De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 29 november pagina 2

29 november 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

'2 D E AM S T E E D A M Mi-E R WEEKBLAD 'VOOR NEDERLAND. No. 1640 door steun van wijlen den heer Jansen te Am*terdam,hetbaggerwei!fcteHazerswoude, het Jdompenmaken te Opsterland, het vul len van den gerueenteljjken ijskelder te Deventer enz. Weinig verdienste voor de arbeiders zal zeker opgeleverd hebben het bezembinden te Groes, te Sloterdijk, het zagen van hout te Kampen, te Woerden, het maken van beukenblokken te Amerongen en te Renkum, te Gouda, van vuurmakers te Enkhuizen, ofschoon men daar nog voor erwtenlezen, brandhout maken, matten vlechten enz. ? l per dag betaalde. Zonderling lijkt de vol gende werkverschaffing te Groningen, alleen curiositeits wille medegedeeld: het vervoeren van geslachte varkens. Van grooten omvang is dit ongetwijfeld niet geweest. De groote werkverschaffing te Amsterdam mm '84?'85 was een andere vorm van liefdadrgheid.want 't werk (ophoogen en zandrijden) koste eenige tienduizenden guldens meer daiLgewoonlük voor dergelüfcen arbied ?wortdt betaald. Van -een dergelijk gehalte is de arbeid, dm ;de 'Duineommissie en de hr. Volksbond ?«Ik in den!Haag in de duinen laat verrichten. Schrijvende over -werkverschaffing moet zeker vermeM worden, dat in sommige ^emeenten besloten werd tot het bespoedigen ' van uitvoeren 'van openbare werken. In eene enfcete gemeente wordt de emigratie'beTorderd. In 's1 Q-ravenhage verstrekt de gemeentelijke -arbeidsbeurs een Teispen'ning, in Haarlem'tracht de directeur dezer genreentelijke inTtéhtmg de -gelden hiervoor ?T«n particulieren te verwerven, in Amster dam wordt dit ook daor particulieren,ge steund, te Arnhem door de beurs enz. Ten slotte de conclusie. Overzien <we de velerlei -werkverschaffing «n de vefkregen uitkomsten, dan blijkthet 't moeilijkst bepaalden tia&arbeiders produc'tief en loonemi -werk 'te verschaffen. Gemakkelijker valt dit ten opzichte der nnskilled." Arbeid Tran "bepaald productief ^karakter is ontginnen. Zelfs worden hiermee geen ongunstige ftnantiëele resultaten verkre gen; daarover uitvoeriger in een volgend nummer. Dat werk verschaffen dus mede onder de middelen tot bestrijding der werkloosheid gehandhaafd dient te worden, mag op grond van een en ander geconcludeerd worden. Daarbij behoeft men zich niet te beper.ken tot het platte land. Van uit de groote steden zijn de duinen zeer gemakkelijk te bereiken. Duizende bunders liggen daar nog o(> bebossching te wachten (o heilige jacht) De aanplantingen van den burgemeester to Schoor], hier en daar op landgoederen in Kennemerland, op Texel enz. bewijzen, dat ze kunnen slagen. Het afzanden van duinen (de zan derijen onderWester veld, Over veen,Vogelenzang, Hillejom enz.), het verharden van wegen, het beplanten daarvan, het afgraven van bermen (automobielverkeer), het droog leggen van plasjes en drassig land, het afsteken van to hoog gelegen weilanden, het ophoogen van terreinen voor openbare speelpliatseu, het dempen van stilstaand -water in dorpen en steden, enz. (wie weet niet uit zijne omgeving deze reeks met tal van voorbeelden aan te vullen), zou aan honderden werklieden brood kunnen ver schaftenDe genomen voorbeelden zijn niet abstract, doch aan de werkelijkheid ontleend. Namen noemen is natuurlijk niet wensohelijk. Laat voor de vakarbeiders de verzekering het middel tot bestrijding zijn, om meer dan een reden zou de unskilled" met werk verschaffing gediend zijn. Moge er niet moer gedelibereerd, maar aangepakt worden. Haarlem, Nov. 1908. J. GERRITSX. KOCH EN KOCHJE DOOR CÉCILE DE JOMG VAN BEEK EX DONK. Jaren lang hadden zij gelukkig naast elkaar geleefd, vereenigd in een sympathie, die bij hun weinig gevoeliger» aard een groote liefde kan genoemd worden. Hij heette Koch en zij had juist denzelfden naam, ook Koch, tnaar daar zij van een oude familie en conservatief waren, hadden zij aan de oud-Hoüandgehe gewoonte vast gehouden om den vrouwennaam met een verkleinend ,.je:' te versieren en werd zij dus Kocbja genaamd. Zij leefden te midden eener dichte bevol king, maar nimmer had hen dit bezwaard, want er was veel ruimte en vee! voedsel in het land, dat zjj veroverd hadden. Slechts n verdriet knaagde aan hun geluk: do angst dat zij op een dag door de vrouw, wier long zij bewoonden, bij een hoestbui uitgeworpen en van elkaar gescheiden zouden worden. Al? zij aan een zeker soort tiilling in de weefsels dan ook merkten dat de hoest komen ging, klampten rij zich aan elkaar vast en aan de wand der grot, die zich langzaam in de long gevormd had. Het is een tergend onrecht van het wereld bestuur," zeide Kceh, ..dat daar niet voor gezorgd is, dat wij niet zoo maar uitgewor pen <kunnen worden. Ik heb het eens onder vonden, het is alleronaangenaamst... Ik beklaag er mij na niet meer over, omdat het me tot jou gevoerd heeft, maar op dat «ogenblik vond ik het ellendig. Ik bewoonde toen een staatsman, .een minister of afge vaardigde, of bode vau een stadhuis, ik weet niet precies ... Het was daar 'n dol vroolijk leven. Eiken dag hoorden wij den man praten over volksopvoeding, volkswelzijn, volksgegeEondheid, volksgeluk... En dan hadden =wij, in zyn borst, die van allerlei kanten bijeen gekomen waren, de grootste pret. Want sommige onzer hadden geleefd in heerlijke donkere kamertjes, waar de muren ^altijd vochtig waren en nooit een straal viel ?van den grooten Moordenaar ... anderen in .kleine paradys-vertrekken, waar zes measchen byeen sliepen, zonder open raam en waar ons volk bij millioenen .gekweekt werd en tierde. Weer anderen vertelden van zoo af gewerkte, verzwakte menschwezens, dat je ocia1& ierligerae Politieyeroróoijiiii en liet YoDrbereilenil Onderwijs Ingevolge de bepalingen van de Gemeente wet is door de Commissie voor de Strafverordeniagen een ontwerp tot herziening der thans geldende Algemeene Politiever ordening bij den gemeenteraad ingediend. Afdeeling IIE van Hoofdstuk VI (van de Gezondheidspolitie) draagt tot titel: Van Bewaarscholen en bewaarplaatsen voor kleine kinderen. Het zijn de bepalingen, de bestaande zoowel als de voorgestelde, van deze afdeeling, die, in verband met den stand en de ontwikkeling van het voorbereidend onderwijs in deze gemeente, m.i. van vol doende beteekenis zijn om er eens meer do aandacht op.te vestigen. Beginnen wij met het bestaande artikel 271 en het voorgestelde naast elkander te plaatsen: Art. 271 bestaand. Art. 271 voorgesteld. In deze afdeeling wordt Tn deze en de volgende verstaan: onder bewaar- afdeeling wordt verstaan scholen de scholen, waarin onder bewaarscholen: de geene kinderen boven de scholen, waarin geen kin zes jaren worden toege- deren boven den leeftijd iateu en geen ander dan van % en onder dien van voorbereidend lageronder- 'i\ jaar worden toegelaten, wijs wordt gegeven; onder en waarin alleen voorbebewaarpïaatsen de iurich- reidend la/er onderwijs tingen voor het bewaren naar een vast plan wordt van--kleine kindereu, waar gegeven. geen onderwijs wordt Onder bewaarplaatsen: .gegeven. a. de inrichtingen, welke aan de vorenstaande om schrijving beantwoorden, jnaar waarin het onder wijs iiiet naar een vast plan wordt gegeven; b. du inrichtingen uitslui tend bestemd voor de bewaring vau kinderen beneden den leeftijd vau 2; jaar. Vergelijkt men de voorgestelde met de bestaande bepaling, dan blijkt, da c men er naar gestreefd heeft een betere ea juistere scheiding te maken tusschen bewaar/)/<««fcrH ea bewaar.«7w/«». Geeft do bestaande be paling alleen een nuximum-leeftijd aan voor het bewaarschoolonderwijs; de voor gestelde voegt er aan toe een minimum leeftijd. -Een minimum dat m.i. te laag gesteld is. Ik denk niet, dat onder des kundigen veel verschil van nuening zal zijn, dat de minimum-leeftijd /// ijei-n ijetal lager dan 3 jaar dient te worden ge steld; ja, indien de bewaarplaatsen zich eenmaal behoorlijk ontwikkeld zullen heb ben en de gemeenschap haar taak te dezen opzichte behoorlijk vervult, dan zal m.i. do minimurn-leeftij'l voor voorbereidend ondenrijn gesteld kunnen worden op 4 jiar. Doch niet alleen in een begrenzing van den leeftijd onderscheidt de voorgestelde bepa ling zich van de bestaande, doch ook inde aanduiding van hetgeen m die bewaar plaatsen en bewaarscholen moet gebeuren. Do bestaande bepaling spreekt van geen ander dan coorbcreidend Liijcr onderwijs" de voorgestelde van jMaen conrbereidmd lager onderwijs naar ecu <?</..</, /ilait." U de bestaande bepaling negatief, de voorgestelde is positief'; hoeft de be staande voornamelijk de bedoeling er op te "wijzen, dat geen lager onderwijs' maar riets anders" gegeven wordt; do voor gestelde bepaling spreekt van ..voorberei dend lager onderwijs naar e^ti vaut /)'iw''. Het komt me voor, dat do Commissie hier mee heeft willen uitspreken, dat voorbe reidend lager onderwijs'' een term is voor een begrip, welks omvang en inhoud bepaald is; evenals dat het geval is met lager onderwijs". En al moge het nu ook waar zijn, dat, maar bij ze binnen behoefde te gaan, om ze ge heel in je macht te krijgen: geon greintje weer standsvermogen ... en van kleine kinderen, die opgroeien zonder lucht eu zorder Helt, onuitputtelijke voorraadscharen voor onze natie ... Maar aan dat alles dacht ouze staats man gelukkig nooit en dat maakte ons uit gelaten van vreugd Eu als bij dan plechtig zei: wij willen volkswelvaart...' dansten we in razende rijen rond door zijn borjt en lachten tot hij het benauwd kreeg. Maar nooit heeft h'j begrepen waarom we zoo vroolijk waren ... Je kunt niet gelooven hoe dom de mengcheu zijn." Ta," zeide Kochje, die dit verbaal reeds ontelbare malen geboord had, maar er altijd weer met eerbiedige bewondering naar luis terde Zij zelf was nooit uitgehoesl geweest, en kende alleen het longenland der arme arbeidster waar zij geboren was, kort vóór Koch's binnenwaaien, op een stoffiger, heeten voorjaarsdag. Maar toen ik uitgeworpen was, en daar allereerst op de straat lag..." ging Koch voort, maar in eens iroop hij tegen Kocbje aan, die over haar geheelo stoklijfje beefde. De arbeidster had boven hun hoofd, met haar holle stem het verschrikkelijke woord gezegd, dat geen tuberkel-bacil kan hooren zonder bijna te bezwijmen: de Zon". Het woord Zon is voor hen, wat voor de duivelen der middeneeuwen het teeken des kruizes was. Bij alles kunnen zij glimlachen, grim lachen, grijnslachen, bij dat Eéne krimpen zij in elkaar. Zeker, de Zon," zei weer de stem der ar beidster. Ik heb het zelf gelezen, kijk maar, hier staat het: In de woning, waar de Zon zij hoestte even, bij het sidderen van al hare bacillen niet heerscht, treedt onver mijdelijk de tuberkuloze binnen. Nu begrijp ik waarom ons Rietje ook al kucht... Van avond, als ik van mijn werk kom, ga ik naai de vrouw van den huisheer, waarachtig, ik doe het, en ik zal haar zeggen: gooi ons heele sLopje voor den grond, en geef ons gezonde, zonnige woningen ..'" Wat ben je toch nog naief," antwoordde de stem van een man. die daarop ook hoestte. Daar wonen er ook van ons volt," Hals terde Koch. Maar de vrouw ging opgewonden voort te vertellen wat zij zeggen zou dien avond. Ze wilde naar de mevrouw van den huisheer gaan, niet naar hem, want tegen een vrouw durfde ze beter alles te zeggen. En met ontroering zou die haar aanhooren, ze had immers zelf ook kinderen... ze zou het indien eenigen kenners van het voorberei dend onderwijs gevraagd zou worden dien omvang en inhoud aan te geven, de ant woorden af wijkend van elkander zouden zijn, toch is het zeker, dat er omtrent het wezen van het voorbereidend onderwijs overeen stemming zou bestaan. Als de voorwaarde gesteld wordt, dat in een bewaarschool voorbereidend lager on derwijs naar (volgens?) een vast plan" zal worden gegeven, volgt daaruit onmiddellijk, dat men het geven van dat onderwijs niet mag overlaten aan personen, die niet in het bijzonder zich met dat deel van het on derwijs hebben bezig gehouden of daartoe niet speciaal zijn opgeleid. De voorgestelde formuleering kan er dus toe meewerken dit deel van het onderwijs uit handen te nemen van totaal onbevoegden, zooals nu voor een groot gedeelte nog het geval is. Met hetgeen omtrent de bewaarplaatsen wordt voorgesteld, ben ik het niet zoo eens. Bewaarplaatsen, stelt de commissie voor te zeggen, zijn inrichtingen, waarin het onder wijs niet naar een vast plan wordt gage yen. Ik zou zeggen: bewaarplaatsen zijn inrich tingen, waar kinderen bewaard worden, beziggehouden worden, zonder meer, doch waarin geen onderwijs, hetzij al dan niet volgens een vast plan, zal worden gegeven. Het is jammer, dat de Commissie naast het woord bewaarplaats het woord bewaarschool beeft behouden. Waarom spreekt zij niet van bewaarplaatsen en voorbereidende scholen ? Bewaarscholen en bewaarplaatsen zijn twee dingen die niets met elkander te maken hebben. De bewaarschool" moet weg en daarvoor moet in de plaats de voorbereidende school". Laat de voorbe reidende school de kinderen opnemen van 3?4 jaar en ouder, tot zy naar de lagere school gaan; inrichtingen, die het no/j jongere kind opnemen, zijn bewaarplaatsen. .Nog beter zou de Commissie gedaan hebben indien zij bewaarplaatsen en voorbereidende scholen in afzonderlijke afdeelingen had behandeld, ten einde duidelijk te doen uit komen, dat het twee geheel verschillende inrichtingen zijn. Het zou rationeel zijn de volgende in richtingen te onderscheiden: a.bewaarplaat sen voor kinderen tot 3 jaar, l. voorberei dende scholen voor kinderen van 3 tot G jaar. Zijn er naast die inrichtingen nog instellingen noodig om de kinderen, die de voorbereidende scholen bezoeken, na en tusschen schooltij l op te nemen, 'ian dienen daarvoor in ;niimerkiiig te komen de Tehuizen voor Schoolgaande kinderen''. liet is duidelijk, dat de eischen to stellen aan inrichtingen, die kinderen opnemen, jonger dan 3 jaar, geheel anders moeten /ijl! ten opzichte van ruimte, licht, lucht, speelplaats, spcolmiddelen, lichamelijke verzorging, k-ulsters enz. dan die gesteli dienen tj worden aan de voorbereidende of aan cle lagere scholen. Volgens do commissie zullen er bawaarplaatseu zijn, u. die kinderen mogen opne men van den leeftijd van '21-z tot O jaar en h. die kinderen opnemen benden dot leef tijd van 2 J-a .j.iar. Het is niet duidelijk, doch ik veronder stel, dat het do bedoeling is deze twee soorten van innchtiugfii gescheiden te houden, Niet alleen j'jrmeol; doch ook inderdaad. Wat noodtg is. Misschien is de commissie van meening, dat, naarmate het voorbereidend-onder wijs wezen zich beter en krachtiger ontwikkelt, uit don aard der /aak de bewaarplaatsen van kinderen, die do voorbereidende school kunnen bezoeken, zullen verdwijnen; een meeniug, die ik deel en waaraan de invoe ring van de voorgestelde bepalingen en vooral haar handhaving zeker zal mee werken deze veronderstelling tot werkelijk heid te maken. Vooral wensch ik echter den nadruk te leggen op de handhaving der voorgestelde ?bepalingen, want hoe onvoldoende de be staande ook zijn, indien ze gehandhaafd waren, zou velerlei misstand niet zijn voorgekomen; althans niet in zoo'n erger lijke mate als nu het geval is. Op een andere plaats in dit artikel weasch ik daarop terug te komen. Het bestaande artikel 272: het is ver boden, een bewaarschool of bewaarplaats op te richten of te hebben" blijft onver anderd gehandhaafd. Daar is niets tegen; men heeft mij gezegd, dat dit een juri dische noodzakelijkheid is. Hierop volgen echter twee nieuwe arti kelen, nl. 272* en 272**. Het eerte artikel luint: Zij, die tot Burg. en Weth. het verzoek richten om, in afwijking van de verbodsbepaling van Art. 272, eene bewaar school te mogen oprichten of hebben, zijn verplicht bij hun verzoekschrift over te leggen: lo. een bewijs of getuigschrift, ten blijke, dat degene, die aan het hoofd der bewaar school zal komen te staan, voldoende ter bevoordeelin? van Burgemeester en Wethouders voor zijne taak berekend is; 2o. eene aanduiding van het perceel of perceelsgedeelte, waarin men de inrichting wenscht te vestigen; 3o. eene omschrijving van de indeeling van gemeld perceel of psreeelsgedeelte, aanwijzende de bestemming van elk onder deel ; 4o. het plan van het in de inrichting te geven onderwijs, In het voorgestelde Artikel 272** worden de aanvragers van een bewaarplaats ver plicht over te leggen: lo. een getuigschrift van goed zedelijk gedrag, verstrekt aan den persoon, die de bewaarplaats wenscht te houden, door den Burgemeester van zijn woonplaats en, blijkens de daarop door dezen gestelde dagteekening, afgegeven ten hoogste een maand voor den dag, waarop het verzoek schrift ter gemeentesecretarie als ingekomen is afgestempeld; 2o. de aaniuiding en de omschrijving, be doeld onder 2o en 3o van Art. 272*. Deze voorschriften kunnen, ik herhaal al weder bij gestrenge handhaving, ten goede werken, vooral wat de bewaarsc7w/«» batreft. Hij of zij, die een dergelijke inrichting heeft zal althans iemand moeten zijn, die voor zijn of haar taak berekend is. Burgemeester en Wethouders kunnen m.i. met deze bepaling in de hand nader vaststellen, welke diploma's de houders van bewaarscholen moeten hebben; laten zij dezen eiscli niet te licht stellen, het geestelijk en lichamelijk welzijn van dui zenden kinderen is er bij betrokken. Naarmate de eisehen hooger worden ge steld, zullen de inrichtingen tot opleiding van leerkrachten bij het voorbereidend onderwijs xic'i inspannen om aan die eischen te kunnen voldoen en laten wij hopen, dat binnen niet to langen tij l de gemeente Amsterdam zal begrijpen, dat zij niet alleen gemeente-bewaarscholen heei'c te stichten, doch dat zij ook verplicht is zorg te dragen voor de vorming van geschikte leerkrachten ; dat, wil zij particuliere opleidingsinrich tingen onder bepaalde voorwaarden steunen, zij zelf heef c voor te gaan door de stich ting van een gemeentelijke opleidingsschool voor leerkrachten bij het vojrberoilend onderwijs. Zijn wij er van overtuigd, dat de voor gestelde bepalingen het voorbereidend onder wijs ten goede zullen komen; voldoende achten wij ze niet. Ueenerlei eisch wordt gestold omtrent de bevoegdheid van degenen, die, behalve het hoofd, aan een inrichting van voorbereidend onderwijs werkzaam zijn, noch omtrent het aantal leerkrachten. Zijn dergelijke eischoj niet dringend nood zakelijk ? Als hierop geantwoord mocht worden, dat die eischen gesteld zijn voor het verleenen van subsidie aan particuliere bewaar scholen, dan meen ik, dat dit op zich zelf geen bezwaar behoeft te z\jn ; verschil in eischen, te stellen aan gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde voorbereidende scholen, is nog altijd wel rmgelijk. Moeielijker wordt de kwestie als de Comdadelijk begrijpen. En ze waren 1:00 rijk, ze hoefden maar te willen . . ." Nonsens," zei weer de manne?tem. En al Kreeg je 't gedaan, dat ze op dev?.1 piaats gezonde woningen zetten, wat zouden we dan nog gewonnen hebben'.' au zouden 7.t> na tuurlijk de huur hooger stellen, ver boven on/.e macht, en konden we weer naar een ander, soortgelijk hol trekken." ,./'e zijn /.GO rijk," mompelde de vrouw, koppig in haar hopen, ..en ze heeft zelf ook i kinderen. Ik wil het tod. probeereu. .." Zouden de meuechen verstandig worden?" vroeg Kocbje angstig. (ieen noud, ' zei Koch zijne zelfgenoeg zaamheid herwinnend. ...Ie kunt niet gelooven hoe dom ze sijn." .Maar ondanks die bemoediging bleven zij beiden zeer gedrukt, tot het oogenblik, waarop zij bij du vrouw van den huisheer binnen gingen en hunne Arbeidster haar klacht en hart' smeeking hoorden uiten. Zoodra zij echter do koele stem der vreemde hadden hooren antwoorden: Maar vrouwtje, wat kan ik daar aan doen?" herademden zij weer, als men het zoo noemen mag. U kunt er uw man toch over spreken, hem overtuigen, hem bidden ..." stamelde de Arbeidster. Doch nu k:onk een bel, de koele stem sprak nog een paar vage dingen, de borst vol Bacillen snikte even, en in langzame waggeling voelden Koch en Kocbju zich wegdragen. Zij hoorden een deur achter zich sluiten, koude lucht drong in hun wo ning door, en toen gtond de vrouw, waarin zij leefden, stil. Ojh, och, wat 'n emoties!" zeide Kocbje en vau blijdschap scheidde zij een massa gift af. Maar nu gebeurde er iets ontzettende. Kwam het doordat veel andere Bacillen hunne vreugde hadden geuit als Kocbje ? of door de zwijgende wanhoops-woede in het hart der vrouw ? In eens was daar een trillen, een schudden, een beven, een persen, een wild ophijgen en wringen. Weefsels scheurden, een roode, gloeiende golf joeg omhoog, snel bruisend voorbij, honderden van Koch's stamgenooten medesleurend, en in radeloosheid zag de arme Bacil zijn Kocbje meevoeren, weg, omhoog, weg, uit het longenland van hun geluk. Lang duurde het vóór hij bij kwam. Bacil len hebben geen handen om te wringen, en zij hebben ook geen tranen. Dat maakt hun droefheid zeer bitter. Maar zij kunnen gift afscheiden bij alle emotie» is dit hun wijze van zich te uiten en zij kunnen zich krommen, tot. zij er uitzien als krom getrokken stokjes. Koch kromie zich zooveel 'hij kon, zóó zeif-i Jat al zijne kennissen vol verbazing waren. Ea EU luvl hij voortaan slfuhts n gedachte: ook uitgeworpen wor den, en de wereld ingaan om Kochje te zoeken. Bij elke hoest hoopte hij uifcft opge stuwd te worden, doch ijdel was zijn hoop. hè', gebeurde steeds niet Beroerd," dacht bij, jt; zoo niet vrij, naar willekeur, te kunnen bewegen. Alweer een onrecht. Waarom kunnen de menschen liet wél, en wij niet.. . Als ik de wereld gemaakt had..." EinJeijk echter, op een iauwen voorjaars dag, daar vloog hij en lag vóór hij het be sefte, op een modderig trottoir. Wolken, regen," dacht hij, goddank, de gouden Moor denaar is er niet. Dat is een goed begin. Maar wat zal er nu gebeuren, en waar vind ik Kocbje..." Melancholiek lag hij zoo den geheelen middag te peinzen. Toen kwam een jong meisje aan, wier rok even den grond raakte, en zachtjes werd hij opgenomen met wat modder en vele andere Bacillen, ook nog van andere stammen. Heeft n van u Kocbje ook gezien'.'" vroeg bij; maar niemand ant woordde : op dien modderigen stootkant waren allen zeer slecht gehumeurd. Nu stond de rok in eens stil, en in de hoogte klonken drukke stemmen. Blijkbaar had het meisje een vriendin ontmoet. Maar wat was dat daar ... ? In dat plasje daar ... vlak bij? Was dat niet Kochje?... Ja, hij voelde bet duidelijk aan wat men zijn hart zou genoemd hebben, als hij er een gehad had. O! Kochje... Maar hoe...? hoe...? hoe...? bij haar te komen...? Een centi meter is voor een Bacil een schrikkelijke afstand . . . o! Vreugde, daar bewoog zich het meisje.. . haar rok lag in het plasje, en Koch kon zie a weelderig wentelen in het modderwater, tot naast zijn Kocbje. Waar ben je toch geweest?" zei hij na een lange stilte van geluk. Kocbje begon haar verhaal met ingehouden genoegen: nu had zij ook wat te vertellen. Eerst bleef ik liggen in den rooden stroom, waarin onze vrouw mij had uitgeworpen, voor de stoep van het huis van den huisheer. 's Nachts droogde de wind alles om mij heen, en den volgenden morgen kwam een heel klein blond meisje de stoep af, met een koekje in de hand, dat zij vlak op mij vallen liet. Juist wilde ik boos worden over die onbeleefdheid, toe a het kleine handje het koekje opraapte, waaraan ik kleefde, en het in haar moud stak. Gelukkig, daar was ik misiie vreest .voor-vernietiging .-ron derge lijke bepalingen door de Regeering. In heeverre dit gevaar .aanwezig ikan zijn, durf ik niet beoordeélen, dpeh zoo opper vlakkig geredeneerd, ,zon ik zeggen, als men den eisch van geschiktheid van het Hoofd wel durft stellen, waarom dan niet voor de personen, die naast en met het Hoofd dat onderwijs moeten geven ? Indien de vrees bestaat, dat op dit oogenblik aan dien eisch niet kan worden voldaan, omdat het aantal personen met een eenigszins behoorlijke geschiktheid totaal onvoldoende is, dan is daaraan tege moet te kamen door het vaststellen van een overgangsbepaling, die den tijd aan geeft, waarbinnen ten volle aan den ge stelden eisch moet zijn voldaan. Ook een bepaling omtrent het maximum aantal leerlingen, dat aan de leiding van n persoon ma? worden overgelaten, acht ik beslist noodzakelijk. Het bestaande, ook het voorgestelde artikel 273 schrijft alleen voor, dat het ver boden is een bewaarschool of bewaarplaats op te richten of te hebben, dan die, welke aan bepaalde vereischten voldoen. Welke die vereischten zijn, staat vermeld in de art. 274 en 275 van de bestaande verordening; beide artikelen worden in de voorgestelde verordening, art. 274 eenigs zins gewijzigd, met een nieuw artikel 275* aangevuld. Wordt de ontwerp-verordening ongewijzigd aangenomen, dan zullen de bewaarscholen en bewaarplaatsen moeten voldoen aan de volgende vereischten: Art. 274. De lokalen moeten droog van muren en vloer, met hout bevloerd, en van eene stookplaats voorzien zien, voldoend daglicht kunnen ontvangen en, ter beoor deeling van Burgemeester en Wethouders, voldoende kunnen gelucht worden. In die lokalen mag de vloer niet beneden den beganen grond liggen, en de hoogte der vertrekken, gemeten tusschen den vloer en den onderkant der binten, niet minder dan 2.EO meter bedragen. Art. 275. In de lokalen moet voor ieder kind, na aftrek van kasten en groote meu belen, eene grondvlakte van tenminste O.GG vierk. meter en eene inhoudsruimte van ten minste 3 kutr. meter overblijven. Art. 275*. In het perceel of perceelsge deelte, waarin de inrichting gevestigd is, moet een genoegzaam aantal, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, op voldoende wij 20 geventileerde privaten aanwezig zijn, in ruimten, op voldoende wijze afgescheiden van de voor verblijf der kinderen bestemde lokalen. De opneming van Art. 275* is hoogst noodzakelijk, zooals uit verschillende rapporten gebleken is en zooals ieder, wien de toestand op de talrijke particuliere zoo genaamde bewaarscholen uit aanschouwing bekend is, zal erkennen. Juichen wij de aanvulling too, toch meenen wij de voor schriften in haar geheel onvoldoende te zijn. Vooral de geeischte minimum-hoogte van 2Vs M. is onvoldoende ; deze dient stellig op 3'/i M. te worden gebracht. Met die hoogte en 3 M:!. gerekend per kind, kunnen er in een lokaal van 5 bij 5 M. 110»- ruim 25 kinderen geplaatst worden. Onvoldoende noem ik dozo voorschriften, omdat er niets wordt voorgeschreven om trent het hebben van een speellokaal en speelplaats, noch iets omtrent de banken. En vooral wat dit laatste betreft is verbe tering dringend noodzakelijk. Banken van voorhistorisch model, absoluut ongeschikt voor kinderen van zoo'n jeugdigen leeftijd, zonder rugleuning, eenvoudig nog alleea geschikt voor brandhout, gij kunt zo vinden op talrijke zoogenaamde bewaarscholen te Amsterdam. Moeten er geen voorschriften gegeven worden omtrent het bergen der kleederen; omtrent brandgevaar, bijv. do eenvoudige bepaling, dat de deuren naar buiten moeten opengaan ? Maakt de voorschriften strenger, het is noodzakelijk in liet belang van duizenden onzer kinderen. weer veilig in een longenlani. De eerste da gen bleef ik doodstil, ik was lusteloos, be droefd om jou, en 't was alles zoo vreemd. Maar langzamerhand begon het gif, dat ik in uiiju verdriet afgescheiden had, te werfcen, 't kind ging hoesten, en toen kwamen er meer staageuooten binnen, en werd het er recht gezellig." Gezellig, zonder mij . . ." pruttelde Kocb. Maar daar bij de bacillen de liefde in geen verband staat met het begrip: bezit, kennen zij geen jaloezie, eu was bij dadelijk tevreden toen Kocbje zei: Ik meen, objectief be schouwd werd het er gezellig: ik zelf bleef natuurlijk; bedroefd... Maar wat mij toen dikwijls verwonderd beeft, is de wanhoop der moeder van het kind, die dame, j e weet wel, die met zoo'n koele stem tot onze arbeidster had gesproken. Nachten lang zat zij huilecd voor het belje, en toch had zij ons zelf gekweekt..." ,,Dat heb ik je immers altijd wel gezegd, dat de menschen zoo dom zijn. Geloof je dat zoo'n vrouw er ooit aaa gedacht heeft, dat, wat daar gekweekt wordt in donkere kamer tjes in achterbuurten, op een dag iri baar eigen leven kan dringen ... kan dooden wat ze liefheeft... Eu gelukkig maar! Wat zou er van ons worden, als ons slachtvee slim werd?" Op dit oogenblik sleepte de rok, die Koch had meegevoerd, verder, maar hij bleef diep iii het plasje liggen naast zijn vriendin. Wat zal er nu met ons gebeuren?" vroeg zïj. Op een dag heeft het kind mij uitgehoest, en kwam ik op een servetje terecht, dat naar de wasch ging. Een toch t wind bjies me in den mond van een waschmeisje, waar het wemelde van stamgenooten en vandaar werd ik kort daarop uitgeworpen in de straat. En daar lig ik nu al dagen, maar ik vind het niets prettig hier ..." Ja, het leven is vol wederwaardigheden," mijmerde Koch, maar toch wel interessant. Wij moeten nu wachten tot de wind alles heeft gedroogd. Dan vliegen we in het stof omhoog, en vinden wel weer een geschikt terrein, zooals de menechen zeggen." Ik hoop weer in een kinderlong; dat ia mij bijzonder goed bevallen," zeide Kochje. Maar stil, daar is de gouden Hoorde..." De zon kwam door en zij zwegen en lagen bevend in de schaduw van een modderkluitje onder in het plasje, dat langzaam begon uit te droogen. Geduldig bleven zij wachten in hun modderschuilplaats: morgen zou alles droog zijn... Zij droomden reeda van hun nieuwe prooi.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl