De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 25 oktober pagina 2

25 oktober 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1635 ziel op eenig voortchrift te kunnen beroepen. Ik vermeende, op grond van het bekende voorschrift, dot de zaak moest geschieden, zóóals 't altijd was geschied. En zóó is 't ook geschied, óók na mijne weigering. En zóó is 't bleven geschieden ook ni\ mijn ontslag. Wiens opvatting was dan werkelijk de juiste? Komaan, heeren van de Com missie, geeft daarop uw antwoord! Uit de verschild nde bijlagen tot het adres blijkt, dat er tnsschen adressant en zijnen chef herhaaldelijk verschil van meening omtrent uitlegging van administratieve voor schriften bestond, een meeningverschil, welk den majoor-magazijnmeester Kley blijkbaar heeft geprikkeld en hem er toe heeft geleid een, naar het der Commissie voorkomt, vrij wel onbeduidende aangelegenheid tot uiting zijner grieven aan te grijpen en daardoor een zeer ernstige botsing tus^chen hem en zyn chef in het leven te roepen. Het valt niet te ontkennen, dat, ook, wan neer men bij adressant een ernstig si re ven aanneemt om de bestaande reglementen en voorschriften nauwgezet uit te voeren, uit de verschillende door hem zelf, in de bijlagen tot zijn adres gedane mededeelingen een zucht valt waar te nemen om zich daarbij uitslui tend door eigen opvatting te laten leiden, een eigenaardigheid welke de mosilijke positie verklaart, waarin adressant gaandeweg ten opzichte van zyn chef is gekomen." Ant. De chef was nooit by' het Koloniaal Werf dep o t werkzaam geweest; de chef had meermalen en aan ieder die 't hooren wilde gezegd: dat hjj van al dezen administratieven rommel niets wist en niets wilde weten óók; hij was geen man om achter de schrijftafel geplakt te worden", enz., enz. Ik was admini strateur gedurende mijn militaire loepbaan. Als 2de luitenant had ik reeds twee jaren (1872?1874) over hetzelfde kleedingmagazy'n te Harderwijk de admi nistratie gevoerd, waarover ik nu, van 1895?1905 weder deadministratie voerde. Rui m 12 jaren was ik reeds administrateur over dat magazijn. Is het dan zóó te verwonderen, dat ik mij tegenover een chef die zich zelf het merk van ongetchiktheid op 't voorhoofd drukte, door eigen opvatting liet leiden? Ook ma* hier herinnerd worden, dat Van den Ho ff de chef jonger in leeft\jd, en jonger in anciënniteit was dan ik, in alle officiersrangen tot ea met den Majoorsrang ingesloten. Van den Ho ff waa als Majoor-chef, jonger dan ik; zonderling toch, toen it er nooit iets tusschen ons voorgevallen. Maar nauwelijks was v. d. H. liit.kol. of toen begonnen de verschillen. Begon v. d. Hoff toen de overste uit ta hangen tegenover my? Dit is nu een punt, waard om onderzocht te worden. Heeft de Regeering dat nooit eens onder zocht ? Dan heeft de Regeering, óók hierin Haren plicht verzaakt. Is hjj nu onwettig ontslagen? De com missie beantwoordt deze vraag ontkennend. Zooals reeds is opgemerkt, is hy' niet disci plinair gestraft; er is gebruik gemaakt van de wettelijke bevoegdheid om een officier niet op verzoek te ontslaan na volbrachten 40-jarigen diensttyd." ' Aant. Indien ik officieel werkelijk was ont. slagen ter zake van volbrachten diensttijd, dan had dit ook officieel in mijn ontslag besluit moeten zijn vermeld. Uit het olficieele ontslagbesluit blijkt in 't geheel niet ter zake waarvan ik ontslagen werd; ook daarom is dat ontslagbesluit onwettig. Dat hij niet aanstonds is ontslagen, vindt hierin verklaring, dat de Regeering, zooals in de Nota van Inlichtingen wordt mede gedeeld, wilde afwachten het tot stand komen der toen juist voorbereide regeling (tot stand gekomen bij Koninklijk Besluit van 15 Juni 19Q5, Staatsblad no 206», (welke het mogelijk maakte, adressant een hooger pensioen toe te kennen dan anders had kunnen geschieden. Grond voor het ontslag was dus volbrachte 40-jarige diensttyd." Aant. Vóór het tijdstip waarop het Kon. be sluit van 15 Juni, 19 :5, (Staatsblad No. 206a) in werking trad, kon ik niet ont slagen worden. Immers, toen had ik nog geen 40, voor pensioen rekenende, dienst jaren volbracht. Een Avontuur Yan SherM Holmes. Naar het Engelsch, van A. CONAN DOYLE. III. Onverstoorbaar als altijd scheen hij bij oppervlakkige beschouwing, maar nietttemin was er een onderdrukte felheid in zijn schit terende oogen en abrupter manier, iets dat wees op een energieke concentratie van zijn geest, dat mij leerde, dat er iets op til was. Naar gewoonte zei hij niets en vroeg ik ook niets. Het was mij voldoende aan de sport deel te nemen en mijn nederige hulp te verleenen bij de vangst, zonder de werking van zijn brein te storen door onnoodige aflei ding. Ik zou alles tegelegener tijd wel gewaar ?worden. ' Ik wachtte dus maar, tot mijn steeds sterker teleurstelling, wachtte ik vergeefs. De eene dag na den andere ging voorbij en nog steeds scheen mijn vriend niet te vor deren. Een ochtend bracht hij in Londen door en ik vernam uit een toevallige toespeling daarop, dat hij het Britsch museum had be zocht. Behalve dit eene uitstapje bracht hij zyn dagen door met lange en dikwijls een zame wandelingen, of gesprekken metpraatgrage dorpelingen, waarmee hij kennis had gemaakt. ? Een week op het land zal bepaald uit stekend voor je zijn, Watson," merkte hij op. S- Het is zeer aangenaam de eerste groene takjes nog weer eens te zien uitbotten op de heggen, en de katjes aan de hazelaars. Met een spade, een bus en een boek met wat be ginselen van botanie, kun je hier je dagen En hiermede ontzinken tevens alle gronden van de zoogenaamde humaniteit, waarmede ik zou zijn behandeld. Men zou met mér grond juist omge keerd kunnen beweren: omdat de Regeering K. er nog niet uitzetten kon, daarom is dat Kon. besl. geprovoceerd; want, door dat Kon. besluit ontstond het recht om de dienstjaren van K. vóór zijn rste pensionneering (1890) volbracht, vol en niet maar voor de helft te doen mederekenen, en daardoor voor de Regeering het recht, hem (K) nu wegens volbrachten diensttijd te ontslaan." In elk geval van humaniteit mag bij het ontslag van mij niet worden ge sproken. Aanleiding om dezen officier niet langer in dienst te houden, de, naar het oordeel der Commissie juiste overweging, dat, na het voorgevallene en na de door den majoormagazijnmeester Kley aangenomen houding, handhaving in zijne positie niet in het be lang van den dienst zou zijn geweest". Aant. Zou 'de Commissie nu werkelijk meenen dat de handhaving van den heer Van den Hoff wel in 't belang van den dienst is geweest? Dan vergist zy zie a te eenenmale. Men onderzoeke toch eens, of onder de vele oorzaken, die tot de bekende ontevredenheid in de beide Nederl. Le gers hebben bijgedragen, niet juist óók 't handhaven van Van den Hofl'z, Ockerse's, Kiaals en huns gelijken eene zeer voorname plaats innemen. Zoo is ook aan Van den Hof bij diens pensionneering nog den rang toegekend van Kolonel. Eilieve, waarmede kan die man dien rang verdiend hebben? De zaak contra mij, nu eens geheel en al buiten beschouwing latende, in welk commando heeft v. d. H. zich den rang van Kolonel waardig gemaakt ? Vóór hij bij 't Werfdepót werd geplaatst was hij betrekkelijk kort bataljons commandant te Leeuwarden. Omdat hij zich zelf minder geschikt gevoelde, vroeg hij om eene meer sedentaire betrekking (Provinciale-adjudant of zoo iets?) Was 't ook niet, onder meer andere redenen, omdat hij bang waa voor't paardrijden? En is 't commando over het Werfdepöt zóó goed geweest? (Sog eeus, óók deze vraag geheel afgescheiden van de zaak Kley). Wie, die 't zal durven beweren ? Ik, die er over oordeelen kan en over oordeelen durf, verklaar hier openlijk dat v. d. H. als commandant van 't K. W. D. niet in de schaduw kan staan van zijn onmiddellijken voorganger. En wanneer een persoonlijkheid, als Van den Hoff bij 't K. W. D. zich ge toond heeft te zijn, gehandhaafd wordt niet allén, maar hem later ook nog de Kolonelsrang wordt verleend ... dan ? spotten deskundige officieren met die onderscheiding; zij, die ook nog wat verder zien dan hunne neus lang is, denken aan Monteequieu's: Quanddans un Etat il y a plus d'avantage de faire sa cour qu'a faire son devoir, tout est perdu." Dit moge ook de Commissie eens over wegen bij hare meening, dat het ont slaan van mij en 't handhaven van Van den Hoff in 't belang van den dienst zou zijn geweest. Waar nu de vraag of het ontslag wettig is verleend, beslist bevestigend moet worden beantwoord," Aant. De vraag of het ontslag wettig is ge weest beantwoordt de Commissie beslist bevestigend. Maar zy blijft met het bewijs in gebreke. Integendeel bewijst de Commissie voor ieder die juist wil lezen, dat de wy'ze waarop ik ontslagen werd, onwettig is. En dit is de spil, waar alles om draait; daartegen protesteer ik. Wanneer in mijn ontslag-b,esluit ware vermeld geworden, dat ik werd ontslagen mmmiinmiMiimiii leerzaam doorbrengen." Hij zwierf zelf aldus uitgerust rond, maar het was een armzalig beetje planten, dat hij 's avonds thuis bracht. Nu en dan kwamen wij op onze tochten inspecteur Baynes tegen. Zijn vet, rond ge zicht, knoeide in elkaar door zijn glimlachen en zijn kleine oosjea glommen als hij mijn metgezel begroette. Hij zei weinig over de zaak, maar uit dat weinige maakten wij op, dat ook hij niet onvoldaan was over den loop van zaken. Ik moet echter toestemmen, dat ik eenigszins verbaasd was toen ik, ongeveer vijf dagen na de misdaad, bij het inzien van het ochtendblad met grooti letters het vol gende gedrukt vond: HET GEHEIM VAN OxiIOTTl EEN OPLOSSING l INHECHTENISNEMING VAN DEN VERMOEDELIJKEN MOOKDENAARl Holmes sprong op in zijn stoel alsof hij door een wesp gestoken was, toen ik dezen titel oplas. Lieve Hemel I" riep hij uit. Je bedoelt toch niet dat Baynes hem te pakken heelt?" Het schijnt zoo," zekle ik, en las het volgende bericht voor: Het gaf een hevige opschudding in Esher en het naburig distrikt, toen gisteren avond laat vernomen werd dat er een arrestatie had plaats gehad in verband met den moord te Oxhott. Men zal zich herinneren, dat de heer Garcia, van Wistaria-Lodge, dood gevonden werd op den weg naar Oxhott, terwijl zijn lijk teeke nen vertoonde van de meest gewelddadige mishandeling, en dat in den zelfden nacht de bediende en de kok vluchtten, hetgeen hun medeplichtigheid aan de misdaad scheen te bewyzen. Men vermoedde, maar het kon nooit bewezen worden, dat de overledene dingen van waarde in huig kan hebben gehad, en dat het motief tot de misdaad in den roof wegens volbrachten dienst, zou ik mij niet tot de Tweede Kamer der Staten-Gene raal hebben gewend. Wanneer minister Idenburg destijds '* , verzoek om alsnog in 't ontslag-besluit de woorden op zijn verzoek in te lasschen", niet had geweigerd, zou ik mij niet tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben gewend. Maar omdat de toenmalige regeeringsambtenaren (Schuilenburg, oud-Majoor Intendant was waarnemend chef der afdeeling Militaire Zaken, omdat de chef Jonkh. J. D. Six met verlof was,) de bruta liteit (en niet de humaniteit) tegenover my zóó ver hebben durven drijven, dat zij zelf den altijd bij anderen in acht genomen officieelen vorm veronacht zaamden (n.l. om in 't ontslagbesluit te ver melden ter zake waarvan 't ontslag plaats vond) en de Regeering zelve dit óf niet opgemerkt óf toegelaten heeft, daarom is deze zaak by de Volksvertegenwoor diging aanhangig, en publiek-gemaakt, opdat toch eindelijk eens paal en perk moge worden gesteld aan de al te humane handel wij ie van de, onder de Ministrieele verantwoordelijkheid werkende en daardoor gedekte, autocratische bu reaucraten en de eigengerechtigheid van sommige militaire-chefs, die soms chef zijn over zaken, waarvan zij absoluut geen kennis hebben, geen kennis kunnen hebben, en zoo als in casu geen ken nis w'.llen hebben. meent de Commissie de andere vraag, of onder de gegeven omstandigheden het ontslag krenkend" is verleend, eveneens ontkennend te moeten beantwoorden. Hoewel het een geheel persoonlijke opvatting is, of na het gebeurde, adressant in de gelegenheid had kunnen worden gesteld, zelf ontslag aan te vragen, komt het der Commissie voor, dat, waar de Regeering meende dit niet te moeten doen, haar daarvan geen verwijt kan worden gemaakl, vermits zij inderlaad ge toond heeft groote welwillendheid te hebben betracht jegens den majoor Kley, wiens opzet telijke weigering inderdaad ernstige discipli naire bestraffing verdiend." Aant. Over de groote welwillendheid der Regeering mag hier nu zeker verder wel worden gezwegen. Nog eens echter de vraag: als mijne weigering inderdaad ernstig disciplinaire bestraffing had verd'end, waarom dan toch werd ik niet gestraft ? Uit welwillendheid ? Stel, men had mg zér streng diciplinair gestraft 14 dagen streng arrest bijv. of nog mér provoost desnoods, is dat minder welwil lend dan ONTSLAG ? Dat is dan toch een splinternieuw idee. Indien inderdaad adressant van het hem verleende eervol ontslag voor het eerst uit de dagbladen heeft kennis genomen, verdient het aanbeveling in den vervolge zoodanige maatregelen te nemen, dat de officieele mededeeling fan een verleend ontslag den be langhebbende bereikt, vóór dit langs den weg der pers te zijner kennis komt l" Aant. Ja, voor de zóóveelsie maal verklaar ik niets hoagenaamd van mijn ontslag ge weten of vermoed te hebben, vóór ik dat ait 't Algemeen Handelsblad op 16 Juli 1905 las. De Commissie meent te mogen voorstellen aan de Ministers van Oorlog en Koloniën onder toezending van een afschrift van dit, rapport, dank te betuigen voor de verstrekte inlichtingen." Aant. De conclusie der Commissie is in strijd met haar rapport. Dit zal ik kort be wijzen. De Commissie zegt in haar rapport; blad 2, (*) regel 13 en H, (zie ook hierboven) (**) Qrond voor het ontslag was dus volbrachte 40 jarige diensttijd" ; Welnu, dan had de conclusie ook moeten inhouden: Dat in het officieele ontslagbesluit van den Majoor Kley als nog de woorden dienen te worden op genomen : ter zakt van volbrachten dienst tijd". Dan, ware de conclusie in overeen (*) In het officieel verslag van de Tweede Kamer. (**) Bladz. 2, links, regel 4 en 3 v. o. iimi/iiumiiiiimi daarvan kon hebben gelegen. Alle pogingen werden door inspecteur Baynes, die de zaak in handen heeft, in het werk gesteld, om de schuilplaats van de vluchtelingen te ontdek ken, en hij had een grondige reden om te gelooven, dat zij niet ver weggegaan waren, maar zich verborgen hielden in een schuilhoek, die vooruit in orde gebracht was. Het was echter van het begin af duidelijk, dat zij eens zouden worden betrapt, daar de kok, naar het getuigenis van een of twee kooplieden, die hem door het raam wel eens even hadden gezien, een man was van zeer opvallend voor komen een reusachtige en monsterachtige mulat, met een geel gelaat van een uitgespro ken neger-type. Deze man is na de misdaad gezien, want hij werd betrapt en vervolgd door den politieagent Walters op den zelfden avond dat hij de vermetelheid had WistariaLodge nog eens te bezoeken. Inspecteur Bay nes, bedenkende dat zulk een bezoek het een of ander doel moest hebben, en dus nog wel eens herhaald zou worden, liet het huis ont ruimen, maar liet mannen in het plantsoen in hinderlaag liggen. De man liep in den val, en werd de?,en nacht gevangen genomen na een worsteling, waarbij de agent Downing door den wildeman leelijk gebeten werd. Wij vermoeden dat de politie als de gevangene voor de overheid is gebracht, bevestiging van de hechtenis zal aanvragen, en dat men hoop heeft op groote ontdekkingen tengevolge van zijn gevangenneming." Wij moeten heusch Baynes direct opzoe ken," riep Holmes uit, zijn hoed opnemende. Wij zullen hem nog juist treffen voor hij uitgaat." Wij liepen haastig de straat af en bevonden, zooals wy verwacht hadden, dat de inspecteur juist zijn huis uitkwam. U hebt de krant toch gelezen, meneer Holmes?" vroeg hij, terwijl hij er ons n voorhield. stemming met het rapport, nu is zij daarmede in strijd. Dan ook zou ik mij met de conclusie kunnen vereenigen, althans er mij bij neerleggen; nu protesteer ik, n tegen het rapport n tegen de conclusie, en oordeel ik beide beneden de waardighiid van de Tweede Kamer der Staten-Oeneraal, omdat beide tijn in strijd met de waarheid en het recht. Op een schriftelijk door mij gedaan verzoek aan de Commissie, om door Haar gehoord te mogen worden, heeft zij niet eens geantwoord; dat is zeker ook hu maan", Ware ik wel gehoord door de Commissie, dan zouden vermoedelijk ook deze Aanteekeningen" wel niet zijn geschreven. In het volgend nummer zullen wij het nieuwe request bespreken, in verband met deze aanteekeningen. D. K. Een derde hoofdredacteur. In het Kameroverzicht van de beraad slaging der Tweede Kamer over de wetsvoordracht, om vier ton te bestemmen voor de Brusselsche tentoonstelling, schreef de hoef ijzer-correspondent, in het Ochtendblad van 14 October: En wat den indruk in het buitenland belangt: Zou men met wat veel hebben gevraagd, in de laatste jaren, naar de meening van de Belgen en wat weinig naar dit van de Duitsehen over onze nationale bedoelingen 1 Het is misschien niet kwaad.dat door dit votum eens duidelijk is geworden dat de toenadering tot Belgiëons niet zoo vee! waard is als argwanende geesten elders wel eens hebben gedacht. Als generaal Langlois weer eens schrijft over het nut dat Frankrijk van een HollandschBelgische toenadering kan hebben, dan zal hij na dit votum wel eenigszins anders oor deelen." Nu in het Avondblad van 19 October lezen wij het volgende: De Indépendance Beige vermeldt, dat wij het geen kwaal gevolg hebben gevonden van de stemming over het voorgestelde crediet aan de Brusselsche tentoonstelling, dat men in Belgiëheeft kunnen zien, dat er van een druk van de openbare meening, naar de tot standkoming van een verbond tnsschen de beide landen bij ons geen sprake is. Dat is juist Maar het blad zegt ook, dat wij meenen dat de Nederlanders zif.h in de laatste jaren, wat de internationale bedoelingen van ons land aangaat, te veel hebhen bezig gehouden met de meening der Belgtn en te weinig met wat Duitschers er van dachten. Hieraan nu is gein woord waar. Wij nchreven dat nooit. 1) Wij verzoeken de Indépendance daarvan nota te nemen." Vooral dat laatste: Hiervan is nu geen woord waar, wij schreven dat nooit," is kostelijk als men in de beide citaten de gecursiveerde deelen leest! Zoo blijkt dus onweerlegbaar, dat de hoof d redde* ie, van het blad, het stuk van haar Haagschen correspondent, en dit nogal betreffende een onderwerp van zooveel gewicht, als onze internationale politiek, niet eens gelezen heeft! Voor ons persoonlijk is deze nieuwe proeve van anarchisme, in de redactie van het Handelsblad heerschende, een ongevraagde bevestiging van hetgeen wij in het begin dezes jaars daarover ge schreven hebben. Ook toen was het ge bleken, dat de hoefijzer-correspondent en de hoofdredactie, in plaats van te samen óno politiek voor te staan, elkan der vierkant tegenspraken. En toen wij dit zoo duidelijk mosrelijk in het licht stelden, wisten de heeren niets beters te doen, dan hun lezers ons betoog te onthouden ; de zoo eenvoudige quaestie te verdraaien en onder groot kabaal onzen persoon aan te vallen, zich zelf te moreel" achtende om het debat naar de regelen van eerlijke journalistiek te voeren. Nu echter was de fout wat al te in het oogloopend, om zich te kunnen redden, en heeft het de Indépendance' Beige, die ook het geschrevene in het nummer van 14 1) Wij cureiveeren. Ja Baynes, ik heb het gezien. Houd mij alsjeblieft niet voor te vrijpostig als ik u vriendschappelijk moet waarschuwen." Waarschuwen, meneer Holmes?ï' Ik heb deze zaak met eenige zorg bestu deerd en ben er niet zeker van dat u op den goelen weg is. Ik zou niet graag willen.dat u te ver gingt, als u niet heel zeker van uw zaak is." U is wel vriendelijk, meneer Holmes." Ik verzeker u, dat ik tot uw bestwil spreek." Het kwam mij voor dat de heer Baynes eventjes een soort van knipoogje gaf met een van zijn kleine kijkers. Wij kwamen overeen ieder zijn eigen weg te gaan, meneer Holmes. Ea dat doe ik nu ook." O, heel best," zei Holmes. Als u mij maar niet de schuld geeft." Neen, meneer, ik geloof dat u het goed met mij meent. Maar wij hebben elk ons eigen systeem, meneer Holmes. U hebt er n en ik misschien wel het mijne," Laat ons er niet meer over spreken." Ik zal u altijd gaarne op de hoogte hou den. Deze kerel is een ware wildeman, zoo sterk als een sleeperspaard en zoo woest als de duivel. Hij beet Downing's duim bijna af, vóór ze hem de baas waren. Hij spreekt nauwelijks een woori Engelech en wij kun nen niets uit hem krijgen dan geknor." En u denkt het bewijs te hebben, dat hij zijn heer gedood heeft?' Dat heb ik niet gezegd, meneer Holmes; dat heb ik niet gezegdl Wij houden er alle maal onze eigen maniertjes op na. U moet volgens uw methode handelen, ik zal de mijne eens beproeven. Dat is afgesproken." Holmes haalde zyn schouders op en wij gingen samen weg. Ik begrijp niet wat de man voorheeft. Hij October aanhaalde, moeten antwoorden: Dit is inderdaad juist, wij kunnen niet anders zeggen, dan dat wij aan deze meening, door onzen overiicntechrijver geuit, niet gedacht hebben, toen wij zelf over de toenadering tuiechen Nederland en Belgiëeenige opmerkingen maakten." Niet gedacht...! Hoe zou het mogelijk zijn in vijf dagen tijds zoo'n belangrijk geschilpunt te vergeten? Intusschen, hoe beklagenswaardige toe stand voor een blad, dat onder zijn, redactiepersoneel ook verdienstelijke leden telt! D. K. HiiinmiiiiMiiiiiui MnM in de Hoofdstad. Wanneer men de samenstelling van pro gramma's vergelijkt thans met een vijf ea twintig jaren geleden, dan valt het op hoeveel meer zin en smaak voor stjjl er in den laat 81 en tijd aan den dag gelegd wordt. Vroeger een bonte mengeling van componisten uit ver schillende tijdperken en van allerlei nationali teiten ; boven iien een overlading welke een rustig en kalm genieten schier onmogelijk maakte thans een streven om zoo reel mo gelijk kunst uit n stijlperiode en van com ponisten van denzelfden landaard te geven. De laatste twee programma's van het Con certgebouw, evenals trouwens zoovele andere, kunnen hieraan tot voorbeeld strekken. Donderdag 15 dezer had men in het eerste deel Mozart en in het tweede Brahms; Zon dag 1.1. een geheel Fransch programma met componisten als Siint-Saëns, Lal o en Debnssy, Voor een tiental jaren geleden nog moest men zeker twee solisten hebben: het optreden van n solist zou aan pecuniaire bezuinigings maatregelen geweten worden. Thans is er ge lukkig geen plaats voor twee solisten. Vroeger beschouwde men symphonische werken vaak als noodzakelijke programmavnlling ter om lijsting van de solo-voordrachten, thans is er een groot gedeelte van het publiek dat zelfs de voorkeur geeft aan programma's zonder solist. Men ziet dat het publiek een degelijke, smaakvolle programmasamenstelling waar deert. Dat wij daarin het buitenland, vooral Engeland, verre vooruit zijn, mag met vol doening geconstateerd worden. Aangezien het Zondagmi Idag-concert, met uitzondering van Debussy's Nuages", dat ik later nog wel eens zal kunnen bespreken, uit bekende werken bestond en de solist Jacques Thibaud zich reeds lang hier als een violist van ongemeene begaafdheid heeft doen kennen, wil ik ditmaal eenige regelen wijden aan het co'ncert, waarop de ten onzent nog onbekende pianist Willy Rehberg optrad. Rehberg is Z vitser van geboorte, maar door zijn langdurig verblijf te Leipzig geheel Duitscher in zijn kunstopvatting. Het is mij van naby bekend hoe zijn heengaan van Leipzig 1890 werd betreurd. Edoch, een schitterende positie te Genève lokte hem naar zijn vaderland, dat hij echter in het vorige jaar weder verlaten heeft om een roep naar Frankfort te volgen. Rehberg speelde het z.g. Krönungsconcert van Mozart, naar Köchel's Verzeichniss No. 537. Gelukkig dus weer eens een der pianoconcerten van Mozart want deze hoort men veel te weinig in onze concerten. Het is uit Mozart's besten en rypsten tijd (1788) en heeft al de klaarheid en charme van 's meesters schrijfwijze. De behandeling van het klavier is edel en smaakvol en het orchest begeleidt zeer mooi en discreet en is daarbij toch ongemeen rijk van inhoud. Rehberg speelde Mozart met mooien toon en delicaten aanslag Zijn superieure kunstenaars natuur k wam daarbij duidelijk aan het licht.Een enkel oogenblik dacht men aan een weinigje gemaniereerdüeid, zich openbarende in een ietwat ziekelijke tempovertraging, vooral in de gedeelten z »nder orchest. Gelukkig was dit slechts van voörbijgaanden aard. Het geheel liet een goeden indruk achter. Voorafgegaan werd dit concert door 's meesters g-mol syrophome, in hèzelfde jaar gecompo neerd. Dr. Hermann Kretzschmar meent in Mozart's sympbonie op te merken een dustere Stimmung, ein tiefer Zug deb Leidens" en een damonisch durchbrechende Erregung". Kretzschmar bezit over het algemeen wel de gave om de dispositie van een kunst werk klaar en helder aan te geven en ook de typeerende eigenschappen er van met groote schijnt in zyn ongeluk te loopen. Welnu, zooals hij zegt, wij moeten elk onzen eigen weg volgen en zien wat er van komt. Maar er is iets in dien inspecteur Baynes waar ik niet bij kan." Ga eens in dien stoel zitten, Watson", zei Sherloct Holmes, toen wij in onze kamer in de Buü" terug waren. Ik wil je op de hoogte brengen van de situatie, daar ik van avond je hulp noodig kan hebben. Laat mij je de wording van deze zaak toonen, zoover als ik ze heb kunnen volgen. Zoo eenvoudig als ze moge schijnen in de hoofdzaken, heeft ze toch allerlei luoeilykheden opgeleverd die een arrestatie m den weg staan. Er zij n in die richting gapingen, die wij nog moeten aan vullen. Wij zullen weer met liet briefje beginnen, dat op den avond van zijn dood aan Garcia werd ter hand gesteld. Wij kunnen dat idee van Baynes, dat Garcia's bedienden in de zaak betrokken waren, wel negeeren. Het bewijs daarvoor ligt in het feit, dat hij het was die gezorgd had voor de tegenwoordigheid van Scott Ecclea, hetgeen alleen kon gedaan zijn ota een alibi te nebben. Het was dus Garcia, die een plan had, en wel blijkbaar een misdadig plan voor dien nacht, waarin hij zijn dood vond. Ik zeg misdadig, omdat alleen een man, die iets misdadigs onderneemt, een alibi wil doen ontstaan. Wie zal dus waar schijnlijk hem het leven hebben benomen ? Wel, toch zeker de persoon tegen wien het misdadig plan was ondernomen. Tot dusverre schijnen wij op een veilig terrein te zijn. Wij kunnen nu een reden vinden voor het ver dwijnen van Garcia's gezin. Zij waren allen be trokken in diezelfde onbekende misdaad. Als die lukte, zou Garcia terug komen, elke mogelijke verdenking iou afgesneden worden door de getuigenis van denEngelschman, en alles zou in orde geweest zijn. Maar de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl