Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1635
ziel op eenig voortchrift te kunnen beroepen.
Ik vermeende, op grond van het bekende
voorschrift, dot de zaak moest geschieden,
zóóals 't altijd was geschied.
En zóó is 't ook geschied, óók na
mijne weigering. En zóó is 't bleven
geschieden ook ni\ mijn ontslag.
Wiens opvatting was dan werkelijk de
juiste? Komaan, heeren van de Com
missie, geeft daarop uw antwoord!
Uit de verschild nde bijlagen tot het adres
blijkt, dat er tnsschen adressant en zijnen
chef herhaaldelijk verschil van meening
omtrent uitlegging van administratieve voor
schriften bestond, een meeningverschil, welk
den majoor-magazijnmeester Kley blijkbaar
heeft geprikkeld en hem er toe heeft geleid
een, naar het der Commissie voorkomt, vrij
wel onbeduidende aangelegenheid tot uiting
zijner grieven aan te grijpen en daardoor een
zeer ernstige botsing tus^chen hem en zyn
chef in het leven te roepen.
Het valt niet te ontkennen, dat, ook, wan
neer men bij adressant een ernstig si re ven
aanneemt om de bestaande reglementen en
voorschriften nauwgezet uit te voeren, uit
de verschillende door hem zelf, in de bijlagen
tot zijn adres gedane mededeelingen een zucht
valt waar te nemen om zich daarbij uitslui
tend door eigen opvatting te laten leiden,
een eigenaardigheid welke de mosilijke positie
verklaart, waarin adressant gaandeweg ten
opzichte van zyn chef is gekomen."
Ant. De chef was nooit by' het Koloniaal
Werf dep o t werkzaam geweest; de chef
had meermalen en aan ieder die 't
hooren wilde gezegd: dat hjj van al
dezen administratieven rommel niets wist
en niets wilde weten óók; hij was geen
man om achter de schrijftafel geplakt
te worden", enz., enz. Ik was admini
strateur gedurende mijn militaire
loepbaan. Als 2de luitenant had ik reeds
twee jaren (1872?1874) over hetzelfde
kleedingmagazy'n te Harderwijk de admi
nistratie gevoerd, waarover ik nu, van
1895?1905 weder deadministratie voerde.
Rui m 12 jaren was ik reeds administrateur
over dat magazijn. Is het dan zóó te
verwonderen, dat ik mij tegenover een
chef die zich zelf het merk van
ongetchiktheid op 't voorhoofd drukte, door
eigen opvatting liet leiden?
Ook ma* hier herinnerd worden, dat
Van den Ho ff de chef jonger in
leeft\jd, en jonger in anciënniteit was
dan ik, in alle officiersrangen tot ea met
den Majoorsrang ingesloten. Van den Ho ff
waa als Majoor-chef, jonger dan ik;
zonderling toch, toen it er nooit iets tusschen
ons voorgevallen.
Maar nauwelijks was v. d. H. liit.kol.
of toen begonnen de verschillen.
Begon v. d. Hoff toen de overste uit
ta hangen tegenover my? Dit is nu een
punt, waard om onderzocht te worden.
Heeft de Regeering dat nooit eens onder
zocht ? Dan heeft de Regeering, óók hierin
Haren plicht verzaakt.
Is hjj nu onwettig ontslagen? De com
missie beantwoordt deze vraag ontkennend.
Zooals reeds is opgemerkt, is hy' niet disci
plinair gestraft; er is gebruik gemaakt van
de wettelijke bevoegdheid om een officier
niet op verzoek te ontslaan na volbrachten
40-jarigen diensttyd."
' Aant. Indien ik officieel werkelijk was ont.
slagen ter zake van volbrachten diensttijd,
dan had dit ook officieel in mijn ontslag
besluit moeten zijn vermeld. Uit het
olficieele ontslagbesluit blijkt in 't geheel
niet ter zake waarvan ik ontslagen werd;
ook daarom is dat ontslagbesluit onwettig.
Dat hij niet aanstonds is ontslagen, vindt
hierin verklaring, dat de Regeering, zooals
in de Nota van Inlichtingen wordt mede
gedeeld, wilde afwachten het tot stand komen
der toen juist voorbereide regeling (tot stand
gekomen bij Koninklijk Besluit van 15 Juni
19Q5, Staatsblad no 206», (welke het mogelijk
maakte, adressant een hooger pensioen toe
te kennen dan anders had kunnen geschieden.
Grond voor het ontslag was dus volbrachte
40-jarige diensttyd."
Aant. Vóór het tijdstip waarop het Kon. be
sluit van 15 Juni, 19 :5, (Staatsblad No.
206a) in werking trad, kon ik niet ont
slagen worden. Immers, toen had ik nog
geen 40, voor pensioen rekenende, dienst
jaren volbracht.
Een Avontuur Yan SherM Holmes.
Naar het Engelsch, van A. CONAN DOYLE.
III.
Onverstoorbaar als altijd scheen hij bij
oppervlakkige beschouwing, maar nietttemin
was er een onderdrukte felheid in zijn schit
terende oogen en abrupter manier, iets dat
wees op een energieke concentratie van zijn
geest, dat mij leerde, dat er iets op til was.
Naar gewoonte zei hij niets en vroeg ik ook
niets. Het was mij voldoende aan de sport
deel te nemen en mijn nederige hulp te
verleenen bij de vangst, zonder de werking van
zijn brein te storen door onnoodige aflei
ding. Ik zou alles tegelegener tijd wel gewaar
?worden.
' Ik wachtte dus maar, tot mijn steeds
sterker teleurstelling, wachtte ik vergeefs.
De eene dag na den andere ging voorbij
en nog steeds scheen mijn vriend niet te vor
deren. Een ochtend bracht hij in Londen door
en ik vernam uit een toevallige toespeling
daarop, dat hij het Britsch museum had be
zocht. Behalve dit eene uitstapje bracht hij
zyn dagen door met lange en dikwijls een
zame wandelingen, of gesprekken
metpraatgrage dorpelingen, waarmee hij kennis had
gemaakt. ?
Een week op het land zal bepaald uit
stekend voor je zijn, Watson," merkte hij op.
S- Het is zeer aangenaam de eerste groene
takjes nog weer eens te zien uitbotten op de
heggen, en de katjes aan de hazelaars. Met
een spade, een bus en een boek met wat be
ginselen van botanie, kun je hier je dagen
En hiermede ontzinken tevens alle
gronden van de zoogenaamde humaniteit,
waarmede ik zou zijn behandeld.
Men zou met mér grond juist omge
keerd kunnen beweren: omdat de
Regeering K. er nog niet uitzetten kon,
daarom is dat Kon. besl. geprovoceerd;
want, door dat Kon. besluit ontstond
het recht om de dienstjaren van K.
vóór zijn rste pensionneering (1890)
volbracht, vol en niet maar voor de
helft te doen mederekenen, en
daardoor voor de Regeering het recht, hem
(K) nu wegens volbrachten diensttijd
te ontslaan."
In elk geval van humaniteit mag bij
het ontslag van mij niet worden ge
sproken.
Aanleiding om dezen officier niet langer
in dienst te houden, de, naar het oordeel
der Commissie juiste overweging, dat, na
het voorgevallene en na de door den
majoormagazijnmeester Kley aangenomen houding,
handhaving in zijne positie niet in het be
lang van den dienst zou zijn geweest".
Aant. Zou 'de Commissie nu werkelijk
meenen dat de handhaving van den heer
Van den Hoff wel in 't belang van den
dienst is geweest? Dan vergist zy zie a
te eenenmale.
Men onderzoeke toch eens, of onder
de vele oorzaken, die tot de bekende
ontevredenheid in de beide Nederl. Le
gers hebben bijgedragen, niet juist óók
't handhaven van Van den Hofl'z,
Ockerse's, Kiaals en huns gelijken eene
zeer voorname plaats innemen.
Zoo is ook aan Van den Hof bij diens
pensionneering nog den rang toegekend
van Kolonel.
Eilieve, waarmede kan die man dien
rang verdiend hebben?
De zaak contra mij, nu eens geheel en
al buiten beschouwing latende, in welk
commando heeft v. d. H. zich den rang
van Kolonel waardig gemaakt ?
Vóór hij bij 't Werfdepót werd geplaatst
was hij betrekkelijk kort bataljons
commandant te Leeuwarden. Omdat hij
zich zelf minder geschikt gevoelde, vroeg
hij om eene meer sedentaire betrekking
(Provinciale-adjudant of zoo iets?) Was
't ook niet, onder meer andere redenen,
omdat hij bang waa voor't paardrijden?
En is 't commando over het Werfdepöt
zóó goed geweest? (Sog eeus, óók deze
vraag geheel afgescheiden van de zaak
Kley).
Wie, die 't zal durven beweren ?
Ik, die er over oordeelen kan en over
oordeelen durf, verklaar hier openlijk
dat v. d. H. als commandant van 't K.
W. D. niet in de schaduw kan staan van
zijn onmiddellijken voorganger.
En wanneer een persoonlijkheid, als
Van den Hoff bij 't K. W. D. zich ge
toond heeft te zijn, gehandhaafd wordt
niet allén, maar hem later ook nog de
Kolonelsrang wordt verleend ... dan ?
spotten deskundige officieren met die
onderscheiding; zij, die ook nog wat
verder zien dan hunne neus lang is,
denken aan Monteequieu's: Quanddans
un Etat il y a plus d'avantage de faire
sa cour qu'a faire son devoir, tout est
perdu."
Dit moge ook de Commissie eens over
wegen bij hare meening, dat het ont
slaan van mij en 't handhaven van Van
den Hoff in 't belang van den dienst zou
zijn geweest.
Waar nu de vraag of het ontslag wettig
is verleend, beslist bevestigend moet worden
beantwoord,"
Aant. De vraag of het ontslag wettig is ge
weest beantwoordt de Commissie beslist
bevestigend.
Maar zy blijft met het bewijs in gebreke.
Integendeel bewijst de Commissie voor
ieder die juist wil lezen, dat de wy'ze
waarop ik ontslagen werd, onwettig is.
En dit is de spil, waar alles om draait;
daartegen protesteer ik.
Wanneer in mijn ontslag-b,esluit ware
vermeld geworden, dat ik werd ontslagen
mmmiinmiMiimiii
leerzaam doorbrengen." Hij zwierf zelf aldus
uitgerust rond, maar het was een armzalig
beetje planten, dat hij 's avonds thuis bracht.
Nu en dan kwamen wij op onze tochten
inspecteur Baynes tegen. Zijn vet, rond ge
zicht, knoeide in elkaar door zijn glimlachen
en zijn kleine oosjea glommen als hij mijn
metgezel begroette. Hij zei weinig over de
zaak, maar uit dat weinige maakten wij op,
dat ook hij niet onvoldaan was over den loop
van zaken. Ik moet echter toestemmen, dat
ik eenigszins verbaasd was toen ik, ongeveer
vijf dagen na de misdaad, bij het inzien van
het ochtendblad met grooti letters het vol
gende gedrukt vond:
HET GEHEIM VAN OxiIOTTl
EEN OPLOSSING l
INHECHTENISNEMING VAN DEN VERMOEDELIJKEN
MOOKDENAARl
Holmes sprong op in zijn stoel alsof hij
door een wesp gestoken was, toen ik dezen
titel oplas.
Lieve Hemel I" riep hij uit. Je bedoelt
toch niet dat Baynes hem te pakken heelt?"
Het schijnt zoo," zekle ik, en las het
volgende bericht voor:
Het gaf een hevige opschudding in Esher
en het naburig distrikt, toen gisteren avond laat
vernomen werd dat er een arrestatie had plaats
gehad in verband met den moord te Oxhott.
Men zal zich herinneren, dat de heer Garcia,
van Wistaria-Lodge, dood gevonden werd op
den weg naar Oxhott, terwijl zijn lijk teeke
nen vertoonde van de meest gewelddadige
mishandeling, en dat in den zelfden nacht de
bediende en de kok vluchtten, hetgeen hun
medeplichtigheid aan de misdaad scheen te
bewyzen. Men vermoedde, maar het kon nooit
bewezen worden, dat de overledene dingen
van waarde in huig kan hebben gehad, en
dat het motief tot de misdaad in den roof
wegens volbrachten dienst, zou ik mij niet
tot de Tweede Kamer der Staten-Gene
raal hebben gewend.
Wanneer minister Idenburg destijds '*
, verzoek om alsnog in 't ontslag-besluit
de woorden op zijn verzoek in te lasschen",
niet had geweigerd, zou ik mij niet tot
de Tweede Kamer der Staten-Generaal
hebben gewend.
Maar omdat de toenmalige
regeeringsambtenaren (Schuilenburg, oud-Majoor
Intendant was waarnemend chef der
afdeeling Militaire Zaken, omdat de chef
Jonkh. J. D. Six met verlof was,) de bruta
liteit (en niet de humaniteit) tegenover
my zóó ver hebben durven drijven, dat
zij zelf den altijd bij anderen in acht
genomen officieelen vorm veronacht
zaamden (n.l. om in 't ontslagbesluit te ver
melden ter zake waarvan 't ontslag plaats
vond) en de Regeering zelve dit óf niet
opgemerkt óf toegelaten heeft, daarom
is deze zaak by de Volksvertegenwoor
diging aanhangig, en publiek-gemaakt,
opdat toch eindelijk eens paal en perk
moge worden gesteld aan de al te humane
handel wij ie van de, onder de Ministrieele
verantwoordelijkheid werkende en
daardoor gedekte, autocratische bu
reaucraten en de eigengerechtigheid van
sommige militaire-chefs, die soms chef
zijn over zaken, waarvan zij absoluut
geen kennis hebben, geen kennis kunnen
hebben, en zoo als in casu geen ken
nis w'.llen hebben.
meent de Commissie de andere vraag, of
onder de gegeven omstandigheden het
ontslag krenkend" is verleend, eveneens
ontkennend te moeten beantwoorden. Hoewel
het een geheel persoonlijke opvatting is, of
na het gebeurde, adressant in de gelegenheid
had kunnen worden gesteld, zelf ontslag aan
te vragen, komt het der Commissie voor,
dat, waar de Regeering meende dit niet te
moeten doen, haar daarvan geen verwijt kan
worden gemaakl, vermits zij inderlaad ge
toond heeft groote welwillendheid te hebben
betracht jegens den majoor Kley, wiens opzet
telijke weigering inderdaad ernstige discipli
naire bestraffing verdiend."
Aant. Over de groote welwillendheid der
Regeering mag hier nu zeker verder wel
worden gezwegen. Nog eens echter de
vraag: als mijne weigering inderdaad
ernstig disciplinaire bestraffing had
verd'end, waarom dan toch werd ik niet
gestraft ? Uit welwillendheid ? Stel, men
had mg zér streng diciplinair gestraft
14 dagen streng arrest bijv. of nog mér
provoost desnoods, is dat minder welwil
lend dan ONTSLAG ?
Dat is dan toch een splinternieuw idee.
Indien inderdaad adressant van het hem
verleende eervol ontslag voor het eerst uit
de dagbladen heeft kennis genomen, verdient
het aanbeveling in den vervolge zoodanige
maatregelen te nemen, dat de officieele
mededeeling fan een verleend ontslag den be
langhebbende bereikt, vóór dit langs den weg
der pers te zijner kennis komt l"
Aant. Ja, voor de zóóveelsie maal verklaar ik
niets hoagenaamd van mijn ontslag ge
weten of vermoed te hebben, vóór ik
dat ait 't Algemeen Handelsblad op 16
Juli 1905 las.
De Commissie meent te mogen voorstellen
aan de Ministers van Oorlog en Koloniën
onder toezending van een afschrift van dit,
rapport, dank te betuigen voor de verstrekte
inlichtingen."
Aant. De conclusie der Commissie is in strijd
met haar rapport. Dit zal ik kort be
wijzen.
De Commissie zegt in haar rapport;
blad 2, (*) regel 13 en H, (zie ook
hierboven) (**) Qrond voor het ontslag
was dus volbrachte 40 jarige diensttijd" ;
Welnu, dan had de conclusie ook
moeten inhouden: Dat in het officieele
ontslagbesluit van den Majoor Kley als
nog de woorden dienen te worden op
genomen : ter zakt van volbrachten dienst
tijd".
Dan, ware de conclusie in
overeen
(*) In het officieel verslag van de Tweede
Kamer.
(**) Bladz. 2, links, regel 4 en 3 v. o.
iimi/iiumiiiiimi
daarvan kon hebben gelegen. Alle pogingen
werden door inspecteur Baynes, die de zaak
in handen heeft, in het werk gesteld, om de
schuilplaats van de vluchtelingen te ontdek
ken, en hij had een grondige reden om te
gelooven, dat zij niet ver weggegaan waren,
maar zich verborgen hielden in een schuilhoek,
die vooruit in orde gebracht was. Het was
echter van het begin af duidelijk, dat zij eens
zouden worden betrapt, daar de kok, naar het
getuigenis van een of twee kooplieden, die
hem door het raam wel eens even hadden
gezien, een man was van zeer opvallend voor
komen een reusachtige en monsterachtige
mulat, met een geel gelaat van een uitgespro
ken neger-type. Deze man is na de misdaad
gezien, want hij werd betrapt en vervolgd
door den politieagent Walters op den zelfden
avond dat hij de vermetelheid had
WistariaLodge nog eens te bezoeken. Inspecteur Bay
nes, bedenkende dat zulk een bezoek het een
of ander doel moest hebben, en dus nog wel
eens herhaald zou worden, liet het huis ont
ruimen, maar liet mannen in het plantsoen
in hinderlaag liggen. De man liep in den val,
en werd de?,en nacht gevangen genomen na
een worsteling, waarbij de agent Downing
door den wildeman leelijk gebeten werd. Wij
vermoeden dat de politie als de gevangene
voor de overheid is gebracht, bevestiging van
de hechtenis zal aanvragen, en dat men hoop
heeft op groote ontdekkingen tengevolge van
zijn gevangenneming."
Wij moeten heusch Baynes direct opzoe
ken," riep Holmes uit, zijn hoed opnemende.
Wij zullen hem nog juist treffen voor hij
uitgaat." Wij liepen haastig de straat af en
bevonden, zooals wy verwacht hadden, dat
de inspecteur juist zijn huis uitkwam.
U hebt de krant toch gelezen, meneer
Holmes?" vroeg hij, terwijl hij er ons n
voorhield.
stemming met het rapport, nu is zij
daarmede in strijd.
Dan ook zou ik mij met de conclusie
kunnen vereenigen, althans er mij bij
neerleggen; nu protesteer ik, n tegen
het rapport n tegen de conclusie, en
oordeel ik beide beneden de waardighiid
van de Tweede Kamer der Staten-Oeneraal,
omdat beide tijn in strijd met de waarheid
en het recht.
Op een schriftelijk door mij gedaan
verzoek aan de Commissie, om door Haar
gehoord te mogen worden, heeft zij niet
eens geantwoord; dat is zeker ook hu
maan", Ware ik wel gehoord door de
Commissie, dan zouden vermoedelijk
ook deze Aanteekeningen" wel niet
zijn geschreven.
In het volgend nummer zullen wij het
nieuwe request bespreken, in verband
met deze aanteekeningen. D. K.
Een derde hoofdredacteur.
In het Kameroverzicht van de beraad
slaging der Tweede Kamer over de
wetsvoordracht, om vier ton te bestemmen
voor de Brusselsche tentoonstelling,
schreef de hoef ijzer-correspondent, in het
Ochtendblad van 14 October:
En wat den indruk in het buitenland
belangt: Zou men met wat veel hebben gevraagd,
in de laatste jaren, naar de meening van de
Belgen en wat weinig naar dit van de Duitsehen
over onze nationale bedoelingen 1
Het is misschien niet kwaad.dat door dit
votum eens duidelijk is geworden dat de
toenadering tot Belgiëons niet zoo vee! waard
is als argwanende geesten elders wel eens
hebben gedacht.
Als generaal Langlois weer eens schrijft over
het nut dat Frankrijk van een
HollandschBelgische toenadering kan hebben, dan zal
hij na dit votum wel eenigszins anders oor
deelen."
Nu in het Avondblad van 19 October
lezen wij het volgende:
De Indépendance Beige vermeldt, dat wij
het geen kwaal gevolg hebben gevonden van
de stemming over het voorgestelde crediet
aan de Brusselsche tentoonstelling, dat men
in Belgiëheeft kunnen zien, dat er van een
druk van de openbare meening, naar de tot
standkoming van een verbond tnsschen de beide
landen bij ons geen sprake is. Dat is juist
Maar het blad zegt ook, dat wij meenen dat
de Nederlanders zif.h in de laatste jaren, wat de
internationale bedoelingen van ons land aangaat,
te veel hebhen bezig gehouden met de meening
der Belgtn en te weinig met wat Duitschers er
van dachten.
Hieraan nu is gein woord waar. Wij nchreven
dat nooit. 1) Wij verzoeken de Indépendance
daarvan nota te nemen."
Vooral dat laatste: Hiervan is nu
geen woord waar, wij schreven dat nooit,"
is kostelijk als men in de beide citaten
de gecursiveerde deelen leest!
Zoo blijkt dus onweerlegbaar, dat de
hoof d redde* ie, van het blad, het stuk van
haar Haagschen correspondent, en dit
nogal betreffende een onderwerp van
zooveel gewicht, als onze internationale
politiek, niet eens gelezen heeft!
Voor ons persoonlijk is deze nieuwe
proeve van anarchisme, in de redactie
van het Handelsblad heerschende, een
ongevraagde bevestiging van hetgeen wij
in het begin dezes jaars daarover ge
schreven hebben. Ook toen was het ge
bleken, dat de hoefijzer-correspondent
en de hoofdredactie, in plaats van te
samen óno politiek voor te staan, elkan
der vierkant tegenspraken.
En toen wij dit zoo duidelijk mosrelijk
in het licht stelden, wisten de heeren
niets beters te doen, dan hun lezers ons
betoog te onthouden ; de zoo eenvoudige
quaestie te verdraaien en onder groot
kabaal onzen persoon aan te vallen, zich
zelf te moreel" achtende om het debat
naar de regelen van eerlijke journalistiek
te voeren.
Nu echter was de fout wat al te in
het oogloopend, om zich te kunnen redden,
en heeft het de Indépendance' Beige, die ook
het geschrevene in het nummer van 14
1) Wij cureiveeren.
Ja Baynes, ik heb het gezien. Houd mij
alsjeblieft niet voor te vrijpostig als ik u
vriendschappelijk moet waarschuwen."
Waarschuwen, meneer Holmes?ï'
Ik heb deze zaak met eenige zorg bestu
deerd en ben er niet zeker van dat u op den
goelen weg is. Ik zou niet graag willen.dat
u te ver gingt, als u niet heel zeker van uw
zaak is."
U is wel vriendelijk, meneer Holmes."
Ik verzeker u, dat ik tot uw bestwil
spreek."
Het kwam mij voor dat de heer Baynes
eventjes een soort van knipoogje gaf met een
van zijn kleine kijkers.
Wij kwamen overeen ieder zijn eigen weg
te gaan, meneer Holmes. Ea dat doe ik nu
ook."
O, heel best," zei Holmes. Als u mij maar
niet de schuld geeft."
Neen, meneer, ik geloof dat u het goed
met mij meent. Maar wij hebben elk ons
eigen systeem, meneer Holmes. U hebt er
n en ik misschien wel het mijne,"
Laat ons er niet meer over spreken."
Ik zal u altijd gaarne op de hoogte hou
den. Deze kerel is een ware wildeman, zoo
sterk als een sleeperspaard en zoo woest als
de duivel. Hij beet Downing's duim bijna af,
vóór ze hem de baas waren. Hij spreekt
nauwelijks een woori Engelech en wij kun
nen niets uit hem krijgen dan geknor."
En u denkt het bewijs te hebben, dat hij
zijn heer gedood heeft?'
Dat heb ik niet gezegd, meneer Holmes;
dat heb ik niet gezegdl Wij houden er alle
maal onze eigen maniertjes op na. U moet
volgens uw methode handelen, ik zal de mijne
eens beproeven. Dat is afgesproken."
Holmes haalde zyn schouders op en wij
gingen samen weg.
Ik begrijp niet wat de man voorheeft. Hij
October aanhaalde, moeten antwoorden:
Dit is inderdaad juist, wij kunnen
niet anders zeggen, dan dat wij aan deze
meening, door onzen overiicntechrijver
geuit, niet gedacht hebben, toen wij zelf
over de toenadering tuiechen Nederland
en Belgiëeenige opmerkingen maakten."
Niet gedacht...! Hoe zou het mogelijk
zijn in vijf dagen tijds zoo'n belangrijk
geschilpunt te vergeten?
Intusschen, hoe beklagenswaardige toe
stand voor een blad, dat onder zijn,
redactiepersoneel ook verdienstelijke
leden telt! D. K.
HiiinmiiiiMiiiiiui
MnM in de Hoofdstad.
Wanneer men de samenstelling van pro
gramma's vergelijkt thans met een vijf ea
twintig jaren geleden, dan valt het op hoeveel
meer zin en smaak voor stjjl er in den laat 81 en
tijd aan den dag gelegd wordt. Vroeger een
bonte mengeling van componisten uit ver
schillende tijdperken en van allerlei nationali
teiten ; boven iien een overlading welke een
rustig en kalm genieten schier onmogelijk
maakte thans een streven om zoo reel mo
gelijk kunst uit n stijlperiode en van com
ponisten van denzelfden landaard te geven.
De laatste twee programma's van het Con
certgebouw, evenals trouwens zoovele andere,
kunnen hieraan tot voorbeeld strekken.
Donderdag 15 dezer had men in het eerste
deel Mozart en in het tweede Brahms; Zon
dag 1.1. een geheel Fransch programma met
componisten als Siint-Saëns, Lal o en Debnssy,
Voor een tiental jaren geleden nog moest
men zeker twee solisten hebben: het optreden
van n solist zou aan pecuniaire bezuinigings
maatregelen geweten worden. Thans is er ge
lukkig geen plaats voor twee solisten. Vroeger
beschouwde men symphonische werken vaak
als noodzakelijke programmavnlling ter om
lijsting van de solo-voordrachten, thans is er
een groot gedeelte van het publiek dat zelfs
de voorkeur geeft aan programma's zonder
solist. Men ziet dat het publiek een degelijke,
smaakvolle programmasamenstelling waar
deert.
Dat wij daarin het buitenland, vooral
Engeland, verre vooruit zijn, mag met vol
doening geconstateerd worden.
Aangezien het Zondagmi Idag-concert, met
uitzondering van Debussy's Nuages", dat
ik later nog wel eens zal kunnen bespreken,
uit bekende werken bestond en de solist
Jacques Thibaud zich reeds lang hier als een
violist van ongemeene begaafdheid heeft doen
kennen, wil ik ditmaal eenige regelen wijden
aan het co'ncert, waarop de ten onzent nog
onbekende pianist Willy Rehberg optrad.
Rehberg is Z vitser van geboorte, maar
door zijn langdurig verblijf te Leipzig geheel
Duitscher in zijn kunstopvatting. Het is mij
van naby bekend hoe zijn heengaan van
Leipzig 1890 werd betreurd. Edoch, een
schitterende positie te Genève lokte hem
naar zijn vaderland, dat hij echter in het
vorige jaar weder verlaten heeft om een
roep naar Frankfort te volgen.
Rehberg speelde het z.g. Krönungsconcert
van Mozart, naar Köchel's Verzeichniss
No. 537. Gelukkig dus weer eens een der
pianoconcerten van Mozart want deze hoort
men veel te weinig in onze concerten.
Het is uit Mozart's besten en rypsten tijd
(1788) en heeft al de klaarheid en charme
van 's meesters schrijfwijze. De behandeling
van het klavier is edel en smaakvol en het
orchest begeleidt zeer mooi en discreet en is
daarbij toch ongemeen rijk van inhoud.
Rehberg speelde Mozart met mooien toon en
delicaten aanslag Zijn superieure kunstenaars
natuur k wam daarbij duidelijk aan het licht.Een
enkel oogenblik dacht men aan een weinigje
gemaniereerdüeid, zich openbarende in een
ietwat ziekelijke tempovertraging, vooral in de
gedeelten z »nder orchest. Gelukkig was dit
slechts van voörbijgaanden aard. Het geheel
liet een goeden indruk achter.
Voorafgegaan werd dit concert door 's meesters
g-mol syrophome, in hèzelfde jaar gecompo
neerd. Dr. Hermann Kretzschmar meent in
Mozart's sympbonie op te merken een
dustere Stimmung, ein tiefer Zug deb Leidens"
en een damonisch durchbrechende
Erregung".
Kretzschmar bezit over het algemeen wel
de gave om de dispositie van een kunst werk
klaar en helder aan te geven en ook de
typeerende eigenschappen er van met groote
schijnt in zyn ongeluk te loopen. Welnu,
zooals hij zegt, wij moeten elk onzen eigen
weg volgen en zien wat er van komt. Maar
er is iets in dien inspecteur Baynes waar ik
niet bij kan."
Ga eens in dien stoel zitten, Watson", zei
Sherloct Holmes, toen wij in onze kamer
in de Buü" terug waren. Ik wil je op de
hoogte brengen van de situatie, daar ik van
avond je hulp noodig kan hebben. Laat mij
je de wording van deze zaak toonen, zoover
als ik ze heb kunnen volgen. Zoo eenvoudig
als ze moge schijnen in de hoofdzaken, heeft
ze toch allerlei luoeilykheden opgeleverd die
een arrestatie m den weg staan. Er zij n in die
richting gapingen, die wij nog moeten aan
vullen.
Wij zullen weer met liet briefje beginnen,
dat op den avond van zijn dood aan Garcia
werd ter hand gesteld. Wij kunnen dat idee
van Baynes, dat Garcia's bedienden in de zaak
betrokken waren, wel negeeren. Het bewijs
daarvoor ligt in het feit, dat hij het was die
gezorgd had voor de tegenwoordigheid van
Scott Ecclea, hetgeen alleen kon gedaan zijn
ota een alibi te nebben. Het was dus Garcia,
die een plan had, en wel blijkbaar een
misdadig plan voor dien nacht, waarin hij zijn
dood vond. Ik zeg misdadig, omdat alleen
een man, die iets misdadigs onderneemt, een
alibi wil doen ontstaan. Wie zal dus waar
schijnlijk hem het leven hebben benomen ?
Wel, toch zeker de persoon tegen wien het
misdadig plan was ondernomen. Tot dusverre
schijnen wij op een veilig terrein te zijn.
Wij kunnen nu een reden vinden voor het ver
dwijnen van Garcia's gezin. Zij waren allen be
trokken in diezelfde onbekende misdaad. Als
die lukte, zou Garcia terug komen, elke
mogelijke verdenking iou afgesneden worden
door de getuigenis van denEngelschman, en
alles zou in orde geweest zijn. Maar de