Historisch Archief 1877-1940
No. 1636
DE AMSTERDAMMER W EEK B L A D V 00 R N E D E R LAN D.
Ant. Derkzen van Angeren (e'a).
Ant. Derkien van Angeren (ets).
Ant. Derkzen van Angeren (ets).
De Haas b|j Botterdam.
De Maas, 12 etsen door AST.
DERKZEN VAN ANGEKEN. Uitgave
van de firma Wed. G. Dorens
en Zoon. Amsterdam
Van Derkzen van Angeren mocht ik
reeds vroeger etsen zien: landschappen,
«en paar figuren, een zeer opmerkelijken,
nauwgezet bestudeerden schedel, doch
nog niet rivier- en stadsgezichten als deze.
"Wie dat vroeger werk beschouwd en om
de sterke kwaliteiten bewonderd heeft,
vindt ook hier zijn meug. Derkzen van
Angeren heeft de drukke havens van
Rotterdam met dezelfde zorg bezien als
de motieven van zijn vroeger etswerk en
in vele dezer composities herkent men
met vreugde den eenvoudigen krachtigen
trant, waarin hij van een doodshoofd b v.
zooveel moois wist te vertellen. Groote
stelligheid kenmerkt dezen arbeid; deze
?etser werkt slechts weinig met uitge
beten tinten, of als hij dit doet, zooals
in sommige mooie regenluchten of zeer
donkere partijen, beheerschen toch voort
durend de zeer positief neergezette, de
Vormen met zekerheid aanduidende lijnen
dien tint. Met louter lijnen, niet eens
lllilllliiiiiniiiiiiiiiiiiiiiitimiiiiiiiHiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiHiiii
Dysselhoff; de Gouwe die in zijn dramatiek
op een van Gogh geïnspireerd lijkt; de
Haverkamp; de Haverman; de van de
Hoef, vrouw met lappendeken; de2meisjes
Van Isaac leraëls, levend; de aardige krabbel
van A. H. Koning (Haven in Dordrecht);
tle handige, bekwame dingen van H. Luns;
de Aan de Rivier" van Mastenbroek; de
Asters van W. Koelofa; Tegen den avond,
van ' Mevr. Schaap van der Pek... etc. etc.
De Tholen van het Kagermeer is fijn van
kleur in het schip, die van het hospitaal te
Veere moest meer dringende kracht hebben
?(de fijnheid is hier niet genoeg); Voermans
Wolkefiect doet verzorgd aan, hoewel wat
leeg; de twee Wandscheer missen wat haar
olie vér) soms bezit, te. Ben tentoonstelling als
t&cèmoest veranderd worden. Het is beter
v)jftig van de beste werken hier te hebben,
?dan deze geestlooze menigte. Het is te
wentchen dat het ooit gebeurd ofschoon in
xlezen wonderlijk stnurloozen tijd het niet te
verwachten is, een tijd die, het lijkt me,
?leeg loopt.
PLASSCHABBT.
TüIscBriftSiDtLncas,
itg. Vromantal, Brussel, en
Langenhuizen, Amsterdam.
Een nieuw tijdschrift, dat onze aandacht
Vraagt. Het is een Nederlandsche uitgave van
bet Bulletin des métiers d'Art", dat reeds
acht jaargangen beleefd heeft. Hier wordt,
meen ik, een uitbreiding van de Vlaamsche
Uitgaaf bedoeld. In den opstelraad" voor
Holland nemen o.m, plaats Toorop, Jan Stuyt
en Nieawbarn.
In aflevering I met den gebruikelyken
heilgroet aan vriendelijke lezers, geeft de redactie
«an waarover de inhoud loopen zal. Hoofd
zakelijk zal erin behandeld worden kunst ait
vroeger tijden, maar ook wel die van het
heden, 't Komt me voor, dat architectuur, mo
numentale kunst en kunstambacht bovenaan
x»p de agenda staan. Het wil ook mee streven
tot veredeling van het ambacht, waarvan
In de laatste jaren al eens vernomen werd.
Een reuzentaak" wordt dit genoemd, men
kan het, in de knelling der tegenwoordige
economische toestanden, nog beter een
bovenmenscheiyke" taak noemen om een am
bachtsman het onmerjschelyke te willen laten
doen zün boterham te risqueeren aan schoon
heidsidealen. Maar dit ter zijde, is er in
«Igemeecen zin heil te stichten, voor algemeene
verbreeding en verlevendiging der kunst
inzichten, door een geschrift, dat tracht de
meerling ingang te doen vinden, dat kaast
niet uitsluitend moet gezocht worden bij de
schilderij in gouden lijst of bij de Statuette",
maar dat ieder voorwerp door
menschenhand (met zorg en liefde) gemaakt, kan zijn
ha thing of beauty, a joy for ever".
Terecht, want dien kant moet het toch zeker
uitgaan bij de ontwikkeling van se hoon heidszin
en kunstbegrip, zoowel bij leeken ah kunste
naars Een tijdschrift, dat in die richting de
Uitzichten te verruimen tracht, heeft dan ook
daarom reeds recht op onze belangstelling.
Als dan echter de geest van zijn medewerkers
ook maar blijk . geeft van ruimheid I Naar
deze twee eerste afleveringen durf ik daar
van de verwachting oog niet zoo hoog te
stellen. Het voorstaan van Christelijke knnst,
of het kweeken daarvan, heeft althans het
voordeel, dat heel wat kostelijke voorbeelden
tiit het verleden opgediecht kunnen worden;
maar uit verschillende bladzijden hier schijnt
me de belijdenis van Catholicisme overwegend
boven de verkondiging van het kunstprincipe.
Zoo is er in te vinden een kunsteloos ge
schreven, nuchtere, tecbnische en historische
verhandeling over het munrschilderen, die
Wel' wat al te beknopt en onvolledig, voor
oningewjjden -toch belangrijk genoeg ter ken
nisname is. Maar aan 't einde wordt de schrij
ver, minder zakelijk, geeft zijn eigen meening
over het Doel... der muurschilderingen ?
Heen. het Doel der godsdienstvijanden (?die
nimmer met open visier strijden" Ij bij hun
zeer speelsche, zuiver ge
trokken lijnen, teekent hij
geestig het water, de klei
nere en grootere golven pp
de voorgronden van zijn
composities, zooals ze dan
sen om den boeg van een
schip, zich kringen om de
vaakdoorhemalsrepoussoirs
gebruikte ducdalven, of rus
tig voortkabbelen. Door dat
water stuwen de stoeten van
grootere en kleinere sche
pen; in de verte ziet men
de huizenrijen aan de ha
vens, die in enkele dezer
etsen, waar van water en
schepen misschien nog niet
volkomen genoeg is ge
maakt, de mooiste partij
vormen.
Een zonsondergang, waar
uit een zwarte sombere
aanlegplaats de vele masten
zich afteekenen tegen de
donkere, bewogen lucht, die
zich sluit om de lichtplek,
welke aan het verdwijnen is, heeft mij
bizonder getroffen; ook een regenachtig
weerzin voor muurschilderingen!? Die booze
menschen nu willen van het volk verwijderen
al wat tot het gemoed spreekt, al wat van rein
heid, vrome zeden gewaagt, al wat het kan
onder richten en geleiden op den weg van waar
heid, geluk en leven." Dat die tollenaars
toch nog altijd bestaan l Maar zooiets ademt
een geest van provinciale roomschigheid, die
hier het ijveren van den kun s t geest' toch
wel in een minder verkwikkelyke geur brengt.
De meest genietbare artikelen zijn van Jan
Stuyt. l o. Van de Bouwkurut als uitdrukking
van denkbeelden, 2o. Engelsche kerken. Deze be
schouwingen over architectuur van een bouw
meester laten zich aangenaam lezen. Een
vakman, die naar aanleiding der Engelsche
kerken in enthousiasme zich' uit om het be
langrijke aandeel van het klokkenwerk in een
brok kerk architect u ar, die met ingenomenheid
het gezegde van een zijner kennissen her
haalt, dat een kerk meer moet zijn dan een
Constructions product", die den pronkzin
wil weren van den ernst der massale ver
houdingen en besluit met de bewering, dat
de betrekkelijke majesteit van een gebouw
afhankelijk is, meer van de zwaarte en de
kracht van zijn massa's, dan van welk ander
onderwerp in de teekening massa's van
alles, massa's van substantie, van licht, van
schaduw, van kleur; niet een mixtum van
sommige ervan, maar breed uitgemeten ons
toebedeeld, niet gebroken licht of verspreide
donkere partijen, of verdeeld gewicht, maar
vlakke steenmassa's, breede zonneschijn, on
onderbroken schaduw". Wel ware het
gewenscht, dat hij het eerste onderwerp wat
breedvoeriger behandeld had; in dien warmen
toon had hij best langer aan de praat kunnen
blijven. Zeer mooie reproductie's (aierin
munt het tijdschrift wel uit) doen daarbij
werken uit onderscheiden tijden zien. Die
van het hoogkoor der Kathedraal te Beanvais
toont ons vooral de gothiek in haar volle
glorie, 't Is als een allelujah van
hoogopstrevende lijnen, en hier wel hebben we een treffend
voorbeeld van de jubelende verheffing van
godsdienstzin in een bouw werk uitgesproken.
De zuilen schieten opwaarts in ranke kracht
naar de bochting der bogen als edele fon
teinen en in zoo'n tempel hoort wel aan het
altaar in de diepte, de priester die de Hostie
ten Hemel reikt, of de in breed en kostelij k
fonkelend kaasuivel, pyramiedvormige ge
daante, deizend in wierookwolken, die na de
mis de monstrans plechtstatig opheft, haar
wendt van links naar rechts ter zegening
met Ons Heer (hoewel dan tegenwoordig reeds
veel geloovigen de kerk hebben verlaten na
het laatste Evangelie, om tijdig op de koffie
thuis te zy'n).
Nog is aan te duiden in deze afleveringen
een stuk over vaandels, banieren etc. en een
over het model en gebruik van hamers, dat
mooie teekenachtige en simpele werktuig.
Ter leering zijn zulke technische bijdragen
zeer gewenscht voor een tijdschrift als dit.
We hebben af te wachten wat Sint Lucas
verder geven zal; met de uitmuntende ver
zorging kan het aanbevelenswaard worden.
W. STEEN HOFF.
Tentoonstelling ?an wamlTersrag in het
Stedelijk Müsenin te Amsttraai,
(Voorbeeld en tegenvoorbeeld van
twee zoogenaamde mooie" kamers
uit de woningen der kleine bur
gers en arbeiders.)
Weled. Heer Redacteur.'
Naar aanleiding van hetgee a de heer Cornelis
Veth over bovenstaand onderwerp in uw
nummer van 18 Oct. jl. schrijft, ben ik zoo
vrij u voor het onderstaande eenige plaats
ruimte te verzoeken.
In mijn ingezonden stuk onder Kunst en
Letteren" in de N. R. Ct. 2e blad A, van 9
dezer, heb ik de kamer van den heer Berlage
een mislukking genoemd, op grond van de
door my in datzelfde schrijven genoemde
gebreken. Het artikel van den heer Veth geeft
Ant. Derkzen van Anderen (ets).
watergezichtj met een schuit, grauw en
triest onder de vochtige, gure lucht.
niMIMIIHMIMIINMtllJIIIHIimil
my thans redeu no£ het een en ander te zeg
gen over deze aangelegenheid, buiten en be
halve my'ne beoordeeling van de door den
heer Berlage in elkaar "gezette modelkamer
welke mi. als voorbeeld zeer is af te keuren
en weinig bevorderlijk zal blijken te zijn voor
het bereiken van het doel, dat er mede be
oogd wordt.
De heer Veth vraagt of de beide kamers
werkelijk arbeiderskamera zijn, althans of de
goede dit is, of wezen kan. Als ik he( ant
woord hierop geven mag, dan is dit ten deele
bevestigend. Slechts een gedeelte van wat
algemeen onder het.vjplk" verstaan wordt,
zal zich bij de aanschaffing van meubelair
laten leiden, en wel de bovenste laag, d.w.z.
de meer ontwikkelde»?maar het komt rny' voor,
dat bij alles wat in zake kunst voor het volk
gedaan wordt, sleed»; een andere categorie
profiteert dan men zich voorstelt, wanneer
er sprake is van Eet volk." Ik bedoel met
de profiteerende categorie ten eerste de meer
ontwikkelde werklieden, door meerdere ver
diensten in staat te lezen en te zien, wat de
wereld voortbrengt, maar ten t weed e, en niet
voor het minste gedeelte, de zonen uit den
arbeidersstand, die niet in handenarbeid hun
bestaan vinden, maar als ambtenaar,
onderwij/.er, handele- en kantoorbediende enz. werk
zaam zy'n, en meer de gelegenheid hebben
uitingen en invloed van kunst waar te nemen,
en er zich in te ontwikkelen.
Deze categorie moet de baanbreekster of
voorgangster zy'n voor degenen, die daartoe
nog niet behooren, en men meene niet, dat,
buiten deze categorie, by het gros van den
arbeidersstand waardeering of belangstelling
voor kunst te vinden is, en speciaal niet
voor de kunetuitiiig van den heer Berlage
in diens modelkamer.
Dit voor oogen, heb ik mij steeds te veel
van een goed interieur voorgesteld, heb ik er
steeds te hooge eischen aan geeield, om niet
getroffen en teleurgesteld te zijn door de
weinige zorg door den heer Berlage aan diens
modelkamer besteed; ben ik tevens verwon
derd "over de oppervlakkigheid, waarmede
deze modelkamer over het algemeen door
heeren verslaggevers beoordeeld en geprezen
wordt.
Een sterk staaltje hiervan geeft Het Leven
geïllustreerd" van 2 October 11. waar onder
de afbeeldingen der beide kamers te lezen
staat: de oude smakeloos en overladen, Ie
andere is ingericnt door den heer Berlage
en dus (sic) stijlvol"... kan het erger? Nota
bene, een ameublement dat elke eenheid mist!
De inrichiing van een goede kamer voor
den minderen man is niet zoo gemakkelijk
als men meent; daar is meer dan architec
tonische kennis voor noodig. En waar, zooals
in het onderhavige geval, de voorlichtende
pers het werk alleen prijst om den maker,
is deze te meer verantwoordelijk voor het
halve werk, voor het slechte voorbeeld, dat
hy heeft geaeven.
De heer Veth stelt voorts de vraag, of een
arbeider zich ooit ineens een volledig kamer
ameublement kan aanschaffen. Mijn antwoord
is alweder, het gros van de arbeiders niet,
maar de tot bovengenoemde categorie
behoorende wel. Ook kan men zich echter het
meubelair even goed geljjdelyfc aanschaffen,
zonder de eenheid te schaden.
Of het volk een gegeven voorbeeld, zal na
volgen, of zyn geld aan hom bast zal blijven
uitgeven, zal geheel van het voorbeeld af
hangen. Met soberheid als hoofdzaak zal men
zoomin bij het volk, als bij de hoogere stan
den succes hebben. Laat het interieur als
voorbeeld behalve eenvoudig, behagelyk en
gezellig zijn, in niets overdreven, en met
goede keuze van materiaal, dan zal een
totale ommekeer ten goede in de
meubeleering voor den minderen man ongetwijfeld
het gevolg zijn.
De tentoonstelling, voor zoover die ten doel
heeft, goede wandvemering tot de goedkoopst
mogelijke prijzen te laten zien, U ongetwijfeld
een stap in de goede richting. De zeer mooie
reproducties van schilderijen zullen allicht
bij den handel ingang, en bij het volk af et
vinden. De piullaria, a's waaiers,
rec'.ameDit is misschien nog niet
geheel de drukke,
overstelpend-drukke haven van een
koopstad als Rotterdam;
maar men heeft aan het
vermogen van den kunste
naar om een keuze te doen
uit het al te vele, dat zich
daar opdringt, aan zijn nei
ging tot soberheid en
yerklaardheid van compositie,
te danken, dat hij zoo niet
een natuurgetrouw beeld,
dan toch een mooi denkbeeld
van het aspect der rivier
geeft. Van de rivier, met d»
schepen, booten en schuiten
die zich bij hem aaneenslui
ten tot expressieve groepen,
en van het stadsdeel dat
men daarachter ziet, dat
stuk kade met de pakhui
zen, waar de groote stompe
kerktoren boven uitsteekt,
en dat tegelijk verweg blijkt
en duidelijk onderscheiden
kan worden, zoo fijn e a
zoo snedig is het aangeduid.
Wat het algemeene karakter dezer etsen
iMiimtiMMimiMimiiMMiiniiiiiiimiiimiiiiimmimiiiiiiiiiiiMnimiiiii
plaatjes etc. zullen dan vanzelf wel plaats
daarvoor maken, maar eer men speciaal wat
meubeleering betreft, resultaat van pogingen
zal veikrijgen, zal er nog meermalen met
andere en betere voorbeelden gedemonstreerd
moeten worden.
K o 11 e r d., 20 Oct. '08. M. A. VAN BHIJN.
Peente" door Jules flenari,
Opvoering Kon. Ver.
Om mevr. G. Braakensiek bespreek ik de
opvoering, en wel om deze rol van mevr. B.
en om de actrice zelve.
Mevr. B btzit een bij zondere geschiktheid
voor zeer jonge rollen, zij hesft daartoe de
fijne stem met de zeer jeugdige klanken,
en het fijne gezicht, met de onschuldige en
zeer fijne lijntjes. Gegrimeerd, is mevr. B.
een volkomen illusie van een fraai, fijn kind.
Dit is min of meer uiterlijk. Maar ook inner
lijk, dat een zaak is van het karakter. Want
mevr. B. bezit nog de mooie schuchterheid,
de fijne bedeesdheid tegenover het leven,
die bij zooveel anderen dadelijk na het eerste
ontwaken van de hartstocht verloren gaat,
en dan voor goed iedere poging tot de allure
van kinderlijkheid of onschuld zoo valsch
doet zy'n.
Hiermee zijn, meen ik, de voorwaarden
genoemd, die, van de Poil-de-Carotte 10! door
mevr. Braakensiek, een verblijdende gebeur
tenis voor het tooneel maken kunnen. Nu is
die rol dit nog niet zoo zeer. Want noa;
ontbreekt daaraan het diepere gevoel. Het
jonge talent van deze actrice wordt groot en
ontwikkelt zich in eene omgeving, waar haar
niet onderwezen wordt, dagelijks onderwezen,
dat iedere waardige artistieke praestatie een
daad is eveu ernstig minstens en even ge
meend als het leven zelf. Het gevoel wordt
niet bereikt door er tegenaan, of ernaast, of
er overheen te ppeleu. Want het gevoel moet
niet worden geïmiteerd". Die zoogenaamde
acteursflair, die zich- te groot acht, maar te
grof is, te zwak voor den diepen
gemoedsinhoud, is de groote lengen van-het-tooneei.
Want het echte gevoel is er de echoone
waarheid van. Als mevr. B. een kind
spelen wil, dat mishandeld wordt door zyn
moeder, en veronachtzaamd door zijn vader,
dan moet mevr. B. gevoelen, wat dit kind
voelt. Het kind zal meer verdriet hebben,
naarmate het fijner is en lief leryker. Dit is
zóó zijn lot. De actrice zy zoo fijn en liefde
rijk en hebbe de artistieke mededeelzaam
heid van het spel.
In de rol, die met een eenvoudige liefde
geschreven BC ijnt, is een dankbaar
oogenblik voor de actrice. Ib. zei? niet, dat de
auteur, met dat moment een dramatisch effect
he*-tt beooad. Maar het is er. En voor zoover
ik zou mogen aannemen, dat mevr. Braa
kensiek haar rol van gevoel dieper en inni
ger maken zal, geloof ik dat te wijzen op dit
mocnent haar spel niet behoeft te schaden. Het
is het oogenblik als Peenhaar zijn vader ver
telt, dat hij zich heeft willen ophangen. Want
als Peenhaar dit vertelt, staat het kind op
en doet met zijn hoofd en gerekt lichaam na
hoe hij deed toen hy op de hooigchelf staande,
zijn hoof! door de strop steken wilde. Indien
EU de rol van Peenhaar met liefde gespeeld
wordt, kan dit oogeublik van het verbaal het
groote, kinderlijke verdriet moment van het
heele stuk zijn en nu noem ik het teven»
een dankbaar oogenblis voor de actrice, omdat
de smart hier gespeeld worden kan met het
gi heele lichaam d. i %n een stand. Want als de
voorwaarde maar vervuld is, dat de inhoud
van het spel echt is en gemeend, dan hoeft
de actrice ook niet terug te schrikken voor
het ge paar van mogelijke overdrevenheid-van
actie. Ons moderne spel is zoo rijk niet aan
gruote uebaren(de Grieken ken len het heroiek,
en S lakespeare innerlijk-ea- uitbundig) en ik
denk, dat de goede tooueelspelerer zeer naar
veriangen moet.
In het spel van mevrouw Schwab?Weiman,
die de moeder is in het stok, is het tfpnen
aangaat, ze zijn vooreerst hoogst een
voudig en ten tweede zeer stevig werk,
zoaalsde teekening der détails, is ook tel
kens het geheel der compositie sober en
vast, en slechts zeer zelden vindt men
er partijen die er nog wat gecompliceerd
en druk uitzien. En de werking van deze
even smakelijke als conscientieuse behan
deling van een even rijk- als precair
procédéis bijna telkens schooni De rivier
bij een groote stad, ziehier het motief
dat los v#n een speciaal iportretteeren
van Rotterdam's haven of ha ven bedrijf
hier op fascineerende wijze is uitgewerkt.
Een motief, dat wy in ons land en door
n Hollander te zelden behandeld zagen,
om het niet zeer te waardeeren, waar
dit met zoo veel smaak en zorg geschiedt.
Zonder kleuren, die soms zulk een essen
tieel bestanddeel van het schoon der
aspecten gelijken, tot zijn beschikking
te hebben, zonder directe beweging, actie
vóór zich te hebben die immers bij
lichamen als schepen geen uiterlijke
spraak heeft weet hij ons composities
te schenken, die boeien n'door de actie
n door de kleur.
CORNELIS VETH.
ander op te merken, dat de voorgaande be
doeling eigenaardig illustreeren kan. Ik zeg
het zonder al te veel vijandige critiek tegen
Mevr. S.?W. Ben ik toch overtuigd dat
Mevr. S.?W. is eene min of meer goede
actrice volgens de opvattingen van de school
die tot het verleden behoort. En indien ik
denk b.v. aan wat ik van het theater-werk
van Victor Hugo gelezen heb, moet ik wel
gelooven dat Victor Hngo, leefde hij slechts
nu nog. van Mevr. S.?W. oordeelen zou. dat
zij speelt, zooals eene actrice spelen moet."
Mevr. 8.?W dan speelt de moeder van
Peenhaar. In dit moderne kalme d.i. geens
zins heroieke, noch romantische stuk is
Mevrouw Lepic een vrouw met verpest hu
meur. Het is een geval niet van een nood
lottig of rampzalig huwelijk, maar van een
verkeerd huwelijk doodeenvoudig. Meneer
Lepic past niet by Mevrouw Lepic,'dietwee
menschen moeten samenleven en dat heeft
van Mevr. Lepic's karakter, dat waarschijn
lijk toch al niet te fraai was, een verknoeid,
een giftig en valsch karakter gemaakt. Nu
is er ruzie: Meneer Lepic treitert en Mevr.
Lepic is zoogenaamd wanhopig. En dan staat er
ongeveer, (meneer spreekt tegen de meid, die
aanwezig is, over mevrouw): Nou begint ze te
schreeuwen; nou gaat ze woest heen en
weer loopen; nou eet ze d'r zakdoek op
nou gaat ze zich verdrinken in de regen
put, maar d'r ligt gelukkig een rooster op
en nou loopt ze hard weg naar de P« stoor.
Deze scène (mevrouw Lepic doet telkens
de dingen die meneer Lepic noemt) kan
precies het verschil aanwijzen tusschen vroe
gere opvattingen en de onze. Wij denken van
mevrouw Lepic: ze is wat kwaadaardig en
wat hysterisch, maar het beeft niet veel om
het lijf; maar mevrouw Schwab Weiman
speelt die mevrouw Lepic, in de standen van
een heks, of als de booze fee uit het sprookje;
er hoorde een ontbloot zwaard bij of een
toornig oog.
Het verschil tusschen de oude romantische
school en de onze is dat de oude school de
groote gebaren accepteerde, maar ze waren
hol en van een oneigenlyken aan het groote
gebaar niet overeenkomstigeu inhoud, terwijl
wy het met kleinere gebaren doen, maar die
hebben den zin van ons eigen leven.
Nu is er wel in ons een besef van onze
tekorikoming en een verlangen naar het
grootere spel, maar onze eenige werkelijke
kans is, dat het leven ons gemoed ruimer
maakt, en dieper en onafhankelijker,
en ons ook de grootere menschen weer brengt,
met de nieuwe, voor hun medemenschen.
gewichtige, grootere maatschappelijke capaci
teiten en gevoelens.
STBLLWAGBN.
De Sultan m Turiüe.
Van tijd tot tijd wordt Abdul Hamid II
de persoonlijkheid waarop de aandacht van
Europa zich concentreert. Drie jaar geleden,
toonde de groote moordenaar" zooals
Gladstoi e hem noemde, de uiterste koelbloedigheid
tegenover een poging om hem zelf te ver
moorden. Abdul Hamid bewees bij die
gelegenheid, dat, wat ook wezen mocht, hij
tenminste geen lafaard was. Maar al is hij
niet lafhartig, zijn achterdocht is nooit in
slaap gesust. Abdul is de achterdochtigste
man in Europa. En dit is niet vreemd.
't Is niet vreemd, dat een troon, op vrees
gegrondvest en eeuwen lang in stand ge
houden door vrees alleen, voortdurend om
geven is door achterdocht, 't Is niet vreemd,
dat de Sultan, met al zijne persoonlijke
dapperheid, reeds langen tijd in e'ken onder
daan een mogelijken moordenaar het-f t ge
zien en in elke vrij heidspoging eene uitdaging,
waarop bet zwaard bet eenige antwoord is.
Dat is niet vreemd; wat bijkans vreemder
is dan de ironie van alle menschely'ke zaken
dat is, dat Abdul Hamid II van Turkije,
de Schaduw Gods". zich met zijn eigen,
mond, een constitutioneel vorst heeft
ge