Historisch Archief 1877-1940
'2
D E AM S T E E D A M Mi-E R WEEKBLAD 'VOOR NEDERLAND.
No. 1640
door steun van wijlen den heer Jansen te
Am*terdam,hetbaggerwei!fcteHazerswoude,
het Jdompenmaken te Opsterland, het vul
len van den gerueenteljjken ijskelder te
Deventer enz.
Weinig verdienste voor de arbeiders zal
zeker opgeleverd hebben het bezembinden
te Groes, te Sloterdijk, het zagen van hout
te Kampen, te Woerden, het maken van
beukenblokken te Amerongen en te Renkum,
te Gouda, van vuurmakers te Enkhuizen,
ofschoon men daar nog voor erwtenlezen,
brandhout maken, matten vlechten enz. ? l
per dag betaalde. Zonderling lijkt de vol
gende werkverschaffing te Groningen, alleen
curiositeits wille medegedeeld: het vervoeren
van geslachte varkens. Van grooten omvang
is dit ongetwijfeld niet geweest.
De groote werkverschaffing te Amsterdam
mm '84?'85 was een andere vorm van
liefdadrgheid.want 't werk (ophoogen en
zandrijden) koste eenige tienduizenden guldens
meer daiLgewoonlük voor dergelüfcen arbied
?wortdt betaald.
Van -een dergelijk gehalte is de arbeid,
dm ;de 'Duineommissie en de hr. Volksbond
?«Ik in den!Haag in de duinen laat verrichten.
Schrijvende over -werkverschaffing moet
zeker vermeM worden, dat in sommige
^emeenten besloten werd tot het bespoedigen
' van uitvoeren 'van openbare werken.
In eene enfcete gemeente wordt de
emigratie'beTorderd. In 's1 Q-ravenhage verstrekt
de gemeentelijke -arbeidsbeurs een
Teispen'ning, in Haarlem'tracht de directeur dezer
genreentelijke inTtéhtmg de -gelden hiervoor
?T«n particulieren te verwerven, in Amster
dam wordt dit ook daor particulieren,ge
steund, te Arnhem door de beurs enz.
Ten slotte de conclusie.
Overzien <we de velerlei -werkverschaffing
«n de vefkregen uitkomsten, dan blijkthet
't moeilijkst bepaalden tia&arbeiders
produc'tief en loonemi -werk 'te verschaffen.
Gemakkelijker valt dit ten opzichte der
nnskilled."
Arbeid Tran "bepaald productief ^karakter
is ontginnen. Zelfs worden hiermee geen
ongunstige ftnantiëele resultaten verkre
gen; daarover uitvoeriger in een volgend
nummer.
Dat werk verschaffen dus mede onder de
middelen tot bestrijding der werkloosheid
gehandhaafd dient te worden, mag op grond
van een en ander geconcludeerd worden.
Daarbij behoeft men zich niet te
beper.ken tot het platte land.
Van uit de groote steden zijn de duinen
zeer gemakkelijk te bereiken. Duizende
bunders liggen daar nog o(> bebossching te
wachten (o heilige jacht) De aanplantingen
van den burgemeester to Schoor], hier en
daar op landgoederen in Kennemerland,
op Texel enz. bewijzen, dat ze kunnen
slagen. Het afzanden van duinen (de zan
derijen onderWester veld, Over
veen,Vogelenzang, Hillejom enz.), het verharden van
wegen, het beplanten daarvan, het afgraven
van bermen (automobielverkeer), het droog
leggen van plasjes en drassig land, het
afsteken van to hoog gelegen weilanden,
het ophoogen van terreinen voor openbare
speelpliatseu, het dempen van stilstaand
-water in dorpen en steden, enz. (wie weet
niet uit zijne omgeving deze reeks met tal
van voorbeelden aan te vullen), zou aan
honderden werklieden brood kunnen ver
schaftenDe genomen voorbeelden zijn niet abstract,
doch aan de werkelijkheid ontleend. Namen
noemen is natuurlijk niet wensohelijk.
Laat voor de vakarbeiders de verzekering
het middel tot bestrijding zijn, om meer
dan een reden zou de unskilled" met werk
verschaffing gediend zijn.
Moge er niet moer gedelibereerd, maar
aangepakt worden.
Haarlem, Nov. 1908. J. GERRITSX.
KOCH EN KOCHJE
DOOR
CÉCILE DE JOMG VAN BEEK EX DONK.
Jaren lang hadden zij gelukkig naast elkaar
geleefd, vereenigd in een sympathie, die bij
hun weinig gevoeliger» aard een groote liefde
kan genoemd worden. Hij heette Koch en
zij had juist denzelfden naam, ook Koch, tnaar
daar zij van een oude familie en conservatief
waren, hadden zij aan de oud-Hoüandgehe
gewoonte vast gehouden om den vrouwennaam
met een verkleinend ,.je:' te versieren en werd
zij dus Kocbja genaamd.
Zij leefden te midden eener dichte bevol
king, maar nimmer had hen dit bezwaard,
want er was veel ruimte en vee! voedsel in
het land, dat zjj veroverd hadden. Slechts
n verdriet knaagde aan hun geluk: do
angst dat zij op een dag door de vrouw,
wier long zij bewoonden, bij een hoestbui
uitgeworpen en van elkaar gescheiden zouden
worden. Al? zij aan een zeker soort tiilling
in de weefsels dan ook merkten dat de hoest
komen ging, klampten rij zich aan elkaar
vast en aan de wand der grot, die zich
langzaam in de long gevormd had.
Het is een tergend onrecht van het wereld
bestuur," zeide Kceh, ..dat daar niet voor
gezorgd is, dat wij niet zoo maar uitgewor
pen <kunnen worden. Ik heb het eens onder
vonden, het is alleronaangenaamst... Ik
beklaag er mij na niet meer over, omdat
het me tot jou gevoerd heeft, maar op dat
«ogenblik vond ik het ellendig. Ik bewoonde
toen een staatsman, .een minister of afge
vaardigde, of bode vau een stadhuis, ik weet
niet precies ... Het was daar 'n dol vroolijk
leven. Eiken dag hoorden wij den man praten
over volksopvoeding, volkswelzijn,
volksgegeEondheid, volksgeluk... En dan hadden
=wij, in zyn borst, die van allerlei kanten
bijeen gekomen waren, de grootste pret.
Want sommige onzer hadden geleefd in
heerlijke donkere kamertjes, waar de muren
^altijd vochtig waren en nooit een straal viel
?van den grooten Moordenaar ... anderen in
.kleine paradys-vertrekken, waar zes measchen
byeen sliepen, zonder open raam en waar
ons volk bij millioenen .gekweekt werd en
tierde. Weer anderen vertelden van zoo af
gewerkte, verzwakte menschwezens, dat je
ocia1&
ierligerae Politieyeroróoijiiii
en liet YoDrbereilenil Onderwijs
Ingevolge de bepalingen van de Gemeente
wet is door de Commissie voor de
Strafverordeniagen een ontwerp tot herziening
der thans geldende Algemeene Politiever
ordening bij den gemeenteraad ingediend.
Afdeeling IIE van Hoofdstuk VI (van de
Gezondheidspolitie) draagt tot titel:
Van Bewaarscholen en bewaarplaatsen
voor kleine kinderen.
Het zijn de bepalingen, de bestaande
zoowel als de voorgestelde, van deze
afdeeling, die, in verband met den stand en
de ontwikkeling van het voorbereidend
onderwijs in deze gemeente, m.i. van vol
doende beteekenis zijn om er eens meer do
aandacht op.te vestigen.
Beginnen wij met het bestaande artikel
271 en het voorgestelde naast elkander te
plaatsen:
Art. 271 bestaand. Art. 271 voorgesteld.
In deze afdeeling wordt Tn deze en de volgende
verstaan: onder bewaar- afdeeling wordt verstaan
scholen de scholen, waarin onder bewaarscholen: de
geene kinderen boven de scholen, waarin geen kin
zes jaren worden toege- deren boven den leeftijd
iateu en geen ander dan van % en onder dien van
voorbereidend lageronder- 'i\ jaar worden toegelaten,
wijs wordt gegeven; onder en waarin alleen
voorbebewaarpïaatsen de iurich- reidend la/er onderwijs
tingen voor het bewaren naar een vast plan wordt
van--kleine kindereu, waar gegeven.
geen onderwijs wordt Onder bewaarplaatsen:
.gegeven. a. de inrichtingen, welke
aan de vorenstaande om
schrijving beantwoorden,
jnaar waarin het onder
wijs iiiet naar een vast
plan wordt gegeven; b.
du inrichtingen uitslui
tend bestemd voor de
bewaring vau kinderen
beneden den leeftijd vau
2; jaar.
Vergelijkt men de voorgestelde met de
bestaande bepaling, dan blijkt, da c men er
naar gestreefd heeft een betere ea juistere
scheiding te maken tusschen bewaar/)/<««fcrH
ea bewaar.«7w/«». Geeft do bestaande be
paling alleen een nuximum-leeftijd aan
voor het bewaarschoolonderwijs; de voor
gestelde voegt er aan toe een minimum
leeftijd. -Een minimum dat m.i. te laag
gesteld is. Ik denk niet, dat onder des
kundigen veel verschil van nuening zal
zijn, dat de minimum-leeftijd /// ijei-n ijetal
lager dan 3 jaar dient te worden ge
steld; ja, indien de bewaarplaatsen zich
eenmaal behoorlijk ontwikkeld zullen heb
ben en de gemeenschap haar taak te dezen
opzichte behoorlijk vervult, dan zal m.i. do
minimurn-leeftij'l voor voorbereidend
ondenrijn gesteld kunnen worden op 4 jiar.
Doch niet alleen in een begrenzing van den
leeftijd onderscheidt de voorgestelde bepa
ling zich van de bestaande, doch ook inde
aanduiding van hetgeen m die bewaar
plaatsen en bewaarscholen moet gebeuren.
Do bestaande bepaling spreekt van geen
ander dan coorbcreidend Liijcr onderwijs"
de voorgestelde van jMaen conrbereidmd
lager onderwijs naar ecu <?</..</, /ilait."
U de bestaande bepaling negatief, de
voorgestelde is positief'; hoeft de be
staande voornamelijk de bedoeling er op
te "wijzen, dat geen lager onderwijs'
maar riets anders" gegeven wordt; do voor
gestelde bepaling spreekt van ..voorberei
dend lager onderwijs naar e^ti vaut /)'iw''.
Het komt me voor, dat do Commissie hier
mee heeft willen uitspreken, dat voorbe
reidend lager onderwijs'' een term is voor
een begrip, welks omvang en inhoud bepaald
is; evenals dat het geval is met lager
onderwijs".
En al moge het nu ook waar zijn, dat,
maar bij ze binnen behoefde te gaan, om ze ge
heel in je macht te krijgen: geon greintje weer
standsvermogen ... en van kleine kinderen,
die opgroeien zonder lucht eu zorder Helt,
onuitputtelijke voorraadscharen voor onze
natie ... Maar aan dat alles dacht ouze staats
man gelukkig nooit en dat maakte ons uit
gelaten van vreugd Eu als bij dan plechtig
zei: wij willen volkswelvaart...' dansten
we in razende rijen rond door zijn borjt en
lachten tot hij het benauwd kreeg. Maar nooit
heeft h'j begrepen waarom we zoo vroolijk
waren ... Je kunt niet gelooven hoe dom de
mengcheu zijn."
Ta," zeide Kochje, die dit verbaal reeds
ontelbare malen geboord had, maar er altijd
weer met eerbiedige bewondering naar luis
terde Zij zelf was nooit uitgehoesl geweest,
en kende alleen het longenland der arme
arbeidster waar zij geboren was, kort vóór
Koch's binnenwaaien, op een stoffiger, heeten
voorjaarsdag.
Maar toen ik uitgeworpen was, en daar
allereerst op de straat lag..." ging Koch
voort, maar in eens iroop hij tegen Kocbje
aan, die over haar geheelo stoklijfje beefde.
De arbeidster had boven hun hoofd, met
haar holle stem het verschrikkelijke woord
gezegd, dat geen tuberkel-bacil kan hooren
zonder bijna te bezwijmen: de Zon". Het
woord Zon is voor hen, wat voor de duivelen
der middeneeuwen het teeken des kruizes
was. Bij alles kunnen zij glimlachen, grim
lachen, grijnslachen, bij dat Eéne krimpen zij
in elkaar.
Zeker, de Zon," zei weer de stem der ar
beidster. Ik heb het zelf gelezen, kijk maar,
hier staat het: In de woning, waar de Zon
zij hoestte even, bij het sidderen van al
hare bacillen niet heerscht, treedt onver
mijdelijk de tuberkuloze binnen. Nu begrijp
ik waarom ons Rietje ook al kucht... Van
avond, als ik van mijn werk kom, ga ik naai
de vrouw van den huisheer, waarachtig, ik
doe het, en ik zal haar zeggen: gooi ons heele
sLopje voor den grond, en geef ons gezonde,
zonnige woningen ..'"
Wat ben je toch nog naief," antwoordde
de stem van een man. die daarop ook hoestte.
Daar wonen er ook van ons volt," Hals
terde Koch.
Maar de vrouw ging opgewonden voort
te vertellen wat zij zeggen zou dien avond.
Ze wilde naar de mevrouw van den huisheer
gaan, niet naar hem, want tegen een vrouw
durfde ze beter alles te zeggen. En met
ontroering zou die haar aanhooren, ze had
immers zelf ook kinderen... ze zou het
indien eenigen kenners van het voorberei
dend onderwijs gevraagd zou worden dien
omvang en inhoud aan te geven, de ant
woorden af wijkend van elkander zouden zijn,
toch is het zeker, dat er omtrent het wezen
van het voorbereidend onderwijs overeen
stemming zou bestaan.
Als de voorwaarde gesteld wordt, dat in
een bewaarschool voorbereidend lager on
derwijs naar (volgens?) een vast plan" zal
worden gegeven, volgt daaruit onmiddellijk,
dat men het geven van dat onderwijs niet
mag overlaten aan personen, die niet in
het bijzonder zich met dat deel van het on
derwijs hebben bezig gehouden of daartoe
niet speciaal zijn opgeleid. De voorgestelde
formuleering kan er dus toe meewerken
dit deel van het onderwijs uit handen te
nemen van totaal onbevoegden, zooals nu
voor een groot gedeelte nog het geval is.
Met hetgeen omtrent de bewaarplaatsen
wordt voorgesteld, ben ik het niet zoo eens.
Bewaarplaatsen, stelt de commissie voor te
zeggen, zijn inrichtingen, waarin het onder
wijs niet naar een vast plan wordt gage yen.
Ik zou zeggen: bewaarplaatsen zijn inrich
tingen, waar kinderen bewaard worden,
beziggehouden worden, zonder meer, doch
waarin geen onderwijs, hetzij al dan niet
volgens een vast plan, zal worden gegeven.
Het is jammer, dat de Commissie naast het
woord bewaarplaats het woord bewaarschool
beeft behouden. Waarom spreekt zij niet
van bewaarplaatsen en voorbereidende
scholen ?
Bewaarscholen en bewaarplaatsen zijn
twee dingen die niets met elkander te
maken hebben. De bewaarschool" moet
weg en daarvoor moet in de plaats de
voorbereidende school". Laat de voorbe
reidende school de kinderen opnemen van
3?4 jaar en ouder, tot zy naar de lagere
school gaan; inrichtingen, die het no/j
jongere kind opnemen, zijn bewaarplaatsen.
.Nog beter zou de Commissie gedaan hebben
indien zij bewaarplaatsen en voorbereidende
scholen in afzonderlijke afdeelingen had
behandeld, ten einde duidelijk te doen uit
komen, dat het twee geheel verschillende
inrichtingen zijn.
Het zou rationeel zijn de volgende in
richtingen te onderscheiden: a.bewaarplaat
sen voor kinderen tot 3 jaar, l. voorberei
dende scholen voor kinderen van 3 tot G jaar.
Zijn er naast die inrichtingen nog
instellingen noodig om de kinderen, die de
voorbereidende scholen bezoeken, na en
tusschen schooltij l op te nemen, 'ian dienen
daarvoor in ;niimerkiiig te komen de
Tehuizen voor Schoolgaande kinderen''.
liet is duidelijk, dat de eischen to stellen
aan inrichtingen, die kinderen opnemen,
jonger dan 3 jaar, geheel anders moeten
/ijl! ten opzichte van ruimte, licht, lucht,
speelplaats, spcolmiddelen, lichamelijke
verzorging, k-ulsters enz. dan die gesteli
dienen tj worden aan de voorbereidende
of aan cle lagere scholen.
Volgens do commissie zullen er
bawaarplaatseu zijn, u. die kinderen mogen opne
men van den leeftijd van '21-z tot O jaar en
h. die kinderen opnemen benden dot leef
tijd van 2 J-a .j.iar.
Het is niet duidelijk, doch ik veronder
stel, dat het do bedoeling is deze twee
soorten van innchtiugfii gescheiden te
houden, Niet alleen j'jrmeol; doch ook
inderdaad. Wat noodtg is.
Misschien is de commissie van meening,
dat, naarmate het voorbereidend-onder wijs
wezen zich beter en krachtiger ontwikkelt,
uit don aard der /aak de bewaarplaatsen
van kinderen, die do voorbereidende school
kunnen bezoeken, zullen verdwijnen; een
meeniug, die ik deel en waaraan de invoe
ring van de voorgestelde bepalingen en
vooral haar handhaving zeker zal mee
werken deze veronderstelling tot werkelijk
heid te maken.
Vooral wensch ik echter den nadruk te
leggen op de handhaving der voorgestelde
?bepalingen, want hoe onvoldoende de be
staande ook zijn, indien ze gehandhaafd
waren, zou velerlei misstand niet zijn
voorgekomen; althans niet in zoo'n erger
lijke mate als nu het geval is.
Op een andere plaats in dit artikel weasch
ik daarop terug te komen.
Het bestaande artikel 272: het is ver
boden, een bewaarschool of bewaarplaats
op te richten of te hebben" blijft onver
anderd gehandhaafd. Daar is niets tegen;
men heeft mij gezegd, dat dit een juri
dische noodzakelijkheid is.
Hierop volgen echter twee nieuwe arti
kelen, nl. 272* en 272**.
Het eerte artikel luint: Zij, die tot Burg.
en Weth. het verzoek richten om, in afwijking
van de verbodsbepaling van Art. 272, eene
bewaar school te mogen oprichten of hebben,
zijn verplicht bij hun verzoekschrift over
te leggen:
lo. een bewijs of getuigschrift, ten blijke,
dat degene, die aan het hoofd der bewaar
school zal komen te staan, voldoende
ter bevoordeelin? van Burgemeester en
Wethouders voor zijne taak berekend is;
2o. eene aanduiding van het perceel of
perceelsgedeelte, waarin men de inrichting
wenscht te vestigen;
3o. eene omschrijving van de indeeling
van gemeld perceel of psreeelsgedeelte,
aanwijzende de bestemming van elk onder
deel ;
4o. het plan van het in de inrichting te
geven onderwijs,
In het voorgestelde Artikel 272** worden
de aanvragers van een bewaarplaats ver
plicht over te leggen:
lo. een getuigschrift van goed zedelijk
gedrag, verstrekt aan den persoon, die de
bewaarplaats wenscht te houden, door den
Burgemeester van zijn woonplaats en,
blijkens de daarop door dezen gestelde
dagteekening, afgegeven ten hoogste een
maand voor den dag, waarop het verzoek
schrift ter gemeentesecretarie als ingekomen
is afgestempeld;
2o. de aaniuiding en de omschrijving, be
doeld onder 2o en 3o van Art. 272*.
Deze voorschriften kunnen, ik herhaal al
weder bij gestrenge handhaving, ten goede
werken, vooral wat de bewaarsc7w/«» batreft.
Hij of zij, die een dergelijke inrichting
heeft zal althans iemand moeten zijn, die
voor zijn of haar taak berekend is.
Burgemeester en Wethouders kunnen
m.i. met deze bepaling in de hand nader
vaststellen, welke diploma's de houders
van bewaarscholen moeten hebben; laten
zij dezen eiscli niet te licht stellen, het
geestelijk en lichamelijk welzijn van dui
zenden kinderen is er bij betrokken.
Naarmate de eisehen hooger worden ge
steld, zullen de inrichtingen tot opleiding
van leerkrachten bij het voorbereidend
onderwijs xic'i inspannen om aan die eischen
te kunnen voldoen en laten wij hopen, dat
binnen niet to langen tij l de gemeente
Amsterdam zal begrijpen, dat zij niet alleen
gemeente-bewaarscholen heei'c te stichten,
doch dat zij ook verplicht is zorg te dragen
voor de vorming van geschikte leerkrachten ;
dat, wil zij particuliere opleidingsinrich
tingen onder bepaalde voorwaarden steunen,
zij zelf heef c voor te gaan door de stich
ting van een gemeentelijke opleidingsschool
voor leerkrachten bij het vojrberoilend
onderwijs.
Zijn wij er van overtuigd, dat de voor
gestelde bepalingen het voorbereidend onder
wijs ten goede zullen komen; voldoende
achten wij ze niet. Ueenerlei eisch wordt
gestold omtrent de bevoegdheid van degenen,
die, behalve het hoofd, aan een inrichting
van voorbereidend onderwijs werkzaam zijn,
noch omtrent het aantal leerkrachten. Zijn
dergelijke eischoj niet dringend nood
zakelijk ?
Als hierop geantwoord mocht worden,
dat die eischen gesteld zijn voor het
verleenen van subsidie aan particuliere bewaar
scholen, dan meen ik, dat dit op zich zelf
geen bezwaar behoeft te z\jn ; verschil in
eischen, te stellen aan gesubsidieerde en
niet-gesubsidieerde voorbereidende scholen,
is nog altijd wel rmgelijk.
Moeielijker wordt de kwestie als de
Comdadelijk begrijpen. En ze waren 1:00 rijk, ze
hoefden maar te willen . . ."
Nonsens," zei weer de manne?tem. En
al Kreeg je 't gedaan, dat ze op dev?.1 piaats
gezonde woningen zetten, wat zouden we dan
nog gewonnen hebben'.' au zouden 7.t> na
tuurlijk de huur hooger stellen, ver boven
on/.e macht, en konden we weer naar een
ander, soortgelijk hol trekken."
,./'e zijn /.GO rijk," mompelde de vrouw,
koppig in haar hopen, ..en ze heeft zelf ook i
kinderen. Ik wil het tod. probeereu. .."
Zouden de meuechen verstandig worden?"
vroeg Kocbje angstig.
(ieen noud, ' zei Koch zijne zelfgenoeg
zaamheid herwinnend. ...Ie kunt niet
gelooven hoe dom ze sijn."
.Maar ondanks die bemoediging bleven zij
beiden zeer gedrukt, tot het oogenblik, waarop
zij bij du vrouw van den huisheer binnen
gingen en hunne Arbeidster haar klacht en
hart' smeeking hoorden uiten. Zoodra zij
echter do koele stem der vreemde hadden
hooren antwoorden: Maar vrouwtje, wat
kan ik daar aan doen?" herademden zij weer,
als men het zoo noemen mag.
U kunt er uw man toch over spreken,
hem overtuigen, hem bidden ..." stamelde
de Arbeidster. Doch nu k:onk een bel, de
koele stem sprak nog een paar vage dingen,
de borst vol Bacillen snikte even, en in
langzame waggeling voelden Koch en Kocbju
zich wegdragen. Zij hoorden een deur achter
zich sluiten, koude lucht drong in hun wo
ning door, en toen gtond de vrouw, waarin
zij leefden, stil.
Ojh, och, wat 'n emoties!" zeide Kocbje
en vau blijdschap scheidde zij een massa
gift af.
Maar nu gebeurde er iets ontzettende.
Kwam het doordat veel andere Bacillen
hunne vreugde hadden geuit als Kocbje ?
of door de zwijgende wanhoops-woede in
het hart der vrouw ? In eens was daar
een trillen, een schudden, een beven, een
persen, een wild ophijgen en wringen.
Weefsels scheurden, een roode, gloeiende
golf joeg omhoog, snel bruisend voorbij,
honderden van Koch's stamgenooten
medesleurend, en in radeloosheid zag de arme
Bacil zijn Kocbje meevoeren, weg, omhoog,
weg, uit het longenland van hun geluk.
Lang duurde het vóór hij bij kwam. Bacil
len hebben geen handen om te wringen, en
zij hebben ook geen tranen. Dat maakt hun
droefheid zeer bitter. Maar zij kunnen gift
afscheiden bij alle emotie» is dit hun
wijze van zich te uiten en zij kunnen
zich krommen, tot. zij er uitzien als krom
getrokken stokjes. Koch kromie zich zooveel
'hij kon, zóó zeif-i Jat al zijne kennissen vol
verbazing waren. Ea EU luvl hij voortaan
slfuhts n gedachte: ook uitgeworpen wor
den, en de wereld ingaan om Kochje te
zoeken. Bij elke hoest hoopte hij uifcft opge
stuwd te worden, doch ijdel was zijn hoop.
hè', gebeurde steeds niet Beroerd," dacht
bij, jt; zoo niet vrij, naar willekeur, te
kunnen bewegen. Alweer een onrecht.
Waarom kunnen de menschen liet wél, en
wij niet.. . Als ik de wereld gemaakt had..."
EinJeijk echter, op een iauwen voorjaars
dag, daar vloog hij en lag vóór hij het be
sefte, op een modderig trottoir. Wolken,
regen," dacht hij, goddank, de gouden Moor
denaar is er niet. Dat is een goed begin.
Maar wat zal er nu gebeuren, en waar vind
ik Kocbje..."
Melancholiek lag hij zoo den geheelen
middag te peinzen. Toen kwam een jong
meisje aan, wier rok even den grond raakte,
en zachtjes werd hij opgenomen met wat
modder en vele andere Bacillen, ook nog van
andere stammen. Heeft n van u Kocbje
ook gezien'.'" vroeg bij; maar niemand ant
woordde : op dien modderigen stootkant
waren allen zeer slecht gehumeurd.
Nu stond de rok in eens stil, en in de
hoogte klonken drukke stemmen. Blijkbaar
had het meisje een vriendin ontmoet. Maar
wat was dat daar ... ? In dat plasje daar ...
vlak bij? Was dat niet Kochje?... Ja, hij
voelde bet duidelijk aan wat men zijn hart
zou genoemd hebben, als hij er een gehad
had. O! Kochje... Maar hoe...? hoe...?
hoe...? bij haar te komen...? Een centi
meter is voor een Bacil een schrikkelijke
afstand . . . o! Vreugde, daar bewoog zich het
meisje.. . haar rok lag in het plasje, en
Koch kon zie a weelderig wentelen in het
modderwater, tot naast zijn Kocbje.
Waar ben je toch geweest?" zei hij na
een lange stilte van geluk.
Kocbje begon haar verhaal met ingehouden
genoegen: nu had zij ook wat te vertellen.
Eerst bleef ik liggen in den rooden stroom,
waarin onze vrouw mij had uitgeworpen, voor
de stoep van het huis van den huisheer.
's Nachts droogde de wind alles om mij heen,
en den volgenden morgen kwam een heel
klein blond meisje de stoep af, met een
koekje in de hand, dat zij vlak op mij vallen
liet. Juist wilde ik boos worden over die
onbeleefdheid, toe a het kleine handje het
koekje opraapte, waaraan ik kleefde, en het
in haar moud stak. Gelukkig, daar was ik
misiie vreest .voor-vernietiging .-ron derge
lijke bepalingen door de Regeering. In
heeverre dit gevaar .aanwezig ikan zijn,
durf ik niet beoordeélen, dpeh zoo opper
vlakkig geredeneerd, ,zon ik zeggen, als
men den eisch van geschiktheid van het
Hoofd wel durft stellen, waarom dan niet
voor de personen, die naast en met het
Hoofd dat onderwijs moeten geven ?
Indien de vrees bestaat, dat op dit
oogenblik aan dien eisch niet kan worden
voldaan, omdat het aantal personen met
een eenigszins behoorlijke geschiktheid
totaal onvoldoende is, dan is daaraan tege
moet te kamen door het vaststellen van
een overgangsbepaling, die den tijd aan
geeft, waarbinnen ten volle aan den ge
stelden eisch moet zijn voldaan.
Ook een bepaling omtrent het maximum
aantal leerlingen, dat aan de leiding van
n persoon ma? worden overgelaten, acht
ik beslist noodzakelijk.
Het bestaande, ook het voorgestelde
artikel 273 schrijft alleen voor, dat het ver
boden is een bewaarschool of bewaarplaats
op te richten of te hebben, dan die, welke
aan bepaalde vereischten voldoen.
Welke die vereischten zijn, staat vermeld
in de art. 274 en 275 van de bestaande
verordening; beide artikelen worden in de
voorgestelde verordening, art. 274 eenigs
zins gewijzigd, met een nieuw artikel 275*
aangevuld. Wordt de ontwerp-verordening
ongewijzigd aangenomen, dan zullen de
bewaarscholen en bewaarplaatsen moeten
voldoen aan de volgende vereischten:
Art. 274. De lokalen moeten droog van
muren en vloer, met hout bevloerd, en van
eene stookplaats voorzien zien, voldoend
daglicht kunnen ontvangen en, ter beoor
deeling van Burgemeester en Wethouders,
voldoende kunnen gelucht worden.
In die lokalen mag de vloer niet beneden
den beganen grond liggen, en de hoogte
der vertrekken, gemeten tusschen den vloer
en den onderkant der binten, niet minder
dan 2.EO meter bedragen.
Art. 275. In de lokalen moet voor ieder
kind, na aftrek van kasten en groote meu
belen, eene grondvlakte van tenminste O.GG
vierk. meter en eene inhoudsruimte van
ten minste 3 kutr. meter overblijven.
Art. 275*. In het perceel of perceelsge
deelte, waarin de inrichting gevestigd is,
moet een genoegzaam aantal, naar het
oordeel van Burgemeester en Wethouders,
op voldoende wij 20 geventileerde privaten
aanwezig zijn, in ruimten, op voldoende
wijze afgescheiden van de voor verblijf der
kinderen bestemde lokalen.
De opneming van Art. 275* is hoogst
noodzakelijk, zooals uit verschillende
rapporten gebleken is en zooals ieder, wien
de toestand op de talrijke particuliere zoo
genaamde bewaarscholen uit aanschouwing
bekend is, zal erkennen. Juichen wij de
aanvulling too, toch meenen wij de voor
schriften in haar geheel onvoldoende te
zijn. Vooral de geeischte minimum-hoogte
van 2Vs M. is onvoldoende ; deze dient stellig
op 3'/i M. te worden gebracht. Met die
hoogte en 3 M:!. gerekend per kind, kunnen
er in een lokaal van 5 bij 5 M. 110»- ruim
25 kinderen geplaatst worden.
Onvoldoende noem ik dozo voorschriften,
omdat er niets wordt voorgeschreven om
trent het hebben van een speellokaal en
speelplaats, noch iets omtrent de banken.
En vooral wat dit laatste betreft is verbe
tering dringend noodzakelijk. Banken van
voorhistorisch model, absoluut ongeschikt
voor kinderen van zoo'n jeugdigen leeftijd,
zonder rugleuning, eenvoudig nog alleea
geschikt voor brandhout, gij kunt zo vinden
op talrijke zoogenaamde bewaarscholen te
Amsterdam.
Moeten er geen voorschriften gegeven
worden omtrent het bergen der kleederen;
omtrent brandgevaar, bijv. do eenvoudige
bepaling, dat de deuren naar buiten moeten
opengaan ?
Maakt de voorschriften strenger, het is
noodzakelijk in liet belang van duizenden
onzer kinderen.
weer veilig in een longenlani. De eerste da
gen bleef ik doodstil, ik was lusteloos, be
droefd om jou, en 't was alles zoo vreemd.
Maar langzamerhand begon het gif, dat ik
in uiiju verdriet afgescheiden had, te werfcen,
't kind ging hoesten, en toen kwamen er
meer staageuooten binnen, en werd het er
recht gezellig."
Gezellig, zonder mij . . ." pruttelde Kocb.
Maar daar bij de bacillen de liefde in geen
verband staat met het begrip: bezit, kennen
zij geen jaloezie, eu was bij dadelijk tevreden
toen Kocbje zei: Ik meen, objectief be
schouwd werd het er gezellig: ik zelf bleef
natuurlijk; bedroefd... Maar wat mij toen
dikwijls verwonderd beeft, is de wanhoop der
moeder van het kind, die dame, j e weet wel,
die met zoo'n koele stem tot onze arbeidster
had gesproken. Nachten lang zat zij huilecd
voor het belje, en toch had zij ons zelf
gekweekt..."
,,Dat heb ik je immers altijd wel gezegd,
dat de menschen zoo dom zijn. Geloof je dat
zoo'n vrouw er ooit aaa gedacht heeft, dat,
wat daar gekweekt wordt in donkere kamer
tjes in achterbuurten, op een dag iri baar
eigen leven kan dringen ... kan dooden wat
ze liefheeft... Eu gelukkig maar! Wat zou
er van ons worden, als ons slachtvee slim
werd?"
Op dit oogenblik sleepte de rok, die Koch
had meegevoerd, verder, maar hij bleef diep
iii het plasje liggen naast zijn vriendin.
Wat zal er nu met ons gebeuren?" vroeg
zïj. Op een dag heeft het kind mij uitgehoest,
en kwam ik op een servetje terecht, dat naar
de wasch ging. Een toch t wind bjies me in
den mond van een waschmeisje, waar het
wemelde van stamgenooten en vandaar werd
ik kort daarop uitgeworpen in de straat. En
daar lig ik nu al dagen, maar ik vind het
niets prettig hier ..."
Ja, het leven is vol wederwaardigheden,"
mijmerde Koch, maar toch wel interessant.
Wij moeten nu wachten tot de wind alles
heeft gedroogd. Dan vliegen we in het stof
omhoog, en vinden wel weer een geschikt
terrein, zooals de menechen zeggen."
Ik hoop weer in een kinderlong; dat ia
mij bijzonder goed bevallen," zeide Kochje.
Maar stil, daar is de gouden Hoorde..."
De zon kwam door en zij zwegen en lagen
bevend in de schaduw van een modderkluitje
onder in het plasje, dat langzaam begon uit
te droogen. Geduldig bleven zij wachten in hun
modderschuilplaats: morgen zou alles droog
zijn... Zij droomden reeda van hun nieuwe prooi.