De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 8 november pagina 6

8 november 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMST,EHDr\MMKU WEEKBLAD V O O R :/N, E D E R L A N D. No. 1637, Leeuwarden van 1846?-19C6, door R. VISSCIIER. Leeuwarden heeft op alle, of op bijna alle steden van Nederland, dit voor, dat zijn geschiedenis te boek gesteld is van de oudste tijden tot op heden, dat zijne plaatselijke gesteldheid in al de jaren van het bestaan een open boek is. W. Eekhoff heeft Leeuwarden, zijne wording, geschiedenis en instellingen beschreven van de vroegste tijden tot 1846. R. Visscher, die den kundigen W. Eekhoff als archivaris van Leeuwarden opvolgde, heeft het werk van zijn voor ganger op uitstekende wijze vervolgd, zo) goed als tot op heden, nl. van 1846?1906. Niet slechts voor Leeuwarden en Fries land, ook in ruimer kring is R. Visscher's werk van aanbelang, voornamelijk om het wetenswaardige, dat hij o.a. vertelt over de inrichting voor zuivelbereiding, volksbibliotheken en vooral over de vele en voortreffelijk geregelde instellingen voor onderwijs, waarin Leeuwarden steeds om den voorrang dong. De laatste zestig jaar zijn, zoowel voor ons land, en zooals de archivaris op merkt voor Leeuwarden in het bij zonder" een tijdperk van ongestoorden vrede en welvaart geweest. Onafgebro ken heeft het Gemeentebestuur van Leeuwarden zijne krachten kunnen wij-* den aan de verbetering en de verfraaiing vae de stid, waarbij baar uiterlijke ge daante groote veranderingen heeft on dergaan. ? ??Hi Grachten, die als verkeerswegen hare beteekenis hadden verloren, werden ge dempt en vervangen door breede, aan weerszijden met hoornen beplante straten; nieuwe kanalen zijn gegraven ten gerieve van de steeds toenemende scheepvaart. T #ee belangrijke uitbreidingen, n naar de zuidzijde en n naar den oostkant, hebben de stad, welke niet langer door hare bolwerken is ingesloten, aanmer kelijk vergroot. Wel zijn by de eerste uitbreiding der stad lommerrijke beplan tingen verloren gegaan, doch het Ge meentebestuur heeft dit gemis zooveel mogelijk trachten te vergoeden door den aanleg van nieuwe plantsoenen en parken. Niet slechts aan de Zuid- en Oostzijde der stad, ook elders verrezen nieuwe wijken, terwijl verschillende oude stads gedeelten, welke bouwvallig of. voor de gezondheid schadelijk waren, werden weg gebroken. Oude gebouwen werden verfraaid en De Oldeho\ye. naar de eischen des tijds ingericht, een groot aantal nieuwe opgetrokken om aan vroeger ongekende behoeften van het maatschappelijk leven te voldoen. Men overwege welke diep1} ingrijpende ver anderingen dit in de laatste halve eeuw heeft ondergaan, men denke aan den machtigen invloed, welke alleen reeds de -aanleg van spoorwegen daarop heeft uitgeoefend. "Welk, een omkeer en ver betering in alles het electrisch bedrijf gebracht heeft, om van zoovele andere uitvindingen, op het dagelijksch leven v2n toepassing gebracht, niet te spreken, om te begrijpen, dat de pbysionomie van iedere stad, die niet in zoete rust ligt te sluimeren, zich in dit tijdperk moest wijzigen. Zoo i* het ook met Leeuwarden ge gaan ; in de laatste zestig jaar is de stad meer veranderd dan vroeger ooit in ge lijke tijdruimte het geval was. De stof om te bewerken heeft zich in die zestig jaar verbazend opgestapeld. Er was moed en beleid voor iroodig om die taak te durven aangaan, de stof te regelen en te ordenen, en trouw aan het eenmaal geordende plan ? om het geheel tot een goed ei D de te brengen. R. Visscher, den archi varis van Leeu war den, kan men gelukwenschen met bet volbrengen van die taak. Zijn werk sluit zich waardig aan bij dat van zijn vo'trtreffelijken voorganger, archivaris W. Eekhoff. Leefde deze nog, hij zou R. Visscher, zijnen opvolger, zonder voorbehoud dank zessen. Die dank zou van groote be teekenis zijn. R. Yisscher heeft als vroeger W. Eek hoff waarde gehecht aan eene goede indeeliog. De beschrijving van Leeuwarden's ontwikkeling heeft hij in twee afdeelingen gesplitst, waarvan de eerste de kanalen en straten, den toestand der stad in het algemeen en de laatste de gebouwen en instellingen behandelt. Daar de geschiedenis van Leeuwarden, uit een topographisch oog punt beschouwd, in het tijdvak na 1846 tot heden, twee hoofdmomenten aanwijst: de heide groote uitbreidingen, heeft R. Visscher in het eerste gedeelte achter eenvolgens de wijzigingen der stad tot omstreeks 1870, de uitbreiding naar het Zuiden, de veranderingen van 1870?1906 en de uitlegging naar het Oosten nage gaan. Aan het werk zijn ter verduidelijking drie kaarten toegevoegd: l o. de platte grond der stad in 1845, welke, reeds in Eekhoff's werk opgenomen den toestand weergeeft, zooals die bij het begin van het in dit werk behandelde tijdvak was; 2o. het grondplan van de uitbreiding naar het Zuiden, en 3o. de kaart van het huidige Leeuwarden. Het werk is door de firma Martinus mooi en flink uitgevoerd, in een weinig groot^r formaat dan de twee deelen van W»Eekhoff s Geschiedkundige beschrij ving van Leeuwarden, van de oudste tijden tot 1846." Misschien is het jammer dat het for maat van het nieuwe werk, niet gelijk is aan het oude... Dit is de eenige op merking op de uitgave te maken. Een goede gedachte was het van de firma Nijhoff om ook in R. Visscher's werk evenals in dat Van Eekhoff i eene afbeelding van een der zeer oude bouwmonuraenten van ons land op te nemen, van de toren Oldenhove. Met den bouw dezer torea ving mea in 1529 aan. In dit zelfde jaar was zij reeds tot den eersten trans opgetrokken, gelijk nog het jaartal op dien omgang en op den hoogsten der 127 steenen trappen aanwijst. De Bouwmeester Jacob van Aaken overleed i n. het derde j tar van den bouw. De Regeerine dropg toen aan een werkman, Meester Cornelis de vol tooiing van het werk op, in den geest van den bouwheer Jacob vao Aaken. Meester Cornelis werd voor deze gelegenheid aan gesteld tot Stads-bouwmeester op de zelfde voorwaarden als zijn voorganger, met deze uitzondering, dat hij tien in' plaats acht stuivers 's daags tot werkloon zou ontvangen, en daarin boven eene vrije woning, en jaarlijks een lakensche tabbaard, op wiens rechtermouw het wapen der stad, een vergulden Leeuw, geborduurd zou zijn, ten teeken, dat bij werkte in dienst der stad. Hoewel spoedig bij den bouw zich aan de Noordwestzijde verzakking ver toonde, ging men toch met den bouw voort, die echter en voor goed gestaakt werd, in 1532, bij het voltooien van den tweeden trans. De voltooiing blijft een vrome wensch. De toren vertoont zich nu nog als in 1532, toen men het geheel, ter hoogte van 133 voet, met eene spits toeloopende houten bedekking bedekt heeft. Van verdwenen schilde rachi i ge gebou wen of buurten komen in R. Visscher's werk ook afbeeldingen voor. Twee er van zijn bizonder merkwaardig, die van: Het Landschapshuis, afgebroken in 1849 en vervangen door het Ritske-BoelemaGasthuis", en Het Zwitsoh Walletje en de Rhalapyp (pyp = t-luis). Door demping van de gracht, loopende van de tuinen naar de Waeze, langs de Turfcnarkt en de Tweebaks-narkt, ver dween ook het Zwitsersch Walletje." J. H. R. Het Zwitsersch walletje en de Rhalapijp. Het Lindschapshuis, afgebroken in L849Jen vervangen door het Eitske-Boelema- Gasthuis. iitiimttiiiiMiimmiiiiiiiti J. C. utk. t Bij mijn aanstelling bad de Directeur 't mg nadrukkelijk gezepd : de Nieuwe RotterdamBChe Courant is niet allereerst een naancieele onderneming. Het journalistieke belang van, ons blad gaat vóór alles. Als het u mocht voorkomen, dat ge een zeer gewichtige tijding. het verslag van een merkwaardige gebeur tenis, op geen endere wijs in 't eerst-volgend nummer van de courant zoudt kunnen krijgen. dan neemt ge desnoods een extra trein ..." Die paar zinnetjes, om het pas aangekomen jonge lid der redactie in de nieuwe omge ving in te leiden, typeerden den heer Nijah als Directeur der courant. Daar sprak zijn fierheid uit, de eerbied voor het groote dag blad, door zijn vader gesticht, en dat toen reeds meer dan een halve eeuw zijn geslachts naam in den titel gevoerd bad, met onbespro ken eer. Niet allereerst een financieele onderne ming !" Dat weten wij allen, die onder zijn leiding hebben gewerkt. Neen, het hedry'f, waarover betn reeds op twintig-jarigen leeftijd de directie toevertrouwd werd par droit de naissance, was hem veel mér dan wat men onder het begrip een taak" pleegt te ver staan. Hij wijdde daaraan niet zijn leven met het eenig doel om de winat te vergrooten, al «al de toenemende bloei van de onder neming voorzeker zijn opgewektheid by den arbeid hebben bevorderd. Hy was niet de een zijdige zakenman, die slechts oog beeft voor de uitkomsten van de balans. Want bet ver vullen van de aanzienlijke taak, die zijn rader hem zoo jong op de schouders gelegd bad : om de Nieuwe Botterdamsche Courant te handhaven op de eereplaats onder de zich steeds verbeterende Nederlandscbe dagbladen, was hem een roeping, waaraan hij uit volle genegenheid alle energie van zijn krachtige persoonlijkheid gaf. En wederom niet allén zijn capaciteiten van den zeer modernen, breed aangelegden bussinesman, die hij on getwijfeld was. Bij den aandrang van zijn verbazerde werkkracht en de inzichten van zijn scherp intellect, volüdehij in zijn bedrijf ook impulsief de opwellingen van zijn menBcheliik gevoel, dat zoo licht aacsprekelijk was En hieraan dankt zijn nagedachtenis het, dat allen die onder zijn directie tezamen de Courant maa*ten,niet slechts missen den energieken, doortastenden rhef. maar vooral be treuren den deelnemer den,hartelijken mensch. De heer Nijgb wasén zeer impressionabel man. En spontaan gaf hij aan zijn indrukken uiting, 't Kon dus ook wel eens spannen in de directiekamer, en vooral in zijn brieven, die Vi>ak strosver van zakelijkheid waren dan hij wel meende. Hij, die oo streng op zyn o icht voor zich zelf was, liet zelden wat over z'n kant gaan. Zoodra iets hem hin lerde. sprak hy 't uit; soms vaderlijk gemeenzaam, een anderen keer lichtelijk ironisch, al naar zijn stemming. Of maar botweg, en dan was 't raak! Want er moest met stiptheid en ij/er in alle rangen worden gediend, 'n Ieder op zyn post, heel 't leger steeds door op voet van oorlog; en elk voortdurend op z'n quivive, gereed om slag te leveren. B(j hem ze!f doofde immers nooit 't vuur van den ras journalist ook maar 'n oogenblik uit. Maar had de heer Nijgh eenmaal gezegd wat hem op 't hart lag, dan bleef er ook geen spoor van rancune na. Dan was bij 't k «fijt. *ant je wist nu waar 't op stond. En aan napleiten had hij 't land. 't Moe-t vlot gaan ; geen gezeur. L)te kwestie afgedaan I En dan zat daar weer de voorkomende, tot helpen bereidvaardige man, die geen be Irukte ge zichten kon zien, en niets liever wilde dan de menschen, waar hij mee weikte, met raad en daad aan zich verplichten. Dat la» zoo in zijn blij mot diien aard IQ z'n omgeving moest 't opgewekt toegaan, 'n Ieder met lust aan zn taak. En zoo had hij de tact. om de menachen te bewegen zich naar zijn we.nschen te gedrazen. Niet zoo zeer uit een gejoel van discipline, dat immers het zoo onmisbare initiatief van het vrije vak" derjournalistiek zou hebben geremd. Zijn eigan sterk onafhankelijkheidsgevoel, dat ook de onafhanke lijkheid der Courant zoo onaantastbaar hooghield, ontzag de uitingen van anderer karakter; en oogendi«narij werd uit de hoogte beantwoord. Maar 't was meer uit een gevoel van genegenheid voor het bedrijf, door hem als 't ware verpersoonlijkt, en met zijn voorbeeld altijd en overal voor oo?en, dat toewijding tot de courant den medewer kers een tweede natuur werd, afgezien van den animeerenden prikkel, dien het jagend journaHstenbedrijf 'heeft in zich zelf. En zoo inspireerde de heer Nijgh heel dat veelvoudig samengestelde, en vooral inde redactioneele gelederen gant^ch individaeele, korps als een groot orkest ouder zijn opgeruimde, frissche leiding. Geen zaak" dus, die hij dreef, louter om wio^t. Maar een vocatie. Het bedrijf van het groote dagblad was hem wat voor een artieat zijn kunst, voor een geleerde zijn vak van wetenschap ia. Hij ging er in op. Hij wijdde er zich rusteloos aan, uit ingenomenheid met zijn taak, die hem, ter wille van de Courant, het vaderlijk|erfdeel,i|gansch vervulda l j Ik noem ie den heer Nij^h. zooeven een. ra?-journali8t, daarbij doelend op zijn jour nalistieke tlair", ziju journalistieke voelen. 't Behoeft geen betoog, dat. aaneen blad als De Nieuwe Rotterdaonche Couraut, de leider van het bedrijf uit den aard geen deel heeft aan de samenstelling van den redactioneelen inboud, waaro 'er uansch zelfstandig de Hoofd redacteur bestiert. En. misschien is aan geen enkele courant in ons land d^e scbeiding zóó volkomen! Maar, naast de uitvoering, naast het schrij ven en redigeeren, wat natuurlijk uitsluitend der redactie is, en, ouder haar toezicht, het werk van de correapondenten en andere me Ie werkers, - heeft men het organiseeren, aU het ware de techniek, van den inlichtingen dienst, waarover Hoof Iredacteur en Directeur dagelijks, ja, welhaast uur op uur, overleg plegen. Daartoe behooren onder meer de zorgen om zoo volledig mogelijk van alle belangrijke gebeurtenissen in stad en dorp, in 't land en in het buitenland, op de hoogte te worden gesteli, in den vorm van berichten, verslagen, brieven en beschouwingen. En bij volledigheid ia actualiteit een levenskwestie voor een courant. Welnu, op dat rusteloos bevorderen van de snelheid vooral, op zijn nooit aarzelende gre tigheid om plannen en voorstellen ten uit voer te laten brengen, waardoor de Courant completer en belangwekkender zou kunnen worden gemaakt, doelde ik, loen ik van des heeren Nijgh's journalistiek inzicht gewaagde. Daarin kwamen zijn organiseerend talent, zijn practische aard, zijn doortastendheid, die nooit van aarzelen wist, en zjjn vlug, klaar inzicht volkomen tot hun recht. Met de groote gemakkelijkheid van den modernen Betriebsführer beschikte hij over personen en hulpmiddelen, om voor ieder geval weeraan bet stelsel in elkaar te zetten, waardoor de Courant het best en het vlugst kon worden bediend. Voor zijn schrijftafel gezeten, was 't of hij slecits op de electrische knoppen hal te drukken, om 't aan stonds te laten gebeuren. In n spanning, maar uiterlijk rustig bedwongen en-met een prettig opgewekt gezicht, deed hij 't alles zonder bedenken slag op slag af. En dan moest 't kloppen. Een tik op een van de bellen, en wie de Directeur noodig bad van 't bedienend personeel, stonden al vóór hem. Een groot boek met de diensten van alle middelen van vervoer lag altijd bij de hand, en haast blindelings vonlen zijn vingers aanstonds de tabel, die bij zocht. De noodige bescheiden, brieven en telegram men, cofjieën van verzonden correspondentie, manuscripten van wat er in de courant bad gestaan, boeken om na te slaan, bewijsstukken in geschillen, becijferingen, naaml'jsten, data, 't moest alles in de administratie- en expe ditiekantoren of op het archief 166 gegroe peerd zijn, dat hij 't na een haif woord meteen voor zich had liggen. De stukken " steeds bij de hand, en geen geredeneer in 't wild, of getalm. Zijn orders gedoogden geen uitstel, 't Moest aanstonds gebeuren. Telefoons, de eigen telegraaflijn, de wielryders en automobielen, 't moest vlotten als of 't gesaneerd was. Inmiddels liep 't steeds af en aan in zijn kamer, die open ble f staan zoolang hij er was. En 'n elkeen stond hy te woord, eenvoudig aanmoedigend liefst kort. Maar hij was een gezellig man, die nu en dan doo* de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl