Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1638
ik de wjjze, ik de vooruitziende, ik de
drieste, ik de..., die thans nog den
moed" heb mij zelf bij de volkeren aan
te dienen als dengene, die het vertrou
wen schond door andere mogendheden
in mij gesteld.
Het Raadsel! meer voegt het ons
niet te zeggen.
"Waar ligt bij een karakter, als dat
-van dezen Hohenzollern op een troon
de grens tusschen Vaderlandsliefde en
eigenliefde; ziedaar een hoofdvraag
waarop ieder wel het antwoord zal
schuldig blijven. En tot welke noodlottige
gevolgen kan een verwarring dier twee
leiden, bij iemand van zij a wilskracht
en eerzucht, van zijn jacht op het opzien
barende, van zijn gebrek aan eerbied voor
verhouding en maat, yau zijn geloof in
eigen hooge ontwikkeling en veelzijdige
begaafdheid, en vooral bij iemand van
zijn automobilistische natuur, den
gejaagden Reisekaiser, steeds de hand uit
strekkende om wereldpolitiek te voeren?
Maar .ah men dan nu met onbetwijfelbare
zekerheid weet, dat zij n Vaderlandsliefde
het ideëele niet eert, en zijn intellect
door de openbaarmaking van het inter
view zioh zóó pover heeft betoond,
dat zelfs zijn vrienden zulk een
onnoozeïheid verbijsterend achten wie vreest
dan niet, hier in het Westen, den woeligen
en rumoerigen buurman, die onder den
naam van vredeskeizer nu reeds zooveel
jaren achtereen Europa in een soort van
oorlogsspanning heeft gehouden.
Intusschen voor ons Nederlanders, ten
minste voor hen, die nog een waarschu
wing -noodig hadden, bracht dit interview
niets dan goeds. We kunnen thans, zonder
voor anti-duitschgezind te worden ge
scholden, constateeren, dat de
vriendelijkieden van den Oranjevorst," tot nu ons
bewezen, zijn als het Kruger-telegram,
dat de zwakken vervulde van hoop en
moed; maar we weten dan bovendien,
dat daarop dagen kunnen volgen, waarin
het innige gevoel voor een persoon, en
het politieke inzicht, een andere periode
doen aanbreken, zelfs tegen de wenschen
van het Duitschen volk in.
Gewaarschuwd door den Keizer zelf!
En de Duitschers, die behalve al het
overige, ook het inconstitutioneele te ver
teren hebben?
Terecht heeft Singer het politieke
.Duitschland reeds verweten, dit ongeval
is ten slotte uw eigen werk. Immers
aan niemand hunner was het onbekend,
hoe te Berlijn, voor heel het land, per
soonlijk werd geregeerd; dat men trots
Constitutie en Rijksdag leefde onder een
Pruisisch regime; gemuilband door een
wet op Majosteitsschennis, onder een
persoonlijk gouvernement, gelijk het niet
anders kon toegepast als een instrument
tot sterking van Vor&tenvergoding en
Heiischenverslaving, waarbij de vrijheid
dei» geestes, de kritiek wordt versmoord.
Elk woord van bitterheid, dat zij thans
spreken, al klinkt het nog zoo luid, het
mag niet lang naklinken, want het is
een aanklacht tegen hen zelf.
Wie verwacht van het huidig politiek
Duitschland door een opvoeding van
eeuwen, misschien wel ook tengevolge
van een ingeboren neiging, als
ethnologische bijzonderheid, verzonken in
hoogheidsvereering en gezagsaanbid
ding, zoodat de hervormende geest van
de Eransche revolutie schier geen vat
op hen heeft gehad thans een door
tastend optreden, een radicale zuivering
van den tot in den grond bedorven toe
stand?
Hoe men een ni< gevermot yoor zon eerste boet
Naar het Franse!/, van VÉLIX JAHYEK.
Jongeling, die de nooejfi ambitie in u voelt,
een tweede Balzac te worden, leen mij het
oor, om het droevige avontuur te vernemen
van den jongen Edmond en laat het uw
onervaren hart voorbereiden op de teleur
stellingen van de toekomst.
Hij zag er uit als melk en l loed, onze
jonge vriend, en wasén weinig droefgeestig
en droomerig aangelegd, bescheiden, als alle
degelijke mannen en welwillend tegen zijne
medemensehen, het kenmerk van verheven
geesten. Hij telde pas twintig jaren, inaar
zijne kennis was groot en zijn geest vervuld
van ernst ; de adel van zijne ziel was hij
zich bewust ; hij voerde reeds eece wel ver
sneden pen en zag vol verrukking neder op
het papier, waarop hij zijne teedere gevoelens
en zijne poëtische droomerijen uitstortte.
Van de vellen, waarain hij zijne gedachten
toevertrouwd had, betwistten onderscheidene
elkander den voorkeur. Onder meer had hij
een compleeten roman geschreven, het eerste
groote werk, dat zijn geest had voortgebracht,
het zuiverste spiegelbeeld van zijne jeugd,
doorgebracht aan den boezem der deugj,
verloopen zoet en liefelijk als een helder
beekje, zacht kabbelend over de gladde
steenen, onder de lachende schaduwen van
het geboomte.
Deze roman, evenals de Paul en Virginie
opgesteld naar aanleiding van eene delicate
waarneming van een gevoel, dat de auteur
in zijne kindsheid bezielde, ademde in zijn
geheele wezen eene reinheid, waardoor de
meest geblaseerde ontroerd zou zyn.
Hier volgt in enkele woorden de stof. Denk
u bjj het korte relaas, dat ik u er van geef,
beurtelings den eenvoudigen en breeden stijl
van Nodier en den uitgezochten goeden smaak
der eerste brieven van Rousseau en gij kunt
in uw geest het kle'ne drama opbouwen,
gelijk de jeugdige dichter het heeft voort
gebracht en zooals het noodzakelijk is, dat
En de goede Michel... zoo aan Prügel
gewoon ? Zeker, hij is er wel een beetje
beduusd van; maar n nacht slapens...
en het hindert hem al niet meer.
D. K.
Een kleine vergissing.
In het nummer van de Deutsche
Wochenzeitung, dat j.l. Zaterdag verscheen, stond
op de eereplaats eerrklein stukje over den
misstap" van Wilhelm II. De redacteur
van dit (te A'msterdam verschijnend) week
blad schreef, dat de Duitschers in den
vreemde de politieke ontsporingen van den
Keizer op nog smartelijker wijze voelden
dan de Duitschers thuis, want zij moeten
de uitingen van leedvermaak, die andere
naties te hooren geven, weerloos onder
gaan. In dit opzicht," vervolgt de redac
teur, heeft de Hollandsche pers het ons
gemakkelijk gemaakt, geen enkel voor
naam blad heeft zich over den keizerlij ken
faux pas" op een bitteren of
beleedigenden toon geuit. Daarvoor was anders
reden genoeg; immers de Keizer heeft
den shag toegebracht, die den bloedeigen
broeder, den Boer, nedervelde. De sym
pathieën voor Keizer Wilhelm moeten
dus diep wortelen in het Nederlandsche
volk, dat het hem stilzwijgend deze daad
vergeeft. Dit mag ons Duitschers hier
tot troost strekken."
Hoezeer het ons smart sldus te moeten
spreken, voelen wij ons verplicht de
Deutsche Wochnizeitung deze troost te
ontnemen. Is er werkelijk n Duitscher,
vragen wij overigens, die meent of die
zich op den mouw laat spelden, dat van
de sympathie, welke hier in sommige
kringen voor Wilhelm mag hebben be
staan, nog een greintje over is? Voelt
de Duitscher, die bovenstaande dwaas
heden verkondigde, niet het beleedigende
van de onderstelling ? Wanneer een
machtig, maar wellicht niet geheel toe
rekenbaar man er zich op heeft beroemd,
dat hij het onlangs heeft aangelegd op
het leven van uw bloedeigen broeder"
en gij zwijgt uit een overigens bedenke
lijk respect, uit zwakheid of om welke
reden ook; is het dan niet wat erg verre
gaand, als een knecht van dien heer u
zoetsappig danken komt voor uw
,,diepwortelende sympathie" voor deii mede
plichtige aan den doodslag ?
Wij begrijpen zeer goed, dat zelfs
monarchistisch gezinde Duitschers, die
het hart een bétje hoog dragen, zoo
spoedig mogelijk hun compromittantcn
Keizer zouden willen verwisselen voor
een anderen, waarvoor ze niet steeis iu
angst en beven hoeven te zitten en dien
ze kunnen achten. Waar wij weten, dat
er zulke zijn, en met dezen inzien, dat
het Duitsche volk in 't algemeen zijn
wensch nog niet durft stellen boven den
wil des Keizers, gevoelen wij sympathie
en een zeer krachtige sympathie
voor dat deel van het Duitsuhe volk, il.i.
voor het (monarchistisch of niet) van
eigen waarde zich bewuste en
vrijheidlievende. Maar niet voor hen, die op
lakei-achtige wijze verheugd zijn, als hun
meester maar sympathieën" behoudt,
wat die meester ook voor zots en slechts
rnag hebben bedreven.
Mooie man of blindeman ?
,jCfe n'fstpas a ntus d'é!ei~er des Ephlaltts."
Als men er zich langzamerhand niet
aan gewend had, diplomatiek gedoe op niet
zeer hoogen prijs te stellen ? de ont
hullingen omtrent de rol door Duitsch
land in den Boerenoorlog gespeeld, kun
nen uitmuntend dienen om iemand de
gij het kent, voor het vervolg van dit verhaal.
Eveiine heeft hare kindsheid eu de eerste
jaren harer maagdelijkheid doorleefd onder
de hoedo harer moeder; hare ziel, rein van
elke slechte gedachte, vrij van die
godsdier.s'.ige bijgeloovigheden, heeft nog hoogere
neigingen gekregen door hare standvastige
kinderliefde en in het beoefenen van liefdadig
heid jegens de minder bedeelden. Orne auteur
spint deze beschrijving van liet karakter der
hoofdpersoon b;eed uit en doet de zedelijke
grondwaarheden heider op den voorgrond
treden, alles in het voordeel van de wetten
der natuur tegenover de conventioneele be
grippen der samenleving.
Maar weldra, in de ver vulling harer plich
ten, zal het jonge meisje den beker vinden,
waaruit zij het 'gif tot zich za! nemen. Zij
voelt zich aangetrokken met eenf neiging,
waaraan geen' weerstand is te bieden, tot
een' der ongelukkiger, die wolJra in liefde
overgaat. Ontsteld o/er de onrust van haar
hart, begaat zij de zwakheid, aan den biecht
stoel toe te vertrouwen de bange vrees, die
haar vervult, en in opvolging van den raad,
dien zij daar krijgt, ziet zij, in het vervolg
geheel en al af van in persoon de liefdadig
heid te beoefenen. En nu komt weder eene
stelling, door onzen auteur, met zijn har', van
goud, dapper verdedig!, ten gunste van do
wetten der natuur tegen de instellingen dezer
wereld.
Op dit eenvoudig weefsel waren kinder
liefde, diep besef van plicht en een rein,
uitgezocht geluk tot een schoon geheel ge
borduurd. Niets dan bevalligheid en zoete
liefelijkheid ; ah men het verhaal las. was het,
als voelde men zich door het liefelijke avond
windje streelen, als hoorde men het gemurmel
van het .heldere beekje onder het riet en de
teedere plantjes.
Na langen tijd zijn eerste geesteskind bij
zich gehouden te hebben, werd Edmond,
door pijnlijken geldnood, gedwongen het aan
de wereld te vertoonen. Op een' morgen dan
verliet hij zijn dakkamertje, zijn schat zorg
vuldig met zich voerende. Hij klopt aan bij
den eersten uitgever, vervolgens bij een'
tweeden, daarna bij een' derden en krijgt de
overtuiging, dat verdere stappen in die rich
ting nutteloos zijn. Hij probeert het bij de
Siècle, de Pres»,', weet ik het, bij welke
dagjuiste waarde van dit gescharrel te doen
inzien zou men reden gehad hebben
zich te verbazen over wat de afgevaar
digde van Nijmegen Maandag naar aan
leiding van Atjeh in de Kamer beweerde.
De heer Van Gispen vond het noodig
de militaire excessen van sommige onzer
soldaten te verdedigen en in de eerste
plaats af te breken wat daaromtrent door
het trio", de heeren De Stuers, Thomson
en Van Kol, gezegd was, op grond van
allerlei feiten omtrent door onze soldaten
en helaas ook aanvoerders gepleegde
wandaden.
Het dwingen van Atjehers om als
gids Ie dienen en het afmaken van die
menschen als zs niet hun plicht doen",
aldus een der verslagen, heeft tot velerlei
beschouwingen aanleiding gegeven. De
legercommandant vindt dat (dwingen
enz.) onregelmatig, maar zegt, dat het
best gaat als men maar over die on
rechtmatigheid heen is. Inderdaad is dit
een ongelukkige uiting van den leger
commandant; jammer ook omdat ze
volmaakt overbodig wa?.
Ter vredesconferentie toch hebben ver
schillende landen, ten aanzien van het
zelfde punt, voorbehoud gemaakt, nl.
Oostenrijk, Duitschland, Engeland, Rus
land en Japan; landen die eventueel
aanvallende oorlogen zullen hebben te
voeren. Een verbod om personen van
een bezet laad tot gidsendiensten te
verplichten, is nog niet aangenomen.
De Fransche generale staf neemt ook
aan dat het geoorloofd is, gelijk talrijke
geleerde schrijvers/'
Goed beschouwd zal er wel een ge
leerde schrijver te vinden zijn en een
generale staf', die praktijken als concen
tratiekampen, dumdums, vergiftigen van
drinkwater, schieten op het roodo kruis
ook geoorloofd noemen, als de
oorlogsnoodzaalc" dit meebrengt. Het zou ons
allerminst verwonderen.
Wij nemen verder aan, dat die genoemde
landen, staven en schrijvers goede rede
nen hebben gehad voorbehoud te maken
op dit punt, dat zij het bevorderen van
landverraad, met als nige andere keuze
den kogel, zeer behoorlijk vinden.
Dan toch a-'(l y .'«????' liet <;«.v land niet
mede i<' doi'ii nun znVt *elnnut/<jlii'rfe)i.
En wel hierom.
Bij de bespreking ter laatste
Vredescont'erontie van de herziening van de
wetten eu gebruiken bij den landoorlog
(lle coinm. Ie onder-commissie 24 Juli)
kwam ook de gidsenkwestie ter tafel.
Oostenrijk was o.a. tegen, omdat niet
van alle lauden goede kaarten bestaan,
en, waar die bestaan, men er 's nachts
nog niet op lezen kan!
Nrederlaiid I.KT \\v.\. XKDKKLAM»!
stelde een nieuw artikel voor luidend:
lli'f i:- /??rWA'/i tb' li''>''iliïii>i! ciïii een
be:t'!ti' laiid^r ?<'/.' /?- </iri/i'j>n "i/iücltfiiii/en
te (v/'.<//v7,7,v/,' !n'f.r<'//i'Hili' iuni i-i/jen l/'f/cr
of di' m-t/eiliyiiiy.-'ini'lili'lt'ii fdii Inin
railrrlaiiil."
Da XJ-:I>E!;I,.V.\I).-<-UK gedelegeerde wees
er op, dat krachtens de bijkans overal
bestaande iands wetten do aldus gepreste
gids voor deze keuze staat: Doet hij
wat hem bevolen wordt, dan wordt hij
door zijn eigen landgenootim geguilloti
neerd, opgehangen of' tot levenslange
gevangenisstraf veroordeeld; weigert hij
dan wordt hij gefusilleerd...."
Mij noemde voorts een dergelijke dwang
immoreel in </'?' hnor/xte iiiafe en^prak toen
de woorden hier als motto gekozen : Wij
moeten geen Ephialtes 'een bekend
Grieksch landverrader) kweeken. H. ij
beriep zich ten slotte op de woorden van
den Russischen gedelegeerde zelf', het
voorafgaande jaar op do Conferentie van
bladen niet al. maar stoot overal het hoofd,
omdat hij nog niet bekend is. Zijne bescheiden
geldmiddelen veroorloven hem niet, orn dy
uitgave op eigen kosten te watten, hij wint
raad in bij zijm; goede vrienden, die hem
als eeiüge uitkomst verwijden naar de direc
teuren van dj geïllustreerde blaadjes.
Nu'begeeft hij zich naar zoo'u blaadje, de
Fincr>. en toont verlegen zijn werk. De direc
teur, die gebrek heeft aau feuilletons, door
loopt vluchtig den roman en, hèsa aan het
jongemeusch teruggevende, zegt hij:
Jlijnheer wij iiillen heó we! met elkaar
vinden, ik plaaU uw roman; gij krijgt dan
een halven stuiver per regel, maar moet
dadelijk eenige noodzakelijke wijzigingen
aanbrengen, want overmorgen moeten vij
met de uitgave ten begin maken.
Maar . . . welke wij.óigiiijieii ... U kunt
hem toi'h we! nemen, zooals bij in!
Dat kan immers uitt, om de illustraties.
Heeft u al eena voor een geïllustreerd blad
gewerkt ?
N'een, mijnheer, maar u belast u toch met
de gravures er voor te. laten maken ?
Urarure* er cjor !?' l'ilfu i:i'i!:er'' Die heb
ik a!.
ik begrijp er niets van l
't Is toch doodeenvoudig, wacht maar
j even.
j En de directeur klom op een trapje, tot Lij
de bovenste plank kon bereiken, waar hij een
pak afnam, het naar beneden bracht eu op
de tafel legde voor het jongemensch. dat
verstomd was over hetgeen hij hoorde en
hoogst nieuwsgierig om het vervolg te
weten.
Kijk een?, mijnheer, uw manuscript
beslaat tien nummers; we moeten twee gra
vures per nummer hebben; hier zijn tien
houtsneden, die om de twee bladzijden in uw
verhaal moeten. Maar omdat de vijf bovenste
moeten dienen voor den roman van mijnheer
Uroleurot, die de volgende week begint, en
de drie, die er op volgen, aan mijnheer
Barbassin beloofd zijn, voor zijn feuilleton van
den lüsgten, zult u genoodzaakt zijn, u in het
gebruik maken van uwe houtsneden te rege
len naar de volgorde, waarin ge ze in het
pak vindt.
Maar, mijnheer...
Nu, mijn waarde heer, als u vindt, dat
Genève gesproken: dat dergelijke ge
dwongen diensten niet moeten gevorderd
worden, indien men ze vrijwillig kan
krijgen, en dat men meestal voor geld
alles zal te weten komen wat men wenscht.
Alleen bij hooge uitzondering moet men
tot deze monsterachtige bedreiging zijn
toevlucht nemen.
Welnu, terwijl een Nederlandsen gede
legeerde zoo sprak ter conferentie, voor
het oog van de geheele wereld, zien wij
nu het treurige verschijnsel, dat het
Gouvernement, door hem vertegenwoor
digd, niet alleen zijn vijand voor die
hoogst immoreele en monsterachtige
keuze stelt", doch dat in 's Lands verga
derzaal een geacht lid opstaat om zulke
daden in bescherming te nemen, onder op
zien naar den Fetisch oorlogsnoodzaak".
Hoe is dit met elkaar te rijmen?
Hebben onze regeerders hun gedele
geerde in 1907 geinstrueerd aldus te
spreken om voor de oogen van de wereld
de mooie man te spelen"?
Des neen, hebben zij geweten dat
terzelfder tijd waarop hun gedelegeerde
zoo sprak, in naam der Koningin werd
bedreven op Atjeh wat op het Binnenhof
werd bestempeld met den naam van
immoreel en monsterachtig"?
De keuze tusschen: mooie man of
blindeman, lijkt zeer zwaar.
Edoch een derde mogelijke zie ik
niet....
Den Haag, 11 No v. '08. J. II. A.
Maatschappij Zeeland.
Dag na dag wordt de beslissing in
zake de te bestellen booten door de
Maatschappij Zeeland uitgesteld.
Tegelijkertijd gaan er geruchten, die
zeggen, dat de bestelling in Engeland
zal worden gedaan, ja zelfs dat sedert
lang de bestelling aau eenu Engelsche
werf is toegezegd!
Wij kunnen nog steeds niet aannemen,
dat deze geruchten waarheid.bevatten.
Vlak na debatten over werkloosheid,
die een diepen indruk hebben nagelaten
in alle rangen van de natie, zou eene
zoo bij uitstek Nederlandsche onder
neming als de Maatschappij Zeeland
het eigen volk den rug toekeeren ?
Wij gelooven dat een krachtige propa
ganda om du Ztoiand in*'! i/< lijl.'e munt
te betalen, in .Nederland mot warmte zou
worden ontvangen....
Wij gelooven, dat de Commissarissen
van deze Maatschappij, die voor 't
meerendeel bekende Jlollandsche namen dra
gen, niet gaarne overal zouden worden
vermeld als honorarium-trekkend van
een onderneming, die zóó anti-nationaal
zou handelen. Wij gelooven zelfs, dat zij
de droevige uitvluchten, die voor redenen
worden gegeven, niet zullen willen accep
teeren, en dat de Maatschappij een
ontslagname van deze heeren, voorzoover ze
Nederlandsen voelen, moet kunnen te
gemoet zien.
Ons dunkt, dat op ie<l r in deze e.'n
beroep van pas is.
Kenltoii miHIi', m>'iif\ai\ do Maatschappij,
dat is 't wat men verwacht, en wat men,
nietwaar, verwachten mag.
in fle Hooiïstail,
Een bijzonder sterken inürnk heeft ditmaal
de derd;; acte van Tristan und looide" op
het niet iiaat, laten we dan ons onderhoud
ein<iig<?n.
Neen, volstrekt niet, ik zal met het
giootshv genoegen aan uw verlangen voldoen;
alleen, ie begrijp absoluut niets van wat u zegt.
Ik dacht toch, dat ik mij duidelijk uit
drukte Dit zijnde Benige houtsueden, die ik
op het oo;>eiiblik beschikbaar heb ; die moeten
we dus gebruiken. Ik voor mij begrijp niets
vaa do tegenwerpingen, die g'j maakt. De
andere heereu hebben zooveel noten niet op
bun' zacj'.
Ik heb plaats in (Je kolommen van mija
blad; uw werk staat mij wei aau; ik accep
teer het; omdat het geïllustreerd moet zijn,
geef ik u de gravures, waarover ik beschik
ken kan. Nou is het toch uw taak, om ze
zoo goed mogelijk aan te- wenden. Kn dat is
dan toch oo'n diepzinnig werk uiet, zou ik
denken, want iedereen doet her. l' bent de
eerste, die daartegen wat in te brengen hebt!
Overigens, mijn w.iarde, als u soms mijn aan
bod niet redelijk vindt. . .
O, mijnheer, ik accepteer het gaarne,
haastte zich de ongelukkige jonge man te
zeggen, die zoo zoetjes a»\n een beetje begon
te bekomen van de ontsteltenis over dit
onaangename iarweitje, dat hem wachtte.
Hij vond het raadzaam, niet op zijn stuk
te blijven staan, want hij voelde, dat deze
gunstige gelegenheid, om zijn' roman te
plaatsen, hem ging ontglippen. ? Wat kan
mij het ook eigenlijk schelen, zeide hij bij
zich zelf, waarom ik niet, als al de ande
ren het ook doen?
Hij vertrok, den uitgever duizendmaal be
dankende en met de belofte, den volgenden
dai; het eerste hoofdstuk te komen alleveren.
Onderweg kwamen zijne gedachten in op
stand; hij was veiontwaardigdoïer zulk eene
hatelijke speculatie, dis ware kunstenaars,
die in nood verkeerden, dwong, dergelijke
condities te aanvaarden. Maar eindelijk kwam
hij tot kalmte.
Thuis gekomen, was het eerste, dat hij
deed, het pak openen, om zich nauwkeurig
rekenschap te geven van de veranderingen,
die hij in zijn' roman moest maken, om de
gravures te kunnen aanwenden.
Hier volgt eene opgave van de onderwer
pen, in de orde, waarin zij in het pak lagen.
De lezers kunnen daa beoordeelen, hoe goed
mij gemaakt, bij de laatste opvoering der
Wagnervereeniging.
Het feit dat Forchhammer-Trwtan daarin
zooveel meer praesteerde dan in de eerste
en tweede acte, toen hij beslist beneden de
verwachtingen bleef, alsook dat Karwenal
van Eooy ons het trouwhartige van die, wel
is waar bescheiden maar toch zoo mooie
Wagner-figuur zoo juist wist uit te beelden,
moge hiertoe veel hebben bijgedragen, zeker
is het dat het aangrijpende van Wagner's
tragoedie hiervan wel de hoofdoorzaak ge
weest is.
Reeds dadelijk treft ons het diep weemoe
dige voorspel, dat door Wagner's lied lm
Treibhaus" op woorden van Mathilde von
Wesendonck, ook in de liederenlitteratuur
blijft voortleven; dan die ,,i i-.m.ito 'YtisV'
door den haer Krüger zoo mooi op den
engelschen hoorn gespeeld ; voorts de vreugde
van Kurwenal als hij zyn dood gewaanden
heer hofcrt stamelen Wo bin ieh"; maar
bovenal die tot viermalen toe herhaalde
hartstochtelijke uitingen van den in ijltoestand
verkeerenden held. De eerste maal met die
reminiscentiën aan de tweede acte; bij im
weiten Reich der Weltennacht" en Isolde
noch im Reich der Sonne". Geweldig treft
ons het Verflachter Tagmit deinem Schein !
Wachst du ewig meiner Pein ?''
Daarna die t weede losbarsting van koortsigen
hartstocht, w.anneer Tristan eerst zijn trouwen
Kurwenal prijst als zijn Schild und Schirm
in Kampf und Streif, zu Lust und Leid ihm
(mir) stets bereit" en met den geweldigen
climax op de woorden das Schift', dort
streicht es am Riff".
Dan, ten derden male, als Tristan zijn
geheelen levensloop in verband brengt met
de traurige Weise" die van het tooneel af
weerklinkt; als hij verhaalt van zyn jeugd, van
de Aerztin" die zijn wonde, hem door Morold
geslagen, genas; van den draük, den
furchtbaren, den er (icb) selbst gebraut" en dan
de eangrijpende vervloeking van dien drank.
Vervolgens weder een inzinken, tot dat
ten slotte het beeld van Isolde voor het oog
van Tristan verrijst wie sie selig, hehr und
milde wandelt durch des Meer's Gefilde", en
hij Kurwenal heftig dwingt uit te kijken
naar het schip, dat hij in zijn verbeelding
reeds neeft gezien, voordat het door den
herder ij opgemerkt. Wie wordt dan niet
ontroerd wanneer die lijdende man zich van
zijn leger verheft, zijn wonde openrukt en
Isolde stervende tegemoet ijlt?
Dat alles, een drama & part, werd door
Foichhanmer en van Rooy zóó schoon ge
speeld, dat iedereen daarvan een grootschen,
diepen indruk moest krijgen. Forchhamtner's
stem heeft in het piano iets dat bijzonder
geschikt is om een klagenden, lijdenden
indruk te maken, dat kwam hier goed te pas;
bovendien miste hij ook niet den glans van
de hooge tonen. Echter het meest heeft
hij mij getroffen door zijn prachtvol spel.
Een zeldzaam meeleven van het gebaar met
de geiongen woorden en nergens een te veel
aan actie; nooit een overschrijden van de
grenzen, waardoor een noodlottige overdrij
ving zou ontstaan.
Van Rooy was eveneens uitmuntend;
naast den lijdenden held gaf Kurwenal een
toonbeeld van mannelijke kracht te aan
schouwen, en in zijn stem, zijn accent wist
bij dat trouwhartige, sympathieke te leggen
dat deze rol in zoo bijzondere mate eigen
ia en dat ik door niemand mooier heb hooren
weergeven dan door den te vroeg ontslapen
Fritz Plank; maar Van Rooy kwam dezen
nabij.
Heeft dus de derde acte als harmonisch
afgerond geheel den meesten indruk gemaakt,
de heldin van het feest was ontegenzeggelijk
mevrouw Maitha Lelller-Burckard alslsilde.
Zij had niet het koninklijke gebaar van een
Rosa Sucher, maar haar stem misschien
is er wel nooit een Isolde geweest die, zooals
zij, tot het laatste toe frischheid paarde
aan kracht en teederheid. Elke menschelijke
uiting deze zoo rijke partij stond haar
ten dienste. Verontwaardiging, smart, aan
doening, teederheid, hartstocht, voor al deze
psychische toestanden wist zij den juisten
toon te treffen. Hoe jammer, dat Tristan
haar in de tweede acte niet beter ter zijde
stord. Forchhammer was hierin bepaald
slecht. Onvergeeflijk was zijn rnankeeren bij
de woorden: Hab ich dich wieder? Kann
ich mir tranen?'1 Deze scène mislukte totaal
zij pasten bij het werk van den jongen auteur,
een werk, waarvan hij de gegevens toch niet
aanmerkelijk mocht wijzigen:
No. 1. Een dief tusschen twee gendarmes.
No. 2. (Quasimodo op zijne klok. 1)
No. o. Een mijnheer, in een' kelder, wor
stelende tegen het water, waarschijnlijk
BrasRouge uit de Myntèrea de Paris. 2)
No. 4, Eene jongo vrouw, bijna geheel
naakt, in eene kooi, en een mijnheer met
eene bril op, die haar met de oogen scheen
te verslinden; ongetwijfeld Jaques Ferrand
en Césily. 3}
No. 5. Een beer, dansende bij de tonen
van eene fluit.
No. G. Een oud vignet van een titelblad,
voorstellende een' man, erg schunnig in de
kleeren.
No. 7. Jacht op een' tijger, in de maag
delijke wouden van Amerika.
No. 8. De domkerk van Keulen..
No. 9. Eene vlakte, waarop kudden weiden.
No. 10. Adam en Eva in het paradijs hier
op aarde.
In evenveel tijd, als de lezer noodig had,
om kennis te nemen van hetgeen deze illu
straties behelsden, had de ongelukkige jonge
auteur gelegenheid gevonden, om met de
stuipen van schrik op het lyf op den vloer
neer te storten, vervolgens weer op te slaan
en. terwijl hij zijn hoofd thans met beide
handen vasthield, vroeg hij zich af. of hij
gek was geworden. Maar de werkelijkheid
trad op voor het oog van zijn geest, in den
persoon van zijn' directeur. Als een beu!,
levering vragende van de bestelde waar, op
straöe van voor goed de eenige deur te
sluiten, die hij passeeren moest, om de goede
ren af te zetten, van welker opbrengst hij
thans in zijn levensonderhoud moest voorzien.
Hij zond een schietgebedje ten hemel,
opende vervolgens zijn handschrift, greep
eene pen en begon aan eene opdracht, die
hem op het eerste gezicht moeilijker
toesffheen dan de werken van Hercules.
Maar naarmate hij er mee opschoot, scheen
1) Personage uit Notre Dame de Par:.',
een' roman van Victor Hugo.
2) Roman van Eugène Sue.
3) Personage uit de Mystères de Paria.