Historisch Archief 1877-1940
r
DE A M S T E -E DAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
. 1633
Daarin vindt men gegevens omtrent
bibliotheken, aan inrichtingen van onder
wijs verbonden. Natuurlijk moet men,
om ze te vinden, zoeken b.v. in het ver
slag over 1904/5 op een groote van 60
verschillende plaatsen; en wel zóó, dat
het altijd een verrassing blijft wanneer
men weer eens iets vindt, en 't eene
jaar van de eene, 't andere jaar weer
eens van een andere bibliotheek wat.
Belangrijk is de mededeeling zelden.
De boekerij werd geregeld bijgehouden,"
aan de boekerij werd de noodige zorg
besteed," af en toe wordt van de boekerij
gebruik gemaakt," en dergelijke stereo
type uitlatingen, waartegen dan
oogenuitstekend de mededeeling is gedaan van
aanschaffingen van nieuwe stalen
springbokken, op-en-neer klappende school
borden, voorziening ia lekkende
dakgooten, enz. enz.
Wil men iets weten over de niet aan
inrichtingen van onderwijs, maar bv. aan
de departementen, hooge colleges van
etaat, bureau's enz. verbonden boekerijen,
dan dient men de enkele bijzondere rap
porten over de instelling van beheer,
kunsten . en wetenschappen, enz. bij de
band te hebben. En ook daar: zie boven.
Zoa het niet mogelijk zijn, een
jaarJijksefae publicatie te geven van de een
gsins uitvoerig pp te stellen rapporten der
voornaamste rijksbibübtheken, in den
geeet en in den vorm vaa die der rijks
archieven en <ier rijksinstellingen van
kunst? Ongeveer in den vorm ook van
het Mbliotheekverslag der stedelijke
unrversiteitsrbibHotheek van Amsterdam
ra het Jaarverslag der gemeente Am
sterdam ; en van het afeonderigke verslag
der Koaiaklijke Bibliotheek ?
En verder van de met rijksgeld onder
houden bibliothekenjaarlijks te verlangen,
inlichting op de hoofdpunten van exploi
tatie: bezoek, aanwinsten, uitgaven?
* *
*
Thans de uitgaven, zooals deze voor
komen op de Staatsbegrooting voor 1909.
Een vraagteeken geeft aan, dat de post
hier niet is gespecificeerd, of dat de
boekerij niet werd genoemd..
zakelijke | persoonl.
uitgaven.
Eerste Kamer d. St.Gen.
Tweede .
Eaad v. State. . . .
Buitenlandsche Zaken.
Financiën
Bibi. in gevangenissen .
Rykstucbt.schol.
Binnealandeche Zaken.
Centrale Gezondh.raad.
Krankz.gest.Medemblik
Grave . .
Centr. Bureau Statistiek
TJnivere.bibl. Leiden
Utrecht .
Groningen
Techn. Hoogesch. Delft
Kon. Bibl. 's Gravenh.
Rijksmuseum ....
Acad. v. Beeld. Kunst.
Marine
Willemsoord ....
Adspir. adm.strateuren
Marine naachinist.school
Kweekschool Leiden
Boekeufonds . .
Munt, Utrecht . . .
Oorlog
Onderh. korpsboekery'en
Hoogere Krygsschool .
Kon. Milit. Academie .
Cidettenschool . . .
Hoofdcursus ....
Normaal Schietschool .
Waterstaat
Landb., Nij verh.,Handel,
Landb.sch. Wageningen
Alle andere landbouw
scholen, proefstations,
enz
Rijks seruminrichting .
Mijnraad
Bibl. afdeeling Handel.
Kamers van Arbeid. .
Koloniën
Offic. bibl. Paramaribo
Garnizoens bibliotheek
Hospitaal .,
Offic. bibl. Willemstad
Garnizoens bibl.
Totaal .
250
2,000
260
150
1,500
30,042
19,000
12,500
18,000
42,750
?>
9
1.000
1,200
9
o
6,350
?
f 4,400
18,980
8,900
, 7,080
5,700
" 69,650
210
900
1,600
365
9
800
8.000
2,300
o
200
200
300
200
200
!?1,450
?
1,400
9
?
?142,462 /'120,425
f 262,887.
Zooals hierboven werd gezegd, kunnen
gevoegelijk eenige duizenden worden
opgeteld bij dit totaal voor de onge
specificeerde posten. Zoodat een totaal
ware op te geven van 2:^ .'4 ton van rijks
uitgaven voor bibliotheken.
G-REVE.
Het dienstvak der registratie.
Ons organiek besluit is niet meer!
Het werd niet ingetrokken, maar er is
fedaan, alsof het niet bestond. Volgens dat
esluit zoude er aan het Departement van
Financiën n directeur der registratie zijn,
en desalniettemin werd er voor eenige dagen
een tweede benoemd.
Wie draagt daarvan de schuld? Staats
rechtelijk de minister inderdaad de hoofd
ambtenaren, die dien minister in het ver
keerde spoor hebben geleid.
De vakmenschen weten wel, dat de heeren
Schuuring en Heshusius thans weder de
lakens uitdeelen.
Hetgeen onmogelijk scheen, is .gebeurd.
Zij die dachten, dat genoemde heeren voor
goed van het tooneel waven verdwenen,
hebben het mis gehad. Was hier de wensch
de vader der gedachte geweest ?
Toch zouden die heeren achter de cou
lissen -zijn gebleven, als die goede heer Van
Walsem maar niet ziek was geworden en
büzijn optreden niet zoo lankmoedig was
geweest om het Trojaansche paard binnen
de veste te laten. Een verstandig man moet
op zijn tijd weten te weigeren en zelfs
bestand zijn tegen mannetranen. Het gold
hier het belang van het geheele vak en
niet van het individu.
Men zegt, dat de heeren Schuuring en
Heshusius nog steeds goede vrienden zijn,
al vangt de een den ander wel eens een
vlieg af.
Zoo was de heer Schuuring bij de voor
bereiding van de laatste wetswijziging op
registratiegebied, door zijn ouden leermees
ter, den heer Van Iterson geheel te paard
gezet. Tal van keeren was hij naar de oude
Amstelstad geweest en had hij, als van
ouds, nog eens duchtig gerepeteerd met
den toongever op registratiegebied.
De heer Schuuring reed dus op een uit
stekend ros en desniettegenstaande kon hij,
met zijn werk, geen genade vinden in de
oogen van den minister.
Wat was er gebeurd? Ook de heer
Heshusius had hier of daar zijn licht opge
stoken of wel een rechtskundig advies
ingewonnen bij een jurist van naam.
Dat een der jooge directeuren dor regi
stratie er de hand in zou hebben gehad,
wordt niet geloofd, omdat van geen dier
heeren ooit eenige arbeid op wetgevend
gebied is uitgegaan.
De zekerheid, dat iaën voor de hoogste
betrekkingen toch in aanmerking komt, is
niet zeer geschikt voor de ontwikkeling
van den geest. De prikkel om in de wereld
vooruit te komen, vormt genieën. Het gaat
als in de nijverheid protectie doodt de
energie.
De heer Heshusius dan, kwam ook met
een plaa van wetswijziging voor den dag
en de minister nam dat plan over.
Was het wellicht de oud-notaris Kolk
man, die zich klein voelde tegenover dien
langen oud-inspecteur der registratie in
actieven dienst en dacht de oud-notaris
misschien: die mijnheer Schunring is nooit
in de praktijk geweest en zal dus wel
minder op de hoogte zijn?
Hoe het zij, de tegenwoordige minister
scheen den heer Heshusius al heel spoedig
na zijn optreden, over registratiezaken te
raadplegen ook toen de heer Van Walsem
nog in functie wa», en het Departement nog
niet met onbepaald verlof wegens ziekte
had verlaten.
Dat de heer Van Wake m daardoor zeer
gegriefd was, spreekt vanzelf. Hij zal ge
dacht hebben: Oudank is 's werelds loon"!
Toch treft die uitspraak niet de ambte
naren buiten het Departement.
Bij hen blijft hij de gevierde man
aan hem heeft het vak zeer groote ver
plichting!
Hij kon, wel is waar, de misslagen van
anderen niet goed maken, maar de gespan
nen verhouding wist hij taktvol te ver
beteren.
Menschen, die alles weten, vertellen, dat
toen de heer Van Walsem met verlof ver
trokken was, er eene gezellige reunie is
geweest van de directeuren en hunnen
promotor, tot het vaststellen van de toe
komstige gedragslijn.
Men zag aankomen, dat de heer Schuu
ring uit zijn tent zou moeten treden, om
met het hermelijn te worden omhangen.
In de provincie zou men dus trachten hem
meer populair te maken, door aan iedereen
te vertellen, dat hij zoovele slapelooze
nachten had na die vermaledijde directeurs
benoemingen en dat tegenwoordig alles op
een goudschaaltje werd gewogen;
dat hij den klerken inderdaad een goed
hart toedroeg en dat er niets waar was
van dat verhaal, dat nog steeds in omloop
is en volgens hetwelk hij zou gezegd heb
ben, dat zoolang hij aan het Departement
zou zitten, de klerken hun zin niet zouden
krijgen.
Ten slotte moet do heer Schuuring in
eene gloeiende speech zijn vergeleken met
dien Italiaanschen wijsgeer, die de bewe
ring moest herroepen, dat de aarde om de
zon draaide en niet omgekeerd en die dat
beroemd geworden werk schreef, waarin de
geestelijkheid van die dagen eene herroe
ping en de geleerde eene bevestiging van
de eerste uitspraak las.
Men had hier blijkbaar de bedoeling,
den ontwerper te huldigen van het laatste
Koninklijk besluit, in zake de
salarisregeling der klerken, met die prachtige over
gangsbepaling, die het geschonkene, voor
de bestaande klerken, tot nul reduceerde.
Het verluidt nu, dat de klerken hunne
belangen hebben toevertrouwd aan een
bekend Kamerlid, voorvechter van de be
langen van den kleinen ambtenaar.
Wij zullen er bij de begrooting dus wel
meer van hooren.
Inziet in de Hoofdstad.
Het was Donderdag 24 September niet de
eerste maal dat Bruckner's Negende
Symphonie te Amsterdam werd ten geboore
gebracht. Bernhard Stavenhagen, gastdirigent
van het Residentie-orchest, had haar voor
twee jaren geleden reeds gedirigeerd in den
Stadsschouwburg.
Maar toch.... hoe geheel anders klonk
nu het werk l Ditmaal een liefdevol ingaan
op alle intentiën van den componist en een
buitengewoon fijn uitwerken van alle finesses
der compositie zoowel als der instrumentatie.
En destijds een logge, onbehouwen directie,
die zelfs van een overigens zoo intelligente
schare als het Residentie-orchest niets wist
te maken.
Anton Bruckner is een der eigenaardigste
componistenfiguren der negentiende eeuw.
Het handwerk zijner kunst verstond hij als
slechts weinigen. In al de spitsvondigheden
van het contrapunt was hij doorkneed; ook
de instrumentatie zijner symphonische werken
8 van een klankkleur en een rijkdom van
tinten als destijds een componist vaa zuiver
instrumentale werken nog niet had ten toon
gespreid. Bruckner was op ende op musicus.
Daarom trok het muzikale element in de
werken van Wagner hem buitengewoon aan.
De vurige bewondering die hy voor Wagner
koesterde, eproot alleen voorl uit eerbied
voor diens scheppend muzikalen geest.
Wagner, de man van het GeBamtkunstwerk",
werd door Bruckner niet begrepen. Zijn
opmerkingen over Wagner's drama's wekten
steeds de lachlust op van de toehoorders,
door hare onbegrijpelijke naïveteit Trouwens
naïef in hooge mate was Bruckner. Toen ik
hem in 1891 eens te Weenen bezocht, was
ik verbaasd over de kinderlijkheid en goed
moedige maniereu van den man, dien mij door
zij u derde en zevende symphonie had geïm
poneerd. Maar de grondtoon van zyn
karakter was van buitengewone hartelijkheid.
Hy had het gemoed van een Joseph Haydn,
ook als trouw en geloovig Katholiek; maar
hij had den titanengeest van een Beethoven,
uit de laatste quartetten, in zynecompositiën.
Eenige jaren vroeger hoorde ik, hem te
München op het orgel phantaseeren. Geweldig
was de indruk dien Bruckner's spel op mij,
destyds jong muziekstudiosug, maakte. Eén
ding was er echter dat mij destijds onbe
vredigd liet en waarvan ik mij toen geen
rekenschap kon geven. Later, toen ik meer
vertrouwd werd met Bruckner's werken,
bleek bet my dat het was eau gemis aan zin
voor vormenschoonheid. Bruckner's
phantasie is verbazend groot; maar hjj mist de
wijze bedachtzaamheid, de meesterlijke
zelfbeheersching in het gebruik zyner gaven.
Hij weet zijn phantasie niet altijd te beteu
gelen en daarom krijgt men wel eens het
gevoel dat zijn werken te gerekt zijn.
Bruckner had weinig algemeene ontwikke
ling. Kennis van en zin of smaak voor
litteratuur was hem vreemd. Hij was n
brok muziek van genialen aanleg en hoog
ontwikkelde gaven. Maar daarmede is alles
gezegd.Indien Bruckner's opleiding op breeder
grondslag had kaneen plaats vinden, indien
hrj, wat algemeene ontwikkeling aangaat, op
n lijn bad kannen staan met b.v. zijn tijd
genoot Brahms, dan zou hij zeker een kun
stenaar geworden zyn, die zich de onsterfelijk
heid had ver worven. Maar thans... doch stil,
laat ik de geschiedenis niet vooraitloopen.
Niet alleen Wagner maar vooral ook
Beethoven had veel invloed op Bruckner.
Of zou het louter toeval «yn dat beider
negende symphonieën in d-mol staan? Zeker
is het geen toeval, dat de aangebonden d van
de strijkinstrumenten, gevoegd by' het hoorn
motief in den aanvang bij Bruckner onge
veer denzelfden indruk van wijde oneindigheid
maken als het begin van Beethoven's negende
sytnphonie.
Eigenaardig is het zeker, dat Bruckner,
wien de dood verraste voordat hij een vierden
Satz er bij gecomponeerd had, in zyn laatste
levensdagen den wengch te kennen gegeven
had, dat men zijn vroeger gecomponeerd Te
Deum" als Finale zijner negende symphonie
zou doen uitvoeren.
Eindigt dus Beethoven's negende met een
Ode an die Freude", Bruckner's negende
zou dan worden afgesloten door een lofzang
aan God. Alleen de componist geeft hierin
weer blijk, dat de zin voor juistheid van vorm
hem vreemd is, want dit Te Deum, hier
vroeger door Viotta uitgevoerd, past in het
geheel niet by' zijn gymphonie.
In Brucknei'a negende symphonie komen
momenten voor van groote schoonheid; maar
daarnaast heeft men ook oogenblikken, waar
men meent, dat uitsluitend het verstand aan bet
woord is. Het begin is waarlijk spannend
door den indruk van wijde ruimte, dien de
componist inderdaad weet te bereiken. Daar
naast hebben mij opnieuw getroffen de ge
deelten in A niet den kleinen sext-sprong
naar beneden en het gracieuse tegenthema
van de tweede violen. Vervolgens vond ik
ook zeer mooi het thema in d van de ge
dempte violen; nog mooier als het later in b
herhaald wordt.
Het Scherzo is een waar meesterstuk. Het
is prachtig geïnstrumenteerd, licht en luchtig
en vol geest; alleen weet men niet wat die
gis in net eerste accoord te beteekerieii heeft,
in plaats van g. Dit kan toch niet anders dan
een caprice zijn.' In zija Scherzi is Bruckner
steeds het best, omdat daarvan de vorm het
klaarst is.
En het Adagio? Heerlijke, mooie melodieën
vol uitdrukking, wisselen elkaar af; een groote
wijding ligt over het geheel uitgespreid;
ondanks de moderne taal van den componist
klinkt alles toch begrijpelijk en duidelijk.
Men kan hier bespeuren hoe de naieve
Bruckner toch in hooge mate stemming ge
voelt en weet op te wekken. Een. oogenbiik
slechts denkt men aan een weinig gerektheid.
De uitvoering was onovertrefbaar schoon.
Doordrenkt van poëzie en klankschoonheid.
De heer Mengel berg en het orkest, hebben
zich met liefde en toewijding in hun taak
verdiept; ik kan mij geen schitterender inter
pretatie voorstellen. Een eeresaluut aan
Mengelberg en het orchest!
Over de eerste symphonie van Brahms een
volgend maal, als zij op het Caecilia-concert
zal ten gehoore gebracht zijn.
Van de opera in het Rembrandt-theater
hoorde ik Faust". Dit werk blijft toch nog
steeds trekken, ondanks het verouderde, dat
er in voorkomt en geen wonder, want er zijn.
muzikale schoonheden in van den eersten
rang.
Mevrouw Engelen Sewing en de heer Orelio
waren oude bekenden. De rust en de zeker
heid, waarmede zij hunne partijen vervulden
en tevens de onverwoestbare schoonheid van
beider stemmen, vielen op nieuw hoogelijk
te waardeeren. Hoe dikwijls zouden zij in
dit werk reeds opgetreden zijn?
Debutanten mas; men natuurlijk niet niet
zulke ervaren kunstenaars vergelijken. De
vertolker van den titelrol, de heer Jos. E.
Schilderman had dan ook een zware taak te
vervullen. Wegens bijzondere redenen mag
ik niet uitvoerig over den heer Sehilderaan
refereeren. Wél mag ik er op wijzen, dat de
muziekredacteur van het Handelsblad, de heer
S. Z., zijn schoone stem en uitmuntende
zangkunst roemt. Volkomen eens ban ik het
met hem, wanneer hij een te kort constateert
in spel. Vooral in het tweede bedrijf was dit
spel niet wat het zijn moest. Ala Meptusto
Eaust toevoegt uw mirmery, waarde heer,
gaat niet goed", moest ik onwillekeurig den
ken: man je hebt gelijk. Maar den heer
Schilderman, die tot voor weinige weken nog
uitsluitend concertzanger was en aanvankelyk
er niet aan dacht de dramatische carrière te
kiezen, treft hier minder een verwijt dan de
regie, die zich vocu het spel van een oner
varen debutant meer verantwoordelijk had
moeten stellen. By' volgende rollen zal dit
euvel zeker spoedig verdwijnen en dan zal
men bespeuren, dat de heer childermaa
met zijne schoone stemmiddelen nog wat
anders kan praesteeren l
De heer Carl Bntter was geen onervaren
debutant. Blijkbaar heeft hy'1 reeds langer
het voornemen gekad zich aan de opera te
wijden en ook ontwikkelde hy als
tooneelspeler beslist talent. Voorts beschikt de
heer Butter over een prachtvol, nobel en
krachtig orgaan, dat in alle liggingen uit
stekend klinkt. Voor n ding hoede zich
de heer Butter; hij moet n.1. van zijn schoone
middelen geen misbruik maken en zijn stem
niet te veel uitzetten. Reeds thans was er
af en toe een weinig beeschheid merkbaar,
welke oorzaak was van detoneeren: op den
duur is zelfs het schoonste orgaan niet bestand
tegen zulke parforce toeren en het zou eeuwig
jammer zijn, wanneer de heer Butter zijn
orgaan ontijdig te gronde richtte.
Mevrouw Hulst en mevr. Dokkum ver
vulden zeer goed de kleinere rollen van
Martba en Siebel; de laatste echter met een
te scherpen stemklank.
Het koor was bevredigend. Slagvaardig
was het zeker. De toon kon fraaier zyn en
de uitspraak meer verzorgd. Legt de wapes
neider" klinkt niet mooi.
Het orchest werkt dapper mede; de heer
J. Martin, S. H«uckeroth had blijkbaarduchtig
gerepeteerd; grooter schoonheid van klank
tal zeker nog verkregen worden by langdu
riger samenwerking.
Enkele tempi hadden wat meer rust kun
nen verdragen. Zelfs een snel tempo mag
niet het gevoel van haast verwekken.
Zeker is het dat de opera in het
Rembrandttheater ernstig werk tracht te leveren.
Daarom verdient het gezelschap steun en
aanmoediging.
ANT. AVERKAMP.
***
Vrydag 2 Ootober begon de
Noord-Nederlandscbe opera hare werkzaamheid. Vooraf
was een net boekake verspreid, waarin de
artistieke leidster van bet gezelschap, mejuf
frouw Cftteaa Esaer, een programma van
werkzaamheden ontwikkelt. Als een der be
langrijkste zinsneden daaruit wil ik even
aanhalen bet volgende: Hoewel met het
oog op sommige artisten en ten einde niet
op eenmaal te veel hervormingen aan te
brengen in ona Nederlandsen operawezen,
voorloopig nog by verschillende werken de
Hollandsche vertaling zal worden gebruikt,
hoop ik toch reeds in dit seizoen zooveel
mogelijk de oorspronkelijke taal der ver
schillende werken te bandhaven."
Dit denkbeeld juich ik ten volle toe.
Sedert de Italiaansche opera hier in een
taal, door slechts weinigen verstaan, hare
voorstellingen heeft gegeven en vooral by
het publiek der goedkoopere rangen den
meesten by'val heeft ingeoogJt, kan men niet
meer beweren dat door een deel van het
publiek opera's in de Duitsche of Fransche
taal niet kunnen genoten worden. Wij zullen
dan tevens van al die meestal erbarmelijk
slechte vertalingen afkomen. Ooi zal het
euvel dat er in twee talen tegelijk wordt
gezongen, op die wijze vermeden worden.
Daarom zal men ook ditmaal het feit, dat
by de Tannhüuaer-opvoering, waarover ik
bet hier heb, de titelrol in het Duitsch werd
gezongen, iets wat natuurlijk van artistiek
standpunt niet te verdedigen ie, niet al te
zeer mogen gispen.
In de tooneelaankleeding en de regie waren
thans reeds groote verbeteringen te bespeu
ren, bij vroeger vergeleken. De kapelmeester,
Frarjeois Rasse, is ons reeds bekend als een
duchtig musicus. Hij was zijn partituur vol
komen meester en dirigeerde met veel tem
perament eri tevens met groote routine. In
de ouverture trachtte bij wel is waar meer
zijn eigen persoonlyk cachet te leggen dan
dat van Wagner zooals wij het uit de traditie
kennen, maar in de opera zelve waren zoo
veel goede, artistieke intentiën waar te nemen,
dat men zich over verschillende details op
recht mocht verbeugen.
Het orchest bevat vele verdienstelijke ele
menten en zal zich onder leiding van een
zoo duchtig dirigeLt, zeker nog meer ont
wikkelen.
Dat er in het koor verschillende goede
krachten schuilen, bewees de tweede acte.
In de pelgrimekoren zal nog meer werk
gemaakt moeten worden van zuiveren zang.
Jac. Ur'.n? uit Leip'zig zong, zeer verklaar
baar zijn partij in het Duitsch. Onwillekeurig
schoot mij te binnen het eerste optreden in
deze rol van Urlus hier in bet Paleis, toen hij
plotseling moest invallen voor den heer
Pauwels. De heer Urlus zal hieraan ook wel
eens gedacht hebben. Maar wat heeft hij
zich sedert dien tijd ontwikkeld! Aan alles
kon men den ervaren artist bespeuren. Zijn
sehoone, onverwoestbare stem, zijn duidelijke
uitspraak van het Duitsch en zijn voornaam
spel, deden hem bovenaan staan in de rij
der medewerkenden. Prachtvol was Urlus
vooral in het verhaal van zijn wedervaren
te Romel
Onmiddellijk naast hem noem ik den
Landgraaf van v. Duinen. Ook bij hem een
breed, nobel gebaar, een koninklijke houding
en een klare, vrije toongeving bij voortreffe
lijke uitspraak eii dictie. De lage tonen alleen
zou men alleen nog wat ausgiebiger"
gewenscht hebben.
De derde van de mannelijke hoofdrollen
Wolfram von Eschenbach", werd vervuld
door den heer Henri Maal. Gefrappeerd heb
ben mij de enorme vorderingen die de beer
Maal gemaakt beeft. In het begin was de
toon nog te veel ia de keel en had hij nog
t3 veel nasalen klank; maar later in de derde
acte, toen de beer Maal bijna alles met halve
stem zong, waren er zooveel gevoelige nuan
cen in zijn zang dat zulks mij de beste hoop
geeft voor de toekomst. De heer Maal trachte
nu nog meer werk te maken van het legato"
en vooral het ondragelijke opsleepen van den
toon te vermijderi. In zijn spel was ook de
heer Maal menigmaal treffend door den
eenvoud en de soberheid, die bij de figuur
van Wolfram zoo goed te pas komen.
Mevrouw Judels?Kamphuyzen heeft rou
tine en een goede tooneelfiguur. In baar
zang was zij niet gelukkig. Haar entree was
niet rein, later werd het beter. Maar het
Gebed was een ware kwelling voor het oor.
Zelden heb ik nog zoo hardnekkig onzuiver
hooren zingen. Veel beter slaagde de
Venusrol bij mevrouw Arens-Callemien. De moeilijke
ligging dier partij werd glansrijk door baar
overwonnen; alleen men kon ternauwernood
een woord van haar verstaan.
De herdersknaap van mevrouw v. d. Hoeck
was allerliefst.
Voorts trok nog mijn aandacht de kloeke
stem van den beer Pul als Bitterolf. De heer
Anton Meeder zong zeer beschaafd de
Walterpartij. Maar deze heer heeft een hooge
baritonstem en kan op 'den duur niet ongestraft
tenorpartijen zingen.
Nog moet ik er op wijzen, dat over het alge
meen zoo vaak een misplaatst portamento
wordt aangewend bjj dalende secondeschreden.
Vallen die op n lettergreep dan is er iets
voor te zeggen, maar komen zij ieder op een
afzonderleken lettergreep, dan krygt de voor
dracht iets burgerlijks en larmoyants, dat op
den duur hinderlijk wordt. Het is zoo ge
makkelijk te vermijden, en de voordracht
wordt er zooveel voornamer door.
De eerste Tannhauser-opvoering wettigt
het vermoeden, dat wij van de
NoordNederlandsche opera iets goeds mogen ver
wachten. ANT. AVERKAMP.
PMtosoMe belletrïe.
HAN RYNER, Les Voyages de Piychodore,
Paris, Bibl. Chacornac. Zonder jaartal.
HAN RYNER, PetüManuel individualiste,
Paris, Librairie Francaiee. 1905.
HAN RYNER, Les Chrétiem et let Philosophei,
Paris, Librairie Francaise 1906.
III.
Het Petit Manuel individvalüte is een
dialogae intérieur" een zelfonderzoek in den
vorm van een gesprek.
De schryver beeft naar by trouwens
zelf erkent vlijtig Epictetus gelezen. Dit
blijkt. Maar van de by dien oude opgenomen
wijsheid heeft hy, met inwerking van veel
persoonlijk», een alleraardigst philosopbiscb
catechismupje gemaakt, dat uitgegeven als
een boekje van 50 centimes, naar mij dunkt
uitnemende lectuur zou zyn voor de hoogste
klassen van een Gymnasium en een Hoogere
Burgerschool. Het | biedt telkens aanleiding
tot allerlei besprekingen die
aspirant-menschen. voor wie geenerlei pbilosophische
propaedeusis pp 't leerprogramma staat, van
nut kunnen zyn; en ik geloof dat een
Franscblesuur, op deze wijze ingericht, eoowel wat
vak- als algemeene ontwikkeling betreft,
uitstekend zou zyn besteed.
De titels der hoofdstukken zyn:
I De rindividualiame et de qnelques
individualistes. II Préparation a
l'individualisme pratique. III De» relations des
individus entre eux. IV De la Société.
V Des relations sociates. VI Des sacriflces
aux idolea. VII Des rapporti de la
morale et de la métaphysique.
Men xal toegeven, dat een korte en heldere
uiteenzetting van denkbeelden over deze
zeven onderwerpen groote paedagogiscbe
waarde kan bebben voor aankomende jonge
menschen. Mits ze gegeven wordt door een
moreel hoogstaand man. Dat nu is de klare
en fijne stylist Han Ryner ongetwijfeld.
Paedagogische waarde" zei ik;
sociaal-paedagogische waarde" zou men kunnen zeggen.
Want het individualisme van Ryner, dat
geenszins anarchisme ie, wil de
persoonlijkbeid schoon en sterk maken, maar vergeet
toch geen oogenbiik, hoe de Persoonlijkheid
voortdurend in duizenderlei betrekking staat
tot andere persoonlijkheden onderdeel
is van een complex, welks algemeene
waarde voor een deel met de zy'ne eamen-,
van de zijne afhangt. Vergeet ook geen oogen
biik, hoe de schoonheid van een individu
zal moeten blijken in al zijne verhoudingen.
We willen bet Manuel eens doorbladeren.
Op de eerste bladzijden lezen we:
Ben il; individualist?
Ik ben individualist.
Wat versta ik door individualisme 1
Ik versta door individualisme de zedeleer
die, op geen enkel dogma, op geen enkele
traditie, op geen enkelen wi!-van-buitenaf
steunend, alleen op het individueel geweten
een beroep doet.
Ii met liet woord individualisme altijd deze
leer bedoeld1!
Men heeft dikwijls den naam individua
lisme gegeven aan drogleeren die bestemd
waren om met een philosophisch masker het
latte egoisme of het veroverende en agressieve
egoisme te bedekken.
Noem mij eens een laf egoïst dien men somtijds
individualist noemt.
Montaigue.
Kent ge veroverende (n agressieve egoïsten,
die zich uitgeven voor individualisten f
Al degenen, die de dierlijke wet van den
strijd om het bestaan ook als grondslag zien
voor de betrekkingen der menschen onderling.
Noem namen.
Steadhal, Nietzsche. 1)
Noem eenige waarlijke individualisten.
Socrates, Epicurus, Jezus, Epictetus.
Dan volgt een korte karakteristiek van
elk der genoemde personen; waarbij de
lovende beschrijving culmineert in Epictetu?.
Vervolgens worden nog de cynici Antisthenes
en Diogenes, en Zeno en Marcus Aarelius
en Deseartes en Spinosa even besproken
die om verschillende redenen niet onder de
inodel-typen zyn genoemd. Descartes b.v.,
omdat hij slechts intellectueel, niet moreel, een
individualist was, Spinoza omdat zijn moreel
individualisme niet consequent genoeg w.
En na deze afbakening van begrippen,
door voorbeelden verduidely'kt, wordt in het
tweede hoofdstuk de voorbereiding tot
practisch individualisme besproken.
Want: een religie kan zich te vrelen stellen
met een betuiging van instemming en met
eenige aanbiddingsgebaren. Een practigche
philosophie, die nietinpractijk wordt gebracht,
is niets.
Met de laatste uiting zal ieder, die weleens
een beetje over de waarachtige dit is niet
de wetenschappelijke! waarde van een
stelsel beeft gedacht, 't eens zijn. En die be
schouwing van religie?? Ik geloof dat ze
au fond waar is mits we voor 't begrip
religie niet een bepaalde, dat is practische
en pbilosophigcbe godsdienstvorrn in de plaats
stellen I En 't is moeilijk daarvan te
abstraheerenl
Het individualisme dan eischt dit alleen:
volkomen overeenstemming van gedachte en
daad. Dit is consequent doorgevoerd minder
moeilyk dan het schijnt want waar-zijn
beeft een groote rust als onvervreemdbare
belooning in zicb. Maar wacbt u voor het
navolgen vau een bepaald model,'t zij Socra
tes of Jezus of Epictetus.
Niet bepaald nieuw," zegt ge glimlachend.
Maar, ge zijt het met mij eens dat dit er
weinig toe doet. Het PetüManuel heeft als
uitstekende eigenschap, dat het in een zér
klein bestek (30 blz.) een schoone en
simpelly'nige levensleer opbouwt, die uitgaat van
eerlijk zichzelf-zijn. In hoeverre het op den
voorgrond stellen der Persoonlijkheid door
dit boekje een reactie is op verslappend
massa-gevoel a outrance, waag ik nietj te