De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 18 oktober pagina 6

18 oktober 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

D K A MS1KIID A MMEit W EK K BLAD VOOR NEDERLAND. Ho. Hans Holbein. Georg Gisze. (Uitg. v. d. Knnstwart, te München.) f flrtoonstellHiï?aa Platen tbr f anüTersiering (Kust aan ttet Volk) Steiteljjt Museum te Amsterdam, Het ware, naar ik meen, onjuist, deze ten toonstelling op zich zelve 'ten zeerste be zienswaard en waarlijk veel moois biedende te beschouwen en te beoordeelen buiten ver band met het doel der vereeniging, die ze geeft. En dan moet het mij van het hart, dat wij hier reeds duidelijk een verder stadium aanschouwen van het verwordingsproces, waarvoor deze vereeniging reeds dadelijk scheen voorbestemd. De vereeniging Kunst aan bet Volk" is van een eenigszins ideëel streven naar voifo-verheffing door kunst, meer en meer een onderonsje geworden van gaarne aan kunst doende lieden, behoorende tot een ,,stand" tusschen den derden en den vierden, hun coöperatieve maatschappij voor ondeiling kunstgenot, met eenige welwillende kunstenaars tot adviseurs. Welaan, het zq zoo. Dat idêele streven ooi den werkelijken -proletarier, den arbeider met gering loon en eentonigen, afmattenden arbeid, en zijn vrouw, de hnissloof, het streven om deze Heden, die d'n honger naar kunst niet kennen, niet kunnen kennen, wijl de honger naar voedsel ,en comfort niet is ge stild, te bereiken, is minstens vijftig jaar te vroeg gekomen. Eerst het voedsel, dan zeer zeker ook de betrekkelijke comfort, dat eerste begin van een ontwikkeling van den smaak", gegeven aan het volk"- en vervolgens de gelegenheid, zijn kunst zelf te zoeken. De bakens zijn dan ook, langzamerhand, maar zeker, verzet. Zoo is deze collectie platen ter wand ver siering, bqna zonder uitzondering, een wél gekozen, leerzame, welgeordende verzameling reproducties, bereikbaar en aanschaf baar voor betrekkelijk welgestelde lieden. Hebben déze het zoover gebracht, dat ze aan een reproductie naar den kop van den stier |van Potter (den schilder of kunstkenner een koste lijke herinnering aan het machtig origineel) mét vol bewustzijn, uit volkomen overtuiging de voorkeur geven boven een bord met verguldsel en een kleurig prentje beschil derd, of een schilderij" in een lust van het slag, da^wij in klein-burgermans-kamers aanVermeer. De Brief. Kunstwartverlag, München. troffen, dan kunnen ze hier welkome aan wijzingen vinden en op hun gemak bun kenze doen. Als heldere en niet eenzijdige aanschouwe lijke les is deze expositie voor hem, wien de kunst niet een geheel vreemde sfeer is, dan ook zeer te waardeeren. De inleidende woorden van de heeren Berlage en R. W. P. de Vries Jr. geven eenige gezonde, en, hoe vaak ook reeds uitgesproken, altijd nog noodige beginselen ten beste, ze prijzen den eenvoud aan, het logische, moedigen den zin aan voor het chte en de eerlijke vertolking van het chte boven surrogaten om een voorbeeld te noemen: van een ongekleurde foto naar Rembrandt boven een schilderij achtig gekleurden tegel. Voortreffelijke betoogen deze, wel geschikt om diegenen te leiden, wier leven werkelijk in de eerste plaats aangevuld vraagt te worlen door Kunst" en niet vóór aljes door comfort, door vroolijkheid, hoe schril, hoe mal, hoe leelijk ook, wat kan het schaden? .... Voor ik overga tot een korte bespreking van de platen, die wij in zoo grooten getale en zoowél geordend en gecatalogiseerd hier bijeen vinden, nog een enkel woord over de kamers, de leelijke en de mooie, (of goede) die hier zijn ingericht. Mag ik den expo santen vragen, of dit arbeidenkamere zijn? Of de goede" althans dit is, dit wezen kan ? Of een arbeider (i^een slijper in den goeden tijd) zich . ooit ineens een ameublement rechtlijnig of niet?aanschaft, aanschaffen k£n? Is de praktijk hier niet in strijd met de leer? En zal het volk, wanneer het iets te missen heelt niet tegen alle wijze theorieën in, dit eerder besteden aan een schijn van weelde, (hoe leelijk wij dien ook weten te zijn) dan aan den voorzeker beteren, maar voor ongeoefende oogen niet ongemeenen eenvoud ? Nog n bedenking. Is deze tegenstelling van de schrille, onrustige kamer vol leelijkheden en de correcte, geheel en al eerlijk? (Henri Rivière. Vollemaan. Uitg. Eugène Vernau, Parijs.) Is de kamer op zichzelf ooit iets, ooit een deel van het leren, zonder bewoond te zijn, zonder de sfeer? En ik kan mij zeer wel denken, dat toch, ondanks alle Gerard Terborgh. Concert. theorie", het binnentreden in die op de expo sitie zoo malle kamer, wanneer het gezin er in is of wa», een warmer, levender sensatie zou geven, dan een bezoek aan het onbe rispelijke vertrek, omdat het eene milieu van zelf geworden -is en het andere opge drongen. Maar nu genoeg van ketterijen en braaf de prenten bezien! Wij kunnen de hier tentoongestelde prenten verdeelen in oorspronkelijke, als prent ont stane, en reproducties van schilderijen, teekeningen, etsen, enz. Van de procédé's, die ter vermenigvuldiging van beeldende kunst dienst doen, heeft de heer de Vries in den catalogus een beknopte,* duidelijke verklaring gegeven. De eerste groep van prenten omvat weer twee eoorten: de meer of minder naturalis tische composities, die niet bepaald uitdruk kelijk ter wandversiering bestemd zijn, en de platen" de wandprenten juist voor dit of een dergelijk doel gemaakt. Onder deze laa'sten vinden w$ in de eerste plaats de Japansche houtsnede, ten slotte het proto type van bijna alles, wat in Europa verder van dien aard is geleverd. Dan de groote, smaakvolle, doch vermoedelijk op den duur niet zoo heel erg boeiende Engelsche wandprenten, waaronder die van Heywood Summer een voorname plaats innemen. Dit is achtenswaardige kunst voor de Zondagschool. De Duitsche steenteekeningen, eveneens expressely k voor dit doel vervaardigd, hebben een an dere deugd, en een ander gebrek: ze zijn wat inhoudsvoller, maar ook wat minder harmonieus. Terwijl ik voor mij de Fransche van Henry Rivière, te gewild-decoratief en daarom een beetje kinderachtig en vooral op den duur minder genietbaar vind. Hollandsche van dien aard zijn er weinig, doch dat weinige is aannemelijk, hoe wel niet schitterend. Het best daar onder zijn wel de fijne plantenteekeP. Rubens. Helena Fourment ningen van Nienwenhuisen Klaver, uitgegeven door den heer van Looy; daar is intieme studie in, die ganfch van zelve, zonder vertoon daar van, tot kunst is geworden, tot de meest alge meen verstaanbare, die aansluit bij een gezonde, elementaire waardeering voor natuurschoon. Dan natuurlijk die van van Hoytema. De lithograflsche hijbelsche platen van de Josselin de Jong en Bauer zijn respectabel, doch hebben misschien het beoogde doel toch niet ganschelyk bereikt. Van de origineele litho's, etsen, gravures, enz. door vele verschillende kunstenaars, welke wij in een lijstje kunnen zetten doch ook in portefeuille bewaren, zij hier verder geen gewag gemaakt, zulk werk wordt op zijn beurt elders voldoende geëxposeerd en besproken. Het moet geconstateerd, dat de pogingen, vooral in Engeland1 en Duitschland gedaan om eigenlijke, speciale wandprenten in te voeren, tot veel aannemelijks, doch nog niet tot iets volstrekt frisch, nog niet tot een trouvaille hebben geleid. Men heeft hier, dunkt mjj, nog op een ei van Colnmbus te wachten. Is die geheele beweging wellicht wat geforceerd? Resten de eigenlijke reproducties. Daar zijn al die verschillende, meest zeer verdienstelijke uitgaven van den Kunstwart, van Bruckmann, van Elsevier, Scheltema en Holkema en wie niet al. Op praktische wijze doen al deze ondernemingen goede kunst ingang vinden onder een groot publiek, en het behoort, dunkt mij, niet speciaal beoordeeld, waar de kenze, en waar de reproductie meer of minder doeltreffend of mooi is. De vereeniging Kunst aan het Volk" toont, dunkt mij, in het aan vaarden en aanbevelen van dezen velerlei populariseering-imethoden, dat zij opportunis tisch weet te zijn. Voor hen, die een over zicht wenschen van mogelijkheden ter ver siering van hun vertrek met een prent, voor allen dus, die reeds een voorkeur, een op vatting en een eenigszins behoorlijk inkomen hebben, is deze tentoonstelling leerzaam, op wekkend en rijk aan genietingen. Moge zij veel worden bezocht. CORNBLIS J. G£ Veld heer. De Viadukt. B.' L. van Looy. Frans Hals. Hille Bobbe. Rembrandt, Rembrandt's broeder met den helm. Uitgave Galerie Klassischer Kunst, Berlijn. Photogravure.UitgaveScheltemaen Holkema. Lithografie van Th. Nieuwenhuis. Nederlandsche Planten. Uitgave S. L van Looy. MIIIIIMImlIMItllilllllllll Onze Marine. n. Een kijkje aan boor'd van H. M. s Pantserdekschip Friesland." Men komt aan boord door middel van de sta<ietrap, die eigen lijk geen statie-trap is, omdat ze bijna altijd, en niet, zooals tiet woord zou doen vermoeden, uitsluitend ge bruikt wordt bij gelegenheden, waar statie" bij te pas komt. Vroeger was dit wel zoo; de gewone weg was toen de valreep, die nu ook nog wel bestaat en soms gebruikt wordt, maar die, zoomin als de statietra p een statietrap i*, aanspraak mag maken op den naam valreep. "Want het is niet meer een eind touw (zooals de naam toch aan duidt), waarlangs men naar boven klimt, noch een tou-wladder, zooals een latere vorm ?was, maar een reeks horizontale, tegen het scheepsboord aangebrachte latjes, die tevens gelegenheid bieden, zich met de handen vast te houden. Zoo komt men aan het opperdek. Dit is eigenlek wat men dadel yk geneigd is het" dek te noemen, het deksel van het schip, de grens tusschen er in" en er op". En het is wel noodzakelijk, wil men niet in de war komen, de verschillende dekken goed uit elkaar te houden. Want alles wat aan boord horizontaal is, heet dek en draagt nog een naam. Maar niet alleen zijn er ver schillende namen voor boven elkander lig gende dekken, peen, heel vaak zijn deze weer verdeeld in stukken, die ieder weer een afzonderlijken naam dragen. En, wilt ge niet dadelijk herkend worden als leek, spreek dan nooit van een vloer, grond of zoldering. Laat uw zakdoek vallen op het dek, stoot uw hoofd tegen het dek, glij uit op het dek, maar.nooit tegen de zoldering of op den grond. Ook op den naam opperdek zou men iets kunnen afdingen. Immers het is niet het bovenste dek; een gedeelte ervan en wel het middelste (halfdek en loopplank) heeft nog boven zich het tentdek. Maar het opperdek is wel het voornaamste gedeelte van het schip, want, al hebben b. v. machinisten en stokers daar in de diepte, onder het pantserdek, in tijd van oorlog geen geringen invloed op den gang; van het gevecht, de aanwezigheid van bijna alle kanonnen op het opperdek wijst er reeds op, dat het hier eigenlijk is, waar de strijd gestreden moet worden. We zeiden reeds, dat het zware geschut ontbreekt. Het middelbaar bestaat uit twee kanonnen van 15 cM. vooruit en achteruit geplaatst en aan iedere zijde drie van 12 cM. Deze laatste soort kanonnen is nu bij ons uit de mode; als middelbaar geschut is het te licht en weer van te groot kaliber, om als licht of anti-torpedogeschut dienst te doen. Tusschen de 12 cM. stukken zijn aan iedere zijde 'twee van 7'/* cM. opge steld, die met eenige 3.7 cM. kannonnetjes het lichte geschut vormen. Bovendien be vinden zich aan boord nog eenige achterlaadkanonnen van 7'/-> cM., die in de sloepen meegenomen kunnen worden. De achterlaadkanonnen onderscheiden zich van het snel vuur-geschut door een eenvoudiger gasafsluiiing en een daardoor snellere afvuurinrichting. Bij de groote snelvuurkanonnen zijn projectiel en huls waarin zich het kruit bevindt gescheiden, bij de kleinere zijn zij vereenigd tot een eenheidspatroon en bij de achterlaadkanonnen is altijd projectiel en kardoes gescheiden. Alle kanonnen aan boord van de Fries land zijn lang 40 kaliber, waarbij dit getal het aantal middellijnen uitdrukt. Een kanon van 15 cM. 1. 40 kal. heeft dus een lengte van 40 X 15 cM. of 6 M., een van 71A cM. is lang 3 M. Naar verhouding zjjo op de Friesland alle stukken dus even lang. Het «preekt vanzelf, dat de kanonnen niet onbeschermd z\jn. Want, nog afgezien van het feit, dat door een enkel vijandelijk schot het kanon onbruikbaar zou kunnen zijn en het schip daardoor een belangrijk deel van zijn verweermiddelen zou moeten missen, (Uit zou het bedienen er van al een heel ge vaarlijke bezigheid zijn, terwijl bovendien kans zou bestaan, dat een patroon of huls bij het inbrengen werd getroffen, wat natuur lijk een vreeselijke ontploffing tengevolge zou hebben. Het kanon staat daarom in een schild, samengesteld uit gebogen, schuin oploopende horizontale en verticale platen, ter dikte van 40 mM. dat van achteren open is. Behalve in schilden (somtijds ge sloten schilden, die van achteren dicht zijn) worden de kanonnen wel geplaatst in torens (lage cylinders) die met het kanon mee draaien en barbettetorens, waarvan alleen de kap meedraait. Ook worden wel meer dan n kanon in een toren of barbette geplaatst. Vooral zwaar geschut wordt in deze torens beschermd. Op de Friesland zijn alleen schilden, draaibare torens komen bij onze Marine niet voor. Gelijk alles aan boord zijn de schilden met de kanonnen wit geverfd. Daardoor, en vooral, wanneer het schild van achteren door een doek is afgesloten, lijkt zoo'n kanon ' meer op een wit huisje, waaruit een stuk hout steekt de geverfde loop dan op .een stuk geschut, zooals we ons dit, dank zij plaatjes en speelgoed dierbare herinnering! onwillekeurig nog voor stellen, liefst met een paar wielen er onder. Het ziet er aan boord met al die witte Vincent van Gogh. Gebed voor den Maaltijd. Uitgave W. Versluys. Albrecht Dürer. Baiis Imhof. Kunstwartverlag, München. i iniili iiiimiimiiiini ui immmmmimii voorwerpen wél helder en netjes uit. Kn dat moet dan ook wel, waar in een be trekkelijk kleine ruimte meer dan 300 per sonen moeten leven. Dat er geverfd en gepoetst en geschrobd wordt, aan schip zoowel als aan den lijve" daarvan over tuigen een blik in het rond en de frissche Jantjes in hun heldere pakjes u onmiddel lijk. Maar al is de bemanning wel koket met het schip, voor het mooi" uitsluitend is die witte kleur niet. Ze dient om de temperatuur in Indiëniet ondragelijk te maken. Want, hetzelfde wat de menschen helpt: witte kleeren, die de warmte niet opnemen, maar terugkaatsen, heeft ook hier succes. Het voordeel er van was te merken, toen het Indische eskader tijdens den Russisch-Japanschen oorlog in oorlogskleur d i. grijs, omdat dit het moeielijkst te onderscheiden is geverfd was en dit betrekkelijk kleine kleurverschil reeds een temperatuursverhooging van enkele graden veroorzaakte. Mais revenons a nos ... canons! W\j vonden kanonnen van 15, 12, 75 en 3.7 cM. Het spreekt van zelf, dat deze in grootte verschillende soorten niet dezelfde taak hebben. Zwaar geschut alleen aanwezig op onze pantserschepen dient om de pant sers van den vijand te doorboren en zoo de vitale deelen van het vijandelijk schip te raken. Dit valt natuurlijk buiten het werk van den kruiser, die de pantserschepen wel uit den weg zal blijven. Het middelbare geschut heeft tot taak lichtere pantsers te doorboren en verwoes tingen aan te richten in ongepaatserde deelen. Het lichte of anti-torpedogeschut be schermt het schip tegen aanvallen van torpedobooten. Wanneer zoo'n torpedobopt nl. met succes een torpedo naar het schip zal lanceeren, moet zij tot 800 a 1000 M. naderen, stilletjes, meestal bij nacht zooals de Japansche de Russische vloot bij Port-Arthur naderbij sluipen. Raakt de door eigen kracht onder water vportzwemmende torpedo zijn doel, dan is de uitwerking verschrikkelijk, want deze helsche machine ontploft dan. De torpedo booten zijn dus gevaarlijke vijanden. Maar ze zijn ? altijd klein en ongepantserd, om zeer vlug te kunnen varen en zoo min mogelijk in het oog te loopen. Daarom kan het groote schip ze vrij gemakkelijk in den grond boren met een paar schoten, voor ze genoeg genaderd zijn om schade te kunnen aanrichten, vóór ze dus binnen lanceerafstand zijn gekomen. Het lichte geschut wordt nu gebruikt voor anti torpedogeschut (eigenlijk dus anti-torpedobootj ] Plaatsing der kanonnen van 15, 12 en 7J< cM. aan het opperdek. U ? ??> ? f ? e - i ? Ligging der dekken boven het opperdek. e Horizontale doorsnede van den commando-toren en de pantser plaat, die den ingang beschermt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl