Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1635'
Indische Figra.
VII
8. C. VAN MtTSSCHBNRBOBK,
Officier in de Oranje-Nas»au-orde.
Nederlandsen-Indiëwas in de eerste helft
van de vorige eeaw en nog tot in de tweede
helft, een ambtenaren- en officierskolonie.
Ambtenaren en officieren gaven den toon
aan"; zy' werden door moeders van huwbare
dochters als de geschikte schoonzoons be
schouwd... Wie niet van de staatsruif at,
stelde zich zelf dan ook wel eens, schertsend
of met spot, voor als: particulier sadja"
(maar een particulier).
Zoo'n particulier sadja" was de man wiens
portret hierboven staat. Reeds vroeg naar
Indiëgetogen, was hij wat j dr. Graafland in
zy'n boek Naar de Oost" verlangt van jonge
mannen van goeden huize, die naar Indi
willen: Zorg, dat je patroon op het werk
zegt: daar heb ik eindelijk eens een werk
man, en als je zyn kantoor binnentreedt:
dat is een mijnheer" (geen heertje). Wat de
heer Van Muaschenbroek was, zijn werken
en streven zijn waard gememoreerd te worden.
S. C. van Musschenbroek werd in 1857 te
O lat geboren. Na de lagere school in zijne
geboorteplaats en de Hoogere Burgerschool
te Derenter te hebben afgelöopen, werd hy'
student aan de Polytechnische school te Delft.
Door familieomstandigheden moest de studie
voor ingenieur worden af gebro ten. H'j kwam
nu te Breda aan de Kon. Mi!. Akademieals
cadet van de artillerie. Maar dit beviel hem
niet; hy is het maar eenige maanden ge
weest. Hu ging naar Indië. waar zijn oom,
Jhr. Teding van Berkhout, hem eene plaats
had aangeboden als employéop zijne suiker
fabriek Tjomal. Wellicht had Van Musschen
broek al vroeger plan gehad naar Indiëte
gaan, want in Delft had hu zich ijverig toe
gelegd op de studie van de Javaansche en
de Maleische taal. Op Tj omal begon hij, om het
in een courant" maar niet lieflijk beeld uit te
drukken, als duivelstoejager: hij zat aan de
weegbrug, was de volgende maand tuinopzie
ner, daarna machinist, 't Was goed gezien
van zq'n oom, zoo kwam neef op de hoogte
van 't geheele bedrijf.
Van Musschenbroek, aldua werkzaam maar
meteen studeerend, kwam door eigen inzicht
en door vakechriften al spoedig tot de over
tuiging, dat de suikercultuur op Java op
verre na niet was wat zij zijn kon. Hij spaarde
vlijtig om naar Europa te kunnen gaan en
daar een ernstige, grondige studie te gaan
maken van de suikercultuur in haar geheelen
omvang. In 1882, vier jaren na z\jne aankomst
in Indië, vroeg en verkreeg hy verlof plus
financiëelen steun. HU bezocht in Europa
verscheidene wetenschappelijke inrichtingen,
vooral in Duitschland en suikerfabrieken
daar en elders. Van dien tijd af is v. M.
steeds in relatie gebleven met Dr. A.
Herzfeld, toen assistent, thans diracteur van het
Verems-Laboratorium der deulschen
Zucktrindustriel). Hij kwam terug in 1884, het jaar
van de vreeseljjke suikercrisis, toen zoovele
fabrieken ondergingen, toen zoovelen, die
steeds in welstand geleefd ha iden, te gronde
gingen door eene prijsdaling, tot dusverre
onbekend.
Juist was op Tjomal de betrekking van
administrateur vacant. De heer van Musschen
broek werd daarvoor benoemd, en nu begint
een tijd van onvermoeiden arbeid, van ruste
loos streven, eerst voor Tjomal alleen, later
ook voor andere fabrieken, en daarna voor
de belangen van de geheele suikercultuur
op Java.
In 1886 behoorden tot de fabriek Tjomal
nog maar ongeveer 350 bonws (een bouw is
bijna 71 aren), thans 1200 bonvs, terwijl de
suikerproductie per bouw kolotsaal is toe
genomen. Dit kon alleen bereikt worden
door een samenwerking van energie en
wetenschap, en hiervoor waren mannen
noodig als Van Musschenbroek. Geen moeite,
maar ook geen geld werd ontzien, waar betere
machines noodig werden geacht of op ander
gebied groote uitga"ven vereischt werden.
Meermalen ging v. M naar Nederland om
daar persoonlijk de belangen der industrie
te bepleiten, en kunnende wijzen op reeds
verkregen resultaten, daarbij een goed spreker,
die de zaken helder en duidelijk weet voor
te stellen met vermijding van alle effectbejag,
won hij steeds het geding, en kou hy' Tjomal
maken tot eene model-onderneming. Er werd
door v. M. eene arakfabriek aan verbonden,
voornamelijk werkende voor export, waarvan
het afzetgebied voortdurend toeneemt. Sedert
de laatste' drie jaren werd onder r. M. op
Tjomal supérieure witte suiker vervaardigd,
volgens een procédévan semi-raffiuade, tot
dusverre op Java nog niet toegepast. Wat
zou een Nederlandsche landbouwer van den
ouden stempel, die alles toch maar het liefst
laat zooals grootvader en vader het deden,
de handen ineenslaan, als hij op Tjomal eens
zien kon, hoe daar eene cultuur gedreven
wordt, in alles beaeerscht door de nieuwste
wetenschappelijke vindingen! En met welk
resultaat l1
De lezer vergunne ons hier eene kleine
afdwaling.
Tusschen 1840 en 1850 bereikte in Eageland
de industrie eene hoogte, waarvan men tot
dien tyd nooit gedroomd had. Eene deputatie
uit het toen nog bescheidene Japan bszocht
eene der grootste lakenfabrieken van Enge
land. Zij stonden verbaasd over hetgeen zij
te zien kregen, over hetgeen de Westersche
wetenschap op technisch gebied vermocht.
;£1) Dit nemen wij over uit het Weekblad
voor Indië", jaarg. 1907, no. 1.
Maar over nóg iets waren zij verbaasd, waar
de heeren fabrikanten minder mee ingenomen
waren; het viel der deputatie n 1. op, dat
de mannen en vrouwen, de werklieden van
de fabriek, die al die mooie en soliede
kleeiingstoffen vervaardigden, zelf zoo scha
mel gekleed gingen, dat zij, die zooveel
rijkdom voortbrachten, zelf den «tempel
der armoede en ontbering op het gelaat
droegen. Is dit misschien ook zoo geweest
met de werklieden Op de modelfabriek
Tjomal, is dit misschien op de suikeronder
nemingen op Java in het algemeen zoo?
De laatste helft der vraag mogen wij ont
kennend beantwoorden, en voor Tjomal, de
fabriek onder beheer van den hr. van Mus
schenbroek, evenzeer of nog beslister. Ware
dit anders, dan zou deze schets niet ge
schreven zijn. Aan uitbuiting, eruit halen
wat uit de arbeiders maar te halen valt,
daaraan heeft de hr. v. M. zich nooit be
zondigd; dat heeft hij integendeel steeds be
streden door woord en voorbeeld. De
dagloonen der arbeiders waren onder hem, voor
Java, vrij hoog, zo.odat er dan ook betrek
kelijk heel weinig volksverloop" plaats
vond, men had altijd werkvolk genoeg. Ook
bij de inhuur van gronden werd geen mis
bruik gemaakt van de miniere intelligentie
van den Javaanschen dessaman; er werden
steeds behoorlijke prijzen betaald.
Van Musschenbroeks succes vond' zijn
oorzaak in een scherp verstand, een ijzeren
wil, die het woord onmogelijk op den index
heeft geplaatst, een onkreukbaar karakter,
een ongeëvenaard organiseerend en admini
stratief talent." Eene autoriteit op het gebied
van de Java-suikercnltunr vergeleek v. M.
gaarne bij een veldheer, wiens oog mets
ontging en die steeds het geheel overzag.
Hij wilde hem voor exploitati"merk geven
wat eene messenfabriek uit Solingen als
handelsmerk heeft, nl. een oog, zonder meer.
Het oog van M. was overal, en 't was
gevreesd. Waj van M. dan een autocraat? Ja en
neen. Wie aan 't hoofd staat van eene groote
onderneming wordt allicht tot zekere hoogte
autocraat. En dit geldt nog meer van Indi
dan van Europa, is nog onvermijdelyker
ginds dan hier. Diarby' v. M. stond niet aan
het hoofd van ne zaak, maar had drie
betrekkingen, die ieder een vollen mensch
noodig hadden: hij was administrateur van
de groote suikeronderneming Tjomal", wai
President van het Syndicaat van Suiker
fabrikanten op Java en was Superintendent
over de suikerfabrieken van de Factorij der
Ned. Handelmy. Van M. was in ieder geval
niet zóó autocraat, of hij kon werken en
werkte met menschen, die hij zelf niet zou
hebben aangesteld; hy kon tegenspraak ver
dragen ; hij was ook niet autocratisch genoeg
om alles alleen of het beste te willen weten
ten stelde daarom zelf een adviseur aan voor
het agronomische, een voor het technische
bedrijf en een voor de fabricatie.
De heer Van Musschenbroek voerde eene
bijzondere werkwijze in voar den aanplant,
de Tjotnal-werkwijze", speciaal geschikt voor
West Java. Daardoor werd de rietprodu^tie
zeer verhoogd met gelijktijdige verhooging
van het suikergehalte. Die werkwijze is op
Java thans inheem-ich, doch Van M. had te
veel doorzicht om ze overal a tort et a
travers in te voeren. Ze wordt nu ook in
Oost-Java gevolgd, doch eenigszins gewijzigd
en aangepast aan de omstandigheden.
V. M. is op Java een der eersten, zoo niet
de eerste, geweest, die in de fabrieken alles
zooveel mogelijk op e resultaten der weten
schap baseerde; hy was altijd vooraan waar
het gold eene nieuwigheid in te voeren.
Als superintendent van de Factory -fabrieken
ging hij, by zijne inspecties, anders te werk
dan dit gebruikelijk was. Kwam hij bijv. op
eene groote onderneming van 1000 of 1200
bouws, dan was het geen hollen van het eene
gedeelte naar het andere om in zóó of zooveel
dagen te kunnen zeggen, dat de heele onder
neming geïnspecteerd was; V. M. koos
een paar tuinen uit en inspecteerde die
grondig (?zag elk sprietje", beweerden de
employés) om zich een oordeel te vormen over
de manier van werken.
Van Musschenbrosk is de vader van het
reeds genoemde Syndicaat van
Suikerfabrikanten op Java met zyne onderafdeélingen,
vakvereenigingen van employés, en van de
Congressen van dien grooten, invloedryken
Bond. Vroeger was er heel weinig eontact
tusschen de fabrikanten van West- en die
van Oost-Java. Veeltijds hadden zij geen
hoogen dunk van elkaar en hoorde men in
West-Java met weinig waardeering spreken
over de vakgenooten inO.-Java en omgekeerd.
Toen de communicatie beter werd door spoor
en tram, was degelegenheid gunstig geworden
om elkaar eens beter te leeren kennen. Bij
de oprichting van het Syndicaat had de hr.
V. M. wel voor oogen den Verein für die
dentsche Rübenrocker-Industrie", waarmede
hy van nabij bekend geworden was. Toen
het Syndicaat er was, kwamen ook de
congressen.
Voor een goed deel komt ook aan den
heer v. M. het vaderschap tos van de proef
stations, die veel hebben bijdragen om de
kennisvan de suikerproductie te vermeerderen
en te propageeren. Als een uitvloeisel van
het Syndicaat ontstond het Archief voor de
suikerindustrie op Java.
De Indische Regeering, het hooge belang
erkennende van verreweg de grootste cultuur
op Java, heeft, bijna twee jaar geleden, bij
Ordonnantie, aan het Dagelyksch Bestuur van
het meergenoemde Syndicaat opgedragen te
dienen als Officiëele Commissie van advies
in zake de Suikerindustrie."
Dit bewijs van vertrouwen van de zy'de der
Indische Regeering werd hoogelijk gewaar
deerd. Op het achtste Congres (1907) zei
daaromtrent de heer Van Musscheabroek,
Voorzitter van dat Congres, in zijne openings
rede:
Aan ons is het nu, Myne Heeren, om te
toonen dat wy dit, in ons gestelde vertrou
wen, verdienen; aan ons is het nu, om ons te
stellen op dat hoogere standpunt, waar mr.
Ramaer reeds op wees als een plicht on
afscheidelijk aan de behoorlijke vervulling
van een dergelijk mandaat verbonden,"" nl.
aan achterstelling van het particulier
balang bij het algemeene,"" waaraan mr. Ra
maer, die getoond heeft der suikerindustrie
zulk een warm hart toe te dragen en die
persoonlijk zulk een groot be'ang in die
indmtrie heeft, nog de volgende gedenkwaardige
woorden toevoeg Ie, die ik tot de mijne maak,
en die een belangrijken factor zullen moeten
uitmaken bij eik later uit te brengen advies:
Naar my'ne innige overtuiging dient hier
mede gepaard te gaan een groote belangstel
ling in de inlandache be/olking, het steunen,
waar het mogelijk is, van de helpers in ons
bedrijf, zonder welke wij hier niet zouden
kunnen bestaan.""
Dat de heer v. M. hirt had voor de be
langen van de Inlandsche bevolking en de
belangen van zy'n industrie breed wist te
zien, daarvan had hij al veelvuldige bewijzen
gegeven. Op Tjomal liet hij een paaar (markt)
bouwen voor de inlandsche bevolk'ng, die
der onderneming op 20 000 gl. kwam te staan.
Deze pasar is later in vollen eigendom op
de inlandsche gemeente overgedragen. Op
kosten van de fabriek werd ook een inland
sche school gebouwd en onderhouden. E ven
zoo eene kliniek, waarin het Europeesche
personeel bij ziekte wordt opgenomen tegen
eene zeer matige vergoeding, het inlandsche
personeel geheel opkosten van de onderneming.
Eene zaak had v. M. nog zoo gaarne door het
syndicaat zien ter hand nemen, nl. de op
richting van eene kweekschool voor Inland
sche laboranten. Wel heeft hy het zoo ver
gebracht, dat het Hoofdbestuur van het Syn
dicaat met zijn voorstel instemde, doch van
slechts een vijf en twintigtal ondernemingen
werden bijdragen toegezegd. Het is myne
vaste overtuiging", zoo de heer v. M. in
zijne openingsrede van het congres (L907),
tevens zyne afscheidsrede, dat eene derge
lijke school van groot belang zoude zijn voor
onze inlandsche helpers, en niet minder voor
onze fabrieken zelve. Aan de eerzuchtige en
intelligente zoons van onze schrijvers en
ambachtslieden en mandoers in het alge
meen aan de zoons van onze inlandsche
helpers zoude daardoor een weg geopend
worden om een hoogere sport op de maat
schappelijke ladder in te nemen dan hunne
ouders hebben gedaan, om aldus tot meer
dere welvaart te komen en een krachtig
stimuleerend voorbeeld tot inspanning te
worden van hunne naaste omgeving. Ik zoude
daarom dringend in overweging willen geven
om het plan niet te begraven, doch integen
deel deze zaak opnieuw aan de orde te
stellen en daaraan dan uw steun niet te ont
houden. Dit ij mede een der wenschen, die
ik tot myn spyt onvervuld zal achterlaten"
By monde van den heer F. M. Del f os werd
een geestdriftige afscheidshulde gebracht aan
den man van buitengewone verdienste",
welke woorden met een daverend applaus
bevestigd werden, v. M. is ongetwijfeld een
der voornaamste voormannen geweest, aan
wie het te danken is, dat de rietsuikercultunr
wel nergens een hooger standpunt heeft be
reikt dan op Java het geval is. De
suikermannen in andere koloniën spreken van Java
als our great teacher (onze groote leer
meesteres).
Voor zich zelf leeft de heer v. M. zeer stil,
genietende in zy'n tehuis van alle moderne
comfort, wat zijn verworven fortuin hem
veroorlooft.
In Indiëzorgde hij voor goede huisvesting
van zijn Europeesch personeel en daarna
liet hy voor zich een prachtig huis bouwen,
waarvan het scheiden, zou men zeggen,
moeilyk heeft moeten vallen, v. M. houdt
heel veel van muziek, en, als de gelegenheid
zich voordeed, liet hy wel eens artisten naar
Tjomal komen om een uitvoering te geven.
Dan werden alle employé's van de fabriek
en verdere kennissen met hunne dames
geïnviteerd.
Thans woont de heer v. M. in het sehoone
Baarn en komt van daar iederen morgen
naar Amsterdam, waar hy werkzaam is als
lid van de oude firma Van Heekeren op de
Heerengracht. Maar hjj staat nog niet geheel
buiten Java en zy'n suikercultuur; hy is
eere-voorzitter van het Syndicaat van Suiker
fabrikanten op Java en gedelegeerde van het
Departement Pekalongan.
Waren wij zoo ver als Frankrij k of Spanje,
wier koloniën afgevaardigden naar de
StatenGeneraal van het Moederland zenden, dan
zou een man als v. M. voorzeker een uit
Indiëgezondene zijn, om de belangen van
zijn nieuw vaderland, die zoo innig verbon
den zy'n met de belangen van het Moeder
land, in 's lands vergaderzaal te bepleiten.
Y.
Torpedoboot groot model, volle kracht stoomend.
Onze Marine.
in.
(Een kijkje aan boord van Hr. Ms.
pantserdekschip F r i e s l a nd").
Met een paar treden, komen we nu op
den bak, die heel veel op de kampagne
gelijkt.
In het midden weer het groote kanon,
dat hier jaagstuk" heet, met een
minutielift. Daarvoor een trossenspil, die met stootn
en met de hand kan worden bewogen en
twee palen, verbonden door een horizontalen
stok, de waschra. Hieraan worden lijnen
vastgemaakt, die aan den anderen kant aan
den voortop bevestigd zijn en waarop het
waschgoed te drogen wordt gehangen.
Op den bak, a*n bakboord en stuurboord,
liggen ook de beide ankers, benevens een
reserve-anker. Van de talrijke zaken, die,
aan het zeewezen ontleend, in het gewone
leven zijn doorgedrongen en die onze taal
met uitdrukkingen en beelden verrijkten,
heeft het anker het toch wel het verst ge
bracht Wij allen hebben, toen wij nog lieve
ventjes" waren, wel een ankertje op onze
mouw, muts of wat dan ook, gehad, nl.
het portret ervan" om met den School
meester te spreken. En daarna hebben we
winkels, of, om het mooi te zeggen: maga
zijnen Het Anker" gezien, handels- en
fabrieksmerken, bestaande uit een anker
wacht u voor namaak! we kregen op onze
verjaardagen dasspelden, bladleggers,
pressepapiers, inkt potten, sigarenkokers, enz., enz.,
alles bestaande uit- c f toch minstens voor
zien van: een anker. Dan is het anker het
symbool van de hoop en van het zeewezen,
in welke laatste hoedanigheid het prijkt op
uniformen, gebouwen, boeken, enz.
Ook ankers heeft men in soorten.
Het gewone anker, dat in den laatsten
tijd door andere verdrongen is, bestaat uit
den stok, die loodrecht staat op de schacht,
bovenaan, bij den ring, vervolgens de schacht,
d. i. dat deel, dat loodrecht naar beneden
zou hangen, wanneer men het anker aan
een touw vrij liet hangen, de armen, van
onderen en aan de uiteinden hiervan de
handen of vloeien. Het gedeelte, waar
armen en schacht bij elkaar komen, heet
kruis. De stok staat loodrecht op de richting
van de armen. Yalt nu het anker, dan zal
de stok veroorzaken
dat de armen niet plat
op den grond komen
te liggen en er dus
overheen gesleept wor
den zonder te pak
ken". Een van de han
den gaat nu in den
grond en het anker
zit vast.
Tegenwoordig heeft
men ankers, waar de
stok in de zelfde
richting loopt als de
armen. In het kruis zijn de armen draai
baar. We zullen nu voor de duidelijkheid
het anker aan een touw, dat wij in de hand
hebben, voor ons houden, al is het wat
zwaar. De schacht hangt nu loodrecht, de
stok loopt evenwijdig aan de lijn, die van
onzen linker- naar den rechterschouder
gaat. De armen, die een geheel vormen,
zijn nu naar boven gebogen, de handen
het hoogst.
De vlakken van de handen en de richting
van de armen is weer van den eenen
schouder naar den anderen, evenwijdig dus
aan den stok. Het is echter niet juist, wat
ik hier veronderstel. Want de armen kun
nen in het kruis draaien en zullen dus als
het ware omvallen. De handen vallen naar
onzen kant of juist van ons af. Zij worden
echter spoedig tegengehouden, zooals het
deksel van een kistje of een inktpot, dat
niet geheel naar achteren kan doorvallen.
De armen komen zoo nog niet eens horizon
taal, maar zijn nu schuin naar boven gericht.
Nu laten we het vallen. Het wordt voort
gesleept en dus zal de stok vooraan gaan
en zorgen, dat de armen plat op den grond
komen de liggen, wat hij juist bij de ge
wone ankers moest verhinderen. De handen
snijden nu in den grond, de armen draaien,
zoover ze kunnen naar beneden, in den
grond en als ze niet verder kunnen, zit
het anker vast.
Dit zijn de plattehindsankers". Weer
een nieuwere soort zijn de
plattehandsankers met verzwaarde schacht, die op de
Friesland voorkomen.
Nog nieuwer zijn de stokloozéankers,
die, behalve het ontbreken van den stok
ongeveer gelijk zijn aan de
plattelandsHet31anceeren der torpedo uit een torpedokanon.
Het weder oppikken der torpedo, nadat ze gelanceerd was.
ankers. Deze vindt men op onze nieuwere
pantserschepen.
Dreggen, die vier armen hebben, worden
wel gebruikt VOM sloepen en voor de kleine
torpedobooten. De G.-booten hebben
stoklooze ankers.
Op de Friesland heeft men dan nog een
gewoon anker, dat dienst doet als
stopanker" (om het schip vaster te leggen, b v.
bij het beschieten van een kust) en een
zoogenaamd werp-anker, ook een gewoon
anker, dat iets minder zwaar is en dat men
gebruikt bij het verwerpen". Men" brengt
dan in een sloep het anker een eind voor
het schip, laat het daar vallen en trekt
dan het schip vooruit, door het touw naar
binnen te halen. Vooral op zeilschepen
hadden deze ankers hun nut met windstilte
of tegenstroom. Nu worden ze echter weinig
gebruikt.
Deze beide laatste ankers bevinden zich
bij de kampagne, achter tegen het schip aan.
Boven het midden van het opperdefc
halfdek en loopplank bevindt zich het
tentdek. Doordat hierbij in het midden een
groot rechthoekig gat is, waardoor
schoorsteenen, masten, luchtkokers en koekoeken
steken en de uiterste zijkanten aan bak
boord en stuurboord slechts bestaan uit
ijzeren spanten, waarop de sloepen, w.o. aan
beide zijden een stoomsloep, kunnen liggen,
blijft er van het tentdek niets over dan
twee smalle paadjes, omgeven door een
koperen reeling. Loopen we dus aan stuur
boord naar voren, dan kijken wij links door
het open gedeelte op het opperdek, terwijl
wij aan den rechterkant de sloepen zien
liggen of buiten boord aan de davids zien
hangen. Aan het einde verbreedt zich het
tentdek over de ge
heele breedte van het
schip, zopdat men hier
een vrij breed pad
heeft van stuurboord
naar bakboord. Deze
verbreeding heet on
derbrug, om de een
voudige reden, dat
zich hier weer boven
de brug bevindt.
Op den onderbrug staat de
kommandotoren, die tot bijna tegen den brug reikt
en aan het andere eind van het tentdek ziet
men iets dergelijks: den torpedorichttoren.
De bestemming van beide zijn licht te raden,
zij dienen tot bescherming van die per
sonen, die voor hun werk een goed uitzicht
noodig hebben, n.l. degeen, die de
lanceerbuis richt en de kommandant, die natuurlijk
een overzicht over het schip moet hebben.
De kommandotoren is een cylindervormig
gebogen pantserplaat, waarvan de randen
niet geheel tegen elkander komen en eene
opening vrij laten, die als ingang dient.
Op eenigen afstand van die opening staat
een plaat, die den ingang beschermt. De
toren wordt gedekt door een kap, die er
niet geheel op past, zoodat er een reet ge
vormd wordt, waardoor men naar buiten
kan kijken. De toren bestaat uit 100 m.M.
dik gehard nikkeistaai, de kap heeft eene
dikte van 75 m.M.
Wanneer je in den toren gaat staan en
je denkt je een oogenblik in den toestand
van hem, die onder het kanongebulder van
een zeeslag hier in die nauwe ruimte alles
moet leiden, dan krijg je een groot angst
gevoel en je begeeft je gauw naar buiten, in
de frische lucht, waar je herademt, als ben
je aan een groot gevaar ontsnapt. Want het
is een griezelig idee, in zop'n doosje opge
sloten te zitten, waar je in je
leekenverbeelding de granaten al tegen aan hoort
kletteren en je kunt jezelf haast niet voor
stellen, dat je in een dergelijk ge val j e niet
liever buiten direct aan het gevaar zou
blootstellen, dan hier te moeten vertrouwen
op het weerstandsvermogen van den koker
om je heen.
In den kommandotoren ziet men weer
allerlei instrumenten, zooals slagentellers,
waarmede men het aantal slagen van de
macL e kan tellen, doordat men bij eiken
slag e^ fluitend geluid hoort; een roerver
klikker, die den stand van het roer aangeeft;
een stuurkompas; een telegraaf naar de
machinekamer; spreekbuizen naar kam
pagne, voorstation, enz. Een nauwkeuriger
kompas dan het stuurkompas bevindt zich
op de apentafel" op het tentdek, n.l. het
standaard peilkom pas.
Het is duidelijk, dat het besturen van
het schip in al zijne onderdeelen van n
plaats uit, hetzij, dat deze plaats de brug,
de kampagne, of tijdens het gevecht de
kommandotoren is, niet zoo heel eenvoudig
is. Het overbrengen van bevelen geschiedt
door spreekbuizen en telegrafen. Enkele
plaatsen zijn direct met elkander verbonden,
zooals kommandotoren en machinekamer.
Maar alle gedeelten zijn aangesloten met
het voorstation, zoodat via dit voorstation
elke plaats van het schip bereikt kan worden.
En ook bij dezen dienst, die, zooals men
licht inziet, van het hoogste ge wicht is, treft
men reserve-toestellen aan.
Achter den kommandotoren bevindt zich
een kaartenhuisje en aan stuurboord en bak
boord, eveneens op den onderbrug, twee
kanonnen van 3,7 cM.
Twee trappen aan beide zijden verbinden
den onderbrug met den brug, die ongeveer
denzelfden vorm heeft als de onderbrug.
Boven den kommandotoren heeft men het
stuurhuis, dat twee roeren, spreekbuizen,
enz. bevat. Het is büna geheel van glas.
Het roer wordt met stoom bewogen. De
roerganger bedient dus gewoonlijk het
stoomroer, een klein stuurrad. Men begrijpt, dat
voor het sturen veel reservetoestellen aan
wezig zijn, daar het schip zonder
stuurinrichting er al heel jammerlijk aan toe
zou zijn. Er is dus nog een handroer, een
groot rad, waarmede men direct het roer
beweegt, een stuurtelegraaf en nog tal van
andere inrichtingen, die op alle mogelijke
plaatsen zijn aangebracht.
Een trap brengt ons op het dakje van
het stuurhuis, dat natuurlijk weereen dek"