De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 15 november pagina 6

15 november 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1638 EEN BEDELAAR IN MAROKKO. DADELPLUK IN TUNIS. Om de Oude Wereldzee" door Dr. A. KUIJPER. (Wij zijn in staat gesteld hier reeds nu de voorrede af te drukken van het tweede (en laatste) deel van Om de Oude Wereldzee" door Dr. A. Kuyper, dat in den loop der volgende week ver schijnt. Dit tweede deel zal, naar men ons meldt, omvatten de hoofdstukken: Het raadsel van den Islam. Het land der Pharaos. Soedan. De Hellenen. Sicilië. Het Protectoraat van Tunis. De Algerij nsche kolonie. Marokko. Spanje. Portugal. De voorrede geeft, zooals men zien zal, Dr. Kuypers opinie over den politieken toestand op het Balkanschiereiland.) * * * VOORREDE. Ten deele juist blijft nog altijd de diagnose van het auteurslijden in het bekende wraakliedeken uitgezongen: Steil' ich mein Werk der Welt zur Schau, 80 weiss ich vorher ea ganz genan, Dasa, wenn mich der ine m i t Lorbeer krönt, Der Zweite gahnt, und der Dritte höhnt, Der Vierte als kritischer Henker mich tödtet, Ein erheucheltes Lob mir der Fünfte flut et. Mann muss es ertragen Wer baut an der [Gassen, Der muss die Leute wohl reden lassen.... Doch wer die perfidesten Nackenschlage Uns gibt, das ist sic:,er ein lieber College". Toch kan ik voor de ontvangst, die aan het eerste deel van dit werk, al ontbrak ook hier ein lieber College" niet op het appèl, te beurt viel, moeilijk anders dan dankbaar zijn. Voor een werk van zulk een omvang en tot zulk een prijs aangeboden, is een eerste druk van 5000 exemplaren, binnen twee maanden door twee nieuwe drukken gevolgd, op onze beperkte Nederlandscheboekenmarkt niet teleurstellend. Maar wat mij vooral verheugde is, dat liefde voor de blinden een jonge dame het geduld deed oefenen om dit omvangrijke eerste deel in het Braille-schrift over te brengen. Ia de Blindenbibliotheek, Celebesstraat 14 te 's-Gravenhage, is het reusachtig pakket sinds enkele dagen ter lezing gelegd. Aanvankelijk kon ik mij van deze be schamende belangstelling in het eerste deel geen gereede verklaring geven. Het verscheen, zooals ik in de voorrede opmerkte, zonder de minste wetenschap pelijke pretentie; een letterkundig pro duct beoogde het evenmin te zijn; en van een boeiend reisverhaal had het niets. Navrage heeft mij later doen inzien, dat wat aantrok de hoeveelheid gecon denseerde kennis was, die dit eerste deel bood omtrent een wereldstreek, die nog steeds veler belangstelling gaande houdt en waaromtrent toch het breeder publiek zoo weinig op de hoogte was. Wel begon Bernard reeds in 1891 zijn Autour de la Méditeranée, doch dit werk liep nu reeds uit in negen zware deelen en is daarom voor het grooter publiek te uitgebreid. Graf Wilczek's, Das Mittelmeer, seine Stellung in der Weltgeschichte und seine Bolle im Seewesen, in 1895 verschenen, was te zeer be schouwend en £af te weinig een beeld van wat zich om de Middellandsche zee aaneenschakelt. Een werk dat com pact de noodige gegevens omtrent het volkerenleven om dat zeebekken bij eenvoegde, kon daardoor in een bestaande behoefte voorzien. Door deze ontvangst van het eerste deel aangemoedigd, heb ik dan ook gevolg gegeven aan mijn eerst nog niet vaststaand voornemen, om, op even gecondenseerde wijze, ook de nog niet behandelde deelen van het gebied der Middellandsche Zee in beeld te brengen. Frankrijk, Italiëen het Adriatisch kustgebied liet ik daarbij, als aan ons reizend publiek te over bekend, geheel uit. Spanje en Portugal nam ik daarentegen op, daar de reizigers uit Nederland in deze landen nog schaarsch zij n, en ook omdat de nawerking van het Moorsch verleden, dat uit het Oosten kwam, zich in deze landen nog zoo in 't oogloopend gelden doet. Ook thans heb ik onder elk hoofdstuk den dag aangeteekend waarop ik het voltooide. Dit was noodig omdat de historie niet stilstaat en in meer dan n land, sinds ik het bezocht, reeds gewichtige veranderingen intraden. Voorzoover deze veranderingen plaats grepen, eer ik aan het hoofdstuk toekwam, waarop ze betrekking hadden, nam ik er nota van; maar een werk waar men twee jaren over schrijft, kan in zijn eerste hoofdstukken nooit up to date zijn. Deze moeilijkheid gold niet voor Marokko, want de Conferentie van Algegiras was juist uiteengegaan toen ik er aankwam, en ook niet voor den Koningsmoord te Lissabon, want PortuS.1 kwam het laatst aan de orde. aar wel geldt dit met name van de omwenteling die in Turkije tot stand kwam en die het Balkan-vraagstuk zoo geheel van gedaante deed veranderen. Zij het mij daarom geoorloofd, deze om wenteling hier met een kort woord ter sprake te brengen. Al bleef Abdul-Hamid Sultan, toch is wat plaats greep niets minder dan een algeheele omwenteling in het Turksche bewind. De Jong-Turken hadden heel het land in stilte met een net van comités overspannen, die op de Parijsche Comités du salut public won derwel geleken. Het zijn deze Comités, die feitelijk thans in Turkije het bewind voeren, niet alleen te Constantinopel, maar evenzoo in de Vilayets. Ministers en Valis zijn van deze Comités geheel afhankelijk, en zelfs in Yildiz-Kiosk blijft den Sultan niet anders over, dan stipt uit te voeren wat deze Comités ge lasten. Zij zetten Ministers en Valis af naar welgevallen, en zelfs de rechtsspraak volgt hun inspiratie. Dit alles is door het hoofd-comitéte Parijs van voorlang voorbereid, en Abdul-Hamid heeft door zijn zorgeloosheid en geld verspilling hen in staat gesteld, om zon der bloedvergieten, hun ondernemen, alsof het een tooneelbedrijf met nieuwe coulissen gold, plotseling te doen slagen. Ze bedienden zich daarbij van hetzelfde instrument dat Abdul-Hamid steeds ten dienste had gestaan: het leger. Dit leger was verwaarloosd, niet in zijn wapening en oefening, maar in zijn soldij en in de promotie der officieren. Zelfs onder de troepen die de Sultan voor drie jaren naar Yemen zond om den opstand daar te bedwingen, was herhaaldelijk reeds muiterij uitgebro ken. Al het beschikbare geld slorpte Yildez-Kiosk en de bedorven ambtenaars wereld op; zoo was er niet om de troepen te betalen, en de promotie der officieren werd met opzet tegengehouden, omdat een hooger rang meer aan traktement vordert. De misnoegdheid hierover nam steeds breeder afmetingen aan, en het is van deze ontevredenheid dat de JongTurken partij trokken om de officiers wereld op hun hand te krijgen; en met de officieren .volgden de ontevreden soldaten. De verwarde staat van zaken in Macedonië, dat dicht genoeg bij Con stantinopel lag om n enkele weken de vrije hand te hebben n toch on middellijk een aanslag op Constantinopel te kunnen wagen, bood als vanzelf het terrein om de omwenteling te beginnen. Daarbij hieven ze de leuze op, die reeds vroeger door Abdul-Hamid zelf gebezigd was, om de Mogendheden schaakmat te zetten, ze vroegen om herstel van de Constitutie. Op zichzelf druischt dit niet tegen den Muzelmanschen geest in, zoodat ook de Scheick-ul-Islam het pleit voor de Constitutie opnam. De Islam is demo cratisch van aard, een Doear heeft ook de Dey van Algiers erkend, en een republiek is eertijds in Cordova uitgeroepen. Het nieuwe was alleen dat hier de poging gewaagd werd om een .Turksche natie te scheppen en alle ingezetenen, van wat herkomst of religie ook, met gelijke rechten in dit nationaal volks geheel op te nemen. De Christenen juichten dit toe, of aan hun eeuwenlange onderdrukking een einde mocht komen; een andere nationaliteit, met name de Grieksche, jubelde mee, omdat aldus haar invloed op het bestuur verzekerd scheen; en zelfs de Bulgaarsche Comitadjis trokken zich over de grenzen terug, nu immers, zonder bloed, hun nationaal doel. langs politieken weg te bereiken zou zijn. En wat de beweging ook bij het volk, en ten deele zelfs aan het Hof, gaande maakte, was de overtuiging, dat het nu eens voor goed met den zwaren druk der Mogendheden uit zou zijn. Voortaan toch zou de Sultan zich tegen over den eisch der Mogendheden op den onwil van zijn Parlement kunnen beroppen. Toen dan ook de Mogendheden zich haastten, o ai hun politieke Commis sarissen uit Macedoniëterug te trekken, waande men reeds gewonnen spel te hebben, Het Fara da se zou voortaan ook op Turkije van toepassing zijn. Al spoedig echter volgde de ontnuchtering. Bulgarije begreep dat het nu nog kon en dus onverwijld moest toetasten, want dat, zat eenmaal het Parlement, alle kans op het herwinnen van zijn onaf hankelijkheid verkeken zou zijn. Oos tenrijk maakte eveneens spoed met het definitief annexeeren van Bosniëen Herzogewina. En ook Creta maakte ge bruik van de afwachtingsperiode, om zijn aanhechting aan Griekenland door te zetten. Zoo verloor Turkije, insteêvan te winnen, eer nog het Parlement kon dagen, het grooter deel van zijn nomi naal bezit in Europa en hield alleen Macedonië, Albaniëen het Sandjac van Novi Bazar, met den naasten omtrek van Constantinopel over, en wat het meest teleurstelde, voor het Fara da se trad toen op eenmaal weer de bemoeienis der Mogendheden in de plaats; een bemoeienis die Turkije nu zelf moest inroepen. Turkije zou nu eerst recht groot, vrij en onafhankelijk worden, en zie, het werd danig verkleind en het zwaard trekken dorst men niet. Een oorlog zou toch opeens aan het bewind der Jong-Turken een eind hebben ge maakt. Hoezeer men dus ook op zichzelf de invoering der Constitutie moge toejuichen, nu reeds stuitte men op bittere teleur stelling, en die teleurstelling zal nog heel andere proportiën aannemen, zoodra het Parlement geregeld werken gaat. Al lukt het toch de eerste maal een Parlement saam te stellen dat gedwee meegaat; en bij de pressie die de JougTurken op dit oogenblik op heel het leven in Turkije uitoefenen, is dit ver van onmogelijk; lang zal het niet duren of juist dat Parlement zal de bron van verdeeldheid worden. De Jong-Turken toch zijn echte Occidentalisteo, die een constitutioneel leven willen, niet gesteeld op een Oosterschen wortel, maar geheel naar Pransch radicaal model, juist zooals het in de eerste en tweede Doema te Peters burg optrad. Is nu zelfs in Oostenrijk, dat dan nog door eenheid van religie saam wordt gehouden, de mogelijkheid om verschillende nationaliteiten consti tutioneel saam te doen leven, zichtbaar aan het dalen, wat zal 't dan niet in Turkije worden, waar bij de gedeeldheid der nationaliteiten, nog de gedeeldheid in drie religiën zich voegt P Wat men thans in Hongarije ondervindt, dat bij zulk een staat van zaken ne nationa liteit haar stempel niet duurzaam op geheel het volksleven kan drukken, zal nog veel erger hier uitkomen. Zooals daar de Magayaren, zoo willen hier toch de Turken hun taal en hun religie tot de taal en de religie van den Staat ver klaard zien; en ieder voelt nu reeds vooruit, waarop dit moet uitloopen. Anatoliëen Syriëzijn met Macedoni en Albaniëniet in n constitutioneel bewind te vereenigen, en Arabiëmet zijn gestadige neigingen tot Sonderb ndlerei zal zich nimmer in dezen, uit Parijs geïmporteerden toestand schikken. Hoe de tegenwoordige crisis zich ontspinnen zal, blijft nog een open vraag; maar zeer zeker zal deze eerste crisis straks slechts bet voorspel blijken van nog veel ernstiger worsteling. Wie het zich ge droomd heeft, alsof de Jong-Turken nu eens voorgoed het Oostersche vraagstuk hadden opgelost, kent het leven om de Middellandsche Zee niet. Het Turksche volk is geen natie en wordt het nooit. Ter voldoening aan het verlangen van lezers, die zelf geen Atlas bezitten, is bij dit tweede deel een kaart van de Middellandsche Zee gevoegd. 'sGravenhage, 28 Oct. 1908. Hedendaagsche Zede-printen". i. Heur oog, waarin een elk de Liberty kan lezen, ('t Geen zegt: Bij mij heeft men voor stijfheid niet te vreezen.") Hangt, «machtend en verrukt, aan gindscne winkelpracht, Die, onbestemd van vorm en kleur, haar tegenlacht. Hoe flodderiger stof, hoe groezeliger tint, Hoe druiliger fatsoen, te mooier zij het vindt: Zoo in, zoo knus, zoo echt, zoo honnig, zoo... ach nee, Daar is geen enkel woord, dat past voor de idee, Die gorig geel of bruin en bleekig blauw of groen Verwekken in een ziel vol Liberty-visioen! Ay! zie die schotel-kiep met labberende linten ... Zwijg" zegt ze, onverlaat! Ge noemt dat vuile tinten? Waar is Uw zin voor kunst, barbaar, neen erger, bruut! Leefd' gij in MaerUnts tijd, men schold u uit voor ruut!" Maar, zie die sluike "jas... Ge meent dat vrouwenkleed," (Bestraffend) is 't niet kuisch, om al wat vormen heet, Zóó te vermommen in een keur van plooien, vouwen ?" Ja, wel een heerlijk iets voor meisjes en voor vrouwen, Maar... vinden zij nu ook in die kleedij behagen, Die, ja ... hm ..., liefst de vormen duidïijk spreken zagen ? (Natuurlijk, wijl 't de wet van schoonheidsleer gebood...) Welzeker," is het antwoord, heb daarvoor geen nood, De vrouwelijke helft der paren toont u dat, Die meerendeels thans loopt in 't ick-en-weet-niet-wat!" II. Hij is de grootste kraan, die leeft (in eigen oog). Hij vat, wat niemand vat en zweert bij laag en hoog, Dat dit slechts komt door gymnastiek van het verstand! Hij spreekt zoo langs z'n neus van zijn Collega Kant En van z'n vriendje Hegel, of het zoo maar niets is! Daarbij betoogt hij u, dat niets in waarheid iets is. En omgekeerd. Zijn definitie van het ding, (Een plagiaat) verkondigt hij in iedren kring, Waar hij verkeert, mits men hem slechts wil laten spreken, 't Geen wel eens misloopt, daar hjj angstig wordt ontweken. Toch is hij meer dan wenschlijk nog er toe in staat. Vandaar, dat allen steeds de schrik om 't harte slaat, Het zij dan man of vrouw, wier tafelbuur hij is. Men weet het zoo vooruit, dat, strakjes, bij de visch, (Zoo al niet eerder en, wie zag hem 't woord ontnomen ?) Vriend Kant of Hegel op de proppen zullen komen Of Schopenhauer. (Wat men half van deze heeren Begreep, wordt dan geheel verward bij zijn beweren.) En, heeft men even rust, wijl been of graat hem kwelt, 't Is aanstonds weer: Zooals 'k daareven heb verteld..." Aldus van 't iets, het niets, het ding en andre zaken Is er slechts iets, dat hij ons duidïijk weet te maken : Geldt iets is niets" ook niet van ieder denkbaar iets Zijn philosophisch iets is al hél zeker niets. NOMINA ODIOBA.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl