Historisch Archief 1877-1940
No. 1635
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
juistheid aan den dag te leggen: maar ten
opzichte van Mozart's symphonie moet ik
toch met hem van tneening verschillen. Voor
mij is zy misschien de sympathiekste, wegens
haar buitengemeen klaren vorm, den adel der
motieven en de onped wor gen gratie der
motiefbewerking. Inderdaad ik moet mij bekennen
tot de dooi Kretzschmar berispte
Mozartverehrer" die aoo ingenomen zijn mat de
A.nmut des Werkea".
In het tweede deel speelde Eehberg Brabms'
d-mol concert; dit pracht werk met zijn hooge
vlucht der gedachten en zijn buitengewonen
rijkdom van bewerking, dat in zijn tijd niet
begrepen, thans meer en meer tot het publiek
doordringt, maar in de toekomst waar
schijnlijk eerst in zijn vollen omvang zal
worden gewaardeerd.' In Brahnis' opus 15
heeft Renberg mij minder bevredigd dan
in M.>zar'/s pianoconcert. Reeds de aan
vang was, in zijn starre rhythmiek, zoo geheel
anders als Brahms het wil. Men moet het
weten hoe Brabms zelf s:eeds vrij en los
declameerde, om te kunnen begrijpen dat
Eehberg hier wel de noten maar niet den
geest van Brahnos weergaf. Beter was de
pianist in het solo-gedeelte in F (zonder
orchest). Hier was meer vrijheid van bewe
ging. In het vaak voorkomende octavenspel
le«k mij ds kracht van den solist niet steeds
toereikende, om het tegenover het orcaeet
yol te houden.
Nog minder kon my Rebberg voldoen in
het heerlijke Adagio. Waarom luisterde hij
niet beter naar het orchest, dat met onvol
prezen klankschoonheid de inleiding speelde?
Hoe schoon klonken die gedempte
strijkiniBStrumenten; het was als een droom; maar
n»nw had de pianist het thema overgenomen,
of men ontwaakte nit dien droom. Op verre
n» deed de solist ons hier niet zooveel ge
nieten, als het orchest. In het Ronde-Finale
?Jaagde den heer Rebberg het best; alleen
kreeg men af en toe den indruk, dat hij ver
moeid was; maar de stemming was er.
Willy Rehberg heeft genoeg goede eigen
schappen om tot de respectabele pianisten
gerekend te worden, maar onder de
allereersten kan ik hem geen plaats toekennen,
daarvoor was zijn voordracht van Biahms
niet kernachtig genoeg en niet voldoende
yervuld van Brahms' geest.
Sedert eenigen ty'd behoort de Akademische
Fest-Ouverture tot de Schlager" van ons
Concertgebouw-orchest. En geen wonder men
moet ze hooren, al dies'udentenliederen, hoe
mooi ze klinken en hoe frisch ze door
Mengelberg en zijn orchest worden weergegeven;
vooral het lied van den Landesvater" met
z$n fchoonen climax in de instrumentatie.
Voor de voordracht dezer ouverture en de be
geleiding van Brahms' concert ben ik
Mengelberg en het orchest zeer dankbaar.
ANT. AVERKAMF.
IWUIIItlmMIIIIIMIIMjIIIMIIIIIIIMMIIUIII!
Barend Wel», door THEO THYSSEN. By
C. J. A. van Dishoeck, Bassnm.
Aan velen zal dit boekje, dat uitsluitend
over onderwijstoestanden handelt, slechts een
tendenzwerk toeschenen. Ten onrechte. De
gedachten over deze toestanden zijn geheel
vereenzelvigd met de levende personen en
?Is aan dezen eersten eiech voldaan is, dan
kan er feitelijk van tendenz geen sprake meer
zjjn. Het dilettantistische, dat wij niettemin
in het boek van den heer Thyssen opmerken,
schuilt ergens anders in, en wei j uist in de t
groote natuurgetrouwheid, de eentonigheid
van de wedergave, die, hoe prijzenswaa'dig
ook en hóazeer supeiieur aan allerhande soort
vmn halfkunst, toch eigenlijk het fluïdum
mist, dat de details bij wijze van een stil
wonder tesamenbindt tot schoonheid. Even
als in de schilderkunst bestaat er ook in de
literatuur zulk een gezond dilettantisme'1: een
stuk leven dat door langen omgang gekend
?wordt met natuurlijk talent doch zonder de ver
diepte ontroering des kunstenaars weer te
geven.
De gedachte die in het werk van den heer
Thyssen leeft is, hoewel in een zeer
allerdaagsche gestalte verschijnend, niet onbe
langrijk te noemen. Barend We's is een jong
onderwijzer, wiens gansche jeugdige energie
erop gericht is, om zich zei ?en tot het typus
van den onderwijzer" te vormen, dat het
benepen ambtenaarsleventje rond hem als
de eenigst mogelijk van jongsafaan heeft
voorgehouden. Hy staat ver van zijn leer
lingen. Zij zijn er slechts, voor hem, om tot
decor te dienen, bij het schouwspel, dat hij
zelf in elkander zet, om er tevens de hoofd
rol in te spelen. Hy ziet zelf controleerend
op het kleinste zijner gebaren neer, aan
vankelijk met een soort van voldoening. Doch
als hij andere menschen, collega's ea
anderen, rond hem vrij ziet uitgaan, en zijn
levend materiaal al weerbarstiger wordt, be
kruipt hem een bange twijfel, of deze houding
poging was een gevaarlijke, en als Garcia
niet op een bepaald uur terugkwam, was
het waarschijnlijk, dat zijn eigen leven ten
offer was gevallen. Het was daarom zoo
geschikt, dat in dat geval zijn twee onder
geschikten de een of andere vooruit afge
sproken plaata zouden opzoeken, waar ze
voor een onderzoek beveiligd zouden zijn en
de mogelijkheid openbleef een nieuwen aan
slag te doen. Dat zou defeiten verklaren, niet?"
Het geheele onontwarbare kluwen scheen
voor mijn oogen uiteengetrokken te worden.
Ik verbaasde mij als altijd, dat alles mij te
voren niet duidelijk was geweest.
Maar waarom zou die eene bediende
teruggekeerd zijn?"
Wij kunnen ons voorstellen, dat in de
verwarring van de vlucht, iets kostbaars, iets
waarvan hy niet kan scheiden, achter was
gelaten. Dat zou zijn aanhouden verklaren,
niet waar ?"
Wel, wat volgt er dan?"
Dan volgt de brief, die Garcia bij zijn
eten ontving. Het wijst op een bondgenoot
op vijandelijk gebied. Maar waar was dat ?
Ik heb u reeks aangetoond, dat het alleen
kon zijn in een groot heerenhuis en dat het
getal van die groote huizen beperkt is. Mijn
eerste dagen in dit dorp wijdde ik aan een
reeks wandelingen, waarbij ik tusschen mijn
botanische onderzoekingen door al de groote
huizen eens verkende en naar de intieme
geschiedenis van de bewoners onderzoek deed.
Een huis, en niet meer dan n, nam mijn
opmerkzaamheid in beslag. Het is het be
roemde landhuis uit den tijd van JacobusII,
High Gable, n mijl verder dan Oxhott, en
minder dan een halve mijl van het tooneel
waar het treurspel werd afgespeeld. De
andere huizen behoor en aan prozaïsche en
fatsoenlijke lieden die verre verwijderd zijn
van alle romantische dingen. Maar de heer
voor hem de ware wel i?., ol hu eigenlijk
zyn taak wel begrijpt, en zijn voldoening
wordt bitter en slaat ten laatste tot pijniging
om. Totdat er een omkeer volgt, en hij ont
waakt tot een onbevangener leven. Dit leven
is op zich zelve nog niets, een leege mogelijk
heid, gelijk de schrijver zeif gevoeld heeft,
(het boek eindigt met de frase: Toen kon
Barend Wels onderwijzer worden') doch de
ban der doode formulen is er van at geheven.
Hij voelt zich daarop plotseling vrijer tegen
over zijn leerlingen, en dichter by'hen staan.
Binnen bepaalde grenzen is deze gedachte
waarlijk voortreffelijk weergegeven. Het beroert
ons in dit boek, hoe zuiver en direct de
typeering is, van menschen eii toestanden.
Zij is van een haast nuchtere, ouderwetsche
degelijkheid, en doet in de verte denken aan
die van Multatuli. Om-schreven wordt er bijna
niets, dieper dingen worden niet aange
roerd. Zij is koel en scherp, met enkele
woorden, zonder eenig klankechoon daarin,
wordt een mensch, een toestand in zijn
uiterlijke verschijning aangegeven en her
kenbaar gemaakt tusschen vele. Dikwerf
wordt op deze wijze, zonder een zweem van
vooropgezette grappigheid, de toon der
satyre bereikt. Dit was des temeer mogelijk,
wijlde held op zyn eigen leren ea dat rond hein
hoe langer hoe spottender leert neerzien als op
een belachelijke verwrongen prent. Het gan
sche verhaal bestaat eigenlijk uit een aan
eenschakeling van korte stukjes, die alle op
zich zelf een kleine faze der handeling in
bonden, en daarbij meestentijds voortreffelijk
sluiten, met een korten en af knappenden zin,
die de situatie van net oogenblik als 't ware
tezamenvat. Dit alles wijst op een natuurlijke
schrijversgave. Het is ongetwijfeld een kwestie
van techniek en het geheim der schoonheid
moet men in deze streken nog niet zoeken,
doch dan van een techniek die alleen kan
aangeboren worden. Wat dikwerf voor tech
niek, in minachtenden zin, doorgaat, is niets
dan doode manier, aangenomen gewoonte.
De ware techniek is de gave om uit elke
situatie het kenschetsende te halen.
Doch ook van fijnere psychologische trekken
is deze typeering wel dooraderd. De wreede
waanzin die er in schuilt in het
machtsuitoefenen over levende menschen zijn 't
dan nog maar schoolkinderen verschijnt
in aanleg in het machtelooze vechten tegen
een roerige klasse. En waar de, wat men zou
kunnen noemen: verwarring van
menschelijkheid daor de krampachtige pose van Barend
Wels heenbreekt, verinnigt zich de toon des
schrijvers bijna onmerkbaar. De wedergave
blijft schijnbaar koel en strak, doch er komen
fijne contrasten in, die ons iets van de teere
ontroering der kunst schenken, en dies maakt
de schrijver ons in deze sfeer de verborgen
liefelijkheid voelbaar, die er schuilt ook zelfs
in een kleinburgerlijk huisgamenzijn, in den
jongen ochtend, of des avonds bij het avond
licht, (blz. 56, 214 e. v.)
Doch niettemin (men beschouwe dit niet
als aanvallende critiek, slechts als defini
tieve w a arde-meting) had ik mij de gedachte
in dit boek gaarne van algemeener
beteekenis gewenscht. Dat wil zeggen: wij zien thans
een onderwijzer, die komt tot een vrijer,
zuiverder, belangloozer op ratting van zijn
taak. En wij kunnen verlangen, ook in dit
milieu, in de perste plaats een mengel te zien
verschijnen. En hier verschijnt nog te zeer
de onderwijzer, te weinig de mensch in den
algemeeneren, dieperen zin des woords( wiens
geestesleven een voortdurende gang is van
uit allerhand'B tonijn tot telkens grooter
wezenlijkheid.)
De reien van dit tekort dunkt mij, dat
de echry'ver zijn typeering, die iets
uiterly'ks is en blyfr, niet te boven wist te
komen. De diepere accenten in het geval
komen niet voldoende tot hun recht. Vanuit
dit oogpunt gezien treft het mij dat de
schrijver wél den groeienden twijfelmoed
van zijn held, doch slechts zeer zwak dezen
overgang zelf vermocht te geven. Met eentge
vage zinnen glijdt hy langs dit brandpunt
van den geestesstiijd om.
Het aangename van Theo Thijssens boek
is de litteraire trouwhartigheid, het rustige
bereiken binnen een bepaalden grens, daaren
tegen mist zyn werk nog de bezieling in de
afbeelding, de diepte in de gedachte; trouwens
deze beide laatste dingen hangen onverbreke
lijk samen in het eigenlijke kunstwerk.
DIRK COSTER.
???^?-^^
Uitiifte m gemeeategronfleninErfnaclit.
Uitgaven fan het Centraal B-ireau roor
Sociale Adviezen. VI. A. Uitgifte van
gemeentegronden in Erfpacht, bewerkt
door D. HUDIO Jr. B. Mededelingen.
Zwolle, de Erven J. J.Tijl, Febr. 1908.
In een Voorbericht voor dene zesde
uitHenderson, van High Gable, was, volgens
alle berichten een merkwaardig man, die wel
eens merkwaardige avonturen kon hebben.
Ik concentreerde dua mijn aandacht op hem
en zijn gezin.
"Een zonderling groepje menscben, Watson,
de man zelf is wel het zonderlingst van allen.
Ik wist hem onder esn niet te onwaarschijnlijk
klinkend voorwendsel te zien te krijgen, maar
ik meende in zijn donkere, diepliggende,
loerende oogen te zien, dat hij heel goed
begreep wat ik voor had. Het is een man
van vijftig jaar, sterk, energiek, met grijzend
haar, zware borstelige zwarte wenkbrauwen,
den trei van een hert, en de houding van
een keizer een woest, heerschzuchtig man
met een vurigen aard ondanks zijn onbe
wegelijk gezicht. Hij is eeu vreemdeling,
of heeft lang in de tropen geleefd, want
hij is geel en uitgedroogd, maar taai als
leer. Zijn vriend en secretaris, de heer Lucas,
is zonder twijfel een vreemdeling, KOO bruin
als chocolade, listig,, zoetsappig, en katachtig,
met een giftige lievigheid in zijn manier van
spreken. Je ziet dus, Watson, dat we reeds
op twee groepen vreemdelingen gestuit zijn
een in Wistaria Lodge en een in High-Gable
en zoo worden de leemten in onze geschie
denis gevuld.
Deze twee mannen, intieme en vertrou
welijke vrienden, zijn het middelpunt van het
gezin; maar er is nog een persoon, die voor
ons onmiddellijk doel zelfs nog van meer
belang kan blijken. Henderson heeft twee
kinderen, meisjes van elf en dertien jaar.
Haar goevernante is een miss Burnett, een
Engelsche van ongeveer veertig jaar. Dan is
er nog n vertrouwde knecht. Deze kleine
groep vormt het eigenlijke gezin, want zy
reizen altijd samen, en Henderson is een groot
reiziger, die altijd aan het heen en weer trek
ken is. Eerst voor enkele weken is hij, na
gave *) van het Centraal Bureau v. Soc.
Adviezen deelt het bestuur mede, dat het
zich voorstelt voortaan geregelder dan tot
nu toe het geval is, publicaties van het Bureau
te doen verschijnen." Het bestuur herinnert
er verder aan, dat de neutraliteit van het
Bureau natuurlijk medebrengt, dat de in de
uitgaven te publiceeren artikelen alle pro
pagandistisch karakter zullen missen en niet
het stempel van een bepaalde politieke
richting zullen mogen dragen. Overigens zul
len de artikelen onder den naam van den
samensteller worden gepubliceerd en zal dezen
vrijheid worden gelaten zijn eigen meeningen
in zijn geschrift te uiten. Hierin ligt reeds
opgesloten dat bet bestuur geenszins aan
sprakelijk zal kneuen worden gesteld voor
die meeningen. Het waarborgt alleen een
wetenschappelijke, onpartijdige behandeling."
Nu, wetenschappelijkheid en onpartijdigheid
zijn eigenschappen, die, naar 'c mij voorkomt,
aan het werkje van deii heer Hudig moeilijk
zijn te ontzeggen. Het is een degelijke studie,
die ongetwijfeld met belangstelling zal gelezen
worden door hen, die van de door schrijver
behandelde zaak iets wenschen te weten.
De inleiding deelt een en ander mede over
gemeenten in ons land, die gronden in erf
pacht geven. Ook van het buitenland ver
nemen we iets. De schry ver heeft zich beperkt
tot de bespreking van de erfpacht binnen
de steden, waar de terreinen dus of tot
woningbouw f tot handels- of indnstrieële
ondernemingen worden gebruikt."
In hoofdstuk I worden ds voor- en
nadeelen van uitgifte van gemeentegronden in
eifpacht besproken. Dit vooral lijkt mij een
belangryk hoofdstuk, een zeer doorwerkt
onderdeel der geheele studie. ZakeLyk wordt
het voor en tegen uiteengezet; wetenschappelij k
en onparlijdig beide, naar mijne meening
behandeld. By dit onderwerp komt zooveel ter
sprake, dat in een beperkt aantal zinnen van
hoofdstuk I niet een behoorlijk overzicht te
geven is. Ik bepaal mij er dus toe belang
stellenden naar 's heeien Hudig's werkje zelf
te verwijzen.
Dit wat hoofdstuk I aangaat In de volgende
hoofdstukken zijn behandeld de kwesties, die
met de uitgifte van gronden iu erfpacht in
verband staan, zooals: duur van het recht,
hoogte van den canon, vaste of wisselende
canon enz.
Na de besproken studie van den heer
Hudig bevat deze zesde uitgave van het
Centraal Bureau v. S. A. nog eenige
Mcdedeelingen, die mij geen aanleiding tot opmer
kingen geven.
Amsterdam. B. BIJ.MIIOLT.
*) De vroeger verschenen vijf uitgaven van
het Bureau zijn: Rapport over geschiedenis,
inhoud en werking van bepalingen betreffende
minimumloon en maximum-arbeidsduur in be
stekken voor bouwwerken, en drie supplementen
daarop, en Kleinindu&trieën tenplattcn lande,
bewerkt door mr. E. M. Meijers, bevattende
Inleiding en I. Het vervaardigen van rolmatten
in het Noorden van Overijssel. Deze laatste uit
gave is abusievelijk genummerd als I der uit
gaven van het C. B.v. Soc. Adv., dit moet
zijn I V.
Na de in den tekst besproken zesde is nog
een zevende uitgave van het Bureau ver
schenen :
Catalogus van de Bibliotheek (systematisch
geranschikt).
Moto.
VAN DE VEI.B ONTDEKKINGEN VAN BIJBELSCIIE
MANuscBiriBN gedurende de negentiende eeuw
is wel het belangrijkste het Novum
Testamentum Sinaiticum Petropolitanum, zoowel
voor de studie der palaeograptie als voor de
geschiedenis van den tekst. Dit manuscript
werd in 1S44 door Constantijn Tischendorf
in het klooster van St. Catherina op den berg
Sinaïgevonden en werd in 1852 aangeboden
aan Czaar Alexander van Rusland, die het
zeven jaar later ten geschenke gaf aan de
Keizerlijke Bibliotheek te St. Petersburg.
Het was de ernstige wensch, zoowel van
den Czaar als van Tischendorf, dat van dezen
Codex pbotographische reproducties zouden
gemaakt worden. Tot nog toe was die wensch
niet in vervulling gegaan, hoofdzakelijk door
dat de techniek der photographie niet vol
komen genoeg was. Thans echter is er een
begin mee gemaakt. Professor Kirsopp Lake
uit Leiden heeft van dat gedeelte van den
Codex, dat over het Nieuwe Teatament han
delt, verschillende groot--formaat photo's
genomen, welke het volgend jaar, met een
inleiding van Prof. Lake zullen worden uit
gegeven.
ECKERMANXS GESPRÜCIIE JUT GOETHE.
Het origineel manuscript van deze gesprek
ken" is ontdekt in de archieven van de uit
gevers-firma Brockhaus, tezamen met een
iinimiiiiiiiiiimii
een afwezigheid van een jaar, naar
HighGable teruggekeerd. Ik mager bijvoegen, dat
hij enorm rijk is, en al zijn grillen zeer ge
makkelijk kan voldoen. Voor de rest is het
huis vol butlers, lakeien, dienstmeisjes, en de
gewone overvoede, weinig werkende staf be
dienden van eea groot Engelseh landhuis.
Dit vernam ik, gedeeltelijk uit praatjes
van menschen iu het dorp, en gedeeltelijk
uit eigen opmerking. Er zijn geen beter bron
nen dan weggejaagde bedienden, die grieven
hebben, en ik was zoo gelukkig er een te
vinden. Ik noem het een geluk, maar het
zou niet gekomen zijn, als iïer niet naar
had uitgekeken. Zooals Baynes zegt, we heb
ben allen ons eizen systeem. Mijn systeem
hielp mij John Warner vindan, vroeger tuin
man op High-Gable, die door zijn
meesterachtigen patroon in drift was ontslagen. Hij
had op zijn beurt vrienden onder de bedien
den, die n zijn in hun vrees voor en afkeer
van hun heer. Zoo had ik mijn sleutel tot de
geheimen van het huis. Merkwaardige men
schen, Watson!
Ik beweer niet. dat ik er al alles van
begiijp, maar in elk geval zijn het merkwaardige
lui! Het is een huis met twee vleugels, de
bedienden wonen aan n kant, de familie
aan den anderen Er is geen band tusschen
de twee dan Hendersoii's eigen bediende, die
nan tafel dient. Alles wordt naar een zekere
deur gebracht, dio de eenige verbinding vormt.
De gouvernante en de kinderen gaan maar
zelden uit, behalve in den tuin. Henderson
wandelt nooit of te nimmer alleen. Zijn don
kere secretaris volgt hem als zijn schaduw.
Onder de bedienden gaat het praatje, dat
hun heer doodsbang is voor het een of ander.
Hij verkocht zijn ziel aan den duivel voor
geld," zegt Warner, en hij verwacht altijd
dat de schuldeischer zal komen en hem
opeischen." Waar ze vandaan komen, of
aantil belangrijke brieven, welke licht ver
schaffen over de eerste uitgave in 1836.
WILLBM KLOOS. Binnenkort verschijnt een
nieuw boek van Willem Kloos, over Jacques
Perk en zijne beteekenis in de historie der
hedendaagsche letterkunde.
VAN MASIE METZ KONING zal spoedig een
nieuwe roman verschijnen onder den titel:
Fatsoenlqke familie.
DE BEKEXDE WILDEDIEBEN HANDELAAR CAEL,
HAQEXBECK ?al zijne memoriën uitgeven onder
den titel Von Tieren und Menschen.
Erlebnisse und Erfahrungen.
DICKENS. Door de Bibliophile Society te
Boston is uitgegeven de correspondentie tus
schen Dickens en Maria Beadnell. Die brieven
geven hier en daar nieuwe gezichtspunten
over Dickens' karakter en werk. Er blijkt
b.v. uit ddt David Copperfleld" en Little
Dorrit" in nog sterker mate auto-biographien
zijn dan oo't v.as gedacht.
SCOÏT OP UET TOOXEËL. Na de werken van
Dickens en Thackeray, worden nu iu Engeland
de werken van W alter Scott voor ht t tooneel
pasklaar gemaakt. Stephen Phillips, bekend
door zijn gedicht Herodes" heeft uit Scott's
roman De bruid van Lammermoor," die reeds
voor den tekst van Donizetti's opera heeft
gediend, een drama met muziei samengesteld,
dat onder den naam De laatste erfgenaam"
in het Adelphi-theater met veel succes wordt
opgeroerd.
WIIXEM VAN ORANJE. Dezer dagen zal ver
schijnen: Wildam of Orange and the English
revolution, door J, Appleyard. Het boek bevat
een beknopte geschiedenis van Willem van
Oranje en vaitfe voornaamste gebeurtenissen
uit zijn regeermgr.
MAEQARETHA VAN OOSTENRIJK. Binnenkort
zal verschijnen: The first governess of the
Netherlands. Margarat of Austria," doormrs.
Eleanor E. Tretnayne. Dit verhaal is bewerkt
naar tot nog toe, door Engelsche geschied
schrijvers, niet gebruikt materiaal, opgediept
uit verschillende archieven in Frankrijk en
België.
Nieuw g Ui
Groote Venkers, door dr. A. H. DK HARTOC.
No. 3, VON HART.MANN. Baarn, i
ollandiadrukkerij.
Warendorf's Geïllustreerde Familie kalender
1909, met 2 premiën. (Een handel s woorden
boek in 4 talen, Hollandscb, Fransch, Duitsch,
Engelsch en een portefeuille almanak. Am
sterdam, Van Holkema & Warendorf.
Mr. S. VAN HOUTEN, Vijfentwintig jaar in
de Kamer (1869?1894). Tweede periode. Van
den dood van Thorbecke tot den val van
Kappeijne (1872-1879). Tweede stuk. Haar
lem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon.
Natuurkunde voor leerlingen en oud-leer
lingen van Ambachtsscholen e.a., door E. J.
REINDERS. Amsterdam, Van Mantgem & De
Does.
Leeuwarden van 1846 tot 1906. Een vervolg
op Eekhoff s geschiedkundige beschrijving van
Leeuwarden, door R. VIS.SCHER. Met 3 kaarten
en 25 afbeeldingen. 'A Gravenhage, Martinua
Nijhoff.
De Talmud, door L. WAGENAAE. Baarn,
Hollandia- drn ker ij.
40 cauts por regel.
heeft sedert 190 jaar eene onwan
kelbare reputatie voor absolute
zuiverheid en kwaliteit. Vraagt
uwen wijnhandelaar naar
proefflesschen.
Prijzen van f 58.5O tot ?8.5O.
Generaal-Agen ten:
Koopmans & Bruinier, Amsterdam.
Nonnaal-OnilerWeeiliii!
van
Prof.DrO.
Eenige
Fabrikanten
rV/.BengerSöhne
Stuttgart
Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstr.16'
K. F. DEÜSCHLE-BENGEE.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE.
Inlichtingen bij A r t i", doorloopende
schilderyen-tentoonstelling aldaar.
fiüDÜNTIP IEDER STUK DAT KHIWT
unnnll ME wnnnT TFRiiflriFNnMFN
FABRIKANTEN V ALTON ZONEN AMSTERMM
Verkrijgbaar bij:
Hirsch en Cie., Hofl., Leidscheplein.
Adr. Schakel, Hnfl., Heilieenweg.
H. Meyer, Hofl,. Koaingsplein.
Aa Bon Ularché, KaK-erstraat.
Hag. JUeizershof, Nieuwendijk.
E. H. Dik, Leid?c:hestraat 10.
V. Nieuwenkamp Kotting & Zoon,
Galerij 29.
Allen te Amsterdam.
H. J. JLoor, Lijnmarkt 2A, Utrecht.
K. H. Boasson & Co., Middelburg.
DO PHOÜOLA-PIANO LIPP",
de voortreffelijkste combinatie van een PHOXOJLA, gebouwd in een
SPBCIAL.K JLIPP-PIAXO,
is alleen verl<rïjs'l>aar l>ij:
DUWAER& NAESSENS
(Hnpfeld's Phonola-Filiaal)
's-GRAVLNHAGE, neuterdijk 20. AMSTERDAM, Kaherstraat 26
en bij de Agenten te: Arnhem: GEBR. WAGBNAiR; Haarlem: P. v. OOY";
Leiden: D. J. COCKUYT; Rotterdam: GEBR. RIJKEN & DE LA.NGE; trecht-Zeiat:
U. BOT1INGA & Co. fV Abonnement op Phonola-rollen. *9@
I'hoiKtla-Artisteu.rollon waarborgen een artistieke voordracht.
wie ze zijn, kan niemand gispen. Za zijn zeer
woest. Tweemaal heeft Henderson menschen
met zijn hondenaweep geslagen en alleen een
groote schadevergoeding uit zijn volle beurs
heeft hem vooi vervolging gevrijwaard.
Nu, Wateon, laat Jons de situatie toetsen
naar daze nieuwe gegevens. Wij k u anen aan
nemen dat de brief van iemand uit dit vreemde
gezin gekomen is en een uitnoodiging aan
Garcia was orn een aanslag uit te voeren,
die reeds voorbereid was.
Wie schreef den brief? Het was iecnand in
het fort, en wel een vrouw. Wie dus anders
dan Miss Burnet, de gouvernante 1 Heel onze
redeneering echijnt daartoe te leiden. In allen
gevalle veronderstellen wij dit eens, en zien
dan, wat voor consequenties dit zou heiben.
Ik mag er wel bijvoegen dat Mis Burnet's
leeftijd en karakter bewijzen, dat mijn eerste
denkbeeld van een liefdesgeschiedenis ver
valt. Als zij den brief schreef, was zij waar
schijnlijk de vriendin en bondgenoote van
Garcia. Wat kan men dus verwachten dat zij
zou doen, als zij van zijn dood hoorde? Als
hij den dood vond bij een straf bare onderne
ming, zou zij wel zwijgen. Maar toch moest
zij dan in haar hart bitterheid en haat voe
den tegen hen die hem hadden gedood en zou
waarschijnlijk doen zooveel zij kon om zich op
hen te wreken. Zouden wij haar dan kunnen
zien en trachten van haar hulp te krijgen ?
Dat was mijn eerste gedachte. Maar uu komen
wij tot een somber feit. Miss Burnet is door
geen menschelyk oog gezien sinds den nacht
van den moord. Van dien avond af is zij
spoorloos verdwenen. Leeft zij nog? Is zij wel
licht aan haar einde gekomen op den zelfden
nacht als de vriend dien zij had geroepen?
Of is zij slechts eene gevangene? Dat is de
kwestie die wij nog moeten oploseen. Je zult
de moeielijkheid van den toestand inzien,
Watson. Er ia niets, waarop wij ons zouden
kimuea beroepen om een volmacht te krijgen.
Onze geheele hypothese zon fantastisch schij
nen, als wij er mee by de overheid kwamen.
De verdwijning van ds vrouw beduidt niets,
daar in dat buitengewone gezin elk lid daar
van wel een week lang onzichtbaar zou kun
nen zijn. En toch kan zij op het oogen buk
wel in levensgevaar verkeeren. Al wat ik kan
doen is het huis bewaken, en mijn agent,
Warner, bij het hek op post laten. Wij kun
nen zulk een toesfand niet laten voortbes'aan.
Als de wet niets kan doen moeten wij het
zelf wezen."
Wat stel je dan voor?"
Ik weet welke kamer de hare is. Die ia
bereikbaar van het dak van een bijbouwsel.
Nu stel ik voor dat jij en ik van nacht gaan
trachten of wij het geheim niet kunnen door
gronden."
Het was, ik moet het bekennen, geen aan
lokkelijk vooruitzicht. Het oude huis met zijn
sfeer van moord, de zonderlinge en geduchte
bewoners, de onbekende gevaren by' hf)t na
deren en het feit dat wij on? zelf voor de wet
in een valsche positie brachten, alles werkte
samen om mijn geestdrift wel wat te doen
bekoelen. Maar er was iets in de kille rede
neering van Holmes dat het onmogelijk
maakte terug te schrikken voor eenig avon
tuur dat hij aanbeval. Men wist dat zóó en
zóó alleen een oplossing kon worden gevon
den. Ik drukte in stilte zijn hand en de
teerling was geworpen.
Maar het was niet beschikt, dat ons onder
zoek zulk een avontuurlijk einde zou hebben.
Het was ongeveer vijf uur en de schaduwen
van den Maartschen avond begonnen te
vallen, toen een opgewonden buitenman
onze kamer binnen stormde.
(Slot volgt},