De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 1 november pagina 3

1 november 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1636 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. mannen ook vrouwen aanwezig te zien, dat 't thans, waar 't bovendien om een zoo spe cifiek vrouwelijk belang als 't vrouwenkies recht gaat, zeker verbazing wekken kan, dat er een veryaiering gehoudm wordt waar de meest gt ntereneerden, de vrouwen, geen toegang hebben. *) Maar ook voor ons mannen is 't van groote waarde dat de vrouwen het kiesrecht krijgen". En wat heeft hij nu te vertellen ? Het door den heer d. K. thans geci teerde begin mijner toespraak bevat even min een motiveering van de oprichting van een Mannenbond ..." Alsof wij dat hadden beweerd! En of iemand ter wereld zoo dom zou zijn om het uit het bovenstaande te halen! Maar als men deze mededeelingen van Mr. v. S. leest, moet de arglooze toch denken: Ach, hoe is 't mogelijk, dat men zoo iets uit dat citaat heeft afgeleid; wat wordt zoo'n man dan toch misverstaan! Maar dan heeft hij nog een pijl op zijn boog. Ik gebruik hier", zegt hij zeer plechtig, het woord.beweging, en dit woord is volgens .onze taal wel op de beweging voor vrouwen kiesrecht (dus een algemeen begrip) niet echter op den Mannenbond (een vereeniging) toepasselijk1'. En nu zal het gebruik van dat woord beweging, voorkomende in den 6en regel van het bovenaangehaalde, moeten te niet doen het feit, dat de spreker het over den Mannenbond- had en verder hebben zou, ten einde de verwondering" en de ver bazing" op te heffen!. Bij oo'a . soort van gedebatteer houdt alles op. '-?-?-Wtj geven hier slechts een proeve van 'Mr., v. Str.'s scherpzinnigheid, als man van Ihet woord «H van de pen. < Tot kenschetsing van zijn manieren zeker voldoende. Alleen willen wij, ten bewijze, dat wij het gelezen hebben, er nog den nadruk op leggen, dat mr. Van Straaten nu verzekert gronden" tot stichting van den Mannenbond te hebben ontwikkeld. Jam; mer, dat hij als practisch advocaat die gronden niet noemt, zoodat men niet kan weten of bet werkelijk gronden waren; zoo veel is zeker, dat de verslaggever van 't Handelsblad uitsluitend dien eenen, door -ons genoemden, grond als den eenigen heeft vermeld, terwijl dat verslag toch den indruk maakte van zakelijk volledig te zijn. Hoe dit zij, voor 't overige laten we de praatjes van mr. v. Str. voor hetgeen zij zijn, wie zou hier met strikte eerbiedi^ging van het tertium comparationis, het niet gansch natuurlijk vinden, dat de hen C baar pasgelegd windei nog wat heenpt en nakakelt? Alleen, ter voorkoming van misverstand, en opdat de hoofdzaak onder dat napraten niet verloren ga constateeren wij, dat we geenszin» den Mannenbond principieel 'bestreden hebben; al raeenen wij, dat de vrouwen mans genoeg zullen zijn om zelf het kiesrecht te veroveren. Neen, wy zyn uitsluitend opgekomen tegen de zotheid om een Mannenbond op te richten met het oog op de hoogstaande mannen; en als ?eerste, voornaamste motief van actie voor ben, te noemen, verbetering van het huwelijksmateriaal. Wij laakten de opening van een stichtings vergadering voor zulk een Bond, met een toespraak, waarin niet de geringste uiting van zedelijk plichtsgevoel werd vernomen. Als kon er in een zaak als deze kracht ?uitgaan van slap geredeneer alleen. Wij noemden het belachelijk, bij den aan vang van zulk een mannenbeweging per sonen in den Bond op te nemen, die toonen nog niet van 't nut van eensgezinde samen werking van man en vrouw overtuigd te zijn". Immers wal moet er van zulk een mengsel, als opwekkingsmiddel tot vurig en onverschrokken werken, worden ? ?Het zijn deze akeligheden, die ons tot spreken drongen. Maar indien dan, in de plaats van Mr. v. Straaten, ons niet anders dan uit zijn magere toespraak bekend, een man had gestaan van beteekenis, een wer kelijk hoogstaande" naar geest en gemoed, een die in rijkdom van kennis, in diepte van gevoel, en door het leven geschoold in takt, de woorden had kunnen spreken, die het oogenblik en het onderwerp vorderden, dan zouden ook wij zeker gezegd hebben: een Mannenbond, zóó gesticht en geleid ... wie weet! i>. K. *) Wij cursiveeren. in de Hoofdstad. Een der eigenaardigste kunstenaars-figuren der 19e eeuw is ontegenzettelijk Hector Berlioz. Bij zijn leven in zijn vaderland niet naar waarde geschat en slechts in Duitschland als geniaal componist geapprecieerd, werd aan zijn werken in Frankrijk eerst geruimen tijd na zijn dood de plaats toegekend, die zij verdienen. En toen werd het meer een fanatieke dweepzucht voor den vroeger miskenden meester, dan een warme ver eering. In Duitschland is Berlioz steeds gehuldigd en wel met volle waardeering, voortspruitende uit het erkennen van de Bchoonheid, die in zijn werken ligt opge sloten. Liszt, Schuman en Hans van Bülow, later Felix Mot tl en Weingartner zijn de kunstenaars die voor den Franschen Beet hoven, zooals BerlioK ten onrechte wel eens wordt genoemd, zijn in de bres gesprongen. ' Inderdaad ten onrechte ; want de kunst van Be -thoven, waaraan niets uiterlijks kleeft staat lijnrecht tegenover die van Berlioz waarin de uiterlijke effecten zoo'n voorname rol spelen. Vermoedelijk is de uitdrukking herkomstig uit het feit, dat Berlioz evenals Beethoven symphoniën componeerde, hierin afwijkende van zijn landgenooten, die slechts dramatische werken schiepen. Evenmin is het correct dat Berlioz in n adem, genoemd wordt met Liszt en Wagner zooals zoo vaak .geschiedt. Wanneer men Palestrina en Orlando di Laeso of Bach en Handel, of Haydn, Mozart en Beet hoven, of Mendelssohn en Schumann in n adem noemt, dan vindt zulks zijn grond en het feit dat deze meesters in hun tijdperk elkaar completeerden. Niet alzoo echter bij Berlioz, Liazt en Wagner. Ook zelfs zonder het beroemde Non credo" dat Berlioz na de beruchte Tannhiiuser-opvoering te Parijs schreef, kan men gemakkelijk erkennen dat Berlioa' kunst niets met Wagner te maken heeft. Maar ook aan Liszt's muie is zij vreemd. Berlioz is een eenling. Hij heeft geen voor loopera gehad en ook geen navolgers. Hij staat alleen. En dat zal wel goeddeels de oorzaak zijn dat men er nog niet toe gekomen is zijn plaats in de muziekgeschiedenis met juistheid aan te wijzen. Wat men echter ook van hem moge zeggen algemeen is men het er over eens dat hij een buitengewone oorspronkelijkheid bezit en dat zijn instrumectatiekunst, niet alleen bszien in het licht van zijn tijd, maar ook thans nog, op een zeer hoogen trap staat. Bside eigenschappen vielen mij weder op toen ik zijn Symphonie fantastique Epnode de la vie d'un artiste" Donderdag 22 dezer hoorde in het Concertgebouw. Ik behoef niet in bijzonderheden te treden over het onder werp der symphonie. Het is algemeen bekend dat de artist uit wiens leven de episode" gegrepen is, de componist zelf is. Evenmin behoef ik op de omschrijving der verEchillende onderdeelen in te gaan. Men weet dat Berlioz een idee flxe" als Leitmotiv" heeft aangewend en daarmede voor een groot ge deelte aan het programmatische zijner vjjf deelen eenheid heeft weten te verschaffer. De heer Gustav Kogel had blijkbaar veel werk gemaakt van de symphonie. Hij diri geerde met vaste hand en het orchest volgde hem onberispelijk. Het tweede gedeelte, tin Bal", beeft mij in de opvatting van den heer Kogel zeer bekoord. Hu wist daarin al de Töshëid en zwier te leggen, waarmede dit stuk moet worden uitgevoerd. In de scène aux Cbamps" trok de poëiievolle wedergave der solc-instrumenten in hooge mate de aan. dacht. Haar ook <ie overige gedeelten droegen geheel het karakter eener eerste-rangs inter pretatie. Het bizarre, waarover een dertig jaren ge leden bij de eerste uitvoeringen hier te lande zoo over werd geroepen, bleek thans reeds geheel en al te zijn afgesleten. Warm en welverdiend waren de toejuichingen die den heer Kogel ten deel vielen. Evenzeer mag ook geroemd worden de uitvoering van drie orcheststukken van Monsigny Rameau en Gluck. Het eerste is een weinig te lang uitgesponnen; maar de beide andere zullen vermoedelijk wel op het reper toire van het orchest blijven staan. Zij kwamen ditmaal voor het eerst ter uitvoering. Van den heer Julius Thornberg hoorde ik het Concerto romantique, op 35 van Godard. Het ligt den solist prachtig. Het Adagio speelde hu met al de zoetheid van toon, die zijn spel eigen is; de Canzonetta" zoo pittig en geestig en de Allegro's zoo grillig en piquant als men zulks in dit echt fransche werk verwachten mocht. Jammer slecht s dat de heer Kogel niet voldoende medeging met al die grilligheid vanden solist. Men voelde het dat Thornberg een blok aan het been (eigenlijk aan zijn strijkstok) had in de onvoldoende orchestbegeleiding. Het orchest heeft hieraan echter geen schuld. Het 143e Caecilia-concert bood ons slechts drie werken, maar imposante compositun uit verschillende tijdperken. Een concert voor twee solo-violen en solovioloncel met strijk-orchest van Hiindel, Beethoven's symphonie VIII en Brahm s eerste gymphonie. Het concert van Handel met zijn aanhef voor de solo-eerste viool, zoo kloek ingezet door den heer Timmner, bracht ons dadelijk in de gewenschte stemming. Geheel en al Handel, maar zóó geïnspireerd als de beste werken van dien meester. Het Allegro-thema als faga behandeld, is een meesterstuk van vindingen klonk door het reusachtigeCaecilia orchest vertolkt overweldigend mooi. Ook het Presto met zyn bewegelijk karakter, was heerlijk van uitvoering, zeldzaam van eenheid. In het Largo" traden de solisten behalve de heer Timmner, de heeren Thornberg en F. W. Gaillard op den voorgrond. Het klonk zoo bekoori ijk dat men de kortheid van het stuk slechts betreurde. Het Menuet en het Finaio completeerden dit buitengewoon interessante Concerto grosso, voor de kennismaking waar van men Caecilia" recht dankbaar mag zijn. Behoeft men thans nog ietg over Beethoven's achtste gymphonie te schrijven? Dit wonderwerk dat niet beoogt te verheffen of te ontroeren, maar dat dartelt en vol is van den gezondsten en heerlijksten humor? Humor dat is het woord, waarmede het karakter dezer symphonie moet worden aan geduid. Slechts in zijn Pastorale", die met deze 4en toonaard gemeen heeft, bracht Beethoven hier en daar een soortgelijke stemming tot uitdrukking; maar hier veel meer uitgewerkt, ook veel meer beoogd. Wat een kostelijke vondst cm aan het slot van den eersten Satz nog eens p.p. dat leuke hoofdmotief te doen hooren! Beethoven heeft zoo juist gevoeld dat hier geen Andante of Largo, of Adagio past; een allergeestigst trippelend Allegretto is hier op zijn plaats. Het veel bediecussieerde Meuuetto werd door den heer Mengelberg prachtig in het juiste tempo weergegeven. En het Finale met zijn van geest fonkelend eerste thema en zijn elegische zangmelodie in As neen het was verrukkelijk en verkwikkend zoo iets te hooren in een bijr.a volmaakte uit voering. Brahms' eerste symphonie echooner slot van den avond was moeilijk denkbaar. Brahms had al 02 werken in het licht ge geven, voordat hij de wereld verblijdde met een gymphonie, ook voordat hij zich zelven rijp achtte een symphonie te companeeren, zooals men zegt. Maar het is dan ook een werk dat volkomen den stempel draagt van grootEchheid enmajesteit. Somber, maar van hartstochtelijken gloed vervuld grijpt ons de eerste Satz aan. Een ietwat rustiger tempo zou misschien het karakter van het stuk ten goede zijn gekomen. Als een verkwikking na een groote smart werkt het Andante ssstenuto in E op den toehoorder. En na lang genoten te hebben van de heerlijke melodiën en prachtigen kleurenrijkdom, komt dan aan het slot als de hoorn en viool-solo aan het woord zijn, een gewijde stemming zich over den hoouïer uitstorten. Het derde gedeelte in -', maat, wijkt af van den gebruikelijken scherzo-vorm. Brahms heeft hierin echter het juiste getroffen. Hij heeft hierin een overgang gevonden tot den laatsten Sitz als niet schooner denkbaar is. Het is van een eeniggzins beschouwelijke gemoedelijkheid. Het Finale daarentegen geeft ons een beeld van kracht en jubel, zoodra de fraaie Adagioinleiding overgegaan is in het aan Beetboven's negecda herinnerende thema. Een waardig en feestelijk slot van den avond. De uitvoering was onovertrefbaar schoon. Van harte heb ik mij verheugd over den jubelenden bijval dien het zeer talrijke publiek den heer Mengelberg bracht voor zijn mees terlijke leiding, welke alle drie de werken ieder in eigen stijl zoo volkomen recbtdeed wedervaren. ANT. AVERKAMP. Aristocraten, door JOIIAX DE MEEKTEE, C. A. J. van Dishoeck, Bussum. 1908. Dit eene boek is (of zijn) eigenlijk twee boeken en de titel heeft, reehtvaardiglijk gesproken, enkel betrekking op het tweede. Want dien curieuzen dansmeester kan men enkel een aristokraat noemen, op de wijze a'.s Don Quiehot een ridder is, in elk geval zeer van de Droevige Figuur. Het boek begint met besliste roman-allures. Wij worden, als het heet, binnengeleid" in een nestig provinciestadje van ons zeer provinciaal vaderland en de preciese ligging, het uitzicht, de menschen en verhoudingen daar worden ons tamelijk uitvoerig en «eer duidelijk meegedeeld op een wijze, die half beeldend half satiriek mag heeten. En in de stadsomgeving, in dat scharrelig, kwaadsprekend, htuselend stadjesleven, komen vervolgens drie figuren scherper uit: die van Rens, den etadsdansmeester en leeraar aan de H. B. S., die van den Buon" op 't hooge huis en Leizeel, den eenigen, den met onverschillige minachting behandelden jood, die bezig ia enderdehand fortuin te maken. Van Rens en Leizeel vooral wordt ons in verband met allerlei ingewikkelde stadstoestanden, in weinige blad tijden, haast te veel verteld. Maar dan, in hoofdstuk III, wijken n de Baron" a de intrigante Leizeel ver op den achtergrond en beslaat Rens met gezin' voortaan de eerste plaats op dit romantisch tooneel. Het blijkt dan ten slotte enkel te doen, om een volledig beeld van dit gezin en vooral van Rens zelf, den oud-onderofficier, die na zijn parmantigen, militairkranigen diensttijd, hier in 'c stadje terecht kwam als dane- en en gymnastiekmeester, maar al te schielijk genoodzaakt zijn kost te zoeker} vanwege een haastig en gedwongen huwelijk met een op den duur zeer onsympathieke vrouw. ? Sedert leefde Rens, vooral sedert zijn twee dochters opgroeiden, als het offer van den huwelijken staat en teven} in zijn openbaar leven, als offsr zijner ijdelheid. Juist ook, omdat hij in str-nd zeer verhoogd werd, toen de stad een H. B. S. kreeg, waar Rens als leeraar in de gymnastiek aan verbonden wen!. Want wat de gewone dansmeester misschien verdragen zou hebben, verdroot hevig en bij voortduring den leeraar, nl. de kwalijk ver holen minachting, Je burgerlijkestands-trots der collega's" en der schoolautoriteiten. Die ijdelheidsknaging, dat gevoel van degradatie en voortdurend gepasseerd en beleedigd worden, verlaat den armen man nooit, en wat dit zeggen wil, welk onsym pathiek, maar waarachtig lijden schuilt achter deze op zich zelf comische uiterlijkheden, worden wij duidelijk gewaar uit de episode van het stadjesleven, waarvan de beschrij ving grootendeels dit eerste boek uitmaakt. Het is het eerste lustrum van de fameuse H. B. S., voor de stadskas een duur paardje op Btal, maar voor vele burgers niet onvoordeelig vanwege de kostgangers dat feeste lijk gevierd moet worden met een optocht, waarvan de Ned. Maag! een onvermijdelijk attribuut blijkt te zijn. Maar het is niet ge makkelijk vast te stellen wie die schoone rol vervullen moet, tot de ten slotte twijfel achtige eer tebeurt valt aan 's dansmeesters oudste dochter. Aanvankelijk met veront waardiging verwerpecd, verheugt zich ver volgens de heele familie over de eer hun dochter zoo hoog geplaatst te zien. Maar het blijkt vooral voor vader Rens een gecom pliceerde en uitgebreide, maar daarom niet minder bittere, teleurstelling. Men acht en huldigt zijn dochter maar ecbaarsch in de Ned. Maagd en zij wordt zelfs door het ge peupel gesmaad. Ziek van woede, wrok en teleurstelling keert de arme vent op den avond van het feest naar huis terug... En dan is Boek I ten einde. In het tweede wordt ons de heusche aristocraat voorgesteld: de eenzelvige baron, de verarmde edelman, die met geen andere bewoner van het stadje verkeerd, dan met... Rens, die de zoon van een oude meid der familie is. Hoe die bekrompen, driftig-zwakke man zijn doelloos en bewegingloos bestaan leidt, met wat dilettanterig lezen en altijd te veel portwijn drinken, met getob over geldzaken, m «t eenzame beuijding ... en wrok tegen zijn broeders, die beter slaagden in de wereld, wordt ons op eenvoudige manier, in heel sober geteekende tafreeltjes duidelijk gemaakt. Dan is er even een opleving in dat uoodleventje. De baron wordt gechar meerd" van Rens' oudste dochter, die de Ned. Maagd heeft voorgesteld, en denkt zoowaar aan trouwen. Dit geeft natuurlijk beweging en onthutsing, zoowel in den hune Rens als in des barons omgeving zelve, maar alles confourdine, want openlijk en zeker weet men van niets. Kr is ook nog niets zekers, want in den hoofdpersoon, den ver liefden baron, komt het niet verder dan tot strijd en zelfbeklag. Zijn neiging is een sentimenteele oude-marmen-verliefdheid. Hij schrikt terug voor het handelen, gooit in zelfmeülij de gehuld hiervan op zijn omgeving, en ... doet niets. Alzoo eindigt ook dit verhaal. Als men het verhaal noemen wil. Het zijn eigenlijk meer twee fragmenten tjr karakteriseering van Rens en den Baron, twee levensbeelden", zooals men het vroeger heette, gegeven om het grillige, bevreem dende van hun aard en geenszins om wat er met de personen gebeurt. Dus niets van een roman (trots dien ro-manlijken opzet) en niets van een logische en dramatische compo sitie, maar uitgewerkte schetsen, die met een heel smal bruggetje verbonden blijken, de laatste schets beter dan de eerste om de meerdere soberheid en precisie van teekening van woord en zin, het gansche stuk door. In de eerste, de Rens-episode, is nogal hinderlijk die gedrongen en gewrongen, die schokkende en brokkelige gang der volzinnen, waarin alles ineens verteld schijnt te moeten worden. In dezen trant: ..liet groote ding, terstond in het begin, onmiddellijk na die, óói als een verrassing waar-men hem-recht-mee-deed gevoelde, vol doening over- zijn immers niet meer dan vanzelfsprekende, toch lang twijfelachtig ge bleven benoeming aan de Burgerschool" (blz. 37.)" Zulke zinnen, als goederentreinen, zijn er vele in dit eerste verhaal en maken de lezing bepaald minder genietelijk dan het geval geweest ware, als het hier meer bedaard en minder kortaiemig in langademige zinnen toeging. Doch... het is ook waarldat men bij verhalen gelijk dit vrij wat taalgehaspel velen kan. Men ziet nl. terstond hoe het bedoeld is, als een vlot in elkaar getimmerd relaas van denkelijk zelfgekende personen en nabijgeziene toestan den. Die lagen klaar in herinnering en ver beelding, konden lóó, bijna met een staag loopende pen, opgeschreven worden tot een goed middelsoort literatuur, voedsel voor leesportefeuilles en toch met een beslist literairen sant. In de romans van Jeanne Reyneke van Sluwe kennen wij b,v. nog zulke lectuur, die er niet minder om genoten wordt bij bet groote publiek, dat zij ook kunst is, en die mis schien het rneeet heilzame middel uitmaakt om weer kunstenaar en publiek tot elkaar te brengen, welke sedert nu ongeveer dertig jaar wreed gescheiden leefden. Laten wij er daarom niet gering over den ken. Menschen als De Meester zijn op deze wijze de weldoende geesten (om niet engelen te zeggen) dia de aarde weer met den hemel verzoenen. FRANS COENEN. H. G WELLS» Kipps. De geschiedenis van een eenvoudige ziel. Uit het Engelsch vertaald door mevr. Gr. LOMAN-VAN Uii.i>iiiKs.G.Schreuders,Bennekom.l907. In Engeland, waar een werkelijk innig ver band bestaat tusschen schrijvers en publiek, in zoover de eersten n.l. precies schrijven wat liBt laatste graag leest (sentimenteele romantiek en far.tasterijen), waar dus de literatuur bijna geheel een zaak van industrie en koophandel geworden is, ia Engeland heeft elke auteur zijn eigen specialiteit,waarom hij beroemd is, r.ls bij ons Haarlem om zijn lulletjes en Weesp om He moppen. Zoo schrijft Conaa Doyle detective stories en altijd weer deteotive-stories en wil men van Wells liefet rnaar wonderverhalen lezen, realistische wonderverhalen. Soms echter worden deze beeren opstandig tegen hun lot en trachten zich voor te doen als -vrije en echte kunstenaars, die zich uiten naar de geest hen drijft. Zf>o bestaat er van Conan Doyle zelfi een eenvoudig boekje met zacht zinnige jeugilherinr:eringen aan allerlei .ge lezen boeken van beroemdeEngelscheauteurs, werkelijk heel aardig en lezenswaardig. Het is alleen maar te vreejen.dat zijn Engelsche afnemers hem in deze eenvoudige kleedij niet zoo iqtereeting" a!s anders zullen vindenen hij spoedig weer zal moeten scarijven naar het publiek hem drijft. Dat is de vloek van het speciale handelsartikel, waarin de firma beroemd werd, dat niemand gelooft dat hu nog iets anders ook goed kan leveren. Zoo ook Wells... Hij doet een welge meende poging zich aan zijn roem te ont worstelen en een eenvoudig-menschelijke historie te schrijven, waarin hoegenaamd niets bovennatuurlijks voorkomt. Maar... 't zal hein niet helpen. Ook hij zal, zoo niet door de kracht der gewoonte, dan toch door de smaak" des publieks gedwongen worden naar 't eigen bewerkte goudmijntje terug te keeren en nog blij mogen zijn, als hij 't niet uitgeput vindt... Want het publiek zal hem in dezen vorm riet ,,lusten", omlat hij bier droog en vlak en volmaakt onsappig blijkt, heel niet boeiend of verras-end als anders, waar hij Mars bij den kop heeft of een komeet bij zijn staart of iongleert met chemische en biologische wijzigheden. Het kan wel zijn dat dit boek oneindig meer gemeend en echt" is dan al zijn andere, en deze historie zoowaar ten deele zijn eigene, in leed en druk doorleefd, doch dan beteekent dit alleen, hoe deze schrijver zich ver- ? liep in zekere twijfelachtige Ictie, vastraakte aan zekere stereotiepe maniertjes van geestig heid en verhaaltrant, en nu het ware accent / niet meer vinden kan, dat de harten roert en dost medelijden. Het is waar, dat een Engelsch publiek zoodanig accent misschien toch niet zou waardeeren, maar het zou er dan toch-,zijn en een kleine minderheid plesier doen, terwijl, zoo als het thans is, dit levensverhaal van een onwaarschijnlijk simpelen hals, wel niemand zeer bevredigen zal. Het lijkt al te onmogelijk in den hoofdpersoon, daarbij absoluut zonder atmosfeer" en klaarblijke lijk op zekere, den Engelschen dierbare, sentimenteele blij eindigheid aangelegd. Het jongetje, dat zoo roerend op het buurmei*je verliefde in 't begin, moet door al zijn weder waardigheden heen aan 't slot ook met haar trouwen. Dat stond vooruit al vast Eveneens, dat hij op meer dan buitengewone manier rijk en weer arm en dan nog eens rijk zou worden en dat dit laatste geschiedt om ons tocb de volle maat der bevrediging mee te geven. Aldus zit in het verhaal zelf dit is duidelijk geenszins dat element van zui verder menechelijkheid, waarvan boven-sprake was. Het lijkt een zeer onverhev-en bedemksel, meer niet. Maar 't bizondere is gelegen in de nauwkeurige en fijne omschrijving der personen en hunne karakters; een verfijning en zorgvuldigheid, die eigenlijk buiten het verhaal staan, want voor het coaventioneelromantisch verloop had de schrijver zich de onkosten van zoo menschelijk getypeerde figuren kunnen besparen. Dit hij hen toch. geeft, schijnt er op te wijzen hoe het mate riaal dezer historie meer uit de eigen levens ervaring genomen is dan gewoonlijk en in verband met die algeheele afwezigheid van 't wónder-element, wil 'c ons schijnen of de auteur met dit werk innizer, (waarlijk kunst-) bedoelingen heeft gehai. Maar sedert lang ontwend in gemoede te 'schrijven naar liet 40 tent* p»r regel. Sanatorium voor Longlyders Erica" A7 f] XSPEE T. Uitsluitend eerste klasse. Het nieuwe gedeelte met Rüntgen-inrichting, biljartkamer, verwarmbare lighal enz. is l September 1.1. geopend. Geïl lustreerde prospectus op aanvrage. elephoon Interc. No. 10. Geneesheer Dr. H. SCHUT. De PHONOLA-PIANO LIPP", de voortreffelijkste combinatie van een PHOBfOLiA., gebouwd in een SPKCIALK L.IPP-PIA3XO, is alleen vorlcrija:l>aar ~b\j: DUWAER& NAESSENS (Hupfeld's Phonola-Filiaal) 'S-GRA.VLNHAGE, Kneuter-aijk 20. AMSTERDAM., Kaïverstraat 26 en bij de Agenten te: Arnhem: GEBR. WAGE^AAR; Haarlem.- P. v. OOY; Leiden.- D. 3. COCKUYT; Rotterdam: GEBR. RIJKEN & DE LANGE; Utrecht-Zeist; R. BOTIIN'GA & Co. ^F" Abonnement op l'lionola-rollen. .^VQ I'lioiioln-ArUstcii-rollrii waarborgen ceu artistieke ro»r«lraclit. FABRIKANTEN VALTOfl ZOI1 EN flMSTERDflM Verkrijgbaar bij: Hirseh en <Jie., Hofl., Leidscheplein. Adr. Schakel, llojl., Heiligenweg. H. Meyer, Ho/l., JConingsplein. Au Bon iTIarché, Kaïverstraat. mag. Keizershof, Nieuwendijk. K. H. Dik, Leidscbestraat 10. C. Nienivenkanip Kot t i 11 s1 «V Zoon, Galerij 29. Allen te Amsterdam. H. J. IxOOr, Lijnmarkt 2A, Utrecht. K. H. itoiisson & Co., Middelburg. BOUWT te NUNSPEET op de VELTJWE. Inlichtingen bij Ar t i", doorloopende schilderijen-tentoonstelling aldaar. Piano-, Orgel- en Iiiziekhamlel 91 eyroos & Kalslioven, .ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILEN. Vulpotlood Dit is het potlood, dat altijd puntig blijft zonder dat het ooit geslepen of gedraaid behoeft te worden. Ook gekleurde, prachtig dun en stevig, elegant, eenvoudig en onverslijtbaar. Overal te verkrijgen. Prijs 6O cent.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl