon nog te veel ia de keel en had hij nog t3 veel nasalen klank; maar later in de derde acte, toen de beer Maal bijna alles met halve stem zong, waren er zooveel gevoelige nuan cen in zijn zang dat zulks mij de beste hoop geeft voor de toekomst. De heer Maal trachte nu nog meer werk te maken van het legato" en vooral het ondragelijke opsleepen van den toon te vermijderi. In zijn spel was ook de heer Maal menigmaal treffend door den eenvoud en de soberheid, die bij de figuur van Wolfram zoo goed te pas komen. Mevrouw Judels?Kamphuyzen heeft rou tine en een goede tooneelfiguur. In baar zang was zij niet gelukkig. Haar entree was niet rein, later werd het beter. Maar het Gebed was een ware kwelling voor het oor. Zelden heb ik nog zoo hardnekkig onzuiver hooren zingen. Veel beter slaagde de Venusrol bij mevrouw Arens-Callemien. De moeilijke ligging dier partij werd glansrijk door baar overwonnen; alleen men kon ternauwernood een woord van haar verstaan. De herdersknaap van mevrouw v. d. Hoeck was allerliefst. Voorts trok nog mijn aandacht de kloeke stem van den beer Pul als Bitterolf. De heer Anton Meeder zong zeer beschaafd de Walterpartij. Maar deze heer heeft een hooge baritonstem en kan op 'den duur niet ongestraft tenorpartijen zingen. Nog moet ik er op wijzen, dat over het alge meen zoo vaak een misplaatst portamento wordt aangewend bjj dalende secondeschreden. Vallen die op n lettergreep dan is er iets voor te zeggen, maar komen zij ieder op een afzonderleken lettergreep, dan krygt de voor dracht iets burgerlijks en larmoyants, dat op den duur hinderlijk wordt. Het is zoo ge makkelijk te vermijden, en de voordracht wordt er zooveel voornamer door. De eerste Tannhauser-opvoering wettigt het vermoeden, dat wij van de NoordNederlandsche opera iets goeds mogen ver wachten. ANT. AVERKAMP. PMtosoMe belletrïe. HAN RYNER, Les Voyages de Piychodore, Paris, Bibl. Chacornac. Zonder jaartal. HAN RYNER, PetüManuel individualiste, Paris, Librairie Francaiee. 1905. HAN RYNER, Les Chrétiem et let Philosophei, Paris, Librairie Francaise 1906. III. Het Petit Manuel individvalüte is een dialogae intérieur" een zelfonderzoek in den vorm van een gesprek. De schryver beeft naar by trouwens zelf erkent vlijtig Epictetus gelezen. Dit blijkt. Maar van de by dien oude opgenomen wijsheid heeft hy, met inwerking van veel persoonlijk», een alleraardigst philosopbiscb catechismupje gemaakt, dat uitgegeven als een boekje van 50 centimes, naar mij dunkt uitnemende lectuur zou zyn voor de hoogste klassen van een Gymnasium en een Hoogere Burgerschool. Het | biedt telkens aanleiding tot allerlei besprekingen die aspirant-menschen. voor wie geenerlei pbilosophische propaedeusis pp 't leerprogramma staat, van nut kunnen zyn; en ik geloof dat een Franscblesuur, op deze wijze ingericht, eoowel wat vak- als algemeene ontwikkeling betreft, uitstekend zou zyn besteed. De titels der hoofdstukken zyn: I De rindividualiame et de qnelques individualistes. II Préparation a l'individualisme pratique. III De» relations des individus entre eux. IV De la Société. V Des relations sociates. VI Des sacriflces aux idolea. VII Des rapporti de la morale et de la métaphysique. Men xal toegeven, dat een korte en heldere uiteenzetting van denkbeelden over deze zeven onderwerpen groote paedagogiscbe waarde kan bebben voor aankomende jonge menschen. Mits ze gegeven wordt door een moreel hoogstaand man. Dat nu is de klare en fijne stylist Han Ryner ongetwijfeld. Paedagogische waarde" zei ik; sociaal-paedagogische waarde" zou men kunnen zeggen. Want het individualisme van Ryner, dat geenszins anarchisme ie, wil de persoonlijkbeid schoon en sterk maken, maar vergeet toch geen oogenbiik, hoe de Persoonlijkheid voortdurend in duizenderlei betrekking staat tot andere persoonlijkheden onderdeel is van een complex, welks algemeene waarde voor een deel met de zy'ne eamen-, van de zijne afhangt. Vergeet ook geen oogen biik, hoe de schoonheid van een individu zal moeten blijken in al zijne verhoudingen. We willen bet Manuel eens doorbladeren. Op de eerste bladzijden lezen we: Ben il; individualist? Ik ben individualist. Wat versta ik door individualisme 1 Ik versta door individualisme de zedeleer die, op geen enkel dogma, op geen enkele traditie, op geen enkelen wi!-van-buitenaf steunend, alleen op het individueel geweten een beroep doet. Ii met liet woord individualisme altijd deze leer bedoeld1! Men heeft dikwijls den naam individua lisme gegeven aan drogleeren die bestemd waren om met een philosophisch masker het latte egoisme of het veroverende en agressieve egoisme te bedekken. Noem mij eens een laf egoïst dien men somtijds individualist noemt. Montaigue. Kent ge veroverende (n agressieve egoïsten, die zich uitgeven voor individualisten f Al degenen, die de dierlijke wet van den strijd om het bestaan ook als grondslag zien voor de betrekkingen der menschen onderling. Noem namen. Steadhal, Nietzsche. 1) Noem eenige waarlijke individualisten. Socrates, Epicurus, Jezus, Epictetus. Dan volgt een korte karakteristiek van elk der genoemde personen; waarbij de lovende beschrijving culmineert in Epictetu?. Vervolgens worden nog de cynici Antisthenes en Diogenes, en Zeno en Marcus Aarelius en Deseartes en Spinosa even besproken die om verschillende redenen niet onder de inodel-typen zyn genoemd. Descartes b.v., omdat hij slechts intellectueel, niet moreel, een individualist was, Spinoza omdat zijn moreel individualisme niet consequent genoeg w. En na deze afbakening van begrippen, door voorbeelden verduidely'kt, wordt in het tweede hoofdstuk de voorbereiding tot practisch individualisme besproken. Want: een religie kan zich te vrelen stellen met een betuiging van instemming en met eenige aanbiddingsgebaren. Een practigche philosophie, die nietinpractijk wordt gebracht, is niets. Met de laatste uiting zal ieder, die weleens een beetje over de waarachtige dit is niet de wetenschappelijke! waarde van een stelsel beeft gedacht, 't eens zijn. En die be schouwing van religie?? Ik geloof dat ze au fond waar is mits we voor 't begrip religie niet een bepaalde, dat is practische en pbilosophigcbe godsdienstvorrn in de plaats stellen I En 't is moeilijk daarvan te abstraheerenl Het individualisme dan eischt dit alleen: volkomen overeenstemming van gedachte en daad. Dit is consequent doorgevoerd minder moeilyk dan het schijnt want waar-zijn beeft een groote rust als onvervreemdbare belooning in zicb. Maar wacbt u voor het navolgen vau een bepaald model,'t zij Socra tes of Jezus of Epictetus. Niet bepaald nieuw," zegt ge glimlachend. Maar, ge zijt het met mij eens dat dit er weinig toe doet. Het PetüManuel heeft als uitstekende eigenschap, dat het in een zér klein bestek (30 blz.) een schoone en simpelly'nige levensleer opbouwt, die uitgaat van eerlijk zichzelf-zijn. In hoeverre het op den voorgrond stellen der Persoonlijkheid door dit boekje een reactie is op verslappend massa-gevoel a outrance, waag ik nietj te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl