Historisch Archief 1877-1940
Na 1635
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAMBjSf.
D'
Onlangs werd in het Nieuw-Yorksch blad
Charitie» of the Commons, orgaan van de N.-Y.
Arm verzorging, een zeer waardeerend artikel
geschreven, over de Ned. Vereeniging tot
Onderlinge Vrouwenbescherming" Hol
land'» Care'for helplett mothers".
Er is zeker geen Vereeniging, waarvan bij
het oprichten zooveel kwaad werd gezegd,
als van deze.
Men vreesde, dat de zedeloosheid zou wor
den in de band gewerkt als de meisjes wisten,
dat de gevolgen van haar lichtzinnigheid en
de zorgen daaraan verbonden, door anderen
zonden worden aanvaard.
Men schroomde sympathie te betuigen; en
zelfs velen van degenen die met waardeering
bet pogen der oprichters gadesloegen, traden
als leden of begunstigers toe; maar met de
conditie dat hun of haar namen niet op de
ledenlijst zonden worden gepubliceerd!
Maar de wakkere vrouwen die het initiatief
tot de oprichting hadden genomen, gingen
haar gang, en, hoewel ze met groote moeilijk
heden vooral finantiëele hadden te
kampen en haar jaarlijks budget nog steeds
met een groot tekort sluit, houden zij met
moed vol, wetend van hoe groot nut haar
streven is.
Terwijl in Amsterdam het Tehuis Annette
vrouwen met haar kindertjes herbergt, die
tegen een zeer geringe contributie aldaar
worden verpleegd, is de toevlucht in de
Marconietraat in den Haag geheel ingericht
voor het verzorgen en verplegen van zuige
lingen.
Men moet het oprichten van zulke tehuizen
niet te licht tellen.
Degenen die zooiets doen, moeten wel
'degelijk de onkosten vooruit berekenen.
Zoolang men alleen de behulpzame hand
biedt, om de moeders die haar kindertjes
' bjj particulieren of familieden wenechen uit
te besteden, omdat zijzelf voor haar en haar
kleintjes de kost moeten verdienen, kan men
nog volstaan, met de tering naar de nering
te zetten hier, de toestand van de kas?in
aanmerking te nemen.
Zoodra men echter een toevlucht opent
voor vaderlooze ik bedoel zooals in
de meeste getallen geschiedt kindertjes,
waarvan de vader alle gevolgen van zy'n
daad aan de hulpelooze moeder overlaat
dan moet men weten dat men de ver
plichting op zich neemt, om, niet alleen
die kindertjes het noodige voedsel, maar ze
tevens de noodige verpleging te geven.
Daarom is de moed van het bestuur van
de afdeelingen waar toevluchten zijn opge
richt, zoo hoogelijk te waardeeren en ware
het te wenachen, dat ieder naar draagkracht
tot instandhouding van deze zoo nuttige
instellingen bijdroeg.
Ik zou wel allen die nog onverschillig
zgn, voor al de ellende waaraan het onechte"
kind bloot staat, naar de Marconistraat willen
voeren. Zoodra men dan in mooie, ruime
UIT DE N A ff U U %.
In het. Hooggebergte. VIII.
Na een vijftig meter steile klim die me
heelemaal niet meeviel en tamelijk deden
bijeen, bereikten we Flühmatt.
We dronken plichtmatig, zooals bijna
alle klimmers op dien warmen morgen
deden, onze citroenkwast; niemand gebruikte
sterke drank. De boerin verwonderde zich
er over dat wij niet van het bekweme pad
kwamen, dat toch voor toeristen wreekt
was gemaakt maar van het lastige Sanmpfpad,
en zij presenteerde ons een schot eitje heer
lijke kleine bosch-aardbeien met suiker. Eerst
dacht ik dat dit een hulde aan onzen moed
en stjjglnst waa en wij beantwoordden de
vriendelijkheid met de bestelling van een
onnoodigen extra-dronk. Maar by het scheiden
van de markt bleek het, dat lekkere aardbeien
ook de wilde overal plnkloon kosten; zoo
heel duur was het toch niet, de halve franc
per portie waren ze wel waard.
Te meer n,u de boerin, die heelemaal niet
op een waardin leek, maar achteraf drom
mels bij de hand bleek te zijn, onze leer
gierigheid ontdekkende, ons ongevraagd gratis
Allemannische taalles gaf en ons de woorden
Flühmatte en Saumpfad verklaarde. Fiüh
beteekent hellende rotswand, wat ik al wist
door Flühvogel (een soort zangvogel die op
schuine rotsen nestelt) en Saumpfad beteekent
zooveel als paarde-pad; niet zoom langs de
berg, zooals ik dacht. Béte de Somme moet
er mee in verband staan, vernam ik later.
Ook scheen zy vrij g°ed op de hoogte te
zijn met de flora van de omstreken, daar
zy ong aanduidde het gesprek over de
aardbeien leidde er toe, waarwij een orchi
dee konden vinden, die wij al zoo lang en
zoo vaak vergeefs hadden gezocht. In den
Harz en in 't Schwarzwald moet die mooie
orchidee ook voorkomen en; volgens het
beweren van een oude flora vroeger ook
by ons in Limburg. Maar wy hadden nooit
anders kunnen vinden dan n uitgebloeid
exemplaar in de Zuid-Harz op gi pa-grond,
en dat was nog maar vermoedelijk de lang
gezochte en vurig begeerde plant. Het was
voor ons een van de moei>yk te vinden
desiderata, doordat deze orchidee tusscben Pink
ster en Paschen bloeit, en dus net niet in een
vacant ie; daarenboven op een grondsoort
die men, van Amsterdam uit, niet zoo maar
op een vrije Zaterdagmiddag of Zondag be
reiken kan.
Deze veel-begeerde plant heet Roode Bosch
vogeltje, een naam, waarbij alle jeugdige
plantenvrienden geestelijk beginnen te water
tanden. Het moest dan ook, op de afbeelding
afgaande, een heerlijk gezicht zijn, zoo'n hel
derrood botanisch vogeltje boven het korte
boscbgras te zien s we ven; het is bovendien een
zeer zeldzame groote orchidee; op het Vrou
wenschoenlje na de grootste en mooiste wilde
orchidee van geheel Europa. Wy' duiden de
boerin, of misschien was het haar dochter
of nicht, die om de. toeristen te bedienen
thuis was gebleven?zoogoed mogelijk uit, hoe
de bloemen er uit zagen; uit haar ant
woord bleek, dat ze onze Cephalanthera rubra
wel eene gezien moest hebben en stellig daar
in de buurt. Zy wees ont» een plek aan. waar
wij kan* hadden: een bosch op een berghel
ling en aan den weg die wy toch moesten
bereiken, als we het Saumpfad wilden volgen
Daar bovendien de geologische kaart voor die
berghelling kalk en gips aangaf, besloten wi
kamers binnentreedt en aldaar die frissche
kribjea ziet met al die miniatuur-menschjes,
dan zal de meest ongevoelige egoïst, de tranen
in de oogen krijgen, by' de gedachte aan het
lot, dat die nu nog zoo onschuldige wezentjes
te wachten zal staan, als zy die koude,
liefdelooze wereld zullen moeten binnentreden.
Ik ga eens even ait het laatste jaarverslag
citeeren, wat de liefdevolle secretaresse
mededeelt.
Wie in de toevlucht komt en de 12 klein
tjes daar ziet, nu niet meer onverzorgd op
den arm van een zwakke moeder, zelf nog
een kind soms, zonder huis en zonder eten,
die zal begrijpen dat we den strijd (finantiëel)
niet opgeven, al valt hij ons ook zwaarder
dan we hadden gedacht al valt er te
strijden tegen tal van bezwaren, die we nooit
ladden kunnen voorzien.
Want iedere moeder, die wel eens een paar
.platte" kinderen tegelijk heeft gehad, zal
t kunnen begrijpen, hoeveel er te doen is
met twaalf.
Twaalf, die allen gevoerd, moeten worden,
die allen telkens verdroogd, allen gebaad en
gewasschen moeten worden op tyd, allen
tangekleed 's morgens en weer uitgekleed
"s avonds om in een frissche wieg gelegd,
heerlijke rustige nachten door te maken.
En die bedjes, en die wiegjes, hoeveel
kwam daarbij niet kijken, voor ze voor iedere
kleine juist zoo waren als dakter Van Wely ze
wilde hebben.
Een badkamer werd ingericht en een
aparte waschkamer, waar ieder kind op een ge
nummerde knop z\jn handdoek j es heeft, die
allleen voor hem of haar gebruikt worden
Is dat alles niet overdreven ? zou men
allicht kunnen vragen.
Maar het antwoord daarop is: Hoe kan
het bestuur tevreden zijn met de verzorging
van de kleinen, zoolang zy ze niet zoo
verzorgd zien als ze haar eigen kinderen
zon willen hebben?
Verder vraagt men:
Maar is het nu wel goed, om al die arme
kleintjes, zwakke, weinig kleine
levensvlammetjes kunstmatig aan te blazen f
En we antwoorden:
Ach die treurige, lijdende oude-vrouwtjes
gezichten van die kleintjes die ze soms bij
ons brengen. Onlangs werd in een der bladen
door een geleerde meegedeeld, dat de meeste
onechte kinderen niet erfelijk belast waren
maar integendeel gezend", als kinderen van
frissehe dienstmaagden. Een bezoek aan de
Marconistraat leert ander» en wij vragen:
Waarom? Waarom?
Niet aan ons om dit op te lossen. Aan on»
de zorgende, dienende liefde die ook dat
kleine, lijdende menecbje vraagt.
In het afgeloopen jaar werden 97 aanvragen
om hulp tot ons Bestuur gericht, waarvan
23 door gehuwden.
Zeven en twintig kinderen werden in de
toevlucht opgenomen.
Ook werd door den Voogdijraad onze hulp
ingeroepen, om een kindje waarvan de ouders
er een halven dag aan te wagen, en eens
onderwetsch op zoek te gaan naar de begeerde
gcbooae.
De berghelling viel nog al mee, wat het
klimmen betreft; het pad voerde ons al gauw
onder geboomte, ahorns en lorken, en we
begonnen stelselmatig met ons drieën het
terrein te exploiteeren. at-aHBJftVM '**&*
Onze hoop op het vinden van een bloeiend
exemplaar in Augustus, terwijl ze in den Harz
al in Juni uitgebloeid zijn, was gegrond op
de omstandigheid, dat wy hier een kleine dui
zend meter hooger botaniseerden. De bloeiende
salomonsgezels die wij vonuen,bewezen, dat wij
niet ten onrechte die onderstelling maakten.
Toch vergaten we, door het vinden en deter
mineer van veel en ongekend moois al gauw
het eigenlijke doel en waren al tevreden met
de buit van een paar uur botaniseeren.
Het eerste, wat wij aantroffen, was een hel
ling, stellig vijftig meter hoog, geheel en al
rood getint door de vruchten van een bijzon
der mooie plant, vooral wat blad en vrucht
betreft. Zoo mooi van vorm en kleur vond
ik het gewas, dat de lust totj teekenen me te
sterk werd en ik het klauteren en snuffelen
verder aan de jongelui overliet.
De standenen de lijnen van de bladeren, ook
het leuke knikken van de vrachtstengels
maken, dunkt mij, de motieven van die plant
bijzonder geschikt voor het gebruik in orna
ment ; ik heb het ook geprobeerd er een
styleering van te maken, maar het resultaat
stelde my' niet tevreden; daarom geef ik hier
maar in plaats daarvan, het schetsje, zooals
ik het op de plaats zelf heb gemaakt. De
plant heet Streptopus, wat zooveel beteekent
als krompoot," maar dat vind ik een veel te
nuchtere en leelyke naam voor zoo'n mooi
gewas.
Toen ik klaar was en de helling een eindje
op handen en voeten opkroop, trok het weer
mijn aandacht, dat wat hooger op een blauw
achtige tint door het rood en groen
heenschemerde. Precies dezelfde kleurenmenging,
n onmin leefden in veiligheid te brengen,
;ot zij zich weer verzoend hadden. Eenmaal
vertrouwde de diaconie ons drie kinderen
toe uit een gezin waarvan de moeder ziek
was, en gedurende bijna een jaar, verzorgde
wy een kindje in overleg mét de Vereeniging
Armenzorg".
Zoo ziet men hoe ook andere Vereenigingen
op philantrophisch gebied de hulp van O. V.
inriepen.
Maar toch zou het wenschelyk zy'n dat er
mér samenwerking dan tot nu toe, bestond
tnsachen de verschillende Vereenigingen on
derling, want dan zou het Centraal Bestuur
direct de hulpzoekende kunnen terechtwijzen.
Hoe vaak gebeurt het niet, dat men van
het Kastje naar den Muur" wordt gezon
den, als men niet weet onder welke rubriek
de hulpzoekende moet worden ingedeeld.
Dat er van gemeentewege in den Haag
(voor zoover wij weten niet in Amsterdam)
een subsidie wordt gegeven, ten behoeve van
een zoo nuttige instelling als die van de
Marconistraat is niette verwonderen; en toch
stond men het laatste jaar voor een bedroe
vend groot tekort.
En toch werd by al de uitgaven aan het
asyl verbonden, nog ia zeven gevallen
finantieelen steun verleend aan particulieren.
Hoe vertrouwend moeten de bestuursleden
wel zijn en hoe geloovend aan het recht van
bestaan van haar onderneming, dat zij niet
tegenstaande dit vol moed de toekomst ingaan.
Het aantal leden der Haagsche Afieeling
bedraagt 341.
Een bezoek aan de Marconistraat 114 zy
ieder aanbevolen. Wellicht komt dan nog
dit jaar het ledental op meer dan duizend.
In het Tehuis Annette, Gerard
Brandtstraat 16 te Amsterdam werden l/ moeders
opgenomen, van verschillende geloofsbe
lijdenis.
Het aantal verpleegde kinderen bedroeg
25 waarvan 3 van gehuwde ouders, die tijdelijk
buiten de mogelijkheid waren bun kinderen
te verzorgen.
Maar niet alleen wae het hier ook meer
het onderbrengen" van kinderen en moeders.
Maar tevens was een moreele steun ge
geven aan de moeders van groot belang.
Immers komen de meesten in de toevlucht
gebroken naar lichaam en ziel.
En hoe weldadig moet het die arme ver
schoppelingen van het geluk aandoen, met
liefde te worden ontvangen en verpleegd.
Zoo ook de moeders die haar kindje brengen
in de Marconistraat.
Het wekely'kech bezoek, als zy hare vrije
avondjes hebben en een gedeelte van den
Zondag bij het kindje doorgebracht, maakt
vaak losse banden hecht. En hoe menigmaal
kwam het voor dat een aanvankelijke onver
schillige jonge moeder, in weinig dagen ver
anderde in een trouwe liefhebbende.
Ik bracht eens een meisje met een kindje
naar de Marconistraat.
Tot nu toe had zy zich .heel weinig ge
voelig getoond.
die ik ook al den eersten morgen door den
kijker meende op te merken aan den overkant
van het dal tegenover hat hotel. Dat moest de
een of andere BJantja^n, die daar ginds in
menigte bloekle. :Mel#wat moeite bereikte ik
de plek, en eventjes, voor dat ik vlak by was
voelde ik my wat- teleurgesteld, toen ik be
merkte of liever meende, dat het klokjes,
gewone blauwe boschklokjes waren, die de
geheimzinnige schemertint aan het groen
gaven. Maar by het plukken van de eerste
plant die ik bereiken kon, zag ik mijn ver
gissing. Dat was werkelijk iets anders dan
onze gewone klokjes en ook niet de alpensoort,
die wy al beneden in het dal hadden ge
vonden. De tint was inderdaad sterk verschil
lend, veel teerder, meer zacht lila, ook de
vorm anders en ongewoon; maar het bewijs
dat het iets bijzonders was, zat aan den rand
van de klokjes en op den kelk. De rand was
keurig van fijne licht lila franje voorzien
en de kelk had diepe deuk j es die bijna
zwart leken.
Maar by het betreden van het vertrek,
waar al die kleine, nog van geen kwaad be
wuste 'kindertjes in hun kribjes zoo
weiverzorgd lagen, barstte zy in tranen uit.
De ijskorst om haar hart was ontdooid!
Later, toen haar kindje was gestorven,
riep zy wanhopig:
Wat heb ik nu nog aan mijn leven, nu
myn lieveling dood is?"
Kan er beter bewijs geleverd worden
van den moreelen invloed die uitgaat van
het liefdewerk der Ver. Onderlinge Vrou
wenbescherming ?"
D e n H a a g. H. VAN DE MOER.
Brieven van Horteme Allart de Méritent.
Soldaatje spelen. Madame Dartigue
(Cruppi).
Léon Sécbéheeft een belangrijken bundel
brieven in 't licht gegeven. Brieven die
gaarne door vrouwen zullen gelezen worden:
Lettres inédites &? Sainte-Ëeuve", werden
geschreven door Hortense Allart de Méritens.
Hortense Allart, die den 7den November
1801, te Milaan uit Fransche ouders geboren
werd, sloot in 1841 vriendschap met den drie
jaar jongeren, Franschen kritikns
SainteBeuve.
Hortense Allart, die een paar jaar gehuwd
was met den heer de Méritens van wien
zij zich liet scheiden, behoort tot de
buitengewoon begaafde en ontwikkelde vrou
wen van haar tijd.
Behalve Sainte-Beuve, rekende zij: Béranger
George Band, Pierre Leroux en Thiers tot
haar vrienden.
Zy had de natuur en de stilte lief, leefde
voor intellectueelen arbeid.
In 1873 verscheen baar roman:
Enchantements de Prudence," een werk vol per
soonlijke herinneringen aan Chateaubriand.
Gertrude,"?Sextus, l'Indienne." Clémence"
zijn mede romans door Hortense Allart de
Méritens geschreven.
Geschiedenis en politiek trokken
haarbizonder aan, getuigen haar werken: Histoire de
la Eépublique de Florence" (1843), "Histoire
politique depuis l'invasion des Barbares
jusqu'en 1848.
Dat haar schrandere geest voor ernstigen
arbeid was aangelegd, bewijst het feit, dat
zij een uitgebreide studie schreef over Cicero.
Maar ondanks haar geleerdheid, was zij
dóór en dóór vrouw.
George San d noemt haar : Savante, poète
et femme."
Een man als Sainte-Beuve zou trouwens
geen briefwisseling houden en persoonlijk
verkeer kweeken met een zeurig, onbedui
dend juffertje.
Que l'étude est une aimable chose! Qu'on
vit bien, seule avec ses livres."
Wie weet? Misschien zullen de Lettres
inédites 4 Sainte-Beuve" er toe bijdragen in
Dat was weer een aardig ding om te teeke
nen en zoo rustte ik lekker uit. Niet ver van
mij af ruischte een beekje, daar was het
koel en vochtig onder het geboomte. Andere
vreemde alpenbloemen groeiden er aan ofen
steenigen oever, er overheen wuifden bla
deren als van groot hoef blad; maar met
veel mooiere roodpaarse bloemen. Terwijl ik
daar zoo zit en mijn klokjes in het schets
boek leg, dat meteen als plantenpergje
dienst deed, voel ik iets kouds, iets erg kils,
dat bewoog onder mijn hand, die op mijn
knie lag. Schrikken doe ik niet gauw, maar
dat was een heel rare plotselinge gewaarwor
ding; ik dacht dadelijk aan een slang, een
adder misschien, en hield elke beweging met
geweld terug. Daar kwam een platte glim
mende zwarte kop onder mijn witte manchet
te voorschijn, een glimmend zwart lijfje met
vier pootjes kronkelde na. Geen slang, maar
iets veel beters en mooiers : de zwarte Alpen
salamander, lang geen algemeen voorkomend
dier, en natuurlijk noglnooit door mij gevonden.
Het solliciteerde naar de eer door een lief
hebber van amphibiën ingepikt en levend
naar Amsterdam mee genomen te worden,
om daar in het terrarium vrij logies en ver
zorging te krijgen; alleen op conditie zich
na en dan te getroosten, aan kenners en lief
hebbers vertoond te worden.
De jongelui kwamen terug; geen roode
boschvogeltje te vinden; wel reel ander moois.
Nu ook al best; de zwarte salamander ver
goedde alles.
We bekeken het beestje onder het
voortwandelen onder de lorken; de weg was ge
makkelijk genoeg; een dalend pad veerde
door een lichting en daarlieten
/ wij onze vierde metgezel een poosje
over gras en mos Icopen, om hem
goed op te nemen. Het wasopen'op
de gevlekte vuursalamander die in
den Harz zooveel voorkomt en die
menig Har/.reiziger wel eens gezien
onzen woeligen, nithuizigen tijd enkele vrou
wen tot het onvolprezen besef te brengen,
van het genot dat er in is, rustig in huis
zich te verdiepen in een mooi boek.
*.*
Aan het Spaansche hof geschiedde dezer
dagen de inlijving bij het koninklijk garde
regiment, van het njarig prinsje van Asturië.
El nifio (het knaapje) in volle wapen
rusting, zijn borstje met ordeteekenen gesierd,
onderteekende met een kruisje de oirkonde
van zijn toetreding tot bet regiment, en
salueerde toen de militairen.
De&e gebeurtenis, herdenkt Jagend" aldus:
Hoog zit op de armen van mama,
In uniform Aeturia.
En op zijn hoofd staat o l zóó mooi,
De kepi met kokarden-tooi.
Wijl op zijn borst, bet is toch ie'g,
Als loon van deugd prijkt 't Gulden Vlies.
En aan zijn voetjes spiegelglad,
Het paar dienst-gtev/ils kranig zat.
Al roept het prinsje als Present l
Bij 't Spaansche garden-regiment.
En teekent plechtig op papier,
Een kruieje als eeds formulier.
Groet eindlijk militairement,
Den meerdren en den mindren man.
Men gaat. Het prinsje is verhit,
Het woelt en drenst, waar 't staat of zit.
Op daden broeit de jonge held,
Nu men het potje bij hem stelt.
» *
*
Onder den schuilnaam Dartigue, heeft de
echtgenoote van den Franschen minister
Jean Cruppi een tooaeelwerk geschreven:
La Bépudiée" dat in het Théatre Antoine
als openingsstuk van het speelseizoen ge
gaan is.
La Répndiée" had zooveel succes dat
mevrouw Jean Crnppi van onbekende schrijf
ster opeens is geworden de vrouw aan wier
lippen de reporter hangt; madame Jean Cruppi
heeft moeten vertellen, hoe zij er toegekomen
is, voor het tooneel te schrijven.
Onder verschillende namen had zy reeds
bedragen en kronieken geleverd voor
Parijse hèen provinciale dagbladen. Twee jaar
geleden, schreef züeen roman, getiteld:
Avant l'heure."
La Répudiée" had reeds verleden jaar
moeten gaan", getuigt de auteur, maar, de
volle zalen die Sherlock Holmes" trok,
zaten mij in 't vaarwater. Ik moest geduldig
mijn beurt afwachten.
Ik kende niets van die koortsachtige be
drijvigheid van repetities, van het monteeren
van een stuk, had ik geen flauw besef. De
moeite die de artisten nemen om zich
geheel in-te leven in den toestand, dat pret
tige samenwerken van hen met den auteur
heeft mij alle reden gegeven mij gelukkig te
achten, dat ik een kijk heb gekregen op een
leven van werken en studeeren dat mij totaal
onbekend was. CAPRICE.
heeft, ook al doet hij niet aan botanie of
zoölogie. Maar deze a)pen-variëteit mist elk
geel vlekje, hij is zwart, koolzwart van top.
tot teen. Een duivelsch leelijk beest" hoorde
ik hem eens beschimpen, maar ik kan er
niets leelyks of duivelsch aan vinden.
Wy waren net klaar, om op te stappen en
spraken over den te nemen terugweg. De
hoop op 't Boschvogeltje was toch vervlogen.
Een wegwijzer op het pad in de verte trok
onze aandacht, hij stond wat hoog en lastig,
de kijker kon ons ook hier helpen. Na be
komen inlichting, zocht ik nog eens de bof
chlichting af en mijn oog bleef n oogenblik
rusten op iets roods, een driehonderd meter
verder, dicht b\j de hand wij r.er. Zie, al had
mijn kijker mij nooit iets anders bezorgd dan
dit buitenkant-je, dan zou ik hem nog dank
baar zijn. Met zekerheid zeggen, dat het er
een was kon ik niet, maar dat het een groote
roode bloem was, die ik nog nooit eerder
gezien had, dat was zeker. Op een drarje,
springend haast gingen wij er op af en ja
hoor daar stond hij, de begeerde plant en
verder op nog een ; niet een maar drie roode
boschvogeltjes zweefden om den stengeltop.
Ik zal u de lof van de mooie bloem be
sparen, ik heb al zoo vaak onze wilde orchi
deeën verheerlijkt, ik hond er nu eenmaal
van. Aan het plaatje ziet u niet veel anders
dan de vorm, de bloemen zy n heerly k donker
roserood, en dubbel zoo groot als zij hier zijn
afgebeeld. Eenigszins kunt u hieruit wel
opmaken, dat de vondst inderdaad wel de
luchtsprong en ook de sachem-dans waard was,
die wy' er hand in hand met ons drieën om
heen uitvoerden. E. HEIMANS.
H. v. d. B. U kunt een halve cocosnoot,
zonder meer in een boompje hangen; de
meezen pikken den inhoud er uit. Ook een
stukje spek lusten ze graag; hang het boog
aan een stevig touwtje, dat ze omklemmen
kunnen.
J