Historisch Archief 1877-1940
D K A MS1KIID A MMEit W EK K BLAD VOOR NEDERLAND.
Ho.
Hans Holbein. Georg Gisze.
(Uitg. v. d. Knnstwart, te München.)
f flrtoonstellHiï?aa Platen tbr f anüTersiering
(Kust aan ttet Volk) Steiteljjt Museum
te Amsterdam,
Het ware, naar ik meen, onjuist, deze ten
toonstelling op zich zelve 'ten zeerste be
zienswaard en waarlijk veel moois biedende
te beschouwen en te beoordeelen buiten ver
band met het doel der vereeniging, die ze
geeft. En dan moet het mij van het hart,
dat wij hier reeds duidelijk een verder stadium
aanschouwen van het verwordingsproces,
waarvoor deze vereeniging reeds dadelijk
scheen voorbestemd. De vereeniging Kunst
aan bet Volk" is van een eenigszins ideëel
streven naar voifo-verheffing door kunst, meer
en meer een onderonsje geworden van gaarne
aan kunst doende lieden, behoorende tot een
,,stand" tusschen den derden en den vierden,
hun coöperatieve maatschappij voor
ondeiling kunstgenot, met eenige welwillende
kunstenaars tot adviseurs.
Welaan, het zq zoo. Dat idêele streven
ooi den werkelijken -proletarier, den arbeider
met gering loon en eentonigen, afmattenden
arbeid, en zijn vrouw, de hnissloof, het streven
om deze Heden, die d'n honger naar kunst
niet kennen, niet kunnen kennen, wijl de
honger naar voedsel ,en comfort niet is ge
stild, te bereiken, is minstens vijftig jaar te
vroeg gekomen. Eerst het voedsel, dan zeer
zeker ook de betrekkelijke comfort, dat eerste
begin van een ontwikkeling van den smaak",
gegeven aan het volk"- en vervolgens de
gelegenheid, zijn kunst zelf te zoeken. De
bakens zijn dan ook, langzamerhand, maar
zeker, verzet.
Zoo is deze collectie platen ter wand ver
siering, bqna zonder uitzondering, een wél
gekozen, leerzame, welgeordende verzameling
reproducties, bereikbaar en aanschaf baar
voor betrekkelijk welgestelde lieden. Hebben
déze het zoover gebracht, dat ze aan een
reproductie naar den kop van den stier |van
Potter (den schilder of kunstkenner een koste
lijke herinnering aan het machtig origineel)
mét vol bewustzijn, uit volkomen overtuiging
de voorkeur geven boven een bord met
verguldsel en een kleurig prentje beschil
derd, of een schilderij" in een lust van het
slag, da^wij in klein-burgermans-kamers
aanVermeer. De Brief.
Kunstwartverlag, München.
troffen, dan kunnen ze hier welkome aan
wijzingen vinden en op hun gemak bun
kenze doen.
Als heldere en niet eenzijdige aanschouwe
lijke les is deze expositie voor hem, wien
de kunst niet een geheel vreemde sfeer is,
dan ook zeer te waardeeren. De inleidende
woorden van de heeren Berlage en R. W.
P. de Vries Jr. geven eenige gezonde, en,
hoe vaak ook reeds uitgesproken, altijd nog
noodige beginselen ten beste, ze prijzen den
eenvoud aan, het logische, moedigen den zin
aan voor het chte en de eerlijke vertolking
van het chte boven surrogaten om een
voorbeeld te noemen: van een ongekleurde
foto naar Rembrandt boven een schilderij
achtig gekleurden tegel. Voortreffelijke
betoogen deze, wel geschikt om diegenen te
leiden, wier leven werkelijk in de eerste
plaats aangevuld vraagt te worlen door
Kunst" en niet vóór aljes door comfort,
door vroolijkheid, hoe schril, hoe mal, hoe
leelijk ook, wat kan het schaden? ....
Voor ik overga tot een korte bespreking
van de platen, die wij in zoo grooten getale
en zoowél geordend en gecatalogiseerd hier
bijeen vinden, nog een enkel woord over de
kamers, de leelijke en de mooie, (of goede)
die hier zijn ingericht. Mag ik den expo
santen vragen, of dit arbeidenkamere zijn?
Of de goede" althans dit is, dit wezen kan ?
Of een arbeider (i^een slijper in den goeden
tijd) zich . ooit ineens een ameublement
rechtlijnig of niet?aanschaft, aanschaffen k£n?
Is de praktijk hier niet in strijd met de
leer? En zal het volk, wanneer het iets te
missen heelt niet tegen alle wijze theorieën
in, dit eerder besteden aan een schijn van
weelde, (hoe leelijk wij dien ook weten te
zijn) dan aan den voorzeker beteren, maar
voor ongeoefende oogen niet ongemeenen
eenvoud ?
Nog n bedenking. Is deze tegenstelling
van de schrille, onrustige kamer vol
leelijkheden en de correcte, geheel en al eerlijk?
(Henri Rivière. Vollemaan.
Uitg. Eugène Vernau, Parijs.)
Is de kamer op zichzelf ooit iets, ooit
een deel van het leren, zonder bewoond
te zijn, zonder de sfeer? En ik kan mij
zeer wel denken, dat toch, ondanks alle
Gerard Terborgh. Concert.
theorie", het binnentreden in die op de expo
sitie zoo malle kamer, wanneer het gezin er
in is of wa», een warmer, levender sensatie
zou geven, dan een bezoek aan het onbe
rispelijke vertrek, omdat het eene milieu
van zelf geworden -is en het andere opge
drongen.
Maar nu genoeg van ketterijen en braaf
de prenten bezien!
Wij kunnen de hier tentoongestelde prenten
verdeelen in oorspronkelijke, als prent ont
stane, en reproducties van schilderijen,
teekeningen, etsen, enz. Van de procédé's, die ter
vermenigvuldiging van beeldende kunst dienst
doen, heeft de heer de Vries in den catalogus
een beknopte,* duidelijke verklaring gegeven.
De eerste groep van prenten omvat weer
twee eoorten: de meer of minder naturalis
tische composities, die niet bepaald uitdruk
kelijk ter wandversiering bestemd zijn, en de
platen" de wandprenten juist voor dit of
een dergelijk doel gemaakt. Onder deze
laa'sten vinden w$ in de eerste plaats de
Japansche houtsnede, ten slotte het proto
type van bijna alles, wat in Europa verder
van dien aard is geleverd. Dan de groote,
smaakvolle, doch vermoedelijk op den
duur niet zoo heel erg boeiende Engelsche
wandprenten, waaronder die van Heywood
Summer een voorname plaats innemen. Dit
is achtenswaardige kunst voor de
Zondagschool. De Duitsche
steenteekeningen, eveneens expressely k voor
dit doel vervaardigd, hebben een an
dere deugd, en een ander gebrek:
ze zijn wat inhoudsvoller, maar ook
wat minder harmonieus. Terwijl ik
voor mij de Fransche van Henry Rivière,
te gewild-decoratief en daarom een
beetje kinderachtig en vooral op den
duur minder genietbaar vind.
Hollandsche van dien aard zijn er weinig,
doch dat weinige is aannemelijk, hoe
wel niet schitterend. Het best daar
onder zijn wel de fijne
plantenteekeP. Rubens. Helena Fourment
ningen van Nienwenhuisen Klaver, uitgegeven
door den heer van Looy; daar is intieme studie
in, die ganfch van zelve, zonder vertoon daar
van, tot kunst is geworden, tot de meest alge
meen verstaanbare, die aansluit bij een
gezonde, elementaire waardeering voor
natuurschoon. Dan natuurlijk die van van Hoytema.
De lithograflsche hijbelsche platen van de
Josselin de Jong en Bauer zijn respectabel,
doch hebben misschien het beoogde doel toch
niet ganschelyk bereikt.
Van de origineele litho's, etsen, gravures,
enz. door vele verschillende kunstenaars,
welke wij in een lijstje kunnen zetten doch
ook in portefeuille bewaren, zij hier verder
geen gewag gemaakt, zulk werk wordt op
zijn beurt elders voldoende geëxposeerd en
besproken.
Het moet geconstateerd, dat de pogingen,
vooral in Engeland1 en Duitschland gedaan
om eigenlijke, speciale wandprenten in te
voeren, tot veel aannemelijks, doch nog niet
tot iets volstrekt frisch, nog niet tot een
trouvaille hebben geleid. Men heeft hier,
dunkt mjj, nog op een ei van Colnmbus te
wachten. Is die geheele beweging wellicht
wat geforceerd?
Resten de eigenlijke reproducties. Daar zijn al
die verschillende, meest zeer verdienstelijke
uitgaven van den Kunstwart, van Bruckmann,
van Elsevier, Scheltema en Holkema en wie
niet al. Op praktische wijze doen al deze
ondernemingen goede kunst ingang vinden
onder een groot publiek, en het behoort,
dunkt mij, niet speciaal beoordeeld, waar de
kenze, en waar de reproductie meer of minder
doeltreffend of mooi is. De vereeniging Kunst
aan het Volk" toont, dunkt mij, in het aan
vaarden en aanbevelen van dezen velerlei
populariseering-imethoden, dat zij opportunis
tisch weet te zijn. Voor hen, die een over
zicht wenschen van mogelijkheden ter ver
siering van hun vertrek met een prent, voor
allen dus, die reeds een voorkeur, een op
vatting en een eenigszins behoorlijk inkomen
hebben, is deze tentoonstelling leerzaam, op
wekkend en rijk aan genietingen.
Moge zij veel worden bezocht.
CORNBLIS
J. G£ Veld heer. De Viadukt.
B.' L. van Looy.
Frans Hals. Hille Bobbe. Rembrandt, Rembrandt's broeder met den helm.
Uitgave Galerie Klassischer Kunst, Berlijn. Photogravure.UitgaveScheltemaen Holkema.
Lithografie van Th. Nieuwenhuis.
Nederlandsche Planten. Uitgave S. L van Looy.
MIIIIIMImlIMItllilllllllll
Onze Marine.
n.
Een kijkje aan boor'd van H. M. s
Pantserdekschip Friesland."
Men komt aan boord door middel van
de sta<ietrap, die eigen lijk geen statie-trap
is, omdat ze bijna altijd, en niet, zooals tiet
woord zou doen vermoeden, uitsluitend ge
bruikt wordt bij gelegenheden, waar statie"
bij te pas komt. Vroeger was dit wel zoo;
de gewone weg was toen de valreep, die
nu ook nog wel bestaat en soms gebruikt
wordt, maar die, zoomin als de statietra p
een statietrap i*, aanspraak mag maken op
den naam valreep. "Want het is niet meer
een eind touw (zooals de naam toch aan
duidt), waarlangs men naar boven klimt,
noch een tou-wladder, zooals een latere vorm
?was, maar een reeks horizontale, tegen het
scheepsboord aangebrachte latjes, die tevens
gelegenheid bieden, zich met de handen
vast te houden.
Zoo komt men aan het opperdek. Dit is
eigenlek wat men dadel yk geneigd is het"
dek te noemen, het deksel van het schip,
de grens tusschen er in" en er op". En
het is wel noodzakelijk, wil men niet in de
war komen, de verschillende dekken goed
uit elkaar te houden. Want alles wat aan
boord horizontaal is, heet dek en draagt
nog een naam. Maar niet alleen zijn er ver
schillende namen voor boven elkander lig
gende dekken, peen, heel vaak zijn deze
weer verdeeld in stukken, die ieder weer
een afzonderlijken naam dragen. En, wilt
ge niet dadelijk herkend worden als leek,
spreek dan nooit van een vloer, grond of
zoldering. Laat uw zakdoek vallen op het
dek, stoot uw hoofd tegen het dek, glij uit
op het dek, maar.nooit tegen de zoldering
of op den grond.
Ook op den naam opperdek zou men iets
kunnen afdingen. Immers het is niet het
bovenste dek; een gedeelte ervan en wel
het middelste (halfdek en loopplank) heeft
nog boven zich het tentdek.
Maar het opperdek is wel het voornaamste
gedeelte van het schip, want, al hebben b. v.
machinisten en stokers daar in de diepte,
onder het pantserdek, in tijd van oorlog
geen geringen invloed op den gang; van het
gevecht, de aanwezigheid van bijna alle
kanonnen op het opperdek wijst er reeds
op, dat het hier eigenlijk is, waar de strijd
gestreden moet worden.
We zeiden reeds, dat het zware geschut
ontbreekt. Het middelbaar bestaat uit twee
kanonnen van 15 cM. vooruit en achteruit
geplaatst en aan iedere zijde drie van
12 cM. Deze laatste soort kanonnen is nu
bij ons uit de mode; als middelbaar geschut
is het te licht en weer van te groot kaliber,
om als licht of anti-torpedogeschut dienst
te doen. Tusschen de 12 cM. stukken zijn
aan iedere zijde 'twee van 7'/* cM. opge
steld, die met eenige 3.7 cM. kannonnetjes
het lichte geschut vormen. Bovendien be
vinden zich aan boord nog eenige
achterlaadkanonnen van 7'/-> cM., die in de sloepen
meegenomen kunnen worden. De
achterlaadkanonnen onderscheiden zich van het
snel vuur-geschut door een eenvoudiger
gasafsluiiing en een daardoor snellere
afvuurinrichting. Bij de groote snelvuurkanonnen
zijn projectiel en huls waarin zich het kruit
bevindt gescheiden, bij de kleinere zijn zij
vereenigd tot een eenheidspatroon en bij
de achterlaadkanonnen is altijd projectiel
en kardoes gescheiden.
Alle kanonnen aan boord van de Fries
land zijn lang 40 kaliber, waarbij dit getal
het aantal middellijnen uitdrukt. Een kanon
van 15 cM. 1. 40 kal. heeft dus een lengte
van 40 X 15 cM. of 6 M., een van 71A cM.
is lang 3 M. Naar verhouding zjjo op de
Friesland alle stukken dus even lang.
Het «preekt vanzelf, dat de kanonnen niet
onbeschermd z\jn. Want, nog afgezien van
het feit, dat door een enkel vijandelijk schot
het kanon onbruikbaar zou kunnen zijn en
het schip daardoor een belangrijk deel van
zijn verweermiddelen zou moeten missen,
(Uit
zou het bedienen er van al een heel ge
vaarlijke bezigheid zijn, terwijl bovendien
kans zou bestaan, dat een patroon of huls
bij het inbrengen werd getroffen, wat natuur
lijk een vreeselijke ontploffing tengevolge
zou hebben. Het kanon staat daarom in
een schild, samengesteld uit gebogen, schuin
oploopende horizontale en verticale platen,
ter dikte van 40 mM. dat van achteren
open is. Behalve in schilden (somtijds ge
sloten schilden, die van achteren dicht zijn)
worden de kanonnen wel geplaatst in torens
(lage cylinders) die met het kanon mee
draaien en barbettetorens, waarvan alleen
de kap meedraait. Ook worden wel meer
dan n kanon in een toren of barbette
geplaatst. Vooral zwaar geschut wordt in
deze torens beschermd. Op de Friesland zijn
alleen schilden, draaibare torens komen bij
onze Marine niet voor.
Gelijk alles aan boord zijn de schilden
met de kanonnen wit geverfd. Daardoor,
en vooral, wanneer het schild van achteren
door een doek is afgesloten, lijkt zoo'n kanon '
meer op een wit huisje, waaruit een stuk
hout steekt de geverfde loop dan op
.een stuk geschut, zooals we ons dit, dank
zij plaatjes en speelgoed dierbare
herinnering! onwillekeurig nog voor
stellen, liefst met een paar wielen er onder.
Het ziet er aan boord met al die witte
Vincent van Gogh. Gebed voor den Maaltijd.
Uitgave W. Versluys.
Albrecht Dürer. Baiis Imhof.
Kunstwartverlag, München.
i iniili iiiimiimiiiini ui immmmmimii
voorwerpen wél helder en netjes uit. Kn
dat moet dan ook wel, waar in een be
trekkelijk kleine ruimte meer dan 300 per
sonen moeten leven. Dat er geverfd en
gepoetst en geschrobd wordt, aan schip
zoowel als aan den lijve" daarvan over
tuigen een blik in het rond en de frissche
Jantjes in hun heldere pakjes u onmiddel
lijk. Maar al is de bemanning wel koket
met het schip, voor het mooi" uitsluitend
is die witte kleur niet. Ze dient om de
temperatuur in Indiëniet ondragelijk te
maken. Want, hetzelfde wat de menschen
helpt: witte kleeren, die de warmte niet
opnemen, maar terugkaatsen, heeft ook hier
succes. Het voordeel er van was te merken,
toen het Indische eskader tijdens den
Russisch-Japanschen oorlog in oorlogskleur
d i. grijs, omdat dit het moeielijkst te
onderscheiden is geverfd was en dit
betrekkelijk kleine kleurverschil reeds een
temperatuursverhooging van enkele graden
veroorzaakte.
Mais revenons a nos ... canons!
W\j vonden kanonnen van 15, 12, 75 en
3.7 cM. Het spreekt van zelf, dat deze in
grootte verschillende soorten niet dezelfde
taak hebben.
Zwaar geschut alleen aanwezig op
onze pantserschepen dient om de pant
sers van den vijand te doorboren en zoo de
vitale deelen van het vijandelijk schip te
raken. Dit valt natuurlijk buiten het werk
van den kruiser, die de pantserschepen wel
uit den weg zal blijven.
Het middelbare geschut heeft tot taak
lichtere pantsers te doorboren en verwoes
tingen aan te richten in ongepaatserde
deelen.
Het lichte of anti-torpedogeschut be
schermt het schip tegen aanvallen van
torpedobooten. Wanneer zoo'n torpedobopt
nl. met succes een torpedo naar het schip
zal lanceeren, moet zij tot 800 a 1000 M.
naderen, stilletjes, meestal bij nacht
zooals de Japansche de Russische vloot bij
Port-Arthur naderbij sluipen. Raakt
de door eigen kracht onder water
vportzwemmende torpedo zijn doel, dan is de
uitwerking verschrikkelijk, want deze
helsche machine ontploft dan. De torpedo
booten zijn dus gevaarlijke vijanden. Maar
ze zijn ? altijd klein en ongepantserd, om
zeer vlug te kunnen varen en zoo min
mogelijk in het oog te loopen. Daarom kan
het groote schip ze vrij gemakkelijk in den
grond boren met een paar schoten, voor
ze genoeg genaderd zijn om schade te
kunnen aanrichten, vóór ze dus binnen
lanceerafstand zijn gekomen. Het lichte
geschut wordt nu gebruikt voor anti
torpedogeschut (eigenlijk dus
anti-torpedobootj ]
Plaatsing der kanonnen van 15, 12 en
7J< cM. aan het opperdek.
U ? ??> ? f ? e - i ?
Ligging der dekken boven het opperdek.
e
Horizontale doorsnede van den
commando-toren en de pantser
plaat, die den ingang beschermt