Historisch Archief 1877-1940
1636
DE AMSTERDAMMER
A°. 1908
WEEK
Dit nummer bevat een bijvoegsel
VOOB NEDERLAND
On.cLer red.a.ctLe
:F. L. "v;
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDOEF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor factie per jaar, bij vooruitbetaling, » . mail 10.
A&ondcrujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/»
Zondag l November
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door Je fixm»
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filiale)! dezer firma. De prijs per regel i> 40 Pfenniff.
INHOUD:
VAN VEERE EN VAN NABIJ: Het
Paradya Oorlag", d. K. Een paar pun
ten. Mannenbond voor Vrouwenkiesrecht-,
doar mr. W. E. van Straaten met naschrift
van d. K. FEUILLETON: Een avontuur
van Sherlock Holmes. Naar het Engelsen
van A. Conan Doyle (slot). KUNST EN
LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door
Ant. A ver kamp. Aristocraten, door Johan de
Meester, beoord. door Frans Coenen. Kipps,
door H. Gr. Wells, beoord. door F/ans Coe
nen. .Berichten. VOOR DAMES: Een
woord tot onze ondernemende Hollandsche
meisje?, door Henriette Baart de la Faille.
Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR,
door E. Heimans. Ons eigen land, met
afb., door W. Amsterdam. Arti.
Teekeningen, door Piasschaert, De Maas bij
Rotterdam, met afb., door Cornelis Veth.
Tijdschrift Sint Lucas, door W. Steenhoff.
Tentoonstelling van wandversiering in het
Stedelyk Museum te Amsterdaai, door M A.
van Rhy'n. Peenhaar". door Jules Renard,
beoord. door Stellwagen. De Sultan van
Turkije. Portret van J. C. Nygh t.
FIN. EN OECONOM. KRONIEK, door V. d.
M. en V. d. S. Briven van Oom Jodocus,
XXVIII. INGEZONDEN. DAMR
BRIEK. ADVERTENTIËN.
?ItlllllllllllllllllllllllllllllMIIMIMMIM
Het Paradijs Oorlog".
(Nog eens de zaak-Kley.)
Zoo weten we dan dat majoor Kley
ontslagen is, als straf, omdat hij geweigerd
had een order van zijn chef, luit.-kol.
Van den Hoff, uit te voeren.
Maar we weten pok, blijkens de vroeger
in deze zaak gewisselde stukken, dat die
chef bij herhaling orders heeft gegeven,
... die bepaald in strijd waren met de
reglementen en voorschriften, en dit ook
door hoogere autoriteiten is erkend."
Voorts vernamen wij nu uit de
aanteekeningen, in 't vorig nummer, dat,
in n dezer gevallen, het eenige waarin
de beslissing van den hoofdintendant was
ingeroepen, de chef in het ongelijk was
gesteld. En wat van niet minder
beteekenis is: dat na Kley's weigering,
het door den chef v. d. Hoff bevolene
niet is geschied, en ook nu nog, na
Kley's ontslag, in deze op de oude wijze
wordt gehandeld. En als wij hier nu
aan toevoegen, dat Kley in zijn oproep
aan de Nederl. pers, April 1906, ver
klaard heeft, geweigerd te hebben, om
een eind te maken aan de aanhoudende
willekeurige en met de voorschriften strij
dende bevelen, en alzoo een OXDERZOEK
te doen plaats hebben" dan kan men over
de door hem begane fout, althans met
eenige kennis van zaken oordeelen.
Die kennis echter wordt nog iets
meer voldoende, als men in aanmerking
neemt, dat Kley op eervolle wijs meer
dan 40 jaren, zes jaren als hoofdofficier,
het land had gediend; in 1895 voor de
tweede maal bij het Kol. Werfdepot
werkzaam gesteld, in 1899 bevorderd
werd tot majoor, en in de ruim tien jaren
van zijn dienst te Harderwijk nooit iets
gehoord heeft of gezien van zijn
conduitelijst, dus niet van eenige nadeelige be
oordeeling kennis moest nemen.
Doch nog is men zelfs nu maar ten
halve ingelicht, zoolang men niet ook
eens stilstaat bij hetgeen gezegd wordt
van den chef, onder wien Kley ten slotte,
na meer dan 40-jarigen dienst, tegen de
krijgstucht gezondigd heeft.
De heer Van den Hoff, men kon het
reeds in de Aanteekeningen lezen, was
volstrekt geen administrateur van aanleg.
Hij erkende zelf, voor ieder die het hooren
wilde, volgens Kley, dat hij van den
administratieven rommel niets wist en
wilde weten óók, terwijl majoor Kley
bijna zijn geheele leven in administra
tieven dienst had doorgebracht.
Deze Van den Hoff Was iemand, aan
gaande wien wij lezen: dat de andere
officieren, ja bijna allen, zoo niet allen,
onaangenaamheden met den Overste
hebben gehad" zoodat rustige plichts
vervulling niet zoo gemakkelijk onder
hem viel. En wat wel het meeste licht
verspreid over den heer Van den Hoff',
als chef, die den heer Kley ONGEVRAAGD
ontslag bezorgde, is het volgende indertijd
door den heer Kley in de dagbladen
meegedeeld. Zie Land en Volk 9 Aug.
1906.
.. .?ik wil een voorbeeld geven (een feit),
hoe, door toedoen van dienzelfden luit.-kolonel
C. F. van den Hoff een anderen officier de
gelegenheid werd gelaten, zijn eervol ontslag
zelf te vragen.
Die officier had zich schuldig gemaakt aac
feiten zóó ernstig, dat hy, ware hu voor eenen
raad van ondeizoek verschenen, ongetwijfeld
onwaardig zou z\jn verklaard langer als ofticier
te dienen niet allén, maar die hem met den
strafrechter zouden hebben doen kennis maken.
De feiten waren door getuigen bewezen, en,
na lang wederstreven, werd ook door den be
trokkene zelf bekend, dat hij ze gepleegd had.
En nu werd door toedoen en met medewerking
van overste van den Hoff, bedoelden officier ge
legenheid gegeven om direct zijn eervol ontslag
aan te vragen.
Er was zooveel haast by de zaak uit
vrees van inmenging van vrouwe Justitia"
bij meerder ruchtbaar worden dat die
ontslag aanvrage per telegram is geschied.
Reeds een paar dagen later stond dan ook
dat eervol ? ?) ontslag in de Staatscourant en
was de vogel gevlogen naar Amerika, of wie
weet waarheen.
Laat ik nu nog er bij voegen, dat een paar
(twee of meer) korporaals, die in bedoelde
zaak betrokken waren, streng werden gestraft;
ik vermeen met provoost en (of) degradatie,
dan is hierdoor reeds 't meten met twee maten
door overste Van den Htff bewezen.
Maar wat nu te denken van dienzelfden
overste, die, omdat ik niet wilde bukken
voor zijn willekeur, mij mijn eervol ontslag
deed thuis bezorgen zinder dzt mij de gelegen
heid dat zelf ie vragen, we-id gegeven f
O, 't is wel 11 Een officier die zich ont
maskerd ziet, die zich zelf en ai deren
ongelukïig had gemaakt, die 't vaderland moet
ontvluchten uit vrees voor de justitie, dien
wordt door overste Van den Hoft' met
verzaking van zijn plicht gelegenheid ge
geven zijn ontslag zelf te vragen.
Maar mij, wien niets, letterlijk niets, kan
worden ten laste geiegd, dan dat ik mij niet
als slaaf liet behandelen, mij wordt na
45jarigen dienst, waarfan 35 als officier en byna
G als hoofdofficier, mijn eervol ontslag thuis
gezonden, ongevraagd.
En een chef die zóó rechtvaardig (?) zóó
billijk (??) met ollicieren omspringt, wordt
door het Ministerie van oorlog door
dik-ecdun gehandhaafd ; over enkele weken kunnen
we misschien de bevordering tot kolonel in
de couranten lezen van dienselfden overste,
of zijn 'ifnoeming tot officier in de orde van
Oranje-Naseau en dan blijft hij zeker kalm
non-actief, tot hij goedvindt zelf zijn ontslag
te vragen."
Men ziet, wij bevinden ons hier midden
in het paradijs Oorlog".
Welnu, de heer v. d. Hoff is, ondanks
alles, werkelijk bij pensioneering tot
kolonel bevorderd!
En zoo iemand wist nu maj. Kley,
voor een verzet tegen zijn persoon, de
straf te doen oploopen van ONGEVRAAGD
ontslag!
Niet het opleggen van een disciplinaire
straf, waartoe hij het recht zou gehad
hebben, waartoe hij zelfs verplicht was,
zich had moeten rekenen, ook volgens
verklaring van Minister Idenburg; neen,
want dan zou maj. Kley, als dienstdoend
officier zijn zaak voor de hoogere auto
riteiten hebben kunnen brengen en
daar moest de heer v. d. Hoff zich liefst
voor vrijwaren. Daarom, tegen de ver
ordeningen in, een ongevraagd ontslag
uit den dienst, een ontslag dat als
een fait accompli zou zijn, toen maj.
Kley hei 'eerst uit de dagbladen moest
vernemen ... Een ontslag als een dolk
stoot in den rug, waartegen niet mesr
te reageeren viel. En hiertoe heeft de
Regeering dien chef geholpen. Gelijk de
laatste zijn slachtoffer volstrekt onkundig
had gelaten van hetgeen hij tegen hem
uitbroedde, zoo hebben de Ministers van
Oorlog en Koloniën de impertinentie aan
gedurfd van een zoodanigen chef als
eenige partij in het geding het woord
te verleenen, want voor dat in stilte
gebrouwen ontslag ? vonnis is zelfs
Kley, de tegenpartij, niet gehoord.
Wij herhalen hier eenvoudig de woor
den uit het rapport van de ('ommissie
v. V van Mei 19Ü7, uitgebracht door
het Kamerlid Thomson:
Hoe het echter ook zij, de wijze waarop
de zaak ia afgedaan, vermag Uw Commissie
niet goed te keuren; men ontslaat niet
plo'selinjüeen ambtenaar die het land meer dan veertig
jaren gediend heeft zonder hem alvorens in de
gelegenheid te stellen zich op ingebrachte
grie -en te rechtvaardigen. Door zoodanig
handelen wordt de rechtszekerheid geschokt,
en bevorderd dat ten onrechte bruikbare
krachten aan het leger kunnen ontvallen,
waardoor niet alleen aan de betreffende per
sonen nadeel wordt gebracht, maar ook aan
den lande, dat den pensioenlast te dragen
heeft."
Ziedaar nu het Recht, zooals het in het
Nederlandsche le^er geheerscht heeft
or,der Bergansius en Idenburg en zooals
het trouwens, men denke slechts aan de
zaak-Vreede, ook bij de Militaire rechts
pleging nog in onzen tijd geduld wordt! 1)
En hoe is het nu ? We laten de vraag
onbeantwoord. Maar wij kunnen in de
zaak-Kley wijzen op iets wat toch aan
een kleine kentering doet denken.
Men had Kley niet disciplinair gestraft,
maar ontnam hem zoo-maar zijn positie
als officier; men deed dat zonder hem
gelegenheid te geven, ze.'f ontslag te
vragen; en almede zonder hem te heb
ben gehoord. Maar met deze drie kren
kende handelingen te zijnen opzichte
was de maat nog niet vol. Men voegde
daar aan toe het verzwijgen van de reden,
waarom hij ontslagen werd.
Dat straffen met ontslag, men heeft
het in de Aanteekeningen kunnen lezen,
is onwettig, maar het weglaten van het
ter zake van volbrachten diensttijd" in
het ontslag-besluit, gaf aan het ontslag
ook officieel het karakter van een
strafontslag, daar steeds in een ontslag de
reden, waarom het gegeven wordt, is
vermeld ? en er hier dus ruimte over
bleef voor onderstellingen, alweder kren
kend voor een man van eer.
Welnu da regeering is bij den diepen
indruk, dien deze de militaire wereld
schandvlekkende zaak op het publiek
heeft gemaakt, toch niet geheel onbe
wogen kunnen blijven. Zij heeft na lang
overleggen geprobeerd of er niet een
mouw aan dat bedorven kleedingstuk
viel te passen, zoodat zij langer zich
niet al te zeer zou hebben te schamen
voor haar militair-rechtelijke confectie.
Zoo kwam zij er dan toe om Kley's
ontslag nogeens in de Staatscourant af
te drukken, n u aangevuld met de woorden :
m verband met volbrachten diensttijd.'1 En
hierop slaat majoor Kley's nieuw adres
aan de Tweede Kamer, waarin wij o.a.
lezen :
dat de regeering zelf blijk gai te erkennen,
er in het ontslag-besluit, iets niet -in den
haak was, want in de Staats Courant van 10
en 11 Mei j.l. No. 110, werd dat besluit
opnieuw afgekondigd mtt inlatiching van de
woordin : in rerbandmetvolbrachtendtensltijd."
(Officieel bestaan er nu twee afkondigingen
van hetzelfde Kon. Bes)., maar met twee ver
schillende redactief) (Staats-Courant 1905 No.lO
en 1908 No. 110);
dat de woorden: in verband rr.et, <m." :
ruimte laten voor:-,, m verband óók met nog
iets tndira"" en er niets andn-s in casu be
stond, wat der Regeering het recht gaf mij,
ia 1905, eervol te ontslaan dan allén
enuitsluilend na volbrachten diensttijd;
redenen, waarom adressant thans Uwe
Kamer verzoekt Hare medewerking te willen
verleenen tot het bekomen van
redactiewyziging in 'sadressants ontslag-besluit, in
dtzen zin, dat daarin de woorden: in ver
band met"volbrachten diensttijd" worden ver
vangen door : ter zake van volbrachten dienst
tijd"", zy'nde dit de eenige manier, n. h. v.
om aan het onwettig gegeven ontslag, alsnog
een weltigtn voim te geven."
Die vraag schijnt ons alleszins redelijk.
Men kent in de militaire ontslag-besluiten
alleen de term TEu XAKE van volbrachten
diensttijd"; een volstrekt duidelijke term
van beslisten zin; en nu de regeering
daarvan voor het eerst afwijkt in het
geval-Kley, waarin zij gehandeld heeft,
gelijk wij boven beschreven, en ontslag
heeft gegeven als straf behooren er
tot vernietiging van dit foutief
regeeringsmotief iets anders gebruikt te worden dan
bewoordingen, welken, na hetgeen geschied
is, een dubbelzinnige strekking moeten
worden toegekend.
Nu de regeering zich genoodzaakt zag,
hoe stiekem ook, iets van schuld te doen
blijken, had zij toch veel beter gedaan,
met royaal de fout harer voorgangster
te herstellen. Minister Idenburg behoorde
ook tot het vroegere ministerie, dat de
zoo treurige schennis van recht en huma
niteit heeft gepleegd.
Waartoe, zoo vragen wij, ook nu nog
dat aeplaa// en geknoei? Heeft een man
als Kley niet reeds genoeg geleden, door
wat hem van J \egeeringswege is aan
gedaan ? Of gevoelen Ministers niet
welk een leed iemand moet ondervinden,
een man van eer en van verdienste
wanneer zijn rusttijd, geheel het laatste
deel van zijn leven, door zóó veel en
zóó grof onrecht wordt vergald 'i Zonder
ling, in geen kring hoort men meer
spreken over eer" dan in dien van het
leger. En als men dan ziet, hoe licht
zinnig juist in het militaire de eer van
een ander wordt geringgeschat, en nog
wel het meest de eer van hem dio zich
durft verdedigen moet men wel denken,
dat onder al deze devotie van
eer"aanbidding het irare begrip van eer en het
warme gevoel daarvoor er hun kracht
hebben verloren.
Welnu, majoor Kley zal niet in zijn
eer hersteld zijn, vóór hem, met intrek
king van de Kon. Besluiten, een ontslag
wordt gegeven, ter zake van volbrachten
diensttijd, zoodat zonder eenige restrictie
wordt uitgesproken, dat het straf-ontslag
onwettig en onverdiend als het was, ver
vallen is. En onzes inziens, d. o. mede
naar het inzicht van alle
onbevooroordeelden, die van de zaak behoorlijk kennis
hebben genomen, zal dezen vervolgden
en gegriefden man eerst recht zijn ge
schied, indien men denke aan het
hierboven geschrevene over de promotie
bij pensionneering van Van den Hoff
ook hem een hoogere rang is gegeven,
dien hij dan toch tienmaal meer verdiend
zal hebben dan zulk een chef.
1) Men zie diens schrijven in het failcrland
van 15 April 1908 over onze barbaarsche
Militaire rechtspleging.
En wat er nu gebeuren zal?
De Commissie v. Verzoekschriften zal
nog eenmaal den Minister hebben te
adviseeren, thans door Kley's
aanteekeningen beter op de hoogte gebracht. Moge
zij, die, vrejmd genoeg, evenals vroeger
de Ministers die ontsloegen, Kley niet
heeft gehoord, bedenken, dat zij indedaad
het eenige collegie is, dat tegenover
militaire autoriteiten, een aldus mishan
deld militair steunen kan en dat het
er werkelijk omgaat, een schandaal in
het leger bij de natie bekend, niet half
maar geheel te verwijderen.
Of hebben wij minder aan de Tweede
Kamer dan aan den Minister zelf hulp
te vragen?
Da heer Sabron is een ernstig man.
Nog onlangs mocht men lezen, hoe hij
een Kadet, die te weinig eerbied be
toonde voor het militaire kleed, waarin
een zoo belangrijk deel van de krijstucht
is verstoffelijkt, mee naar zijn bureau
had genomen, en daarenboven er voor
gezorgd had, dat het kereltje streng
werd gestraft.
Zij, die het wél meenen met de dis
cipline, vernamen dat met genoegen, wijl
er uit bleek, hoe er een waakzaam oog
over het leger gaat, waardoor al deszelfs
knoopen en plooien worden geteld.
Welnu, hoe licht zal het Z. Ex. vallen,
ook inliet militair-rechtelijkkleedingstuk,
waarvan wij boven spraken, zooveel te
verschikken, als noodig is om het even
onberispelijk te doen zijn, als de wijze
waarop dat luchthartige jonkmensch
voortaan zijn jas zal dragen.
n. K.
Een paar punten.
Een paar punten, die gedeeltelijk te maken
hebben met de zaak waarom het gaat",
behandelt de heer Lulof's alsnog in een
artikel, dat hij ons toezendt en dat hij be
titelt: de zaak waarom het gaat". In een
heele serie artikels hebben wij voldoende
ons standpunt uiteen gezet, hamerend op
dit óéne aambeeld: dat de belasting ordon
nantie, ter Sumatra's Westkust uitgevaar
digd, de practisch bestaande onaantastbaar
heid der harta poesaka (.familiebezit) opheft,
en dat do regeering dezen aanslag op het
rechtsbewustzijn van het Maleische volk
heeft gedaan /onder het daarin ook maar
eenigszina naar recht, naar traditie en
naar billijkheid te kennen.
M. a. w. aantasting van het onaantast
baar familiebezit; nooit vertoonde en brutale
negeeringvan de volkshoofden vergaderingen.
Do heer Lulofs schrijft:
DE ZAAK WAAROM IJKT GAAT.
Van de gelegenheid mij door de redactie
geboden tot het geven van een korte dupliek
maak ik gebruik nog het volgende op te
merken.
Voor de aansprakelijkheid van familiegoed
.tot betaling eener schuld is het volstrekt
niet noodig, dat die schuld zij aangegaan, zij
kan. ook zijn opgdegd. Onder de schulden
waarvoor de adat uitdrukkelijk de aan
sprakelijkheid van het familiegoed decreteert
komt voor de oetang tmgah médan d.i. de
verplichting tot betaling van boete en ver
goeding, die door de overheid (destijds de
rapat panghoeloe) wegens misdrijf of over
treding wordt opgelegd; voor de voldoening
dezer schuld is de familie van den misdrijver
(overtreder') met heel haar hebben en houden
aansprakelijk. *
Nu noemt de adat belastingschuld niet
uitdrukkelijk onder de schulden, die op het
familiegoed mogen worden verhaald, na
tuurlijk niet, hoe zou de adat iets hebben
kunren regelen, dat tot dusver niet bestond,
maar waar we als grondregel vinden, dat de
familiegoederen mogen worden aangetast
wanneer:
]. het belang of de eer der familie dat
vereischen (betaling van doodschulder, vau
de kosten van feesten bij huwelijk, gehoor;e
en dood).
2. de handhaving der openbare rechts
orde zulks vordert ^betaling van bij vonnis
opgelegde boeten en vergoedingen),
daar kan men niet volhouden, dat de strekking
der regelen, die het Maleische vermogens
recht beheerschen wordt gevioleerd, noch,
dat de inlandsche maatschappij ter Westkust
uit haar voegen wordt gerukt" wanneer
voor de voldoening aan eene aan de familie
naar mate der door haar uit het familiegoed
getrokken inkomsten opgelegde belasting in
het uiterste geval het familiegoed executabel
wordt verklaard.
Den steller van den 4en noot herhaal ik,
dat hij dwaalt, wanneer hij meent, dat de
van een gebruikfaandeel in het farniliegoed
verkregen oogst zou behooren tot de harta
poesaka en dat voor den verkoop van dien
oogst of een deel daarvan de toestemming j
van de geheele familie vereischt zou zijn. '
Dit moge zoo geweest zijn in lang vervlogen
tijden, toen de familie voor het onderhoud
harer leden uitsluitend was aangewezen op
de natuurlijke producten van het iamiliegoed,
thans heeft de houder (houdster) *) van een
gebruiksaandeel in het familiebezit behou
dens de natuurlijke verplichting tot onder
houd van zijn (haar) gezin (dit laatste naar
de beteekenis in het matriarchale familie
recht daaraan toegekend) de volkomen
vrije beschikking over zyn (haai) oogst en
zou de aanwending daarvan ten bate b. v.
van een meer verwijderd familelid niet dan
bij wijze van gunst kunnen worden verkregen.
Wat ten slotte de vraag betreft of S.W.K.
behoort tot het rechtstreeks bestuurd gebied
van Ned.-Indië: het is waar, dat zelfs hoog
geplaatste bestuurs- en regeeringsambtenaren
gemeend hebben die vraag in ontkennenden
zin te moeten beantwoorden, daartoe geleid
door de ongelukkig gekozen woorden van
het z.g.n. Plakaat Pandjang sub d, dat de
bevolking wordt gelaten in het volkomen
bezit van derzelver politieke en huishoude
lijke regten", maar lees daar nu eens by den
onmiddellijk daarop volgenden uitleg vervat
in deze woorden: zoodanig, dat het Gou
vernement zich niet beinoeije, nog met het
benoemen der Hoofden, derzelver
regtspleging of eenigeandere huishoudelijke aangelegen
heid" ; dan geloof ik, dat men noch in 1833 en
evenmin in '53 iets anders bedoeld heeft dan
de waarborging eener gemeentelijke autonomie
en vooral het aanbrengen van een remschoen
tegen de uitbreiding der directe
bestuursbemoeienissen, waarvan in die tijden vooral
de daaraan verbonden nantieele gevolgen
werden gevreesd. Want welke beteekenis zon
men wel, in welk tijdperk onzer bemoeienis
ook, willen hechten aan de toekenning van
het volkomen bezit van politieke rechten... de
bevoegdheid b.v. tot het sluiten van verdragen
met vreemde mogendheden V Dit is toch
zeker een politiek recht, dat de bevolking
van S. W. K. vóór onze inmenging bezat!
8. W. K. is, en is in de practijk altijd geweest
direct bestuurd en wel al heel spoedig
zeer intensiff direct bestuurd gebied! Behou
dens een enkele schijnvertoonicg zijn alle
groote maatregelen van wetgeving op agra
risch, strafrechterlijk, mijnbouwkundig en
administratief gebied er tot stand gebracht
als in alle overig Gouvernements gebied:
door den Nederlandsen-Indiechen wetgever
en uitgevoerd door de van
Gouvemementswege aangestelde bestuurEarnbtenaren.
Wanneer men zegt, dat het Plakaat Pand
jang, bekrachtigd door het besluit van 1853,
Sumatra's Westkust stempelt tot zelf besturend
gebied, en dat de bedoelde wetgevende maat
regelen even zoofele aanmatigingen waren
en feitelijk onrecht, dan zet men de zaak
om een gemeenzame uitdrukking te bezigen
precies op den kop. Vanaf de beëindiging
der Padrioorlogen is Sumatra's Westkust
krachtens het recht van verovering gebracht
tot het direct bestuurd gebied van
Nederlandsch Indiëen in doorslag ook steeds als
zoodanig behandeld, alleen hebben de
verwarringstichtende, zinledige woorden van het
l'lakaat Pandjang nu en dan aanleiding ge
geven tot woorden en daden waaruit
geheel ten onrechte het tegendeel zou
kunnen worden afgeleid.
Den Haag, 20 Oct. '08.
C. LULOFS.
*) De aandeelhouders in het familiebezit
zijn meestal vrouwen ; de mannen deelen wel
mee, maar staan hun aandeel meestal aan
hunne met het onderhoud voor hare kinderen
bezwaarde zusters af, onder stilzwijgende
voorwaarde bij die zusters steeds een bord
rijst gereed te vinden, waartegenover zij weder
hulp verleenen, althans moeten verleenen bij
den veldarbeid.
*
* *
Dit stuk bevat drie punten.
Wij zullen ze slechts kortelijk beant
woorden, daar wij voor een meer ampele
beschouwing willen afwachten wat de
Nederlandsche regeering in haar memorie van
antwoord over deze poesaka-iiuaestie te
berde brengt 1).
Punt l is: De ooarsr, van familiebezit ge
wonnen, was slechts poesaka in lang ver
vlogen tijden."
Welk raixiintl'i'treheeft, willen wij vragen,
het door de Maleiers zoo angstvallig behou
den familiebezit:' Immers deze, en geen
andere kan het hebben: om de familiegroep
als geheel te doen leven buiten noaddruft,
op een zekere basis van welvaart, hoe ge
ring ook.
Daar liggen sawah'p, eigendommen van
de gemeenschap. Het familiehoofd heeft
onder algemeene instemming de deelen aan
gewezen, die ieder gezin bewerkt. Als regel
neemt elk de trouwens vrijwel gelijke vruch
ten van zijn arbeid. Maar zie, daar heeft een
1) Nadat wij dit schreven is de Memorie
van Antwoord over de Indische Begrooting
naar het blijkt verschenen. Wij zagen er
nog slechts het uittreksel van, dat het Hbl.
van 30 October bevat. Daarnaar te oordeelen
is de Memorie ten opzichte van de zaken
ter Westkust alleszins onvoldoende.