De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 25 oktober pagina 5

25 oktober 1908 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1635 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMBjSf. D' Onlangs werd in het Nieuw-Yorksch blad Charitie» of the Commons, orgaan van de N.-Y. Arm verzorging, een zeer waardeerend artikel geschreven, over de Ned. Vereeniging tot Onderlinge Vrouwenbescherming" Hol land'» Care'for helplett mothers". Er is zeker geen Vereeniging, waarvan bij het oprichten zooveel kwaad werd gezegd, als van deze. Men vreesde, dat de zedeloosheid zou wor den in de band gewerkt als de meisjes wisten, dat de gevolgen van haar lichtzinnigheid en de zorgen daaraan verbonden, door anderen zonden worden aanvaard. Men schroomde sympathie te betuigen; en zelfs velen van degenen die met waardeering bet pogen der oprichters gadesloegen, traden als leden of begunstigers toe; maar met de conditie dat hun of haar namen niet op de ledenlijst zonden worden gepubliceerd! Maar de wakkere vrouwen die het initiatief tot de oprichting hadden genomen, gingen haar gang, en, hoewel ze met groote moeilijk heden vooral finantiëele hadden te kampen en haar jaarlijks budget nog steeds met een groot tekort sluit, houden zij met moed vol, wetend van hoe groot nut haar streven is. Terwijl in Amsterdam het Tehuis Annette vrouwen met haar kindertjes herbergt, die tegen een zeer geringe contributie aldaar worden verpleegd, is de toevlucht in de Marconietraat in den Haag geheel ingericht voor het verzorgen en verplegen van zuige lingen. Men moet het oprichten van zulke tehuizen niet te licht tellen. Degenen die zooiets doen, moeten wel 'degelijk de onkosten vooruit berekenen. Zoolang men alleen de behulpzame hand biedt, om de moeders die haar kindertjes ' bjj particulieren of familieden wenechen uit te besteden, omdat zijzelf voor haar en haar kleintjes de kost moeten verdienen, kan men nog volstaan, met de tering naar de nering te zetten hier, de toestand van de kas?in aanmerking te nemen. Zoodra men echter een toevlucht opent voor vaderlooze ik bedoel zooals in de meeste getallen geschiedt kindertjes, waarvan de vader alle gevolgen van zy'n daad aan de hulpelooze moeder overlaat dan moet men weten dat men de ver plichting op zich neemt, om, niet alleen die kindertjes het noodige voedsel, maar ze tevens de noodige verpleging te geven. Daarom is de moed van het bestuur van de afdeelingen waar toevluchten zijn opge richt, zoo hoogelijk te waardeeren en ware het te wenachen, dat ieder naar draagkracht tot instandhouding van deze zoo nuttige instellingen bijdroeg. Ik zou wel allen die nog onverschillig zgn, voor al de ellende waaraan het onechte" kind bloot staat, naar de Marconistraat willen voeren. Zoodra men dan in mooie, ruime UIT DE N A ff U U %. In het. Hooggebergte. VIII. Na een vijftig meter steile klim die me heelemaal niet meeviel en tamelijk deden bijeen, bereikten we Flühmatt. We dronken plichtmatig, zooals bijna alle klimmers op dien warmen morgen deden, onze citroenkwast; niemand gebruikte sterke drank. De boerin verwonderde zich er over dat wij niet van het bekweme pad kwamen, dat toch voor toeristen wreekt was gemaakt maar van het lastige Sanmpfpad, en zij presenteerde ons een schot eitje heer lijke kleine bosch-aardbeien met suiker. Eerst dacht ik dat dit een hulde aan onzen moed en stjjglnst waa en wij beantwoordden de vriendelijkheid met de bestelling van een onnoodigen extra-dronk. Maar by het scheiden van de markt bleek het, dat lekkere aardbeien ook de wilde overal plnkloon kosten; zoo heel duur was het toch niet, de halve franc per portie waren ze wel waard. Te meer n,u de boerin, die heelemaal niet op een waardin leek, maar achteraf drom mels bij de hand bleek te zijn, onze leer gierigheid ontdekkende, ons ongevraagd gratis Allemannische taalles gaf en ons de woorden Flühmatte en Saumpfad verklaarde. Fiüh beteekent hellende rotswand, wat ik al wist door Flühvogel (een soort zangvogel die op schuine rotsen nestelt) en Saumpfad beteekent zooveel als paarde-pad; niet zoom langs de berg, zooals ik dacht. Béte de Somme moet er mee in verband staan, vernam ik later. Ook scheen zy vrij g°ed op de hoogte te zijn met de flora van de omstreken, daar zy ong aanduidde het gesprek over de aardbeien leidde er toe, waarwij een orchi dee konden vinden, die wij al zoo lang en zoo vaak vergeefs hadden gezocht. In den Harz en in 't Schwarzwald moet die mooie orchidee ook voorkomen en; volgens het beweren van een oude flora vroeger ook by ons in Limburg. Maar wy hadden nooit anders kunnen vinden dan n uitgebloeid exemplaar in de Zuid-Harz op gi pa-grond, en dat was nog maar vermoedelijk de lang gezochte en vurig begeerde plant. Het was voor ons een van de moei>yk te vinden desiderata, doordat deze orchidee tusscben Pink ster en Paschen bloeit, en dus net niet in een vacant ie; daarenboven op een grondsoort die men, van Amsterdam uit, niet zoo maar op een vrije Zaterdagmiddag of Zondag be reiken kan. Deze veel-begeerde plant heet Roode Bosch vogeltje, een naam, waarbij alle jeugdige plantenvrienden geestelijk beginnen te water tanden. Het moest dan ook, op de afbeelding afgaande, een heerlijk gezicht zijn, zoo'n hel derrood botanisch vogeltje boven het korte boscbgras te zien s we ven; het is bovendien een zeer zeldzame groote orchidee; op het Vrou wenschoenlje na de grootste en mooiste wilde orchidee van geheel Europa. Wy' duiden de boerin, of misschien was het haar dochter of nicht, die om de. toeristen te bedienen thuis was gebleven?zoogoed mogelijk uit, hoe de bloemen er uit zagen; uit haar ant woord bleek, dat ze onze Cephalanthera rubra wel eene gezien moest hebben en stellig daar in de buurt. Zy wees ont» een plek aan. waar wij kan* hadden: een bosch op een berghel ling en aan den weg die wy toch moesten bereiken, als we het Saumpfad wilden volgen Daar bovendien de geologische kaart voor die berghelling kalk en gips aangaf, besloten wi kamers binnentreedt en aldaar die frissche kribjea ziet met al die miniatuur-menschjes, dan zal de meest ongevoelige egoïst, de tranen in de oogen krijgen, by' de gedachte aan het lot, dat die nu nog zoo onschuldige wezentjes te wachten zal staan, als zy die koude, liefdelooze wereld zullen moeten binnentreden. Ik ga eens even ait het laatste jaarverslag citeeren, wat de liefdevolle secretaresse mededeelt. Wie in de toevlucht komt en de 12 klein tjes daar ziet, nu niet meer onverzorgd op den arm van een zwakke moeder, zelf nog een kind soms, zonder huis en zonder eten, die zal begrijpen dat we den strijd (finantiëel) niet opgeven, al valt hij ons ook zwaarder dan we hadden gedacht al valt er te strijden tegen tal van bezwaren, die we nooit ladden kunnen voorzien. Want iedere moeder, die wel eens een paar .platte" kinderen tegelijk heeft gehad, zal t kunnen begrijpen, hoeveel er te doen is met twaalf. Twaalf, die allen gevoerd, moeten worden, die allen telkens verdroogd, allen gebaad en gewasschen moeten worden op tyd, allen tangekleed 's morgens en weer uitgekleed "s avonds om in een frissche wieg gelegd, heerlijke rustige nachten door te maken. En die bedjes, en die wiegjes, hoeveel kwam daarbij niet kijken, voor ze voor iedere kleine juist zoo waren als dakter Van Wely ze wilde hebben. Een badkamer werd ingericht en een aparte waschkamer, waar ieder kind op een ge nummerde knop z\jn handdoek j es heeft, die allleen voor hem of haar gebruikt worden Is dat alles niet overdreven ? zou men allicht kunnen vragen. Maar het antwoord daarop is: Hoe kan het bestuur tevreden zijn met de verzorging van de kleinen, zoolang zy ze niet zoo verzorgd zien als ze haar eigen kinderen zon willen hebben? Verder vraagt men: Maar is het nu wel goed, om al die arme kleintjes, zwakke, weinig kleine levensvlammetjes kunstmatig aan te blazen f En we antwoorden: Ach die treurige, lijdende oude-vrouwtjes gezichten van die kleintjes die ze soms bij ons brengen. Onlangs werd in een der bladen door een geleerde meegedeeld, dat de meeste onechte kinderen niet erfelijk belast waren maar integendeel gezend", als kinderen van frissehe dienstmaagden. Een bezoek aan de Marconistraat leert ander» en wij vragen: Waarom? Waarom? Niet aan ons om dit op te lossen. Aan on» de zorgende, dienende liefde die ook dat kleine, lijdende menecbje vraagt. In het afgeloopen jaar werden 97 aanvragen om hulp tot ons Bestuur gericht, waarvan 23 door gehuwden. Zeven en twintig kinderen werden in de toevlucht opgenomen. Ook werd door den Voogdijraad onze hulp ingeroepen, om een kindje waarvan de ouders er een halven dag aan te wagen, en eens onderwetsch op zoek te gaan naar de begeerde gcbooae. De berghelling viel nog al mee, wat het klimmen betreft; het pad voerde ons al gauw onder geboomte, ahorns en lorken, en we begonnen stelselmatig met ons drieën het terrein te exploiteeren. at-aHBJftVM '**&* Onze hoop op het vinden van een bloeiend exemplaar in Augustus, terwijl ze in den Harz al in Juni uitgebloeid zijn, was gegrond op de omstandigheid, dat wy hier een kleine dui zend meter hooger botaniseerden. De bloeiende salomonsgezels die wij vonuen,bewezen, dat wij niet ten onrechte die onderstelling maakten. Toch vergaten we, door het vinden en deter mineer van veel en ongekend moois al gauw het eigenlijke doel en waren al tevreden met de buit van een paar uur botaniseeren. Het eerste, wat wij aantroffen, was een hel ling, stellig vijftig meter hoog, geheel en al rood getint door de vruchten van een bijzon der mooie plant, vooral wat blad en vrucht betreft. Zoo mooi van vorm en kleur vond ik het gewas, dat de lust totj teekenen me te sterk werd en ik het klauteren en snuffelen verder aan de jongelui overliet. De standenen de lijnen van de bladeren, ook het leuke knikken van de vrachtstengels maken, dunkt mij, de motieven van die plant bijzonder geschikt voor het gebruik in orna ment ; ik heb het ook geprobeerd er een styleering van te maken, maar het resultaat stelde my' niet tevreden; daarom geef ik hier maar in plaats daarvan, het schetsje, zooals ik het op de plaats zelf heb gemaakt. De plant heet Streptopus, wat zooveel beteekent als krompoot," maar dat vind ik een veel te nuchtere en leelyke naam voor zoo'n mooi gewas. Toen ik klaar was en de helling een eindje op handen en voeten opkroop, trok het weer mijn aandacht, dat wat hooger op een blauw achtige tint door het rood en groen heenschemerde. Precies dezelfde kleurenmenging, n onmin leefden in veiligheid te brengen, ;ot zij zich weer verzoend hadden. Eenmaal vertrouwde de diaconie ons drie kinderen toe uit een gezin waarvan de moeder ziek was, en gedurende bijna een jaar, verzorgde wy een kindje in overleg mét de Vereeniging Armenzorg". Zoo ziet men hoe ook andere Vereenigingen op philantrophisch gebied de hulp van O. V. inriepen. Maar toch zou het wenschelyk zy'n dat er mér samenwerking dan tot nu toe, bestond tnsachen de verschillende Vereenigingen on derling, want dan zou het Centraal Bestuur direct de hulpzoekende kunnen terechtwijzen. Hoe vaak gebeurt het niet, dat men van het Kastje naar den Muur" wordt gezon den, als men niet weet onder welke rubriek de hulpzoekende moet worden ingedeeld. Dat er van gemeentewege in den Haag (voor zoover wij weten niet in Amsterdam) een subsidie wordt gegeven, ten behoeve van een zoo nuttige instelling als die van de Marconistraat is niette verwonderen; en toch stond men het laatste jaar voor een bedroe vend groot tekort. En toch werd by al de uitgaven aan het asyl verbonden, nog ia zeven gevallen finantieelen steun verleend aan particulieren. Hoe vertrouwend moeten de bestuursleden wel zijn en hoe geloovend aan het recht van bestaan van haar onderneming, dat zij niet tegenstaande dit vol moed de toekomst ingaan. Het aantal leden der Haagsche Afieeling bedraagt 341. Een bezoek aan de Marconistraat 114 zy ieder aanbevolen. Wellicht komt dan nog dit jaar het ledental op meer dan duizend. In het Tehuis Annette, Gerard Brandtstraat 16 te Amsterdam werden l/ moeders opgenomen, van verschillende geloofsbe lijdenis. Het aantal verpleegde kinderen bedroeg 25 waarvan 3 van gehuwde ouders, die tijdelijk buiten de mogelijkheid waren bun kinderen te verzorgen. Maar niet alleen wae het hier ook meer het onderbrengen" van kinderen en moeders. Maar tevens was een moreele steun ge geven aan de moeders van groot belang. Immers komen de meesten in de toevlucht gebroken naar lichaam en ziel. En hoe weldadig moet het die arme ver schoppelingen van het geluk aandoen, met liefde te worden ontvangen en verpleegd. Zoo ook de moeders die haar kindje brengen in de Marconistraat. Het wekely'kech bezoek, als zy hare vrije avondjes hebben en een gedeelte van den Zondag bij het kindje doorgebracht, maakt vaak losse banden hecht. En hoe menigmaal kwam het voor dat een aanvankelijke onver schillige jonge moeder, in weinig dagen ver anderde in een trouwe liefhebbende. Ik bracht eens een meisje met een kindje naar de Marconistraat. Tot nu toe had zy zich .heel weinig ge voelig getoond. die ik ook al den eersten morgen door den kijker meende op te merken aan den overkant van het dal tegenover hat hotel. Dat moest de een of andere BJantja^n, die daar ginds in menigte bloekle. :Mel#wat moeite bereikte ik de plek, en eventjes, voor dat ik vlak by was voelde ik my wat- teleurgesteld, toen ik be merkte of liever meende, dat het klokjes, gewone blauwe boschklokjes waren, die de geheimzinnige schemertint aan het groen gaven. Maar by het plukken van de eerste plant die ik bereiken kon, zag ik mijn ver gissing. Dat was werkelijk iets anders dan onze gewone klokjes en ook niet de alpensoort, die wy al beneden in het dal hadden ge vonden. De tint was inderdaad sterk verschil lend, veel teerder, meer zacht lila, ook de vorm anders en ongewoon; maar het bewijs dat het iets bijzonders was, zat aan den rand van de klokjes en op den kelk. De rand was keurig van fijne licht lila franje voorzien en de kelk had diepe deuk j es die bijna zwart leken. Maar by het betreden van het vertrek, waar al die kleine, nog van geen kwaad be wuste 'kindertjes in hun kribjes zoo weiverzorgd lagen, barstte zy in tranen uit. De ijskorst om haar hart was ontdooid! Later, toen haar kindje was gestorven, riep zy wanhopig: Wat heb ik nu nog aan mijn leven, nu myn lieveling dood is?" Kan er beter bewijs geleverd worden van den moreelen invloed die uitgaat van het liefdewerk der Ver. Onderlinge Vrou wenbescherming ?" D e n H a a g. H. VAN DE MOER. Brieven van Horteme Allart de Méritent. Soldaatje spelen. Madame Dartigue (Cruppi). Léon Sécbéheeft een belangrijken bundel brieven in 't licht gegeven. Brieven die gaarne door vrouwen zullen gelezen worden: Lettres inédites &? Sainte-Ëeuve", werden geschreven door Hortense Allart de Méritens. Hortense Allart, die den 7den November 1801, te Milaan uit Fransche ouders geboren werd, sloot in 1841 vriendschap met den drie jaar jongeren, Franschen kritikns SainteBeuve. Hortense Allart, die een paar jaar gehuwd was met den heer de Méritens van wien zij zich liet scheiden, behoort tot de buitengewoon begaafde en ontwikkelde vrou wen van haar tijd. Behalve Sainte-Beuve, rekende zij: Béranger George Band, Pierre Leroux en Thiers tot haar vrienden. Zy had de natuur en de stilte lief, leefde voor intellectueelen arbeid. In 1873 verscheen baar roman: Enchantements de Prudence," een werk vol per soonlijke herinneringen aan Chateaubriand. Gertrude,"?Sextus, l'Indienne." Clémence" zijn mede romans door Hortense Allart de Méritens geschreven. Geschiedenis en politiek trokken haarbizonder aan, getuigen haar werken: Histoire de la Eépublique de Florence" (1843), "Histoire politique depuis l'invasion des Barbares jusqu'en 1848. Dat haar schrandere geest voor ernstigen arbeid was aangelegd, bewijst het feit, dat zij een uitgebreide studie schreef over Cicero. Maar ondanks haar geleerdheid, was zij dóór en dóór vrouw. George San d noemt haar : Savante, poète et femme." Een man als Sainte-Beuve zou trouwens geen briefwisseling houden en persoonlijk verkeer kweeken met een zeurig, onbedui dend juffertje. Que l'étude est une aimable chose! Qu'on vit bien, seule avec ses livres." Wie weet? Misschien zullen de Lettres inédites 4 Sainte-Beuve" er toe bijdragen in Dat was weer een aardig ding om te teeke nen en zoo rustte ik lekker uit. Niet ver van mij af ruischte een beekje, daar was het koel en vochtig onder het geboomte. Andere vreemde alpenbloemen groeiden er aan ofen steenigen oever, er overheen wuifden bla deren als van groot hoef blad; maar met veel mooiere roodpaarse bloemen. Terwijl ik daar zoo zit en mijn klokjes in het schets boek leg, dat meteen als plantenpergje dienst deed, voel ik iets kouds, iets erg kils, dat bewoog onder mijn hand, die op mijn knie lag. Schrikken doe ik niet gauw, maar dat was een heel rare plotselinge gewaarwor ding; ik dacht dadelijk aan een slang, een adder misschien, en hield elke beweging met geweld terug. Daar kwam een platte glim mende zwarte kop onder mijn witte manchet te voorschijn, een glimmend zwart lijfje met vier pootjes kronkelde na. Geen slang, maar iets veel beters en mooiers : de zwarte Alpen salamander, lang geen algemeen voorkomend dier, en natuurlijk noglnooit door mij gevonden. Het solliciteerde naar de eer door een lief hebber van amphibiën ingepikt en levend naar Amsterdam mee genomen te worden, om daar in het terrarium vrij logies en ver zorging te krijgen; alleen op conditie zich na en dan te getroosten, aan kenners en lief hebbers vertoond te worden. De jongelui kwamen terug; geen roode boschvogeltje te vinden; wel reel ander moois. Nu ook al best; de zwarte salamander ver goedde alles. We bekeken het beestje onder het voortwandelen onder de lorken; de weg was ge makkelijk genoeg; een dalend pad veerde door een lichting en daarlieten / wij onze vierde metgezel een poosje over gras en mos Icopen, om hem goed op te nemen. Het wasopen'op de gevlekte vuursalamander die in den Harz zooveel voorkomt en die menig Har/.reiziger wel eens gezien onzen woeligen, nithuizigen tijd enkele vrou wen tot het onvolprezen besef te brengen, van het genot dat er in is, rustig in huis zich te verdiepen in een mooi boek. *.* Aan het Spaansche hof geschiedde dezer dagen de inlijving bij het koninklijk garde regiment, van het njarig prinsje van Asturië. El nifio (het knaapje) in volle wapen rusting, zijn borstje met ordeteekenen gesierd, onderteekende met een kruisje de oirkonde van zijn toetreding tot bet regiment, en salueerde toen de militairen. De&e gebeurtenis, herdenkt Jagend" aldus: Hoog zit op de armen van mama, In uniform Aeturia. En op zijn hoofd staat o l zóó mooi, De kepi met kokarden-tooi. Wijl op zijn borst, bet is toch ie'g, Als loon van deugd prijkt 't Gulden Vlies. En aan zijn voetjes spiegelglad, Het paar dienst-gtev/ils kranig zat. Al roept het prinsje als Present l Bij 't Spaansche garden-regiment. En teekent plechtig op papier, Een kruieje als eeds formulier. Groet eindlijk militairement, Den meerdren en den mindren man. Men gaat. Het prinsje is verhit, Het woelt en drenst, waar 't staat of zit. Op daden broeit de jonge held, Nu men het potje bij hem stelt. » * * Onder den schuilnaam Dartigue, heeft de echtgenoote van den Franschen minister Jean Cruppi een tooaeelwerk geschreven: La Bépudiée" dat in het Théatre Antoine als openingsstuk van het speelseizoen ge gaan is. La Répndiée" had zooveel succes dat mevrouw Jean Crnppi van onbekende schrijf ster opeens is geworden de vrouw aan wier lippen de reporter hangt; madame Jean Cruppi heeft moeten vertellen, hoe zij er toegekomen is, voor het tooneel te schrijven. Onder verschillende namen had zy reeds bedragen en kronieken geleverd voor Parijse hèen provinciale dagbladen. Twee jaar geleden, schreef züeen roman, getiteld: Avant l'heure." La Répudiée" had reeds verleden jaar moeten gaan", getuigt de auteur, maar, de volle zalen die Sherlock Holmes" trok, zaten mij in 't vaarwater. Ik moest geduldig mijn beurt afwachten. Ik kende niets van die koortsachtige be drijvigheid van repetities, van het monteeren van een stuk, had ik geen flauw besef. De moeite die de artisten nemen om zich geheel in-te leven in den toestand, dat pret tige samenwerken van hen met den auteur heeft mij alle reden gegeven mij gelukkig te achten, dat ik een kijk heb gekregen op een leven van werken en studeeren dat mij totaal onbekend was. CAPRICE. heeft, ook al doet hij niet aan botanie of zoölogie. Maar deze a)pen-variëteit mist elk geel vlekje, hij is zwart, koolzwart van top. tot teen. Een duivelsch leelijk beest" hoorde ik hem eens beschimpen, maar ik kan er niets leelyks of duivelsch aan vinden. Wy waren net klaar, om op te stappen en spraken over den te nemen terugweg. De hoop op 't Boschvogeltje was toch vervlogen. Een wegwijzer op het pad in de verte trok onze aandacht, hij stond wat hoog en lastig, de kijker kon ons ook hier helpen. Na be komen inlichting, zocht ik nog eens de bof chlichting af en mijn oog bleef n oogenblik rusten op iets roods, een driehonderd meter verder, dicht b\j de hand wij r.er. Zie, al had mijn kijker mij nooit iets anders bezorgd dan dit buitenkant-je, dan zou ik hem nog dank baar zijn. Met zekerheid zeggen, dat het er een was kon ik niet, maar dat het een groote roode bloem was, die ik nog nooit eerder gezien had, dat was zeker. Op een drarje, springend haast gingen wij er op af en ja hoor daar stond hij, de begeerde plant en verder op nog een ; niet een maar drie roode boschvogeltjes zweefden om den stengeltop. Ik zal u de lof van de mooie bloem be sparen, ik heb al zoo vaak onze wilde orchi deeën verheerlijkt, ik hond er nu eenmaal van. Aan het plaatje ziet u niet veel anders dan de vorm, de bloemen zy n heerly k donker roserood, en dubbel zoo groot als zij hier zijn afgebeeld. Eenigszins kunt u hieruit wel opmaken, dat de vondst inderdaad wel de luchtsprong en ook de sachem-dans waard was, die wy' er hand in hand met ons drieën om heen uitvoerden. E. HEIMANS. H. v. d. B. U kunt een halve cocosnoot, zonder meer in een boompje hangen; de meezen pikken den inhoud er uit. Ook een stukje spek lusten ze graag; hang het boog aan een stevig touwtje, dat ze omklemmen kunnen. J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl