De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 11 oktober pagina 7

11 oktober 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1633 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Hooft's Warenar by de N.V. Het Tooneel", Gezelschap Royaards. fit'JN G£E.fURUVO iHiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiimiimiiiijiiiimiiiiiiMiiiiiiiiiijiiiiiiiiiii^ daarom lang om den verkoop der beide huizen goed te keuren. Zij kon toch niet anders dan tegenwerking verwachten van eene Sociëteit, die tot leden had dezelfde mannen, welke nog nauw een j aar geleden, door hun invloed en bemoeiingen, alle Stadhoudersgezinden uit den Raad, uit Burgemeesterskamer, uit de Schutterijen, uit alle ambten en bedieningen hadden weten te verdrijven. Bovendien wat zou het stadsbestuur te wachten hebben van leden eener Sociëteit, van welke velen, al hadden zij nog geen politieke rol van beteekenis gespeeld, echter bekend stonden, 't zij hunne schatten, 't zij hunne bekwaam heden veil te hebben voor de in 't onder spit geraakte partij, en die met reden aan gemerkt en gevreesd konden worden als hare bestendige voorstanders of toekomstige hoofden. De Eegeering had dus volkomen gelijk voorzichtig te zijn voor een krachtig lichaam als eene Sociëteit van onverbeter lijke Keezen" zooals de Patriotten genoemd werden. Na lang wikken en wegen keurde de Regeering met groot voorbehoud den ver koop van beide huizen goed. Op 28 Okto ber 1788, had ten overstaan van Schepenen de overdracht plaats. In den overdrachtsbrief werd echter uit drukkelijk bepaald, dat in het daarin ge noemde gebouw geen Sociëteit zou mogen bijeenkomen dan alleen en uitsluitend het kunstlievend Genootschap: Doctrina et Amicitia', hetwelk altijd zou moeten strek ken tot bevordering van Kunsten en Weten schappen, zonder dat het zich ooit of te immer meteenige zaken van Staat of met iets,rakende het Algemeen Bestuur, zou mogen bemoeien, en dat voorts Schepenen of Gevolmachtigden van Schepenen ten allen tijde vrijen toegang tot het genootschap zouden hebben. De Begeering was het met deze bepaling van zulk een ernst, dat deze in de statuten van Doctrina et Amicitia moest opgenomen worden. Toch bleven de leden Keezen" in hart en nieren. Om den schijn af te leiden en ook om het nut, streefde het Genootschap er van den beginne naar tot het vormen van een physisch cabinet zoowel als van een boekerij. Ieder lid was verplicht aan de bibliotheek een waardevol boek te schenken of anders minstens een gouden rijder er voor te ver strekken. Middelerwijl ging de verbouwing der aangekochte huizen met bekwamen spoed. Buitengewone kosten werden besteed tot kostbare inrichting der zalen en tot berg plaats der physische instrumenten, voor lees zaal en voor een groote gehoorzaal, waar al spoedig voorlezingen werden gehouden, zoodat men wel moest gelooven aan eene algeheele herschepping der klubbisten van de Vaderlandsche Sociëteit in ernstige be oefenaars der wetenschap. Het zou dra anders blijken. Yan het oogenblik, dat de oorlog tusschen de Fransche Republiek en onzen Staat was uitgebarsten en zich een aanzienlijk getal uitgewekenen als een afzonderlijk legioen bij het Fransche leger had aangesloten, hadden de leiders der onderliggende partij hier te. lande zich met hun vrienden daar buiten, en eerlang ook met de aanvoerders der Fransche troepen, in betrekking ge steld, en had zich te Amsterdam een komitee Keizer Frans Josef. FEANS JOSEF, Keizer van Oostenrijk in de dagen van het Congres van Berlijn. (Naar een prent uit dien tijd.) gevormd, dat zijne vertakkingen door het geheele land hebbende, al het noodige ver richtte of voorschreef, wat tot het bewerken eener omwenteling kon strekken. s*s* Onder de middelen, ter bereiking van het groote oogmerk genomen, was een der voornaamste het allerwege oprichten van leesgezelschappen, oppervlakkig beschouwd om door nuttige voorlezingen den gemeenen man kundig en beschaafd te maken. Amster dam telde weldra 36 dergelijke leesgezel schappen. De daar gehouden voorlezingen ademden den geest der partij, werden op geheime drukkerijen gedrukt en ruim verspreid. De Eegeering rook tont, terwijl haar bij de ontdekking van eenige geheime wapen magazijnen, door de zorg van het komitee bijeengebracht, de oogen opengingen. Zij hief dientengevolge, bij publicatie van 17 October 1794 alle leesgezelschappen op, en daarmede ook: Doctrina et Amicitia. Onder den opheffingsbrief nog berus tend in het archief van het genootschap schreef een der leden: Uan waant niet dat uw trots de Keuzen zal vernielen Verjaagt ons waar gij kunt, wij komen toch bijeen. Ontzegt ge ons dit thuis, wij gaan weer elders heen, Terwijl de vrijheidszucht ons altijd blijft bezielen. De leden hielden woord. Toen de deuren van Doctrina et Amicitia pp hoog bevel gesloten waren, kwamen zij met andere burgers, die dachten als zij, in het logement Het Wapen van Einden" of Groot Keizers hof" op den Nieuwendijk onder welken laatsten naam het na verandering in manufactuurwinkel tot heden bekend is gebleven bijeen. Bij die samenkomsten had de regee ring haar verspieders. De bezoekers en de kastelein en de Jans wisten het. Zoodra een verdachte er kwam, waarschuwde de Jan door het geven van een bijzonder glas aan den vreemden eend in de bijt of door eenig ander teeken. Toen de omwenteling, onder voorbereiding en met medehulp van Doctrina et Amicitia tot stand gekomen, een voldongen feit was, kon het genootschap de deuren van het eigen gebouw in de Kalverstraat weder openen. Het had echter genoeg van politiek en politiek drijven. Het wijdde zich uitge zonderd in de dagen der Fransche overheersching voortaan niet meer aan poli tiek, maar louter aan vriendschappelijk samenzijn, aan biljart- en kaartspel, aan lezen en het doen houden van lezingen en aan natuurkundige studiën en proeven. In den loop van meer dan een eeuw is echter veel veranderd. Het Genootschap, het Keezendom dienende, opgericht tegen Oranje, heeft na loslating der politiek, na het her stel van Nêerland's onafhankelijkheid, alle Orarjevorsten, van Koning Willem I tot en met Koning Willem III onder hare leden geteld, tot welke thans ook behoort Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden. Met der tijd is de DOCTRINA van He Amicitia verdwenen. Het natuurkundig kabinet is verkocht aan den bekenden maker van natuurkundige instrumenten, A. Schokking, de lezingen hebben opgehouden. De rijke bibliotheek, wel onderhouden, is echter ge bleven tot op heden. Hoewel de DOCTRIXA het Genootschap sinds lang niet meer kenmerkt, maar wel de AMICITIA, noemt men het thans nooit anders dan Doctrina en niet meer. Behalve biljart heeft men in Doctrina ook kaart gespoeld en speelt het er nog. De fantaiseerende schrijver over Amsterdam, Jan de Vries, schrijft in zijn PHYSIOLOOIE VAN DE KALVERSTRAAT, 1844: De Amsteidammers hebben toch beweerde hij veel te danken aan DocTitijfA, want er is bijna geen huishouden, waarvan de oudste zoon er niet heen wordt gestuurd, om voor een prijsje een spel eens-bespeelde kaarten te koopen." Het gebouw en de zalen van Doctrina zijn nog heden in zulk een staat, dat zij tot de deftigste en mooiste van diergelijke inrichtingen behooren, zoowel de groote met smaak ingerichte bovenzaal aan de straat, in het voorgebouw, als de biljart zaal in het achtergebouw. Doctrina bestaat n.l. uit twee gebouwen: een voorhuis" en een daarop sprekend gelijkend achterhuis", door tuintje of binnenplaats gescheiden. Het Voorhuis van Het Hof van Berlijn" en dat van Het Hof van Holland" schijnen eenige jaren nog in ouden staat te zijn ge bleven, althans op een gevelsteen aan de achterzijde van het voorgebouw, leest men: Den 28 May 1802 ]s de eerste steen van het V oor li u is des Genootschaps DOCTRINA ET AMICITIA Gelegd door Jan Rauw en h o t'f, Oudste z o o il van X i c o l a a s W i l h e in R a u \v e u h o f t B e s t u u i- d e r. Rü'iovalum. 1880. Het Achterhuis, wUarvan men reeds aan het bouwen was toen het Genootschap Doctrina et Amicitia de huizingen gekocht had, heeft denzelfdeh vaorgevel als het Voorhuis aan de Kalverstraat en ook den naam in groote gulden letteren. Het gebouw aan de Kalverstraat zooals men het thans kent, heeft dus eerst in 1802 bijna de tegen woordige gedaante gekregen. In 1886 is het gebouw vernieuwd. Voormaals plachten lage steenen palen, met kettingen verbonden, den stoep af te sluiten, en was er aan het midden van de onderpui een groote arm-lantiren. Een model er van wordt in de Bestuurskamer bewaard. Het achterhuis, dat eerst gebouwd is, bevat ook een groote gehoorzaal, volkomen ingericht als in de 18e eeuw. Eens in het jaar komen de leden er nog bijeen, dat is op de jaarlijksche groote ver gadering. De steile ruggen der banken evenals de zittingen met zwarte trijp be kleed, dwingen hen dan nog eens even deftig en rechtop te zitten als de leden aan het einde der 18de en het begin der 19de eeuw. Veel van wat aan vroeger eeuw her innert, is niet meer in Doctrina. Wel nog katheder, schoorsteenen, open haarden, boe ken, Jde schenkkast in de beneden-kamer aan de straat, enz. In de bestuurskamer is het archief, dat keurig bijeengehouden en geordend is, van de stichting van het ge nootschap tot op heden. Voor de geschiedenis der Keezen" schuilt er zeker meer dan het zilveren knoopje met een keeshondje er op. Eigenaardig zijn in de bestuurskamer de voorwerpen, die aan K. J. van Speyk herinneren, als: een geschilderd portret van hem, jong officier; een stukje hout van een rolpaard van de boot van K. J. van Speijek, aan het genootschap door Dr. E. A. Saltet, vereerd op haar eerste eeuwfeest, 1880, een lapje van den uniform door Van Speyk bij zijn dood gedragen, met vers van H. Kleijn, 1840. Geschenk van den Hoogleeraar Bosscha een gravure van het portret van Koning Willem III, en kope ren tafelbel met het jaartal 1730 en als naam: Adrianus Crans. Welke betrekking het Genootschap heeft pp K. J. v. Speyck, dat het deze voorwerpen in haar bezit heeft, weet men niet te ver klaren. Doctrina is, wat het altijd was, een Patricische-Sociëteit.Het voorname heerschte en heerscht er. Er schuilt in de groote zalen nog iets van het eigenaardige van het ver leden, van het deftige. Het huis en de stichting hebben ook het voorname van het verledea, van te behooren tot de geschiedenis der stad, voortgekomen als het Genootschap is uit het leven der stad. Doct'-ina heeft en had zulk een voornaam karakter, dat Mr. J. A. Molster, de feest redenaar bij het Eeuwfeest zeggen kon : Doctrina's verleden was roemrijk, ? zal zijn toekomst schitterend zijn ? Vroeger men vindt het nog in vele romans werd een eerbiedwaardig man van goeden huize, maar wat meer zegt, van goede gezindheid en goede gavea aangeduid, met de woor den : dat hij lid was van Doctrina". Er gaan geruchten, dat het met de historie van Amsterdam en van het land verband houdend Genootschap : Doctrina et Amicitia zich vereenigen zal met De Groote Club". Mocht die vereeniging tot stand komen, dan is het te hopen dat, de naam: Doctrina et Amicitia niet geheel verloren ga, want die naam is eene historische. J. H. E. (M-Hollaiiöselie tet, De antiquair Goudstikker, in de Kalver straat, heeft thans een kleine verzameling, meerendeels oud-Hollandsche schilderijen, in magazijn, die ny bereid ivillig aan belang stellenden ter bezichtiging stelt. Ze zijn af komstig uit de nogal bekende collectie Qustav Ritter Hoschek von Mühlheim ta Praag, waarvan in 1907 een door dr. W. Martin samengestelde catalogus is uitgekomen. Er is 't een en ander als belangwekkend voor liefhebbers van oude schilderijen te noe men. Wat me echter bovenal hier opmerkens waardig lijkt is een, door Hofstede de Groot, aan Dou toegeschreven schilderij. Het heet: Portret van een officier uit het Leidsche schuttersgild de krijgsman staat eenigszins op den achtergrond in een martiale houding; vóór hem op den grond is een ruime voor raad krijgstuig uitgestald, 't Is niet zoo onaan nemelijk : die toeschrijving aan Dou, maar toch lijkt het me niet zoo onzinnig er de hand van Kembrandt in te willen zien, uit zijn vroegsten tijd. Het is eigenlijk een Stilleven, een gewetensvolle en nauwkeurige studie-oefening, maar met grootsche kracht geschilderd. Het is zeer uitvoerig behandeld, maar een, die in zijn aanvangswerk zoo ener giek een strenge detaüleerende studie vermag door te voeren, kondigt zich daarmee over tuigend aan als een toekomstige groote baas in zijn vak. Het kopje van den schutter (weer de zoogezegde vader van Rembrandt, en in het klein, met zyn helm en pluim, ongeveer als de copie naar Rembrandt in 't Rijksmu seum) is dan opmerkelijk om de zich verbreedende toets van de factuur, die bij behan deling van het stilleven vanharnassen,schilden etc., zoo angstvallig maar precieus karakteriseerend was.Dit lijkt me waarlijk een schilderij, dat ook voor ons land behouden mocht blijven, wijl er de groote waarde van kunsthistorisch document zoo aanzienlijk verhoogd wordt door essentieele technische kwaliteiten in Rembrandts omgeving, vóór het midden der 17e eeuw. Vervolgens is hier een vrouwenportret van Verspronck,dat door sommigen geroemd wordt als van buitengewone kwaliteit. Ik kan die bewondering niet deelen, meen dat de overdadige warmte in de klenr daar al te veel aandeel in heeft. Want werkelijk is de kop wel wat morsig geschilderd en te/ens grof van teekening. Van de twee van Goyen's is de kleinste een kostelijk schilderijtje, uit Het congres van Berlijn, 13 Juni 1878. BEACON8FIELD. ANDRASSY. ISMARCK. SALISBURY. BULOW. HOHENLOHE. SADOULLAII BEY. Het congres, waarin het Tractaat van Berlijn werd gesloten, geopend door Bismarck. (Naar een prent uit dien tijd.) zijn middentijd ongeveer. Het is teer en kern achtig toch, een simpel landschap-motief, maar groot gezien en opgezet. Een klein schilderijtje van Teniers is onder diens goede werk te rangschikken en zeer goede specimen zijn er ook van Hondecoeter, Wijnants en Wouwerman. Een Jacob Ruisdael is een gaaf en vast doorgevoerd schilderij, maar wat koel. Van Brekelenkam twee kleine, pittig ge schilderde stukjes, met pikante kleurnoten erin. Verder schilderyen van Potter, P. Codde, v. d. Velde, Berchem, Cuyp, Steen en meer anderen, die ik me nu niet herinner. Van de Primitieven is er een tryptiekje, toegeschre ven : richting Geertje. Dit is een toeschrijving wel ivat in het wilde; het schilderijtje zelf is van vry middelmatige kwaliteit en hier komt het toch altijd maar op aan. W. S. OpMdering In myn bespreking van Schmidt-Degener's boek over Adr. Brouwer, (de Weekbl. 4 Oct.) heb ik my ongunstig uitgelaten over de ver zorging van den stijl. Er werd mij nu op gewezen, dat de auteur hiervoor kwalijk kan aansprakelijk gesteld worden, daar hy den tekst in 't Fransch schreef en de vertaling buiten hem omging. Deze omstandigheid was my onbekend en ik breng die nu gaarne, tot eenige rectificatie van myn oordeel, ter algemeene kennis. Het Fransche boekje, uit gekomen by van Oest te Brussel, ken iic niet; maar ik weet by onder vinding hoe een verta ling gebrekkelijkheden kan hebben,waartegen over de auteur machteloos staat. Intussehen acht ik deze, zoo men wil, technische aange legenheid, in verband met andere aanmer kingen die ik op den inhoud zelf maakte nu een reden te meer om het te betreuren, dat de heer Schmidt-Degener zijn tijdschrift studie niet grondig heeft omgewerkt en vervolledigd tot het gewichtiger aanzien in den boekvorm. W. S. Hoflfi's1,fareDar"iloorlietRoyaaril!i-GezeIscliaB De kleine rol van Mevr. J. Royaards Sandberg, in de Voorreden", heb ik met veel waardeering gezien. Binnen de nauwe grenzen van wat door haar wordt bereikt, lijkt mij het spel van deze actrice een goed en mooi voor beeld van hoe moet worden gespeeld. Want, nu Mevr. R. de Gierigheid t, d. i. een gierige vrouw te verbeelden had, heeft zy zich niet tevreden gesteld met by'v. door scherpe keel geluiden of grijpende vingerbewegingen de gierigheid heel vreesely'k erg te typeeren, maar zjj heeft begrepen dat in de begeerigheid van die vrouw voor de objecten van haar begeerte levende, menschelijke gevoelens aanwezig zijn van aanhankelijkheid en groot verlangen. Deze gevoelens zijn in de stem, (en ook in de actie, voor zoover door haar werd geacteerd) mooi weergegeven. Hierom noem ik het spel van mevr. R., binnen de kleine en bescheiden maat van haar kunnen, een maatstaf. Want of de tooneelspeler ouderwetsch is en van een voorbij gegaan tydperk, of dat zy'n gebaar het Czar Ferdinand. FBRDINAND VAN BULGARIJE in de dagen van zijn troonsbestijging, Juli 1887. [(Naar een prent uit dien tijd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl