Historisch Archief 1877-1940
DE AMST,EHDr\MMKU WEEKBLAD V O O R :/N, E D E R L A N D.
No. 1637,
Leeuwarden van 1846?-19C6,
door R. VISSCIIER.
Leeuwarden heeft op alle, of op bijna alle
steden van Nederland, dit voor, dat zijn
geschiedenis te boek gesteld is van de oudste
tijden tot op heden, dat zijne plaatselijke
gesteldheid in al de jaren van het bestaan
een open boek is.
W. Eekhoff heeft Leeuwarden, zijne
wording, geschiedenis en instellingen
beschreven van de vroegste tijden tot
1846.
R. Visscher, die den kundigen W.
Eekhoff als archivaris van Leeuwarden
opvolgde, heeft het werk van zijn voor
ganger op uitstekende wijze vervolgd,
zo) goed als tot op heden, nl. van
1846?1906.
Niet slechts voor Leeuwarden en Fries
land, ook in ruimer kring is R.
Visscher's werk van aanbelang, voornamelijk
om het wetenswaardige, dat hij o.a. vertelt
over de inrichting voor zuivelbereiding,
volksbibliotheken en vooral over de vele
en voortreffelijk geregelde instellingen
voor onderwijs, waarin Leeuwarden
steeds om den voorrang dong.
De laatste zestig jaar zijn, zoowel voor
ons land, en zooals de archivaris op
merkt voor Leeuwarden in het bij
zonder" een tijdperk van ongestoorden
vrede en welvaart geweest. Onafgebro
ken heeft het Gemeentebestuur van
Leeuwarden zijne krachten kunnen wij-*
den aan de verbetering en de verfraaiing
vae de stid, waarbij baar uiterlijke ge
daante groote veranderingen heeft on
dergaan. ? ??Hi
Grachten, die als verkeerswegen hare
beteekenis hadden verloren, werden ge
dempt en vervangen door breede, aan
weerszijden met hoornen beplante straten;
nieuwe kanalen zijn gegraven ten gerieve
van de steeds toenemende scheepvaart.
T #ee belangrijke uitbreidingen, n naar
de zuidzijde en n naar den oostkant,
hebben de stad, welke niet langer door
hare bolwerken is ingesloten, aanmer
kelijk vergroot. Wel zijn by de eerste
uitbreiding der stad lommerrijke beplan
tingen verloren gegaan, doch het Ge
meentebestuur heeft dit gemis zooveel
mogelijk trachten te vergoeden door den
aanleg van nieuwe plantsoenen en parken.
Niet slechts aan de Zuid- en Oostzijde
der stad, ook elders verrezen nieuwe
wijken, terwijl verschillende oude stads
gedeelten, welke bouwvallig of. voor de
gezondheid schadelijk waren, werden weg
gebroken.
Oude gebouwen werden verfraaid en
De Oldeho\ye.
naar de eischen des tijds ingericht, een
groot aantal nieuwe opgetrokken om aan
vroeger ongekende behoeften van het
maatschappelijk leven te voldoen. Men
overwege welke diep1} ingrijpende ver
anderingen dit in de laatste halve eeuw
heeft ondergaan, men denke aan den
machtigen invloed, welke alleen reeds
de -aanleg van spoorwegen daarop heeft
uitgeoefend. "Welk, een omkeer en ver
betering in alles het electrisch bedrijf
gebracht heeft, om van zoovele andere
uitvindingen, op het dagelijksch leven
v2n toepassing gebracht, niet te spreken,
om te begrijpen, dat de pbysionomie
van iedere stad, die niet in zoete rust
ligt te sluimeren, zich in dit tijdperk
moest wijzigen.
Zoo i* het ook met Leeuwarden ge
gaan ; in de laatste zestig jaar is de stad
meer veranderd dan vroeger ooit in ge
lijke tijdruimte het geval was.
De stof om te bewerken heeft zich in
die zestig jaar verbazend opgestapeld.
Er was moed en beleid voor iroodig
om die taak te durven aangaan, de stof
te regelen en te ordenen, en trouw
aan het eenmaal geordende plan ? om
het geheel tot een goed ei D de te brengen.
R. Visscher, den archi varis van Leeu war
den, kan men gelukwenschen met bet
volbrengen van die taak. Zijn werk sluit
zich waardig aan bij dat van zijn
vo'trtreffelijken voorganger, archivaris W.
Eekhoff.
Leefde deze nog, hij zou R. Visscher,
zijnen opvolger, zonder voorbehoud dank
zessen. Die dank zou van groote be
teekenis zijn.
R. Yisscher heeft als vroeger W. Eek
hoff waarde gehecht aan eene goede
indeeliog.
De beschrijving van Leeuwarden's
ontwikkeling heeft hij in twee
afdeelingen gesplitst, waarvan de eerste
de kanalen en straten, den toestand
der stad in het algemeen en de
laatste de gebouwen en instellingen
behandelt. Daar de geschiedenis van
Leeuwarden, uit een topographisch oog
punt beschouwd, in het tijdvak na 1846
tot heden, twee hoofdmomenten aanwijst:
de heide groote uitbreidingen, heeft
R. Visscher in het eerste gedeelte achter
eenvolgens de wijzigingen der stad tot
omstreeks 1870, de uitbreiding naar het
Zuiden, de veranderingen van 1870?1906
en de uitlegging naar het Oosten nage
gaan.
Aan het werk zijn ter verduidelijking
drie kaarten toegevoegd: l o. de platte
grond der stad in 1845, welke, reeds in
Eekhoff's werk opgenomen den toestand
weergeeft, zooals die bij het begin van
het in dit werk behandelde tijdvak was;
2o. het grondplan van de uitbreiding
naar het Zuiden, en 3o. de kaart van
het huidige Leeuwarden.
Het werk is door de firma Martinus
mooi en flink uitgevoerd, in een weinig
groot^r formaat dan de twee deelen van
W»Eekhoff s Geschiedkundige beschrij
ving van Leeuwarden, van de oudste
tijden tot 1846."
Misschien is het jammer dat het for
maat van het nieuwe werk, niet gelijk
is aan het oude... Dit is de eenige op
merking op de uitgave te maken.
Een goede gedachte was het van de
firma Nijhoff om ook in R. Visscher's
werk evenals in dat Van Eekhoff i
eene afbeelding van een der zeer oude
bouwmonuraenten van ons land op te
nemen, van de toren Oldenhove.
Met den bouw dezer torea ving mea
in 1529 aan. In dit zelfde jaar was zij
reeds tot den eersten trans opgetrokken,
gelijk nog het jaartal op dien omgang
en op den hoogsten der 127 steenen
trappen aanwijst. De Bouwmeester Jacob
van Aaken overleed i n. het derde j tar van
den bouw. De Regeerine dropg toen aan
een werkman, Meester Cornelis de vol
tooiing van het werk op, in den geest van
den bouwheer Jacob vao Aaken. Meester
Cornelis werd voor deze gelegenheid aan
gesteld tot Stads-bouwmeester op de
zelfde voorwaarden als zijn voorganger,
met deze uitzondering, dat hij tien in'
plaats acht stuivers 's daags tot werkloon
zou ontvangen, en daarin boven eene
vrije woning, en jaarlijks een lakensche
tabbaard, op wiens rechtermouw het
wapen der stad, een vergulden Leeuw,
geborduurd zou zijn, ten teeken, dat bij
werkte in dienst der stad.
Hoewel spoedig bij den bouw zich
aan de Noordwestzijde verzakking ver
toonde, ging men toch met den bouw
voort, die echter en voor goed gestaakt
werd, in 1532, bij het voltooien van den
tweeden trans.
De voltooiing blijft een vrome wensch.
De toren vertoont zich nu nog als in
1532, toen men het geheel, ter hoogte
van 133 voet, met eene spits toeloopende
houten bedekking bedekt heeft.
Van verdwenen schilde rachi i ge gebou
wen of buurten komen in R. Visscher's
werk ook afbeeldingen voor. Twee er
van zijn bizonder merkwaardig, die van:
Het Landschapshuis, afgebroken in 1849
en vervangen door het
Ritske-BoelemaGasthuis", en Het Zwitsoh Walletje
en de Rhalapyp (pyp = t-luis). Door
demping van de gracht, loopende van
de tuinen naar de Waeze, langs de
Turfcnarkt en de Tweebaks-narkt, ver
dween ook het Zwitsersch Walletje."
J. H. R.
Het Zwitsersch walletje en de Rhalapijp.
Het Lindschapshuis, afgebroken in L849Jen vervangen door het Eitske-Boelema- Gasthuis.
iitiimttiiiiMiimmiiiiiiiti
J. C. utk. t
Bij mijn aanstelling bad de Directeur 't mg
nadrukkelijk gezepd : de Nieuwe
RotterdamBChe Courant is niet allereerst een naancieele
onderneming. Het journalistieke belang van,
ons blad gaat vóór alles. Als het u mocht
voorkomen, dat ge een zeer gewichtige tijding.
het verslag van een merkwaardige gebeur
tenis, op geen endere wijs in 't eerst-volgend
nummer van de courant zoudt kunnen krijgen.
dan neemt ge desnoods een extra trein ..."
Die paar zinnetjes, om het pas aangekomen
jonge lid der redactie in de nieuwe omge
ving in te leiden, typeerden den heer Nijah
als Directeur der courant. Daar sprak zijn
fierheid uit, de eerbied voor het groote dag
blad, door zijn vader gesticht, en dat toen
reeds meer dan een halve eeuw zijn geslachts
naam in den titel gevoerd bad, met onbespro
ken eer.
Niet allereerst een financieele onderne
ming !" Dat weten wij allen, die onder zijn
leiding hebben gewerkt. Neen, het hedry'f,
waarover betn reeds op twintig-jarigen leeftijd
de directie toevertrouwd werd par droit de
naissance, was hem veel mér dan wat men
onder het begrip een taak" pleegt te ver
staan. Hij wijdde daaraan niet zijn leven met
het eenig doel om de winat te vergrooten,
al «al de toenemende bloei van de onder
neming voorzeker zijn opgewektheid by den
arbeid hebben bevorderd. Hy was niet de een
zijdige zakenman, die slechts oog beeft voor
de uitkomsten van de balans. Want bet ver
vullen van de aanzienlijke taak, die zijn rader
hem zoo jong op de schouders gelegd bad :
om de Nieuwe Botterdamsche Courant te
handhaven op de eereplaats onder de zich
steeds verbeterende Nederlandscbe dagbladen,
was hem een roeping, waaraan hij uit volle
genegenheid alle energie van zijn krachtige
persoonlijkheid gaf. En wederom niet allén
zijn capaciteiten van den zeer modernen,
breed aangelegden bussinesman, die hij on
getwijfeld was. Bij den aandrang van zijn
verbazerde werkkracht en de inzichten van
zijn scherp intellect, volüdehij in zijn bedrijf
ook impulsief de opwellingen van zijn
menBcheliik gevoel, dat zoo licht aacsprekelijk
was En hieraan dankt zijn nagedachtenis het,
dat allen die onder zijn directie tezamen de
Courant maa*ten,niet slechts missen den
energieken, doortastenden rhef. maar vooral be
treuren den deelnemer den,hartelijken mensch.
De heer Nijgb wasén zeer impressionabel
man. En spontaan gaf hij aan zijn indrukken
uiting, 't Kon dus ook wel eens spannen in de
directiekamer, en vooral in zijn brieven, die
Vi>ak strosver van zakelijkheid waren dan hij
wel meende. Hij, die oo streng op zyn o icht
voor zich zelf was, liet zelden wat over z'n
kant gaan. Zoodra iets hem hin lerde. sprak
hy 't uit; soms vaderlijk gemeenzaam, een
anderen keer lichtelijk ironisch, al naar zijn
stemming. Of maar botweg, en dan was 't
raak! Want er moest met stiptheid en ij/er
in alle rangen worden gediend, 'n Ieder op
zyn post, heel 't leger steeds door op voet
van oorlog; en elk voortdurend op z'n
quivive, gereed om slag te leveren. B(j hem ze!f
doofde immers nooit 't vuur van den ras
journalist ook maar 'n oogenblik uit.
Maar had de heer Nijgh eenmaal gezegd
wat hem op 't hart lag, dan bleef er ook geen
spoor van rancune na. Dan was bij 't k «fijt.
*ant je wist nu waar 't op stond. En aan
napleiten had hij 't land. 't Moe-t vlot gaan ;
geen gezeur. L)te kwestie afgedaan I En dan
zat daar weer de voorkomende, tot helpen
bereidvaardige man, die geen be Irukte ge
zichten kon zien, en niets liever wilde dan
de menschen, waar hij mee weikte, met raad
en daad aan zich verplichten. Dat la» zoo in
zijn blij mot diien aard IQ z'n omgeving moest
't opgewekt toegaan, 'n Ieder met lust aan
zn taak.
En zoo had hij de tact. om de menachen
te bewegen zich naar zijn we.nschen te
gedrazen. Niet zoo zeer uit een gejoel van
discipline, dat immers het zoo onmisbare
initiatief van het vrije vak" derjournalistiek
zou hebben geremd. Zijn eigan sterk
onafhankelijkheidsgevoel, dat ook de onafhanke
lijkheid der Courant zoo onaantastbaar
hooghield, ontzag de uitingen van anderer
karakter; en oogendi«narij werd uit de
hoogte beantwoord. Maar 't was meer uit
een gevoel van genegenheid voor het bedrijf,
door hem als 't ware verpersoonlijkt, en
met zijn voorbeeld altijd en overal voor oo?en,
dat toewijding tot de courant den medewer
kers een tweede natuur werd, afgezien van
den animeerenden prikkel, dien het jagend
journaHstenbedrijf 'heeft in zich zelf. En zoo
inspireerde de heer Nijgh heel dat veelvoudig
samengestelde, en vooral inde redactioneele
gelederen gant^ch individaeele, korps als een
groot orkest ouder zijn opgeruimde, frissche
leiding.
Geen zaak" dus, die hij dreef, louter om
wio^t. Maar een vocatie. Het bedrijf van het
groote dagblad was hem wat voor een artieat
zijn kunst, voor een geleerde zijn vak van
wetenschap ia. Hij ging er in op. Hij wijdde
er zich rusteloos aan, uit ingenomenheid met
zijn taak, die hem, ter wille van de Courant,
het vaderlijk|erfdeel,i|gansch vervulda l j
Ik noem ie den heer Nij^h. zooeven een.
ra?-journali8t, daarbij doelend op zijn jour
nalistieke tlair", ziju journalistieke voelen.
't Behoeft geen betoog, dat. aaneen blad als
De Nieuwe Rotterdaonche Couraut, de leider
van het bedrijf uit den aard geen deel heeft
aan de samenstelling van den redactioneelen
inboud, waaro 'er uansch zelfstandig de Hoofd
redacteur bestiert. En. misschien is aan geen
enkele courant in ons land d^e scbeiding zóó
volkomen!
Maar, naast de uitvoering, naast het schrij
ven en redigeeren, wat natuurlijk uitsluitend
der redactie is, en, ouder haar toezicht, het
werk van de correapondenten en andere
me Ie werkers, - heeft men het organiseeren,
aU het ware de techniek, van den inlichtingen
dienst, waarover Hoof Iredacteur en Directeur
dagelijks, ja, welhaast uur op uur, overleg
plegen. Daartoe behooren onder meer de
zorgen om zoo volledig mogelijk van alle
belangrijke gebeurtenissen in stad en dorp,
in 't land en in het buitenland, op de hoogte
te worden gesteli, in den vorm van berichten,
verslagen, brieven en beschouwingen. En bij
volledigheid ia actualiteit een levenskwestie
voor een courant.
Welnu, op dat rusteloos bevorderen van de
snelheid vooral, op zijn nooit aarzelende gre
tigheid om plannen en voorstellen ten uit
voer te laten brengen, waardoor de Courant
completer en belangwekkender zou kunnen
worden gemaakt, doelde ik, loen ik van des
heeren Nijgh's journalistiek inzicht gewaagde.
Daarin kwamen zijn organiseerend talent, zijn
practische aard, zijn doortastendheid, die nooit
van aarzelen wist, en zjjn vlug, klaar inzicht
volkomen tot hun recht.
Met de groote gemakkelijkheid van den
modernen Betriebsführer beschikte hij over
personen en hulpmiddelen, om voor ieder
geval weeraan bet stelsel in elkaar te zetten,
waardoor de Courant het best en het vlugst
kon worden bediend. Voor zijn schrijftafel
gezeten, was 't of hij slecits op de
electrische knoppen hal te drukken, om 't aan
stonds te laten gebeuren. In n spanning,
maar uiterlijk rustig bedwongen en-met een
prettig opgewekt gezicht, deed hij 't alles
zonder bedenken slag op slag af. En dan
moest 't kloppen. Een tik op een van de
bellen, en wie de Directeur noodig bad van
't bedienend personeel, stonden al vóór
hem. Een groot boek met de diensten van
alle middelen van vervoer lag altijd bij de
hand, en haast blindelings vonlen zijn
vingers aanstonds de tabel, die bij zocht.
De noodige bescheiden, brieven en telegram
men, cofjieën van verzonden correspondentie,
manuscripten van wat er in de courant bad
gestaan, boeken om na te slaan, bewijsstukken
in geschillen, becijferingen, naaml'jsten, data,
't moest alles in de administratie- en expe
ditiekantoren of op het archief 166 gegroe
peerd zijn, dat hij 't na een haif woord
meteen voor zich had liggen. De stukken "
steeds bij de hand, en geen geredeneer in
't wild, of getalm. Zijn orders gedoogden
geen uitstel, 't Moest aanstonds gebeuren.
Telefoons, de eigen telegraaflijn, de wielryders
en automobielen, 't moest vlotten als of
't gesaneerd was.
Inmiddels liep 't steeds af en aan in zijn
kamer, die open ble f staan zoolang hij er
was. En 'n elkeen stond hy te woord, eenvoudig
aanmoedigend liefst kort. Maar hij was
een gezellig man, die nu en dan doo* de