Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1634
bovendien: Een nog officieeier erkenning
van het voortbestaan van 't Plakaat
Pandjang.
In het" voorloopig verslag op de Ind.
Begr. voor 1905 staat, blz. 12?13: De
opvatting als zou tegen de intrekking
van het Plakaat Pandjang geen bezwaar
2ijn, werd in het algemeen niet gedeeld."
Met deze meerderheid ging de Minister
mee toen hu betoogde, in zijn Memorie
van Antwoord: Tegen de intrekking van
het Plakaat Pandjang ie geen bezwaar,
indien de bevolking daarin gekend wordt".
De regeering erkende dus lo het bestaan
van het Plakaat Pandjang (dat zij thans
heeft helpen schenden zoo ruw als 't maar
kan), 2o het recht der bevolking op een
gekend worden" (terwijl zij ze nu voor
't gemak in geen enkel opzicht heeft
gekend").
Alles wat de heer Lulofs verder zegt
vervalt hiermee naar onze meening.
uit het Voorloopig Verslag.
Wjj lezen in het Voorloopig Verslag op
4e Indische begroot ing: 5,5o. Gevraagd
werd of er klachten zijn ingekomen, dat
bij 'de sluiting der laatste contracten met
de aelfbestarende vorsten van S u ma tra's
Oostkust pressie werd uitgeoefend".
Ete vraag is, dunkt ons, niet gelukkig
gesteld.
.Zon het niet daarheen kunnen worden
grfeid, dat de Minister het aan hem
gericht rekest van den Sultan van Assahan
ter kennisname neerlegde voor de leden der
Tweede Kamer? Dan zou kunnen blijken,
dat van geen pressie gesproken mag--w-orden,
maar van dwang met het mes op de keel.
Ons dunkt, dat de volksvertegenwoordiging
het recht heeft ook in deze te weten. Van
wat er ter Westkust geschieden zou heeft
men haar vroeger een geheel valsch beeld
opgehangen. Zij heeft er de vruchten van
gqproefd en kan niet wenschen opnieuw
o^ onware gegevens te moeten beslissen.
Wüverwijzen ten deze naar ons artikel
Met blindheid geslagen" in het nr. van
20 September j.l.
Mannenbond
vtjor Vrouwenkiesrecht.
De heer d. K. bewijst mij de r in de
Amsterdammer van 4 October jl. eenige
opmerkingen te maken naar aanleiding van
semmige passages uit de toespraak, die ik
26 September jl. bij de oprichting vanden
Mannenbond voor Vrouwenkiesrecht hield.
't Zij mij vergund dezen heer in 't kort te
antwoorden.
Allereerst wil ik er mijn spijt over uit
drukken, dat de heer d. K. den goeden
»ad van den ouden Celsus niet heeft willen
opvolgen, misschien wel uit antipathie
tegen de hedendaagsche juristen, van wie
Celsus toch een soort oudoom is. Incivile
est nisi tota lege perspecta una aliqua
?particula ejus proposita judicare vel
res?pondere" heet 't in 1. 24. D. de legibus (1.3).
'De heer d. K. heeft blijkbaar uit mijn
toespraak slechts enkele uit 't verband
geTukte deelen gelezen, anders had deze pole
miek misschien geheel achterwege kunnen
Mij ven.
De heer d. K. meent, dat ik de
wenschelijkheid van de oprichting van een Mannen
bond voor Vrouwenkiesrecht met twee
argumenten verdedigd heb: 't eene, dat 't
\erleenen van dit recht een weldadigen
invloed op 't staatsbestuur zou hebben,
ECU AMtmr w SterM Holmes. '
Naar het Engelsch, van A. COXAN DOYLE.
II.
Uw avontuur is, zoover ik weet, volkomen
uniek," zei Sherlok Holmes, mag ik u^ vra
gen, meneer, wat u toen gedaan hebt?"
Ik was woedend. Mijn eerste gedachte was,
dat ik het slachtofl'er was van een absurde
grap. Ik pakte mijn boeltje, sloeg de deur
achter mij dicht, en vertrok naar Esher, met
mijn valies in de hand. Ik begaf mij naar
Allan Brother's, de voornaamste verhuring
makelaars in het dorp, en zag, dat men van
deze firma de villa gehuurd had.
Ik was op het denkbeeld gekomen dat de
geheele zaak nauwelijks op touw gezet kon
zijn met de bedoeling mij voor den gek te
.?houden, en dat het doel wel zou zij n, de huur
te ontloopen. Het is eind Maart, en dus is het
weldra betaaldag.
Maar dat ging niet op. De a?ent was mij
zeer verplicht voor mijn waarschuwing, maar
vertelde mij, dat de huur vooruit betaald was.
Toen ging ik naar de stad en naar het
Spaaneche gezantschap. De man was daar niet
bekend. Toen bezocht ik Melville, ten wiens
huize ik Garcia het eerst had ontmoet, maar
bevond dat hij eigenlijk nog minder van hem
wist dan ik zelf. Eindelijk begaf ik mij naar
u, na het antwoord op mijn telegram te heb
ben gekregen, omdat ik gehoord heb, dat u
iemand bent die advies geeft in moeilijke
aangelegenheden. Maar nu, meneer de inspec
teur, zie ik uit wat u zei toen u binnen
kwam, dat u de geschiedenis verder kunt
vertellen en dat er een treurspel is afge
speeld. Ik verzeker u, dat ieder woord, dat ik
zei, waar is, en dat ik,behalve wat ik verteld
heb, absoluut niets weet van het lot van
dezen man. Mijn eenige wensch is de politie
op alle mogelijke manieren te helpen."
Ik ben er zeker van, meneer Scott Eccles,
ik ben er zeker van," zei inspecteur Gregson,
op zeer vriendelijken toon. Ik moet zeggen,
dat alles wat u gezegd hebt volkomen over
eenstemt met de feiten zooals «e tot onze
kennis gekomen zijn. Bijvoorbeeld, was er die
brief die bij het eten kwam. Hebt u soms
bemerkt, wat er van geworden is?"
Ja zeker. Garcia vouwde hem op en
gooide hem in het vuur."
Wat zegt u daarvan, meneer Baynes?"
De detective uit de provincie was een zwaar
gebouwd man, met een opgeblazen, rood
ge't andere, dat er tengevolge van 't invoeren
van vrouwenkiesrecht meer beschaafde ont
wikkelde vrouwen zouden komen. De heer
d. K. vergist zich: met deze beide argu
menten h«b ik niet de wenscheltjkheid
van de oprichting van eeu Mannenbond
voor Vrouwenkiesrecht, maar 't belang
ook van ons mannen bij 't invoeren
van vrouwenkiesrecht willen aantoonen.
Trouwens in de door den heer d. K. zelf
feciteerde woorden kon men dit
allerduielijkst lezen, zoodat de heer d. K. 't verwijt
moet treffen, dat hij critiek oefende na niet
alleen onvolledige, maar ook zeer opper
vlakkige lezing van mijn toespraak.
Twee zaken zyn uit elkaar te houden,
't strijden ook van mannen voor 't verleenen
van vrouwenkiesrecht en 't oprichten van
een gpecialen Mannenbond voor vrouwen
kiesrecht. Enkel over 't eerste heb ik 't in
het geciteerde deel mijner toespraak, ik
spoor hierin de mannen tot den strijd voor
vrouwenkiesrecht aan, door hen er op te
wijzen, dat 't verleenen van dit recht mede
in hun belang is- Horribile dietu! Weet ik
dan niet in welken tijd ik leef! ? Ben ik er
mij dan in 't geheel niet van bewust welk
odium ik op mij laad door 't gebruiken van
't woord belang? Zeker, ik ben er mij van
bewust, peccavi. 't Beschaafde, moderne,
brave gedeelte onzer Nederlandsche burgerij
duldt niet 't gebruik van 't woord belaag ;
dit woord riekt eenerzijds te
ouderwetschegoïstisch, anderzijds te
nieuwerwetschsocialistisch; 't is een woord, dat men in
fatsoenlijk gezelschap nu eenmaal liever
niet gebruikt; fatsoenlijke mensohen leven
nemen althans den schijn aan van te
leven' in en van ideologieën; woorden
als recht, billijkheid, rechtvaardigheid .en
menschenmin zijn hun uit 't hart gegrepen;
bij deze begrippen geen ijzige 'kilheid,
geen koele berekening, geen nuchtere ver
standsoverwegingen, neen, warm enthou
siasme, vurige bezieling, weldadige
gevoelsimpulsen. Maar, menheer d. K , deze recht
vaardigen, deze edele mannen, die 't Recht
zoo lief heboen en de komst er van ook
ten koste van groote nadeelen voor hen zelf,
vurig wenschen, hoef ik toch niet meer
voor de gelederen der
vrpuwenkiesrechtstrijders te werven? zij strijden reeds lang
in die gelederen, voorzooverre hun Rechts
gevoel 't vrouwenkiesrecht verlangt, voor
zooverre hun Rechtsgevoel zich er echter
tegen verzet, blijven zij buiten de gelederen
en zullen er nooit inkomen. Gij verlangt toch
ook niet van mij, dat ik 't Rechtsgevoel dezer
braven wijziging doe ondergaan? van mij arme
die noch in een openbaring noch in een
contrat social" uit voorhistorische tijden
noch ergens anders een vasten grondslag
voor 't recht weet te ontdekken, wenscht
gij toch niet, dat ik 't yeeoel dezer
menschen wijziging doe onderdaan door
redeneeriny? gij voelt 't onbillijke van zulk
een eisch, niet waar? Zeker, zij die Ge
rechtigheid zoeken, zijn zeer welkom in
onze beweging, en wanneer hun
Rechtsbegrip hen toevalligerwijze tot ons en niet
in een Anti-Suffrage League voert, zegenen
wij zelfs 't gelukkige toeval. Maar wij
willen niet zoo fatalistisch zijn kalm af te
wachten, (otdat misschien 't aantal van
dezulken zoo is toegenomenj dat zij de
meerderheid der bevolkingen vormen of
met 't verminderen der hurnanitaire",'
philantropische" stroomingen onder de Neder
landsche burgerij, waarvan wij de laatste
jaren reeds voorteekenen zien, onze be
weging ook hari begint te ebben. Wij
staan op nuchterder, maar solieder grond
slag; wij doen een beroep, niet in de
eerste plaats op 't gevoel, maar op
't verstand, wij wijzen de menschen op
hunne belangen en daarom kunnen wij met
vertrouwen de toekomst tegemoet zien:
immers wat de vrouwen betreft, weten wij,
dat de geheele maatschappelijke en econo
mische ontwikkeling 't kiesrecht tot een
steeds meer onmisbaar iets voor haar zal
zicht, wiens uitdrukking grof zou zijn geweest,
als hij niet twee buitengewoon heldere oogen
had gehad, bijna verborgen achter de zware
plooien van zijn voorhoofd en wangen.
Met een vadsigen glimlach haalde hij een
opgevouwen, verkleurd stuk papier uit zijn zak.
Het kwam achter het rooster terecht,
meneer Holmes. Ik raapte dit op, onverbrand,
van achter het vuur."
Holmes glimlachte waardeerend.
U moet het huis zeer nauwkeurig onder
zocht hebben, om een enkel vodje papier te
vinden."
Dat deed ik, meneer Holmes. Dat doe
ik altijd. Zal ik het voorleden, meneer
Gregson ?"
De Londenaar knikte.
Het briefje is geschreven op gewoon
crème papier zonder watermerk. Het is een
kwart-vel. Het papier is afgeknipt met een
korte schaar, zoodat tweemaal geknipt moest
worden. Het is driemaal gevouwen geweest
en gezegeld met purper lak, die met het een
of ander vlak, ovaal voorwerp is ingedrukt.
Het is geadresseerd aan den heer Garcia
Wistaria Lodge, Er staat: Onze eigen kleu
ren, groen en wit. Groen open, wit gesloten,
Middenstetrap.eerstecorridor,zevende rechts.
groene bies. God sta u bij. D. Het is een
vrouwenhand, en met een spitse pen geschre
ven, maar het adres is of met een andere
pen geschreven, of door iemand anders. Het
is zwaarder en inker schrift, zooals gij ziet'"
Een zeer merkwaardig briefje," zei Holmes,
terwijl hij het even door keek. Ik moet u
mijn compliment maker), meneer Bayues, voor
uw aandacht voor details bij het onderzoek.
Er zouden een paar onbeduidende dingen aan
kunnen worden toegevoegd. Het ovale zegel
is ongetwijfeld een gewone manchetknoop,
wat anders heeft zulk een vorm? De schaar
was een gebogen nagelschaar. Zoo klein als
de twee knippen zijn, kan men toch in beide
dezelfde lichte kromming zien."
De detective uit de provincie meesmuilde.
Ik dacht dat ik er al het sap uitgeperst
had," zei hij, maar ik zie dat er nog wat
over was. Ife moet zeggen, dat ik niets uit
het briefje kan opmaken, behalve dat er iets
op til was en dat er als gewoonlijk een
vrouw in het spel was."
De heer Scott Eccles had onrustig in aijn
stoel heen en weer geschoven gedurende dit
gesprek.
Ik ben blij dat u het briefje gevonden hebt,
daar het mijn verhaal bevestigd," zeide hij.
Maar ik wensch te constateeren, dat ik
nog niet gehoord heb wat er met Garcia
gebeurd is, noch wat er van zijn huisgenooten
geworden is."
Wat Garcia betreft," zei Gregson, kan
maken, en wat de mannen aangaat, tijgen
wij ook hier aan den snooden arbeid hun
aan te toonen, dat 't vrouwenkiesrecht ook
voor hen, althans voor zeer velen onder
hen, yan groot belang is.
Wij verrichten zelfs nog snooder daden,
wij wijzen de mannen erop, hoeveel geluk
kiger althans de hoogstaanden onder hen
zullen worden, wanneer zij meer dan tot
nu toe in de gelegenheid zullen zijn vrou
wen, metgezellinnen te vinden, wier be
schaving niet bij de hunne is achterge
bleven, wier ontwikkeling even ver gevor
derd is als die harer metgezellen en vrienden
en er niet eenige eeuwen mee verschilt,
wier geest en belangstelling verder dan
de muren harer woning reiken". Foei, welk
een vuige laster, waag ik 't daar de be
schaving der Nederlandsche vrouwen in
twijfel te trekken!? ongehoord! De heer
d. K. zegt geen tegenspraak te duchten
bij zijn bewering, dat de beschaving onder de
Nederlandsche vrouwen, in 't algemeen niet
minder is dan die onder de Nederlandsche
mannen, hoogstens is hij bereid toe te geven,
dat de ontwikkeling der vrouwen misschien
wat hij dit der mannen achterstaat; hij
voegt erbij, dat ik in mijn toespraak waar
schijnlijk aan wetenschappelijke ea politieke
ontwikkeling gedacht heb. Waar de heer
v. d. K. deze meening over wat ik denk
vandaan haalt, weet ik waarlijk niet, ik
waag 't ^elfs niet hierna te gissen; laat 't
hem echter gezegd zijn, dat hij zich vergist,
en dat ik waar ik over ontwikkeling spreek,
niet een of meer speciale soorten van ont
wikkeling bedoel ware dit zoo, dan zou
ik dit heusch wel gezegd hebben maar
natuurlijk ontwikkeling in 't algemeen,
algemeene ontwikkeling op 't oog heb. Laat ik
er ook nog op wijzen, dat er nu eenmaal
mannen zijn, die den, in de oogen
des heeren d. K. misschien zeer bizarren
smaak hebben van ontwikkeling b;j vrou
wen, zelfs bij hunne eigen vrouwen zeer op
prijs te stellen en als een grooten factor
voor hun geluk te beschouwen.
Doch ook met 't oordeel van den heer
d. K. over de beschaving der Nederlandsche
vrouwen kan ik in 't algemeen niet instem
men; ik laat nu nog daar, dat ontwikkeling
zeker een zeer groote factor voor beschaving
is, maar geheel afgezien hiervan, is de heer
d. K. bij zijn geheele beschouwing m. i.
veel te idealistisch; hij ziet blijkbaar geheel
over 't hoofd, dat iedere cultuur, iedere
beschaving als regel een zekere mate van
onafhankelijkheid in economisch en maat
schappelijk opzicht veronderstelt en dat
zonder deze althans aan een eigen cultuur
niet te denken valt; en dit vereischte mini
mum van onaf hankelijkheid heeft de groote
meerderheid der vrouwen nog niet; en nu
zien wij togen 't vrouwenkiesrecht niet op
als tegen een wondermiddel, dat haar ter
stond met n slag de noodige onafhanke
lijkheid geven zal, maar wij beschouwen 't
als een machtsmiddel, dat de vrouwen in
staat zal stellen hare maatschappelijke, eco
nomische en sociale positie langzamerhand
te verbeteren zonder genoodzaakt te zijn
haar toevlucht te nemen tot kuiperijen,
vleierijen of erger. Waarlijk een idealist
als de heer d. K., die, als hij 't over bescha
ving heeft de zedelijkheid" zoo op den
voorgrond plaatst, zal toch wel weten welke
verderfelijke gevolgen de tegenwoordig
bestaande afhankelijkheid voor vele vrouwen,
gehuwde zoowel als ongehuwde heeft; de
vele resultaten yan de subjection of women",
de onderdrukking der vrouw, van de ge
trouwde vrouw in de eerste plaats, zullen
hem toch wel bekend zijn; en daarom doet
't werkelijk zeer vreemd aan bij den heer
d. K , die toch geacht mag worden de wereld
eenigszins te kennen, de volgende opgetogen
tirade over de beschaving der Nederlandsche
vrouwen in 't algemeen te vinden:
Wij duchten geen tegenspraak, als wij
beweren dat de beschaving onder de Ne
derlandsche vrouwen dit woord bedoeld
ik u gemakkelijk beantwoorden. Hij werd
van morgen dool gevonden op den weg van
Oxshott, bijna een mijl van zijn huis. Zijn
hoofd was geheel verbrijzeld door hevige
slagen met eeu zandzak of zoo iets, die het
verpletterd hadden, zonder eigenlijke wonden
te maken. Het is een eenzame ho"8k en er
is geen huis binnen een kwart mijl afstand
van de plek. Hij was blijkbaar eerst van
achter aangevallen en neergeveld, maar de
aanvaller was hem blijven slaan lang nadat
hij dood was. Het was een buitengewoon
woeste aanvul. Er zijn geen voetstappen te
ontdekken of andere sporen van de mis
dadigers."
Is hij beroofd?"
Xeen, er is geea poging gedaan om hem
te berooven."
Dit is heel pijnlijk pijnlyk en ver
schrikkelijk," zeide ds heer Scott Eccles
op een boozen toon, maar het is werkelijk
voor mij al bijzonder onaangenaam. Ik had
niets te maken met het uitgaan van mijn
gastheer op een nachtelijken tocht om zulk een
droevig einde te vinden. Hoe komt het dat
ik in deze zaak gemengd wordt ?"
Heel eenvoudig, meneer," antwoordde de
inspecteur Baynes. Het eenige document
dat in den zak van den overledene gevonden
werd, was een brief van u, waarin stond dat
u bij hem zou zijn in den nacht waarin hij
stierf. Het was de enveloppe van dezen brief
waardoor wij naam en adres van den doode
te weten kwamen. Van morgen over negenen
bereikten wij zijn huis en vonden u noch
iemand anders er in. Ik telegrafeerde aan
den heer Gregson om u in Londen op te
sporen terwijl ik Wistaria Lodge doorzocht.
Toen kwam ik naar Londen, voegde mij bij
den heer t rregson en hier zijn we nu l"
Xu denk ik," zei Gregson opstaande, dat
wij de zaak liefst oiücieel moeten behandelen,
U wilt wel met ons mee komen naar het
bureau, meneer Scott Eccles, en uw ver
klaring op schrift geven."
Zeker, ik zal dadelijk komen. Maar ik
wensch uw diensten toch, meneer Holmes.
Ik wil dat u geen onkosten en moeite spaart
om achter de waarheid te komen."
Mijn vriend wendde zich tot den inspecteur
van het land.
Ik veronderstel, dat u er niets tegen hebt
dat ik met u samen werk, meneer Baynes ?"
Zeer vereerd, meneer l"
U schijnt in alles zeer vlug en-zakelijk te
hebben gehandeld. Was er eenige aanduiding
als ik vragen mag, betreffende het juiste
uur, dat de man den dood vond ?"
Hij was daar geweest sinds n uur. Het
regende omstreeks dien tijd, en zijn dood
was bepaald vóór den regen ingetreden."
als de samenvatting .van de fijnheid van
geest, den aesthetischen zin, den smaak
voor goede lectuur en verheffend genot,
de kieschheid in handelen en spreken, de
zelfverloochende toewijding aan het ver
hevene en edele, in het kleine en in het
groote i. e. u. dat de waardigheid van
het leven ernstig en ideëel te voeren, bij
haar in 't algemeen niet minder aanwezig
is dan bij den man".
Ik kon 't niet helpen, maar toen ik deze
tirade, die bijna als een feestrede klinkt,
eenige malen doorlas, kwam mij steeds een
andere feestrede, die van Rohrland in Ibsens
Steunpilaren van de maatschappij" voor
den geest, misschien wel omdat bij beiden
de afstand tusschen de schoone phrasen en
de minder schoone werkelijkheid helaas zoo
groot is; en 't was, alsof een merkwaardig
toeval mij parten speelde, want na de lezing
van 't artikel des heeren d. K. vielen mijn
oogen op den naam Frans Openen (die
voorkwam onder 't artikel, dat in 't laatste
nummer van den Amsterdammer" op dat
over den Mannenbond voor Vrouwenkies
recht volgde), denzelfden Frans Coenen, die
voor eenige maanden in- dit selfde blad zoo
te velde getrokken was tegen een zeker
soort brave, zoete, zedelijke" journalistiek,
waarvan zeker Amsterdamsch orgaan blijk
baar 't monopolie niet bezit.
Ten slotte nog een enkel woord over de
laffe leepheid" en 't gebrek aan geest
drift," die ,naar de meening der heeren d. K.
bleken uit mijn mededeel ing, dat men in
den Mannenbond voor Vrouwenkiesrecht
ook voorstanders van vrouwenkiesrecht,
die niet geneigd zijn lid te worden van
een organisatie, die ook vrouwelijke leden
in haar midden heeft, zou opnemen"; nu
heb ik in mijn toespraak niet gezegd, dat
men dezulken zou opnemen; immers zulk
een mededeeling ware volkomen overbodig
en zeer absurd, daar men in een staat
kundige vereeniging, die een zeker doel
nastreeft, allen, die dit doel mede nastreven,
pleegt op te nemen en hen niet aan een
inquisitoriaal onderzoek aaagaande hun
verdere levens- en wereldbeschouwing pleegt
te onderwerpen. Veeleer zeide ik, dat juist
't feit, dat er mannen zijn die, hoewel voor
standers van vrouwenkiesrecht, niet geneigd
zijn lid te worden van een organisatie voor
vrouwenkiesrecht met vrouwelijke leden,
mede tot 't oprichten van een Mannenbond
voor Vrouwenkiesrecht moest leiden m.a.w,
dat 't bestaan van zulke mannen, een argu
ment zij 't dan ook niet't voornaamste
voor 't oprichten van een specialen
Maanenbond voor Vrouwenkiesrecht was; en daar
de mogelijkheid bestond, dat er onder de
aanwezigen sommige vurige feministen
zouden zijn, die zich allicht niet al te zeer
zouden inspannen voor 't stichten van een
vereeniging, die mede ten doel had ook den
bovenbedoelden|voorstanders de mogelijkheid
van organisatie te verleenen liet ik er op
volgen: 't gaat niet aan allen steun van
dezen af te wijzen, hun hautain een non
tali auxilio" toe te roepen; onze beweging
kan zich niet de weelde veroorloven om
eerlijk bedoelden steun, die haar geboden
wordt te weigeren, zelfs al is deze afkomstig
van personen, die toonen nog niet van 't
nut van eensgezinde samenwerking van
man en vrouw overtuigd te zijn; 't ligt
veeleer op onzen we* ook dezen niet van
ons te stooten, maar hen tot een hooger
standpunt op te voeren."
De lezer oordeele zelf' in hoeverre er hier
aanleiding bestond de qualiiicatie laffe leep
heid" te gebruiken, vooral voor iemand, die
blijkens 't vervolg van zijn artikel zelf nog
niet geheel van 't wenschelijke van een
drachtige samenwerking tusschen man en
vrouw blijkt overtuigd te zijn, immers,
wanneer de vrouwen eenmaal 't kiesrecht
gekregen hebben, vrouwen door vrouwen
en mannen door mannen als afgevaardigden
wil laten kiezen, en aldus overleg en samen
werking tusschen de mannelijke eu de
vrouMaar dat is volstrekt onmogelijk, meneer
Baynes!" riep onze cliënt uit. Zijn stem is
onmiskenbaar. Ik zou kunnen zweren dat hij
het was die mij in mijn slaapkamer aansprak
juist op dat uur."
Dat is merkwaardig, doch volstrekt niet
onmogelijk," zei Holmes glimlachend.
Hebt u een aanwijzing?" vroeg Gregaon.
Voor zoover men zien kan, is de zaak niet
zoo heel gecompliceerd, ofschoon ze zeker
eenige nieuwe en belangwekkende trekken
vertoont. Meer kennis van feiten is noodig
voor ik het wagen zou een bepaalde beslis
sende opinie ten beste te geven. Tusschen
twee haakjes, meneer Baynes, vondt u nog
iets merkwaardigs behalve dit briefje bij uw
onderzoek van het huis?"
De detective keek mijn vriend op een
vreemde wijze aan."
Er waren," zeide hij, n of twee zér
merkwaardige dingen. Misschien zoudt u,
wanneer ik op het politiebureau klaar ben,
mee willen komen om mij er uwe opinie over
te zeggen?''
Ik beu geheel tot uw dienst," zei Sherlock
Holmes, terwijl hij schelde, l" wilt de heeren
wel even uitlaten, juffrouw Hudson, en zoo
vriendelijk zijn den jongen met dit telegram
'iveg te sturen. Hij mott vijf shilling betalen
voor een antwoord."
Wij bleven eenigen tijd zwijgend zitten,
nadat onze bezoekers waren weggegaan.
Holmes rookte voortdurend, de wenkbrau
wen over zijn doordringende oogen samen
getrokken, het hoofd vooruit, op de felle
manier die zoo karakteristiek voor hem was.
Wel Watson," vroeg hij. zich plotseling
tot mij wendende, wat maak jij er uit op?"
Ik begrijp niets van die mystificatie van
Scott Eccles."
Maar de misdaad?"
,. Wel, in verband met de verdwijning van
de metgezellen van den man, zou ik zeggen
dat ze op de een of andere manier bij den
moord waren betrokken en gevlucht waren
voor het gerecht."
Dat is voorzeker een mogelijkheid. Maar
je moet toestemmen, dat het welbeschouwd
zeer vreemd is, dat zijn beide bedienden in
een samenspanning tegen hem betrokken
zouden zijn en hem juist zouden hebben
aangevallen in dien nen nacht dat hij een
gast had. Hij was alleen en aan hun genade
overgeleverd eiken anderen nacht van de
week."
Maar waarom vluchtten zij ?"
Juist. Waarom vluchtten zij? Dat is een
voornaam feit. Een ander voornaam feit is
het merkwaardige avontuur van onzen cliënt
Scott Eccles. Welnu, waaide. Watson, ia het
een taak die de menschelijke vindingrijkheid
welijke leden van het kiezerscorps wil uit
sluiten en de samenwerking -slechts tot de
paar honderd uitverkoren afgevaardigden
wil beperken.
Ik voel my niet geroepen ,aUe overige
beweringen in 't artikel van den heer d.
K. te bestrijden, wil echter geenszins door
mijn zwijgen daaromtrent geacht worden
't er mee eens te zijn. Ook wil ik ter voor
koming van misverstand er nog pp wijzen,
dat dit stuk niet van 't voorloopig bestuur
van den Mannenbond voor Vrouwenkies
recht, maar van mij persoonlijk afkomstig is.
Mr. E. W. VAN STRAATEN.
* *
*
Wij teekenen hierbij aan:
lo. dat Mr. v. Straaten geen enkel bewijs
heeft geleverd, dat wij van zijn onbeduidend
toespraakje, van ruim een half kolommetje,
slechts enkele losse uit het verband gerukte
deelen" hebben gelezen. Al wordt zulk een
ad vocaten-trucje,nogal met Latijnschen smuk,
te voorschijn gebracht, als fatsoenlijk man
behoorde hij het beneden zich te achten, zijn
openingswoordje eenig relief te willen ver
leenen, door ons een lichtzinnigheid toe te
dichten, waartegen ons verleden een vol
doenden waarborg biedt.
2o. Het zou oppervlakkigheid van ons
verraden, nu wij het door ons geciteerde
gedeelte van Mr. v. Str.'s toespraakje als
een verdediging van den mannenbond heb
ben beschouwd.
Wij halen eenvoudig hier de woorden
aan, die Mr. v. Str. zelf aan het door ons
in het no. van -i Oet. geciteerde heeft laten
voorafgaan.
De benaming waarmede ik u bij my'n korte
inleidende toespraak moet aanspreken mijne
heeren", is reeds geschikt bij dezen of genen
verwondering te verwekken *), een verwondering
des te grooter, waar wij hier samengekomen
zijn voor een beweging, .zoo modern en...
zoo feministisch als die voor vrouwenkies
recht; men is 't immers in de laatste jaren
zoozeer als vanzelfsprekend gaan beschouwen
in vereenigingen en vergaderingen naast '
mannen ook vrouwen aanwezig te zien, dat
't thans, waar 't bovendien om een zoo spe
cifiek vrouwelijk belang als 't vrouwenkies
recht gaat, zeker verbazing wekken kan, dat er een
vergadering gehouden wordt waar de meest geïn
teresseerden, de vrouwen, geen toegang hebben.*)
Maar ook voor ons mannen is 't van groote
waarde dat de vrouwen het kiesrecht krijgen".
Er bestaat dus verwondering", verba
zing", dat er een vrouwenkiesrechtbond,
zonder vrouwen, zal gesticht worden, en nu
geeft de spreker twee redenen, waarom de
mannen zoo bijzonder voor vrouwenkies
recht behooren te ijveren. Dit vervolg is
aan 't voorafgaande verbonden door het
woordje waar; en dan zou hetgeen opdat
maar" volgt, niet beschouwd mogen worden
als een poging tot opheffing van verwon
dering en verbazing"!
Maar er is meer. De tweede reden, waarom
het vrouwenkiesrecht in 't belang van ons
mannen is, gewichtiger" dan de eerste,
en ook veel" meer in staat ons tot krachtige
actie aan te sporen", is deze: 't is mee 't
eerste vereischte voor het geluk van ont
wikkelde hoogstaande mannen beschaafde
en ontwikkelde vrouwen te vinden, die niet
eenige eeuwen" ten achter zijn! M. a. w.
een verbetering van het luiwelijksmateriaul.
En zoo zouden we dus hier het geval
hebben, dat de voorzitter van het comitétot
stichting van dien mannenbond, in een rede
ter opheffing van verwondering en verbazing
over het uitsluiten van vrouwen, zulk een
specifiiek mannelijk belang, dat tot de
vurigste Mannelijke actie zal voeren! niet
heeft bedoeld, als n der motieven aan te
wijzen, waarom zijn Bond verrijzen moet?
liet is zeker nag al opmerkelijk, dat een
'??) Wij cursiveeren.
te boven gaat, een verklaring te geven die
met die beide voorname feiten zou kloppen?
Als het een was, die ook het geheimzinnige
briefje zou verklaren met den allercurieusten
stijl, wel, dan zou men die verklaring kunnen
aanvaarden als een tijdelijke hypothese. Als
de nieuwe feiten, die tot onze kennis zullen
komen, alle daarmee kloppen, dan zou onze
hypothese langzamerhand een oplossing kun
nen worden."
Maar wat is onze hypothese?"
Holmes leunde achterover in zijn stoel met
half gesloten oogen.
Je zult moeten toegeven, waarde Watson,
dat het denkbeeld van een grap onmogelijk
is. Er waren ernstige gebeurtenissen op han
den, zooals het vervolg heef t aan getoond, en
het lokken van Scott Eccles naar Wistaria
Lodge stond daarmee in verband."
Maar in welk verband dan toch?"
Laat ons de zaak stuk voor stuk bekijken.
Er is, wel beschouwd, iets onnatuurlijks in
die vreemde en plotselinge vriendschap tus
schen den jongen Spanjaard en Scott Eccles.
Ze ging vooral van den eersten uit. Hrj be
zocht Eccles aan het andere uiteinde van
Londen, den eersten dag den besten na dat
hij hem ontmoet had en liet hem niet os
tot hij hem naar Esher kreeg. Welnu, wat
moest hij van Eccles hebben C Wat kon Eccles
voor hem zijn? Ik zie goöbekoring in Eccles
als mensch. Hij is niet bizonder intelligent,
geen man die den indruk maakt of hij
aan iemand van het pittige Latijnsche ras
erg sympathiek zou kunnen zijn. Waarom
dan, werd hij gekozen uit al de andere men
schen die Garcia ontmoet heeft, als in het
bizonder geschikt voor diens doel? Heeft hij
n opvallende kwaliteit? Ik zeg, ja! Hij is
het type van conventioneele Britsche
achtenswaardigheid en juist de man om als
getuige indruk te maken op een anderen
Brit. Je zag zelf hoe geen van de inspecteurs
er een oogenblik aan dacht de waarheid zijner
verklaring in twijfel te trekken, zoo buiten
gewoon als ze was."
Maar wat moest hij getuigen?"
Niet?, nu de zaken zoo geloopen zijn, maar
alles, als het anders gegaan was. Zoo be
schouw ik de zaak."
Ik zie het al: hij kon een alibi hebben
bewezen."
Juist, waarde Watson; hij kon een alibi
hebben bewezen. We zullen weer eens, ter
wille van mijn belangstelling aannemen, dat de
bewoners van Wistaria Lodge bondgenooten
zijn tot het een of ander doel. De aanslag,
welke dan ook, moet gedaan worden, laat ons
zeggen vóór n uur. Door knoeien met de
klokken is het best mogelyk dat ze Scott
Eccles vroeger naar bed hebben gekregen dan