De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 18 oktober pagina 1

18 oktober 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 1634 DE AMSTERDAMMER A°. 1908 WEEKBLAD VOOK NEDEBLAND r©d.acti© Dit nummer bevat een bijvoegsel. . L. Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDOHF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling, ..... , . mail 10. rüjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12'/« Zondag 18 October Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel , 0.40 Annonce» nit Duitschlaud, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm» RUDOLP MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Nog eens: reactie. De Van Heutsz- ordonnantie, door C. Lulofs. Uit het Voorloopig Verslag. Mannenbond voor Vrouwenkiesrecht, door mr. E. W. van Straaten, met Naschrift van d. K. FEUILLETON: Een avontuur van Sherlock Holmes, II. Naar het Engelse b, van A. Conan Doyle. KUNST EN LETTE REN: Uit het Nethedftl, door Frans Verschoren, beoord. door Frans Coenen. Honderd Verzen van Willem Klooe. - VOOR DAMES: Meeningsverschillen, door W. Wjjnandts Francken-Dyserinck. Aller lei, door Caprice. UIT DEN A.TUUR, door E. Heiman?. Tentoonstelling van platen ter wandversiering (Kunst aan het Volk) Stedelijk Museum te Amsterdam, met afb., door Cornelis Veth Onze Marine, II, met afb., door B. B. F. A. K. P. F. K. van Has selt, f, met portret, door T. Sanders. Larensche Kunsthandel, I, door Plasschaert. De Venus van Villa Borgheee, met afb., door A. J. Servaas van Rooyen. Vereeniging Het Boek" Amsterdam, door Greve. De jongste Wiegbadener Lokalwitz en Willem de Zw\jger, door Johanna Diepenhorst. Kameleon woorden, door Jacob Petri FIN. EN OECONOM. KRONIEK, door V. d. M. en V. d, S. Die Goeie Toon l" Onderwijs varia, door Catbolicus. Brieven van Oom Jodocns. XXVII. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. - ADVERTENTIËN. . Nog eens: reactie. Het heeft zeker zjjn voordeelen bur gemeester te zijn. ; Wanneer ge als zoodanig die kleine amb tenaartjes ontslagen hebt (en met vrouw en kinderen op straat hebt gezet) omdat hun onbeholpen en niet hoffahig geschrijf ii niet bevalt, en wanneer ge u daar dan op zult moeten verdedigen voor den Vollen Raad en tegenover het heele land, wel dan zegt ge maar zoowat, een flitje en een datje, en huppelt losjes over de eigenlijke quaestie heen ge zijt niet genoodzaakt, weet ge, uw woorden te wikken, argumenten te brengen en met zorg uw oratie te houden houd ze gerust verward, verhef uw stem en tooi er wat uit, argument of niet e pers staat gereed! Zooals een Sarah Bernhardt na iedere scène door drie, vier figaro's in orde" wordt gemaakt, zoo heeft, een burgemeester na een reactio naire speech zijn bekwame tooneelkappers, de schrijvers van de overzichten". Die brengen 't wel weer in orde. * t Het is dezen keer al heel kras geweest. Ieder, die de objectievere verslagen" las, 't zy hij voor of tegen het ont slag was, moest de onvoldoendheid erkennen van 's burgemeesters vertoog. In ieder mensch, in velen tenminste, leeft dan toch nog zooiets als de schaamte voor een, tegen den winter, op straat jagen van ettelijke mannen, vrouwen en kinderen, als daar geen klemmende reden voor kan worden ge geven en de noodzaak niet tastbaar is. De burgemeester heeft niet de minste moeite gedaan die reden toe te lichten en dien noodzaak te bewijzen. Te midden van alle aangename gebabbel over Gulden's kroegbezoek en Utrechtsche reisjes waarvan ten slotte blijkt, dat de laatste geschiedenis twee jaar oud is, terwijl de goede Gulden zich geheel onthoudt"! kwam deze zin voor, die de nige op de zaak betrekking hebbende zin is: W^j hebben geenszins de orga nisaties willen treffen, maar drie ambte naren die zich uitlieten op een toon en in een vorm over de hoofdambtenaren en over B. en W., \je\ke voor den geest van het corps een gevaar is en samen werking onmogelijk maakt." In hoeverre ? is hier de vraag. In hoe verre is door het schrijven van de drie redacteuren van 't Prinsenhof de geest zóó geworden onder het corps, dat samen werking moeilijk en binnen kort wellicht onmogelijk kon worden ? In hoeverre is de ruwheid van toon schadelijker voor den dienst geweest dan de oude, doffe onder danigheid? ledere nieuwe toestand sleept immers zijn kwalen mede. De organisatie, de ontwaking van zelfgevoel, de stijging van de beteekenis der individualiteiten heeft tot gezelschap, als het de massa feldt, ruwe toon, eigenrechtigheid. Gingen eze te ver ? "Waaruit blijkt het ? Geef duidelijke bewijzen. En dan nog iets: Wat hebt ge er tegen gedaan, anders dan door ontslag en een hoonend woordje onder de interpellatie-Harmsen ? Ik zou wel eens willen vragen aan hen, die critiek oefenen", heeft de burgemeester gezegd, wat wel gedaan had moeten worden P" Het antwoord is heel kort: de rechtvaardige grieven wegnemen, lokalen verbeteren die schandelijk" zijn, zijn plicht en ook nog wel iets meer dan zijn plicht doen jegens de kleinen en zwakken en alle geschrijf, voorzjover het onrechtvaardig is, naast zich neerleggen als volslagen onbe langrijk. Want als de lokalen der kleine ambtenaars niet schandelijk" zijn en de hoofdambtenaren niet ongestraft over tredingen doen" heeft alle geschrijf van het tegendeel, in het blad van de amb tenaren, dus in het blad van hen, die de waarheid van de beweringen iederen dag kunnen toetsen, geen de minste bebeteekenis hoegenaamd! Aan dit feit valt niet te tornen. En toch wetende overzichtschrijvers" over 's burgemeesters woorden nog hun kolommen te vullen, opkammenderwijs. Toch hebben de liberalen" in den raad als het graf gezwegen, niet eens de onyrijzinnigheid en het gebrek aan liberalisme in de daad van B. en W. openlijk betreurend, wat hua plicht was krachtens de traditie van hun partij. Is het dan liberaal" geworden een ontslag goed te keuren, dat geschiedde zonder verhoor der ontslagen mannen, dat geschiedde op grond van stukken, die beide van algemeenen aard waren ? Is de door de burgerij met bloed ge kochte vrijheid van het woord geen woord meer waard? Neen. Stemmen!" riepen liberalen. Wat werd daar toch nutteloos gepraat en geargumenteerd! Stemmen! Stemmen! Hier herhaalde zich wat men onder knapen op school kan zien gebeuren, als er twee, die 't niet eens zijn, tegen elkaar in redeneeren, en als dan de sterkste ineens een zeer klemmend arfument te berde brengt: Kom mee naar uiten." Stemmen!" Stemmen! We zullen wel eens"zien!" Machtsquaestie. En de ontslagenen, kunnen nu bui ten", in de kou n.l., de waarheid bepeinzen, dat het op school, zoo goed als in 't leven verkeerd is te zeggen of te doen, wat den sterkste niet aangenaam is vraagstukken van recht en onrecht of gelijk en ongelijk ter zijde gelaten! De Van Heutsz-ordonnantie. Van den heer C. Lulofs, O.-I. Amb tenaar met verlof, ontvingen wij een tweede stuk, dat wij hier laten volgen. Daar wij weldra op het beleid van den tpuverneur-generaal van Heutsz omstanig willen terugkomen, nemen wij de vrijheid de opmerkingen van onzen geachten inzender aanteekeningsgewijs te beantwoorden, voorloopig alleen spre kende over hetgeen hij zegt, niet over hetgeen hij niet zegt. DE ZAAK WAAROM HET GAAT. De redactie van dit weekblad verwet mij, dat ik bij mijne verdediging van de ter S. W. K. gevoerde belastingpolitiek voor het grootste deel langt hare tegen die politiek gerichte betoogen ben gegaan. Dit moet in zooverre worden toegegeven, dat ik, uit die betoogen den sterken indruk verkregen hebbende, dat de schrijver zich vijandig stelde tegen invoering van directe belastingen ter Westkust in het algemeen, het onbegonnen werk achtte de belasting kwestie van meet af op te halen en mij in hoofdzaak bepaalde tot de beweerde verwaarloozing der adat moefakat, waarvan ook in NOS. 1622 en 1628 van dit weekblad, der Regeering een ernstige grief wordt gemaakt. Uit de woorden zoo hebben wij nooit beweerd, dat de bevolking van S. W. K. niet zwaarder mocht worden belast, dan ze belast was" constateer ik thans echter met ge noegen, dat de rechtmatigheid cardis questionis ook door de Groene" wordt erkend, 1) dat haar beswaren zich uitsluitend richten tegen den vorm, waarin die zwaardere last werd opgelegd en wel voornamelijk tegen een technisch onderdeel der huidige belasting verordening: de gerechtelijke aansprakelykverklaring van het familiebezit voor achter stallige belastingschuld, en volgaarne voldoe ik aan de uitnoodiging om, omstandiger dan ik het in een noot in mijn vorig artikel deed, aan te toonen hoe men ook met dit onderdeel der belastingregeling vrede kan en moet hebben. De redactie citeert een passage uit mijn belastingopstel in de Ind. Gids van 1904, waarin ik zelf tegen gerechtelijke verkoop als middel tot belastinginvordering waar schuw. Volkomen waar, edoch in dat opstel was sprake va a een hoofdelijke belasting met individueele aansprakelijkheid voor belasting schuld, terwijl we thans hebben gekregen een inkomstenbelasting die in hoofdzaak het collectief inkomen der familie treft. *) Executie zelfs van een evenredig aandeel van het familiebezit voor individueele be lastingschuld, zou geweest zijn een ongeoor loofde aansprakelijkstelling van het goed der gemeenschap voor de schuld van den enke ling f), terwijl de casuspositie een gansch andere wordt, wanneer men, als thans, familie goed aansprakelijk stelt voor familieschuld. Tot het eerste weigerde de -Raad van Justitie te Padang meermalen hare mede werking te verleenen (Ind, Gids 1904, bl. 1809 en vlg.), het laatste achtte het invloedrijke lid in dien Raad, Mr. H. G. Nederburg, vol komen en régie (Sumatrabode dd. 28 Januari 1905, No. 24, zie ook Raadsvonnis dd. 12 Febr. 1903, Ind. Gids 1904, bl. 1810, en wel de passage: Overwegende dus, dat bij het bewezen zijn eener schuld, de harta poesaka alleen dan aansprakelijk zijn, wanneer bewezen is dat de schuld is een gemeenschappelijke" ) 2) Niettemin heeft de belasting wetgever deze rechtens geoorloofde executie niet dan in het uiterste geval van onwil en wanprestatie gewild daar, zooals ik reeds in een noot van mijn voiig artikel stelde, de betalingster mijnen der belasting zoo zijn gesteld, dat bij wanbetaling op den oogst en niet op de vaste goederen zelven beslag zal worden gelegd. Ik zal wel niet behoeven te betoogen hoeverre verkieselyk, als het tot executie moet komen, de verkoop van de tijdelijke opbrengst van den grond is boven verkooping van de bron van alle inkomsten zelve. De redactie voert hiertegen aan, dat de oogst van familie-eigendommen gewonnen evengoed poesaka, d.w.z. onaantastbaar is als de grond zelf. Dit bezwaar vervalt al door het feit, dat de belastingschuld thans vormt een familie schuld, voor welke soort van schulden de erfgoederen in het algemeen wel aansprakelijk zij n,3) maar bovendien is de stelling der redactie onjuist: het familiegoed wordt den leden der familie wel slechts in gebruiksrecht toegewezen, terwijl de eigendom blijft berusten bij de familie qua talis, maar het van die gebruiksaandeelen verkregen product is het privaat eigendom der gebruikers. Ik durf dit te stelliger beweren omdat het de met de Maleische rechtsinstellingen zoo goed vertrouwde Padangsche advocaat, mr. J. Smits was, die de Indische regeering op dezeomstandigheid wees, die zelfs het innen van individueelen belas tingschuld )angs den gebruikelyken wettelijken weg zou mogelijk maken 4). Vraagt men nu of ik de huidige belasting ordonnantie met haar dwangmidddel van beslag en executoriale verloop voor S. W. K. het non-plus-ultra van voortreflelijkheid acht, dan luidt mijn antwoord ontkennend. Ik heb, ook wanneer de belangschuld tot familieEchuld gemaakt zou zijn, het executiemiddel genoem4 een onpolitiek dwangmiddel" (Ind. Gids 1901 bl. 1811)5) en in abstracto zou my veel liever zy'n de door de bestuursambte naren in 1905 gewenschte hoofdelijke belas ting met collectieven aanslag en individueele aansprakelijkheid, met verhaal niet op het goed maar op de persoon. Ik heb evenwel leeren inzien, dat er voor een zoodanige regeling geen hoop bestond ooit wettelijke sanctie te erlangen. Het koninklijk besluit van 3 Juli 1879 (St&. no. 267) bepaalt nu eenmaal voor alle geregelde belastingen de wettelijke wijze, waarop achterstallige belastingpenningen worden geïnd en geen bijzondere toestanden zouden vooral den doctrinairen wetgever in Nederland kunnen bewegen in plaats daarvan dwangmiddelen tegen de personen toe te laten. Men zou zooiets beschouwen als een stap terug op den weg van ontwikkeling en beschaving, van opheffing der bevolking tot de beginselen onzer wetgeving... en er is meer grond vcor een dergelijke beschouwing dan men, uitsluitend te rade gaande met plaatselijke toestanden, geneigd zou wezen toe te geven. Verwerping van het executiemiddel zou beteekend hebben: afiien van de invoering eener directe belasting ter Westkust en verre boven de bezwaren aan het wettelijk dwang middel verbonden stonden voor mij de ur gentie tot opheffing van den dwangcultuur en beëindiging der ergerlijke bevoorrechting van S. W. K. ten kost£ van andere deelen van den archipel (J). Te gereed :r kan een ieder met de regeling vrede hebben, waar die als hooger aange toond blijk geeft tot het laatste toe het eigenlijke erfgoed (e willen ontzien en de Maleische familie, die niettemin het nemen van uiterste maatregelen zou uitlokken, geeft blijk van een onwil tot het volbrengen van den lichten belasting plicht, die alle verdere consideratie uitsluit. Het verzet voor zoover van de bevolking uitgegaan richtte zich tegen de verplichting tot belastingbetaling zelve en niet daarover heen tegen het verwijderde dwangmiddel. En waar die betaling ligt geheel binnen haar draagkracht en zy ervaren heeft, dat de regeering ditmaal hare bevelen weet te doen opvolgen, verwacht ik weinig executies en in geen geval daarvan vernieuwd verzet. De toekomst zal uitspraak doen! * * ?XDe verdere opmerkingen der 'redactie konden nog stof geven tot heel wat gedachten-wisseling, maar terecht heeft men mij tot beknoptheid gemaand. Ik stip dus nog slechts aan: Het berekend te kort op de huishoudingskosten van S. W. K., groot f 5.800.000 betrof het jaar 1904 (en niet, gelijk ik vermeldde 1905) en beliep na aftrek ?an het berekend aandeel in de algemeene uitgaven dus alleen rekening houdend met de zuiver ge westelijke inkomsten en uitgaven toch nog pi. m. ?2.000.000. En dit cijfer keert al ge durende jaren geregeld weer, 8. W. K. levert dus wel degelijk een belangrijk jaarlijkech déflcit 7). Wat ten slotte myne opmerkingen over adat moefakat betreft: wanneer de redactie hare aanhaling uit mijn belasting opstel iets verder had doorgezet en ook de op pag. 1793 (Ind. Gids 1904) voorkomende gecuriiveerde woorden had geciteerd, zou daaruit gebleken zijn, dat ik ook toen de zelfde opvatting van bedoeld gebruik by de invoering van wette lijke maatregelen voorstond als thans: het geven van explicatie, niet het vragen van toestemming" S). Sumatra's Westkust behoort zoo rechtens als daadwerkelijk tot het rechtstreeks bestuurd gebied van Nederlandsche Indië9) Het plegen van overleg met de hoofden,'als rudiment eener vroegere autonomie, blijft er mitsdien mogelijk bij volbrenging van de bestuurstaak in engeren zin: bij de uitvoering van de heerendienst regeling, by de regeling der Inlaudsche-gemeentebelangen etc., en op witgevend gebied in het polsen van de volksmeening en der volkswenschen vóór het tot stand komen eener wettelijke verordening, met de uitkomsten van welk overleg al dan niet kan worden rekening gehouden. Van dit soort overleg niets dan goeds, het worde niet alleen ter S. W. K. maar overal gehouden als een krachtig middel om de bevolking geschikt te maken voor meerder zelfbestuur. Maar overleg met de volkshoofden nadat de Regeeringswil een vasten vo.m heeft aangenomen is of, wanneer vooruit vaststaat. dat die wil zal worden doorgezet, een onwaar dig coquetteeren met de volkshoofden, dat valsche voorstellingen omtrent hunne ver houding tot het Gouvernement wekken moet, of, als gezwicht wordt bij niet verkregen instemming van de zyde der bevolking, een onverantwoordelijke ondermijning van het souvereine gezag, waaraan we nu pas ter West kust de bittere vruchten hebben geplukt. In het laatste geval is slechts het geven van uitleg mogelijk en dat te doen is bij een intelligente bevolking als de West Sumatraansche ook wenschelyk. Den Haag, 5 Oct. 1908. C. LULOFS. *) Hier kan de belastingregeling voor zoo ver zij niet uit de harta poesaka gewonnen inkomsten betreft, buiten beschouwing blijven, omdat, zoolang de na ta noemen jurispru dentie niet gewijzigd is, geen zuiver indivi dueele belastingschuld op de familie-erfge namen zal kunnen worden verhaald. t) Ik beken evenwel op dit punt niet meer zoo vast in mijne schoenen te staan als vroeger, (wellicht hebben we hier te doen met een ten bate van malaflde-debiteuren inge slopen misbruik (zie de artikelen van Mr. Willink en het hoofdartikel in de Javabode van 13 April j.l. van den heer W. J. Kroon). Er heeft in het oud-Maleische recht bestaan een recht van tariëq, gevende den schuldeischer de bevoegdheid op een deel van het goed van de familie van den schuldeischer eerst beslag te leggen en zich dat ten elotte toe te eigenen, zoo alle middelen om in der minne afdoening van den schuld te erlangen, hadden gefaald. * * * 1) Wij begrijpen niet deze verklaring van den geachten schrijver, dat hij uit (onze) betoogen den sterken indruk ver kregen hebbende, dat (wij ons) vijandig stelden tegen invoering van directe be lastingen ter Westkust in het algemeen, het onbegonnen werk achtte de belasting kwestie van meetaf op te halen." Die sterke indruk" toch is zonder eenigen grond hoegenaamd verkregen". Wij hebben over de al of niet wenschelijkheid van directe belasting op zich zelf of zooals de heer Lulofs zegt: van directe belasting in het algemeen geen woord gesproken. Wij erkennen" ten deze dus niets. Wat wij wel gedaan hebben is: ont kennen, dat Nederland het recht zou hebben gehad een directe belasting in te voeren zonder toestemming van de volkshoofdenvergaderingen en zonder be hoorlijk goedgekeurde wijziging van het Plakaat Pandjang. 2). Mr. H. G. Nederburg heeft inder daad die meening verdedigd, doch is terstond door met den adat meer ver trouwden op zij n fout gewezen. O. a. door de Javabode (3 Maart 1905) welke zich voor haar uitstekend betoog grondde op de uitspraak van den Raad van Justitie te Padang van den loden Jan. 1890. Maar nu beroept ook de heer Lulofs zich op een uitspraak van dezen Raad van Justitie en wel op dien van den Uden Febr. 1903. Ten onrechte. Het hoogste rechtscollege ter Westkust is zich gelijk gebleven. De heer Lulofs kan twee alinea's boven zijn citaat (en dit citaat is slechts een korte samenvatting van het citaat, dat wij gaan geven) het volgende lezen, zijnde de meening van dezen Raad van J., ten opzichte van de familiegoederen: m. a. w. zijn onaantastbaar, tenzij de schuld van gemeenschappelijken aard zij, D. w. z. gemeenschappelijk AAXGEGAA.X, hetgeen geschiedt of door uitdrukkelijke toetreding van alle familieleden of door den aard der schuld, van ivelke de adat er eenige bepaaldelijk noemt." De adat noemt hier onder niet: belastingschuld. Had de adat dat wel gedaan, een gouverneur zou zijn ontslag niet genomen hebben en de be stuursambtenaren van S. W. K. zouden hun concept-ordonnantie niet met zooveel kunst en vliegwerk om die moeilijkheid heen hebben opgebouwd. De verkrachting van de adat door de Van Heutz-ordonnantie is op geen wijze te loochenen. 3). Wij hebben in ten 2o aangetoond, dat dit onjuist is. 4). Wij vragen ons af, hoe het moge lijk mag zijn, dat Mr. Smits den oogst, van poesakagoederen gewonnen, voor privaat eigendofh zou hebben verklaard. Is hier geen vergissing in het spel? Wat is immers het kenmerk van privaat eigendom ? Dat men er mee handelen mag naar welgevallen, dunkt ons. Mag dat de gebruiker van het poesaka-oogstdeel? Immers geenszins! Wil een lid der familie, al is het ook maar een deel van het door hemzelf gebouwde en in de schuur gebrachte verkoopen, zoo is toe stemming van de geheele familie vereischte Is een ander lid der familie behoeftig of heeft het een slechten oogst gehad, dadelijk wordt er door de familiever gadering (of minder officieel door het familiehoofd) uit de overige, rijkere oogsten geput. Die oogsten zijn dus zeer duidelijk poesaka, d. w. z. onaan tastbaar uit kracht van de adat. 5). Ja zelfs: een onpolitiek dwang middel, dat verstrekkende gevolgen kan hebben." 6). Stel, dat werkelijk niet zonder ver bittering te wekken, tientallen menschen neer te schieten en een maatschappij uit haar voegen ie nikken, eene directe be lasting ware in te voeren, zoo zou toch nog steeds de mogelijkheid open blijven tot het invoeren van nieuwe indirecte belastingen. Nog daargelaten, dat men nooit excuses kan hebben voor woord breuk, ruwheid en onpo'itieke dwang middelen, die verstrekkende gevolgen kunnen hebben." 7). Wij hebben andere cijfers, maar waar wij het erover eens zijn, datS.W.K. meer mocht worden belast, is dit van geen beteekenis. S). Wij hebben nooit het tegendeel beweerd. Wij hebben er zelfs op ge wezen, dat de heer Lulofs in deze zichzelf is gelijk gebleven! Wat wij echter ook in herinnering brachten was, dat onze opponens indertijd duidelijke en gedul dige uitleg noodzakelijk achtte. Een weg lating hiervan kon schreef hij verstrek kende gevolgen met zich meebrengen." 9). S. W. K. behoort volstrekt niet tot het rechtstreeks bestuurd gebied van Ned. Indië. Aanmatiging nu en dan schept nog geen rechten. En talrijk zijn de bewijzen - hoevele gaven wij er niet reeds! dat door Tiet rechtens en feitelijk voortleven van het Plakaat Pand jang Sumatra's Westkust gén recht streeks bestuurd gebied is! Wij hebben zeker tien of twa_alf gronden hiervoor aangevoerd. Wij vinden er steeds meer. Zoo wederom dit. In de algemeene verordeningen tot regeling van het rechtswezen in het Gouvernement Sumatra's Westkust, toe gelicht uit officieele bescheiden door mr. F. H. der Kinderen, Lid in den Raad van N.-L, tweede deel, staat op blz. 6, (nadat er gewezen is op het bekende, door ons vermelde Gouvernements Besluit van 8 April 1853 No. 6): Naar den letter der bepalingen zijn dus de landzaten binnen het Gouvernement Sumatra's Westkust geheel in het bezit gelaten van hun huishoudelijke instellingen, politieke rechten en eigen rechtspleging." Maar er is nog iets van jonger datum

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl