De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 22 november pagina 1

22 november 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

.. 1639 DE AMSTEltDAMMER A°. 1908 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Om.cLer recLa.ati© -va "n IMJr. Dtt nummer bevat e*n bQvoegseL :F. L. "W i M8SSIEETQ-. Ultgeren: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt T«nek*rd «TWMnkonuitig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement p«r 3 maanden f 1.50) fr. p. post ? 1.65 Toot btdtêper jaar, bij Tooruitbetaling, » mail , 10. Afrcackrlgkc Nummen aan de Kiosken verkrijgbaar , 0-121/» Zondag 22 November Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel » 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door d* firma RU DOLF MOSSE te Keulen en door alle filiale» dezer firma. De priji per regel k 40 Pfennig. INHOUD: VAtf VERRE EN VAN NABIJ: Christelijk Impemilisme. De lieve Waarheid. Gulden woorden van den heer Zimmerman, door H. Spiek man. Dood van den keizer en de keizerin- weduwe van China, door M. De Technische Hoogeschoot, door P. Bakker Schut, c. i. FEUILLETON: Fortunato'a wraak. Naar het Engelscb, van R. 8. Warren Bel). KUNST EN LETTEREN: Van Hamel over Franache letterkunde, door dr. G. Bnsken Huet. De Wetenschap der Oudheid, door dr. H. J. Boeken. Berichten. VOOR DAMES: Goethe's moeder, door M. E. van de Velde-PJjnappel. Allerlei, door Caprice. TTIT DE NATUUR, door E. Heimans. Tapijtweverij in het Gooi, met afo., door R. W. P. de Vries Jr. Uit den goeden ouden tgd, door L. Nooter. Portret van Kwanghau, keizer van China. Portret van Von Bülow óp 10 Nov. Veiling Fied. Muller & Co., met af b., door W. S. Bjj Sardou, II, door j. H. R. Modem-godsdienstige stroomin gen, III, door J. J. Meijer. Hedendaagsche Zedeprinten", II, door Nomina Odiosa. Japangche liefdes-lyriek, door M. C. Een algeheelej reorganisatie van ons Lager Onder wijs, door Frits van Raalte. Eenige komi sche bijzonderheden over misdadigers, door M. C. FINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. S. Sinterklaas geschenken, door J. H. R. Brieven van Oom Jodocus, XXX, DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. - ADVERTEN1IEN. Christelijk Imperialisme. M Waren ten tijde "van Jan Pietersz. Coen onze voorvaderen zulke weekhartige zielen geweest, als de heer Van Kol nu wil dat wij worden, dan zouden ive nooit een koloniale mogendheid zijn geworden; zonder een zekere ongevoeligheid tegenover vreemden kan een volk niet tot grootheid en macht komen, en al wordt 't misschien in een of ander zoetelijk boekje verheerlijkt mendcnkeaan 't bekende De ziel van een ['t Birmaansche] volk" een rol van beteekenis speelt 't niet, doch 't wordt overheerscht, onderdrukt, en zelfs uitge zogen, j's geen hamer, doch aambeeld." Aldus, losjesweg, onder 't gekeuvel door, de Kameroverzichtschrijver van de N.Ct. We zullen nu maar daarlaten, dat men, in die fijngevoelige zinnetjes het woord volk" veranderend in klasse", een klassenstrijd erkent ziet en zelfs ge predikt, dien men niet alle dag in het orgaan der groote werkgevers gepredikt vindt.... Op zichzelf is die alinea al mooi ge noeg, en dat wel omdat ze in klein for maat de ^pinie treffend weergeeft van alle christelijke" en onchristelijke beschavers" van Indië. Lohman kon schok ken door de ruwe openhartigheid van zijn imperialistisch speecbje ? de N.Ct. steekt hem in openhartige erkenning van wat onze machthebbers denken nog aardig de loef af: De tijden van Jan Pieterszoon Coen worden ons door haar als flinke tijden voor oogen gehouden, zoo wij goed lezen eigenlijk wel als voorbeeld. Nu, men vergunne ons dan de bekentenis, dat wij zulke weekhartige zielen" zijn, om bij de herinnering aan de veroveringsdaden van dien niets ontzienden wreedaard die men in fatsoenlijk gezelschap niet vertellen kan geen zoo tot navolging noodende stemming te hebben als de N. Ct. Maar overigens, ja, dat is het: Jan Pieterszoon Coen". Daarin steekt de vraag, die de spil is van de Van Heutszquaestie : Zijn de omstandigheden, in ons Indiëzulke, dat van een nieuwen Jan Pieterszoon Coen de winst moet komen? Is, zonder weekhartigheid, zelfs zuiver practisch-imperialistisch gesproken, een Jan Pieterszoon Coen de man, dien we hebben moeten, nu, op dit oogenblik, in onze koloniën? Louter practisch-imperialiatisch en vooral zonder overgroote weekhartig heid" gesproken, moet men erkennen: ja, er zijn nige streken in Indië, waar de overheerscher het spoedigst tot zijn doel komt door te patrouilleeren en te fusilleeren dat het een aard heeft. Indien men, om een schoon woord leelijk toe te passen, den weg niet acht en telt het doel alleen", is het repeteergeweer de snelstwerkende zendeling. Onge twijfeld. En dat wel in die streken, waar we voor 't rst den voet zetten. Wie daar flink huishoudt heeft er de schrik ge bracht en zijn Gezag" het snelst ge vestigd; zooals Gouverneur-Generaal Yan Heutsz in zijn bekende brochure (1893) schreef: een vrijheidlievend en krachtig volk, zooals de Atjehers, onderwerpt zich niet anders dan gedwongen. Obéir pour eux, c'est craindre. Dus moet men hun den voet op den nek zetten.''1 Goed. Dat is, wellicht met de kleine verzachting, die de moderne tijden naar men zegt hebben gebracht, de methode van Coen. A raison van 2000 voor altijd gepacificeerde" Atjehers per jaar, onder werpt men Atjeh. Maar, ? en daar komt onze tegen werping, waaraan wij in een artikel naar aanleiding der contractschendingen ter Sumatra's Oostkust reeds vorm hebben gegeven, maar... is dezelfde methode ook practisch, ook nuttig, ook om goed verstaan" te worden: winstgevend en zonder risico voor andere deelen van Indië? Is een Coen, is een roerige mili tair, een ruwe commandant, de man ook voor reeds onderworpen gebieden, voor centra van ongestoorde en arbeidzame rust? Wij hebben Yan Heutsz bezig gezien om maar twee zulke landstreken te noe men : aan de West- en aan de Oost kust van Sumatra. Wij hebben gezien, hoe hij in een gebied met zoo buiten gemeen eigetiaardigen maatschappij vorm als de Padangsche Bovenlanden, op een zeer ernstig oogenblik, toen kennis van den landaard van 't hoogste belang ging worden, iemand aan 't hoofd van 't gewest stelde, die ronduit zei, dat hij als vreemde ling daar kwam te staan (de Gouverneur Heckler). Wij hebben gezien, boe hij, tegen het advies van alle ter zakekundigen en trouwens van alle ambtenaren, een ordonnantie teekende en liet afkon digen, die behalve een onuitvoerbaar misproduct, een aanslag was op rechten en rechtsbewustzijn van een volk, en het begin van bloedige opstanden. Ter West kust een oude democratie den hals omdraaiend, vernietigde hij ter Oostkust de laatste overblijfsels van een aristo cratisch bestuur maar hij deed het een zoo goed als 't ander zonder... aristocratie. Door brieven en lastgevingen, waarvan de vlakweg hoonende taal er op berekend scheen de Sumatraansche vorsten en grooten, waarmee het volk zich trouw vereenzelvigt, te prikkelen en te verbitteren, zette hij den voet op den nek" van die menschen. Alles militaire middelen, militair optre den, 'een politiek van bedreiging en van bajonetten, inplaats van een van zachten drang en diplomatie. Wij houden ons op 't oogenblik buiten quaesties van beschaving en van moraal en herhalen slechts onze vroeger gedane vraag: Wat zal Nederlands nige toe vlucht zijn, als een groote mogendheid de kans schoon ziet om naar onze kolo niën een greep te doen ? AVat anders dan, zooal geen liefde, toch een zekere voorkeur voor ons van die dertig millioen overheerschten ? Het is de vraag, die ook elk, niet in militairisme verstijfd, Duitscher zich kan stellen, met het oog op Polen, op Slees wij k-Holstein, op den Elzas. Door Prui sisch of Russisch, d.i. uniformeerend, gewelddadig régime vestigt men zeker een gezag doch een wankel. Door vreemde volken te regeeren met gebruik van hun eigen instellingen, met respect voor hun traditioneele gevoelens, zich in hun karakter inlevend, hen opvoedend tot zelfbestuur onder aanwending van in Indiëb.v. hun adats, regeert men burgerlijk" en verstandig. Toen de memorie van antwoord op het voorloopig verslag der Indische be grooting ons nog niet in handen was gekomen en wij er slechts een (zeer onvolledig) overzicht van hadden gezien in de dagbladen, verklaarden wij te gelooven, dat de memorie alleszins onvol doende zou blijken. Dermate zwak gesteld was het dagblad-overzicht geweest, dat bij kennisname van de memorie zelf wij tot een geheel andere conclusie gekomen zijn. Zooveel concessies als men van een minister van Koloniën, die een heel stel misslagen te vergoelijken heeft, naar parlementaire ondervinding kan ver wachten, heeft men van den heer Idenburg in 't belang van het goede recht ten minste wat de ernstige ((uaestie van den Westkust betreft het moet erkend, verkregen. Niet zonder een zekere voldoening hebben wij mogen zien, dat op de door ons aanhoudend vooropgestelde zaak, die van de onschend baarheid van 't Maleische familiebezit, door den minister is acht geslagen, en dat die bron van haat en botsingen, hoewel dan niet geheel 't geen ook, zonder alles te niet te doen wat een maal gedaan was, niet mogelijk kon zijn is weggenomen. Nu geschiedt zoo'n erkenning van een groote fout natuurlijk door het Gezag" niet openlijk. Nooit is 't familiebezit aansprakelijk gesteld, zei, men hoopt te mogen meenen: naïef-weg, de minister. Maar hij beloofde bij de debatten, en dat was béter, voor de invoering van een artikel te zullen zorgen, waarbij het uitdrukkelijk werd gezegd. Het is niet te ontkennen", luidden zijn woorden, dat is ook mij gebleken uit de stukken, die ik onder de oogen heb gekregen dat te dien opzichte ter Sumatra's West kust misverstand is gewekt, en ik heb er dan ook geen bezwaar tegen, dat in de ordonnantie duidelijk wordt uitgedrukt, dat de harta poesaka niet aansprakelijk is voor deze belastingschuld, indien", en daar volgt de thans onvermijdelijke restrictie, er dan slechts wordt bijgevoegd dat in dat geval onder harta poesaka niet wordt verstaan de opbrengst van de harta poesaka. In dien zin heb ik reeds geschreven naar Indië." Dat het niet te ontkennen" valt, dat ook ter Westkust, en niet alleen in Hol land, zooals de N.Ct. indertijd smalend schreef, over dat familiebezit" werd geredeneerd, is dan toch gebleken". Al was het alleen maar door het ter griffie der 2e Kamer nedergelegd adres van 33 Minangkabausche (d. w. z. Maleische) adats- en gezinshoofden, waarin deze zich erover beklagen, dat door de op gelegde belasting de instelling der erf goederen wordt in gevaar gebracht?" Maar. hoewel dan--."iet voldaan, toch tevreden, stappen wij van dit onder werp af. 1) Om een enkel woord te wijden aan de Atjeh-debatten. De christelijke" toon is daar het kloekst ingezet door Jhr. de Savornin Lohman. Het was een ongegeneerd imperialis tisch speechje. Wij hebben tot taak", luidde het, Indiëte brengen tot Christen dom en cultuur. In sommige streken kon geen Europeaan ongehinderd loopen, thans hebben wij overal ons gezag ge vestigd. Dat kost bloed en zelfs gruwelen. Oorlog is altijd gruwelijk, het is niet anders." Zoo waren in 't kort zijn woorden. Nu nog daargelaten, dat evenmin als wij door b.v. de Alaslanden kunnen loopen, een Alasser ongehinderd loopt door de Kalverstraat, jazelfs vanwege zijn kos tuum, ook zijn staatsiekostuum, oogenblikkelijk zou worden gestopt in een politiepost, dat nog daargelaten, moeten wij zeggen, dat wij de bekeering door gruwelen in hooge mate... bedenkelijk vinden. De heer De Stuers wees zeer ter snede op Bonifacius, die ook, en wel in onze landen, christendom bracht en cul tuur, maar die het deed met het Evangelie boek als eenig wapen.... Bonifacius is Jhr. Lohman, en den reohtschen partijen in 't algemeen, blijk baar in zijn middelen te primitief! De geloofskruistochten tegen de Albigenzen, prachtige uitroeiingsexpedities, lijken hem meer navolgenswaardig soms? Of moeten wij zeggen, dat Jhr. Lohman het christen dom iu de landen, waar de Islam thuis hoort, wil verbreiden volgens Mahomeds voorschrift? Dit is dan wellicht een con cessie. Christus zeide immers: Gaat en predikt dit alle volken". Mahomed : Ver breidt den Koran door het zwaard" En dan te bedenken, dat na al onze wandaden en na ons zóó lang bestuur op Java 17000 Javanen in naam of in werke lijkheid christenen zijn, d.i. zooals de heer Van Kol berekende, of 2 a 3000 menschen in Nederland, na eeuwen pro paganda, gekerstend zouden wezen. Welk een comedie, droevigstemmende comedie wordt het dan!! 1) In de N. Ct kon men tot twee maal toe, op verschillende dagen, in een kamer overzicht, dat zeer apodictisch over de zaken van de Westkust sprak, gewaagd zien van het Plakaat van Pandjang" l Zoo zou iemand polemiseeren over het jaartal, waarop de Venus van Milo gevonden is, en gpreken over den Venus van den beeldhouwer Milo".. .. Of wel, als 'tover de Russische geschiedenis ging, gewagen van ..Catharina, geboortig uit het dorp de Groote". De lieve Waarheid. In de Standaard, dat Dr. Kuyper's orgaan is, kon men vlak na de ont hullingen" van het Vaderland, onthul lingen, die Dr. Kuyper betroffen, een stukje lezen, dat door niemand anders kon zijn geschreven of geïnspireerd, dan door den toenmaals nog in Nederland vertoevenden Dr. Kuyper. Dit stukje had tot slot: Ook nu blijft uit dien hoofde niet anders over, dan op volkomen afdoende gronden opnieuw te verklaren, dat ook thans weer een samenraapsel wordt ge boden van phantasie en werkelijkheid. Memoires, zoo heet het van een diplo maat, maar dan van een diplomaat, die wel de klok had hooren luiden, maar niet wist waar de klepel hing. Eenige dagen later, door de Temps om inlichtingen gevraagd, schreef dezelfde Dr. Kuyper: II n'y a rien de vrai dam tout eet article que je ne prendrai pas la peine de réfuter. Jamais de ma vie je n'ai eu sous les yeux une lettre de l'empereur. C'est de la fantaieie pure." *) Welke van de twee berichten houdt nu de waarheid in ? Het is zoo'n aardig spelletje voor kin deren en verloofden om met twee ge sloten vuisten te zeggen: In de eene hand heb ik het, kies nu maar uit. In welk Kuyper-vuistje zit nu de Waarheid ? Gulden woorden van den heer Zimmerman. Nu de begrootingsdebatten in den Itotterdamschen Gemeenteraad ten einde zijn, en de wethouder van onderwijs zoowel als de burgemeester gelegenheid hebben gehad, zich in het publiek over de daar gepasseerde, maar toch ook voor de toekomst nog steeds dreigende onderwij zerskwestie uit te spreken, is het ook tijd, niet slechts de bcteekenis van deze kwestie, maar ook de daarbij in herin nering gebrachte gulden woorden" van burgemeester /immerman, juist 10 jaar geleden te Dordrecht geschreven en ge sproken, onder een nader licht te zetten. Want hoezeer ook de Amsterdarusche Ambtenaarskwestie, door het plotseling ontslag van drie personen, in een hel licht is komen te staan, toch kan, wegens haar oorzaken en hare mogelijke consequentiën, de Rotterdamsche kwestie voor de rechtspositie van ambtenaren en onder wijzers van evengroot gewicht geacht worden. Wat is, kort gezegd, te Rotterdam gebeurd ? Eenige maanden geleden diende het gemeentebestuur aldaar voorstellen in bij den gemeenteraad, op de reorganisatie van het uitgebreid en mér uitgebreid onderwijs betrekking hebbende. Die voor stellen vonden eenerzijds toejuiching, anderzijds sterke bestrijding. Dit laatste was ook het geval van de zijde derafd. Rotterdam van den Bond van Nederl. Onderwijzers. Zij zag er voor de kin deren uit de arbeidersklasse eene bemoei lijking in, om aan het uitgebreid en mér uitgebreid lager onderwijs defl te nemen, en ze riep, om de volgens haar bedreigde belangen der kinderen van de miugegpeden te verdedigen, de arbeiders-orga nisaties bijeen. Direct, noch indirect waren de belangen der onderwijzers er in beteekenende mate bij betrokken. De afd. Rotterdam van den Bond van onder wijzers handelde dus uit niets anders dan uit het motief: het belang van 't Volksonderwijs, naar hare opvatting. En de voorzitter dier afdeeling, die in eene voor dat doel belegde openbare verga dering als spreker optrad, kwam ten slotte, nadat hij het uitwerpen der ge huwde onderwijzeressen, het jarenlang gehandhaafde minimumsalaris van ?500 voor de onderwijzers en meerdere, voor de onderwijzers zeer onaangename feiten en toestanden bij het lager onderwijs te Rotterdam had gereleveerd, tot de con clusie, dat Rotterdam op onderwijsgebied geen naam meer te verliezen" heeft. De wethouder heeft daarop het Bestuur der afdeeling tot zich geroepen, en heeft gewaarschuwd, dat, wanneer men zich in dien zin weer mocht uitlaten, sterkere maatregelen zouden volgen. In den Gemeenteraad heeft de heer Rombach, de wethouder van onderwijs, nader aangegeven, dat zulk een uitdruk king van de zijde der onderwijzers niet kan worden toegestaan. De onderwijzers, zeide hij, hebben een hoogst belangrijke *) Alle cursiveeringen van ons. RED. functie. Ze hebben wel dezelfde rechten als alle andere burgers, maar ze mogen toch nooit vergeten, dat ze onderwijzers zijn, wier paedagogische taak meebrengt dat ze hun dienstverband steeds in 't oog moeten houden. En wanneer doet een onderwijzer in het publieke leven iets, wat NIET met zijn dienst in verband staat? Zoo goed als nooit! Deze woorden werden door burge meester Zimmerman ten volle beaamd, en uit den Raad werd van eenige, speciaal van kerkelijke zijden, de overtuiging uit gesproken, dat eigenlijk de onderwijzer die de bovenstaande woorden had ge sproken, nog zér dankbaar mocht zijnT dat hij zóó genadig was behandeld. Het wil mij voorkomen, dat door deze uitspraak van den wethouder en de daar mee betuigde instemming, opnieuw aan de rechtspositie van de onderwijzers een knak is gegeven. * In hun Memorie van Antwoord aan den Gemeenteraad hadden Burgemeester en Wethouders aan den Raad gezegd: Ook B. en W. aanvaarden niet de stelling, dat de ambtenaar buiten dienst vrij is in de wijze waarop hij zich uitlaat over zaken, zijn dienst be treffende, en zijn van meening, dat de ambtenaren ten allen tijde de eischen van betamelijkheid en eerbied jegens de chefs en besef van het dienstver band in het oog moeten houden." Daarmee, zeide mr. Van Aalten terecht, kan men vrede hebben. Hierin is slechts sprake van dienst verband", van chefs, enz. Het heeft dus betrekking op den onderwijzer in zijne verhouding tot de naast en boven hem geplaatsten. Maar wanneer een onderwijzer, niet in eenigerlei -verband met zijne positie, niet als uiting van eenigerlei persoonlijke grief of collectieve onderwijzers-actie, maar tegenover den staat en de inrichting en de regeling en het peil van het openbaar onderwijs in de gemeente in het algemeen, zich uitspreekt, zóó, als ieder ander gemeentenaar zich zou kunnen uitspreken; niet op de eerste plaats als belanghebbend, maar als belangstellend burger, geschiedt zulks dan in dienst verband? Dat moet ik beslist ontkennen! Gaat dat op, dan zou een officier niet mogen zeggen, dat ons verdediginsrsstelsel geen knip voor de neus waard is; dan zou een rijksambtenaar bij de belastingen niet mogen zeggen, dat ons belastingstelsel door en door foutief is. Wanneer men zegt, ddt een stad op onderwijsgebied geen naam meer te verliezen" heeft, is dat voor geen enkelen persoon, zelfs niet voor de persoon van den wethouder, een krenking, want heel de inrichting en de staat van het onder wijs, waarop de bedoelde uitspraak steunt, is het werk van den Gemeenteraad. En zoo goed als een officier zich over het leger, de defensie in 't algemeen, en zoo goed als een rijksambtenaar zich over de belasting, en zoo goed als een ambtenaar der Rijksverzekeringsbank zich over de Ongevallenwet mag uit spreken, zoo goed mag een onderwijzer zich uitspreken over het onderwijs in zijne gemeente. Dat schijnt de wethouder ook gevoeld te hebben, en daarom betoogde hij op zettelijk, dat juist een onderwijzer zoo goed als altijd in verband stond met zijn dienst. Maar met deze opvatting moet een onderwijzer waarlijk schrikken en beven, zich eenigermate critisch over gemeente zaken, onderwijs of niet, uit te laten. Want waar is d;tn de grens, wanneer het persoonlijke, de verhouding tot het directe dienstverband, overschreden wordt ? Het begint er inderdaad droef voor de onderwijzers uit te zien. Want wanneer dit reeds geschied onder liberaal bewind, wat zal dan de toekomst brengen, wanneer zooals onvermijdelijk spoedig komen zal, ook de kerkelijken hun portie in de stadsregeering zullen krijgen? Er was n troost bij deze zaak. Tien jaren geleden was er in den Dordtschen Raad, bij de behandeling van de begrooting voor 1900, een vraag ge daan, hoe het Gemeentebestuur dacht te handelen tegenover onderwijzers die openlijke socialistische propaganda maken. Daarop antwoordden Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Ant woord : Zoolang bij Burgemeester en Wet houders geen klachten inkomen over de waarneming der betrekking, meenen zij zich van ingrijpen te moeten ont houden. Ten aanzien van de uiting en toepassing van meeningen buiten dienst behooren aan onderwijzers dezelfde

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl