De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 18 oktober pagina 5

18 oktober 1908 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 1634 DE A M S T E R D A M M K II WEEKBLAD VOOR N K D E R L A N D. DAMEjS. Geachte Redactie! Uit den mond der kinderen hoort men de waarheid. En wel is 't een «raarheid ala 'n koe, die de zaïelyke kern vormt van mr. E. W. van Straat fa's ingezonden Btnk in uw blad van 27 Sept. j l. De wereldbond spreekt zich over van Houten's kieswet niet uit l Ik heb 't tegendeel werkelijk nimmer en nergens' beweerd. Alleen wees ik erop. en de geachte schrijver kan dat niet ontkennen, dat in de aangenomen resolutie staat, 't Kiesrecht te vragen op dezelfde voorwaarden als 't nu door mannen wordt uitgeoefend." Wat voor ONS land beteekent: het stelsel van de wet Van Houten ook voor de vrouw. Of 't nu voor een ander land iets anders beteekent wat ik nergens ontkend heb gaat u geen sikkepit aan. Al dat internationale wer ken H goed en wel, maar ten slotte hebben wjj als 't op de toepassing aankomt te vragen, wat is naar de meening van ons Nederlan den van belang voor on» land. En wie das b.%. -het voorgaan van een beperkt vrouwen kiesrecht aan algemeen kiesrecht niet in 't belang vaa 't land vindt, en niet rechtvaardig bovendien, ia niet alleen ge echtigd, maar verplicht er op te wijzen wat de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht uitvoert. Want mr. Van Straa en en mej. Kiamers mogen hoog of laag springen en den tekst van de resolutie mgnentwege in alle moderne talen laten af drukken, het verandert al te maal niets aan 't feit dat de groote massa kiesrechtstrydsters de wet Van Houten in beginsel slikken moét, als gevolg van de resolutie. Trouwens als m'n geachte tegenstander mij niet pelooven wil, misschien wil hij dan wel vertrouwen stellen in iemand, die niet alleen in jaren zjjn vader kon zijn, maar wiens meerdere ervaring op kiesrechtgebied hij tocb in geen geval betwijfelen zal: mr. Mendels. Eigenaardig is, dat ongeveer tien dagen nadat m\jn manuscript in 't bedt der redactie was, een geschriftje verscheen: de sociaal-demo cratieën het vrouwenkiesrecht. Daarin wordt al loopt uit den aard der zaak de betoog trant uiteen precies hetzelfde gezegd over de hooflzaak, wat ik heb aangetoond: de vrouwenkiesrechtsters zijn voor de Wet van Houten. Wellicht dat die ook mej. Kramers, die zelf sociaal-democrate is, beter kan over tuigen dan mgn woorden. Laat ik haar nog een harer party ge nooten aanvoeren: mrs. Dora Montefiore, die den eiach van vrouwen kiesrecht op dezelfden voet als voor mannen, «oor Engeland, vierkant noemt een eiseh vol bedrog." (Artikel in the Weekly Despatch.") Hoe overigens de geact te schrijver bewe ren kan dat de V. v. V. K. neutraal is, waar hu dan onmiddellijk op laat volgen! 1) hij, die de kietcriteria voor de vrouw enger, of ook ruimer, dan die voor den man zou willtn itellen, hoort er natuurlijk niet in thuit", 't blijft my dan een raadsel. Intasschen het geciteerde onderschrijf ik volkomen, er voljjt uit dat... mr. Van Houten zja lidmaatschap van de v«reeniging zon moeten opzeggen l!l Laten de chiist.historische leden der V.v. V. K. 'c zich dan door den voorzitter van den Mannen ^ond gezegd weten: wie de gehuwde vrouw meent te moeten uitsluiten hoort in de Vereeniging niet thuis", juist wat ik o. a in m'n oorspron kelijke uiteenzetting aantoonde l De toelating behoort dus, volgens mr. v. S. op geheel denzelfden voet te geschieden voor de vrouw as voor den man. Het is misschien niet heel eerbiedig, maar zoo iets maakt op m|j altjjd den indruk van: Fransje heeft een flikje en nu moet Marietje ook een flikje hebben en als strakjes Fransje twee flikjes heeft moet Marietje er ook twee > immuun IIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIII tm UIT DE N A (P U U fr. In het Hooggebergte. VII. Zooals ik u de vorige keer vertelde, hadden wij bij onze eerste kleine klim tot onze schade ondervonden, dat wij niet voldoende op bergtochtjes waren gekleed. Wjj hadden begrepen dat gespijkerde schoenen, rugzak ken en bergstokken niet zoovele bewezen van aansteller^ en nadoenery behoefden te wezen. Ze kunnen het elders misschien zy'n, maar hier in de buurt waar je het dal niet uit kunt komen, zonder tamelijk style en steenachtige hellingen te beklimmen, zy'n groote spijkerkoppen onder de schoenzolen en in elk geval een stevige bergstok met ijzeren punt geen overbodige reis-artikelen; althans niet voor ons, die niet van plan waren bjj voorkeur de veel betreden paden te bewandelen. Een schoenmaker voorzag onze zolen voor een kleinigheid van een reeks fraai gestyieerde spykerly'nerj, bergstokken stonden overal voor l a 2 fr. te koop en een tweede r u i zak met wasdoek gevoerd, kostte hier ruim zoo veel als wij voor de eerste in Amsterdam hadden betaald. Zoo toegerust, begonnen we 's morgens onze wandeling naar boven, den weg op dien wij den vorigec dag al door zoowelen hadden zien inslaan. Het is de weg, die naar een alpenhut voert, drie honderd meter boven het dal, en waar ververschingen en'natunrly'k prentkaarten te koop zy'n. Met stelligheid kan ik u verzekeren dat zoo'n bergstok en vooral die gespijkerde schoenen het klimmen heel wat vergemak kelijken en bij het dalen een groot deel van het onaangename daarvan weg nemen. De spijkers zetten zich vast tusschen het grove puin en houden u tegen. Nu Is zoo'n klimtochtje van het Engel berger dal naar Flühmatt en Alpenrösli nog in het geheel geen klauterparty; en toch zijn helling zij er stukjes bij, waar je voet een krijgt van 30 a 40 gr. Wanneer er op ^j van het pad eens een mooie alpenplant stond of een vreemd stuk steen lag, durfden wij het nu beter dan te voren wagen, het te gaan halen; de bergstok is daarbij werkelijk als een derde been, dat je tusschen de kleinste steen spleten of de steilste kanten pal kunt zetten, en iedereen weet het wel dat: wat op drie steunpunten staat, wankelt niet. Toch glibberde ik nog wel eens, doordat ik in het eerst geregeld vergat den stok te ge bruiken, of er nog wat onhandig mee om ging. Ook al doordat wij niet liepen en klom men om het klimmen en loopen alleen, ook niet om den afstand bij wijze van wedstrijd met Baedeker in minder ty'd af te leggen, dan in dat boek als gemiddelde is aan gegeven! Wie dat _doet, en dat doen inderdaad, zooals ik tot myn verwondering bemerkte, vele toeExposition Générale urrures IIMIIIIIIIIIIIIIItlMMIIHIim iiiitiiiiiiiiitiiiiiiiiim kragen, en als Frankje eens geen flikjes kreeg maar een koekje dan zou Marietje ook 'n koekje moeten hebben. Het gaat er niet om dat de een 'n flikje beter vindt dan 'n koekje, neen, alle dogmatici kon 't hoe en waarom niet schelen, als er maar 'n volkomen gelijk heid tusschen man en vrouw gemaakt wordt. Daarmede toont men zonneklaar, dat be paald omschreven staatkundige of sociale beginielen geheel worden achtergesteld bij een texueel doctrinairisme. Daardoor wordt het meer een gevoel van gekwetstheid wegens zich achtergesteld wanen, dan wel een dui delijk omschreven maatschappelijk streven, dat als drijfveer voorzit. Een emotioneel begeeren treedt in plaats van weloverwogen en gewikte maatschappelijke principes. Het lange uitblijven van dit schrijven, M. de Redacteur, is slechts daaraan te wijten, dat de 4jf$kj>roef van 't ingezonden stuk tegen mö, meS«erat hier bereikte. Ik geloof echter dat de zaak van voldoende algemeen belang is om ook thans nog van repliek te mogen dienen. Hoogachtend, W. WIJNABNDS FKAKCKKN?DYSBBINCK. Sarajevo, October 1908. Hiermede sluiten wy dit debat. RED. 1) De eursiveering is van mij, W. F. risten, moet zoo op zijn stok en zijn voeten letten, dat er voor het krijgen van indrukken van al het moois langs den weg geen tyd overblijft. Het was voor ons, nieuwelingen in het hooggebergte, niet voldoende op de aange prezen punten halt te houden en vorschriftsmaszig het uitzicht te bewonderen. Elke wending van het stijgend bergpad geeft nieuws en moois te zien. Want het is niet waar, wat ik al zoo vaak ten nadeele van het bergland, heb hooren zeggen; het is niet waar, dat men daar niet zooals in het vlakke land van die kleine intieme hoekjes en plekjes aantreft: een slootje met een vonder onder een wilgen boom ; een watermolentje met een schuur en een geit; of een dorpstoren boven een eilandje van boomkruinen; of drie oude dennen tegen een zandhelling, een van die tafereeltjes die je plotseling doen stilstaan omdat ze in kleur en compositie een volmaakte eenheid en schoonheid vormen, en waarbij WÜon8 een oogenblik verbeelden, dat we dat pre cies zoo in een of ander schilderijenmuseum LIBERTY FLORAL-PLA1N AND STRIPED LIBERTY LIBERTY LIBERTY LIBERTY LIBERTY LIBERTY LIBERTY LIBERTY FLANNELS FLANNELS FLANNELS FLANNELS FLANNELS FLANNELS FLANNELS FLANNELS FROM FL.1.2O A METER PATTERNS ON REQUEST LEIDSCHFSTRAAT ? M f?-I-T O /**/*\ LEIDS M Cl Z.&L,UAM» SOL! NCPRECeNTATIVIS IN HOLLAHD IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIIIIIIIItllMllllllllllllflIMIIIIIHIIIIIIirtllllllllltlllll hebben voorgesteld gezien. Zulke mooie eenvoudige motieven nu, zy'n er evengoed in het hooggebergte als in de vlakte of het heuvelland; en het komt mij voor dat zy', die het tegendeel beweren, zulke dingen het eerst of misschien alleen door schilderyen leer den kennen en zij ze niet oorspronkelijk zelf in de natuur hebben opgemerkt; waardoor het wezen van zulke treffende combinaties hun telkens weer ontgaat en zij alleen door herinnering geholpen worden, om ze in de natuur terug te vinden. Hier op ons eerste tochtje werd ik meer dan eens staande gehouden en een oogenblik geboeid door schijnbare nietigheden, die samen zoo'n mooi schilderenswaardig stukje vormen: drie naar elkaar toegeschoven st eenblok feen die samen een kruis of een ruwe hand wijzer staande houden ; een spar die een rotsblok vaneen heeft gespleten door de reu:enkracht van zijn wortels; een oud vrou vtje, dat zittend op een walletje van ongehou wen steen tuiltjes manstrouw te koop biedt; een beekje dat wegduikt onder varens, weer te voorschijn springt en over de groote be moste rolateen sput tert ; een stuw of een vijvertje met een wa terspiegel van kopersulfaat-blauw, om.oo nd door een krans van groote bloedroode disteikoppen; een leegstaande ver weerde winterstal, het dak bezwaard met groote keien, de ongeechilderde stutten omwassen door ruigten met veel groote gele bloemen, waar de kop van een rossig bruine geit boven uit steekt. Dat zy'n evenzoo-vele genrestukjes, hoogte - equivalenten van de beste vlakte motieven. Maar n grief is er tegen het hoogge bergte, die ik, ten deele althans, werke lijk als hinderlijk on dervind, dat is het gemis van een hori zon ; dat geeft op den duur werkelijk iets benauwend; ik zou niet gaarne voor goed willen wonen in het mooiste Alpendal, als het my' verboden was of onmogelijk ge maakt werd, heel vaak De top van den Titlis 3240 M.( gezien van de overzijde van het dal, op 1300 M. te klimmen en testijElUn Terry'i gedenkschriften. Orootehoeden-mode gehuldigd door toonetl'peeltters. Portret van Piinsea l'icforia Louise van Pruisen. De bekende Engelsche tooneelspeelster, Ellen Terry, die vele jaren verbonden was aan Henry Irving's tooneelgezelschap, heeft tol betaald aan de heerscbende gewoonte: gedenkechritten aan het publiek voor te houden. Van haar hand is in goedkoope uitgave verschenen : Tne story of my life". Soortgelijke lectuur gaat er in als krek. Zij prikkelt de nieuwsgierigheid en werkt juist van dien kant als lokaas. Van Ellen Te, ry's leven?geschiedenis wordt getuigd dat die ev'en ongesmukt, ongekunsteld is als zij zelf. Ellen Terry, die den 27sten Febiuaii 1848 geboren werd, was een onvervalscht enfant de la baüe". Dochterke van rond-reizende komedianten, sliep baby Ellen in de kleed kamer van haar moeder, tusschen de coulissen en in rammelende reiskoeteen. Als zestienjarig meisje trad zij in 't huvrely'k met den portretschilder G. F. Watts, die dertig lente's meer telde dan zy'n bruidje, aan wie hij driegend verzocht op den trouw dag niet te schreien, uit angst dat baar beeldig, zacht neutje, dat hij zoo dikwijls als model had genomen, rood en gezwollen zou worden. 'e Levens wel-en-wee deelde zij niet lang met Watts; na hun echtscheiding keerde zij terug naar 't tooneel. In 1867 speelde zij voor 't gen om ten minste een eindje dichter tot het niveau van die hooge rotsen in het rond te naderen. Want in het sty'gen en altijd weer stijgen ligt het genot van het reizen in het gebergte Het is waar, het klimmen is niet gemakkelijk, vooral niet wanneer het warm weer is en het pad meer op geitepooten en bergkoeienpeezen is berekend dan op menechenbeenen; en toch is het heerlijk, ook voor niet jonge beenen; die inspanning doet goed, de lucht is zoo fijn en geurig, de moeheid wijkt zoo snel voor een heel korte rustpoos, en als je geen jongelui in het gezelschap hebt, die iets van de berggeit in zich voelen ontwaken. die al maar sneller en hooger willen en je gaan aanporren dan is het voor een vijftiger nog best te doen, al doet die het voor het eerst. Het spreekt wel van zelf, dat wy' op deze tocht niet lang den menschenst room volgden die, naar Flühmatt optrok, langzaam voor one uit kleurig,als een eindeloose bloemenslinger die zich over de groene weiden rondom de berg legde. Een spiegelgevecht tusschen een havik en een Vlaatn'che gaai leidde ons af van het breede geëffende pad, de gaai ontkwam den roofvogel, die zy'n val schot niet s;oed had berekend; met een rauwen schreeuw dook de mooie gaai weg in een eschdoorn op de helling, en de havik steeg spiralend omhoog; van de eene ahorn in de andere schoot de gaai na lans; weifelen vooruit; nog eens poogde de havik hem bij het oversteken te overvallen, maar het was weer mis, en de gaai bereikte een veilige plek op de matten, waar de hoornen een bosch vormden. Zoo kwamen wij op een zypaadje, dat of schoon vijftig meter hooger dan het oflïcieele wandelpad, daarmee in hoofdrichting vrywel evenwijdig liep; met minder bochten en daardoor steiler, maar ook sneller naar ons doel voerde:, een groot bosch waardoor, volgens onze saart, een beek moest stroomen, en dat ons door zijn hoogte en ligging op het zuiden een goede oogst van zeldzame boschorchideeën beloofde. Haasten deden wy' ons niet, het steile pad belette dat zelf al en vertraagde onze vaart bovendien nog, door de fijne aardbeien en frambozen die langs den weg groeiden of ze er geplant waren. Uier kregen we ook het eerste inkijkje in de diepte; daar la^ het groene dal, vol roode en leiblauwe ?ierkantjes. de menschen waren al niet meer te onder scheiden, wel witte punten op een breede gry'ze streep, die bewogen uiterst langzaam: de uitgespannen zonnetenten van de rijtuigen; eerst als je ze als wagentjes herkende, was ook het bruine paard met eenige inspanning te onderscheiden; toch waren we pas twee honderd meter boven het dal. De rivier, de Aa, die beneden alleen te zien komt, als ge aan zijn oevers staat, kwam als een dunne witte draad uit de oostelijke dalhelft naar beneden en legde zich vlak onder one als een eerst met Henry Irving, dien zy' karakteriseert als een levend raadsel, als iemand van wien men niet precies wiet, wat men aan bem had, als een man, die zelfs zijn vrienden nooit volkomen vertrouwde. Als kunstenaar staat hy hoog bij haar aangeschreven. Telkens wanneer ik nu Shakegpeare lees, wordt het my steeds duidelijker, boe volmaakt Heniy zijn personen uitbeeldde." Kort na haar huwelijk met Gordon Ciaip, verliet zij weer het tooueel voor een termijn van zes jaar. WaaiFchy'nlyk om haar koes terende zorgen te schenken aan haar twee kinderen: Eduard Gordon Craigen Editl.Craig. Ook van baar echtgenoot Charles Kelly maakt Ellen Terry met lof gewag in baar levensgeschiedenis. Zij vermijdt stelselmatig bet noemen van data. Zeer begri'pely'k. In haar vél-bewojren leven van kunstenares en in baar emotioneel huwelyksheil zcu men den tel op jaar en datum kwijt raken. Kort ge'eden een paar jaar meen ik, heeft zij op bezadigden leeftijd nogmaals hart en band verpand aan het eerste ?nj«l" van ha ir gezelschap, een jong acteur, wiens naam mij ontschoten is. Van zich zelf zfgt zij: Ik ben een oul kind." Deze aanduiding verklaait allicht haar naïve, spontane, eerlijke, onbezonnen per soonlijkheid. Ellen Ter j y's zelfkritiek is een richtsnoer by het lezen van haar langs den neus weg geschreven, niet grammaticale m moires- » * «* Denise Orme, Engelsche actrice, beeft na haar huwelijk met lord Jobn Yarde Bulier, haar rentree op de planken gemaakt. Haar rol in: The Hon'ble Phil" worat dubbel pikant, u omdat zy optreedt als echtgenoote van een man behoorend tot Engeland's High Life, n omdat zy' als Marie in The Hon'ble Phil" de groote hoeden-mode hul digt op onverholen wy'ze. Myn hoed is een omvangrijke zwarte crinoline, versierd met een bloembed van de mooiste Malma'son-rozen, die men ooit zag," zoo omschrijft lady Buller haar hoed. Ook het geestig kopje van madenioieelle Roch, van de Comédie Francaise, is in een van haar jongste ciéaties getooid met een reusachtigen zwarten hoed; versierd met touffes zwart satijn lint en witte veeren. De groote boeden zijn omhangen met sluiers van gor<iy'r>afmeiingen. Losjes en gant hangt de sluier over den breeden boedenrand. Het aantal boedenspelden harmoniee rend in tint met de hoed-garneering, schijnt met den dag toe te nemen. *** Van prinses Victoria Louise van Pruisen, jongste kind en eenige dochter van het Duitsche keizerspaar, waien tot dusverre geen portretten in den handel. Geen voretentelg werd zoo weinig gtfotografeerd als de blonde, slanke, Victoria Louise, met haar lief, zacht, ernstig gezichije. Ter eere van haar zestienden verjaardag, 13 Sept. j.l. herdacht, heeft zij haar ouders verrast met een allerliefst portret. Het ranke jonpemeiFJesfigunrtje in 't wit, doet goed op den breeden witten leun stoel. Een opgeslagen boek met plaatwerken rust gedeeltelijk op haar knieën en op een naast baar staand tafeltje. Een allerliefste verschijning ly'kt zy in haar wit, gedecolleteerd japonnetje, een driedubbel parelsnoer tooit haar slanke kinderhals, die gedeeltelijk schuil gaat onder het blonde, los hangen l baar van 't prinsesje, wier kapsel voltooid wordt door een groote baby-strik van wit lint. Bekoorlijk en rein is dit jonge m eis-j esportret, waarmede de ouders zeker wel in genomen zullen zijn. CAPRICE. touwtje om donker groene boscbjes en groe pen van roode daken, klein als uit een poppenwereld. Dat was een aardig gezicht die zonnige vlakte zoo klein, zoo heel klein onder je schoenpunten te zien; grootech daarentegen was het gezicht op de tegenover liggende bergen; die waren niet kleiner geworden, maar grooter, veel grooter en hooger. De sneeuwvelden waren gegroeid en ze groeiden steeds aan. Naarmate wij stegen, daalden de voorbergen, die van beneden uit het dal het gezicht belemmerden. Zie, dat is alleen al bet klimmen waard, dat is het wat er de groote waarde aan geeft. Ge voelt dat ge aan dat eenigszins benauwende van het dal ontkomt, ge ziet van meer naby de passen die uit de diepte over de hoogte naar andere vlakten voeren, en kry'gt nu op eens de gewaarwording van vrijheid; ge bemerkt dat ge toch niet opgesloten zit. dat de poorten wy'd heel wy'd open staan en dat het sesam in een paar ge zonde beenen bestaat, die ge met geen mogelijkheid vergeten kunt. En dan nog, ge voelt dat ge iets bereikt, al is het maareen hoogte, een denkbeeldig iets; ge voelt het aan uw lichaam waarin op geheimzinnige wijze een nieuwe jonge kracht wordt overgegoten, ge ziet het aan de bergen tegenover u, aan de overzijde van tiet smalle groene dalstrefpje, die bergen veranderen van vorm; de sneeuwkoepels reizen, ge behoeft het hoofd niet meer in de nek te leggen, oin de toppen en de wolken te zien. Ook de sneeuw wordt nu witter en duidelijker, er liggen steenen en rotsblokken tusscben; een donker streepje dicht bij den top daalt door de sneeuw, en wordt naar, onder steeds breeder. De kijker vertelt dat het een begin van een sneeuwlawine is, waarschijnlijk van nacht ontstaan uit de verscbe sneeuw die de bui van den vorigen avond op de toppen heeft gelegd. Aan de rechter kant zijn nog even de kloven en barsten van de gletscher zicht baar, die achter de voorbergen neerdaalt. Dat lokt uit tot een schetsje maken, het is de zelfde bergtop, de Titlis, waarop ik in den vroegen morgen de eerste na onze aankomst sneeuw zag liggen, en die toen boven de rotsen uitgluurde, nieuwsgierig in het dal keek, over de schouders van zy'n kleinere voorburen heen. Hoe zijn die nu gedaaldl Doordat wy een drie honderd meter gestegen zijn, lykt het wel, of we er over been kijken tegen de glinster-witte coiffure van den ouden Titlis aan. Wie het weekblad van mijn eeiste schetsje nog bezit, moet de Titlie-kop daarop eens vergelijken, het krabbeltje van dien top in dit nummer; dadelijk ziet ge wat een verschil zoo'n paar honderd meter veroor zaken; hoeveel grooter de top ly'kt en hoeveel duidelijker de bijzonderheden. E. HEIMASS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl