De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 29 november pagina 3

29 november 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1640 DE AMSTERDAMMER WE E K B L A D V O O R NEDERLAND. De bestaande artikelen 270, 277, 278 en 279 worden overgenomen. Art. 276 bepaalt, dat in een bewaarplaats (en zeker ook in een bewaarschool?) niet meer kinderen mogen toegelaten worden, dan met art. 275 in overeenstemming is. Art. 277 schrijft voor, dat degeen, op wiens naam de vergunning tot het houden van een bewaarschool of bewaarplaats staat, de zorg voor de kinderen niet aan andere personen mag opdragen. Art. 278 verbiedt het houden van een snoepnering in de lokalen van een bewaarSlaats of bewaarschool en ook dat het ver oden is in die lokalen excrementen of andere voor de gezondheid nadeelige stoffen te laten verblijven. Art. 279 schrijft voor, dat steeds een afdrwfc van de bepalingen der politiever ordening betrekking hebbende op de be waarscholen en bewaarplaatsen en een afdruk van de verdunning duidelijk zicht baar moet zijn aangeslagen. Het nieuwe artikel 279* beeft de bedoe ling een einde te maken aan de mis leidende aanduidingen van- den aard der inrichting. We bennen inrichtingen in oni» stad, ?Waar de goêgemeente wordt wijsgemaakt, dat men te maken heelt met een bewaarschool, ófinog liever met een fröbelschool en die inderdaad niets anders zijn dan bergplaatsen vaa kinderen. Daaraan kan en naar wij Hopen zal een einde gemaakt worden door toepassing van dit artikel.' Wie vergunning beeft voor een bewaarplaats zal zijn inrich ting niet mogen aanduiden als een bewaarfcehool. Het bedoelde artikel luidt: hei is verboden, om bij aankondiging van een bewaarschool of bewaarplaats op naam plaat, puibord of bij geschrift zoodanige inrichting anders aan te duiden of te besehrijven, dan met de benaming, welke zij in de vergunning van Burgemeester en Wethouders draagt. Volledigheidshalve zij hier rog vermeld, dat-ook in afdeeling IV, getiteld: JS au de besmettelijke ziekten" een tweetal nieuwe bepalingen zijn opgenomen. Het- eene artikel belet het bezoeken van bewaarplaatsen en bewaarscholen jan kin deren uit -gezinnen, waarin een besmette lijke ziekte heerscht en 'het andere artikel geeft Burgemeester en Wethouders de bevoegdhsid deze inrichtingen te sluiten, indien dit noodig wordt geacht ter bestrijding van een dreigende epidemie v«n kwaad aardige mazelen. , Uit dit alles blijkt, dat hef werken der plaatselijke commissie van toezicht op het lager onderwijs en in het bijzonder de sub commissie» voor het voorbereidend onder wijs en die voor de hygiëne, benevens van de Gezondheidscommissie en van de atdeeling Amsterdam van Volksonderwijs niet tevergeefs is geweest. (Slot volgt). J- G. VAN KI-YKHOF. 1?,nni.llllllllllllllHlllMIMIIIIHIIHIIHIIllllH"l»H"» Uil l iet in ile HcoMsteil. Het was in het jaar 1883 dat denaam van Eugen d'A.lbert voor het eerst genoemd werd; maar toen ook zóó dat hij dadelijk op aller lippen was. In d'Albert ontmoette men weereens een klavierbeld over wiens hoofd de goden al hun gaven hadden neergestort. D'Albert was niet een specialiteit in bet* spelen van een enkel genre, neen hij was een kunstenaar van univerceeJe begaafdheid, gerijpt in.de school van Ernst Pauer en Frane Liszt. Als men begrijpt dat Liszt toen zelf nog leefde en Anton Kubiastein op het toppunt van zijn roem stond, zal men de beteekenis eerst ten volle beseffen van de bewondering die men den j on gen kunstenaar aanstonds bracht. Tot op hiden is zijn roem als pianist ongerept gebleven, ja vele der jongere pianisten van naam, laat ik alleen b. v. maar Latnond noemen, erkennen d'Albert als hun meerdere. Vroeger is d'Albeit wel hier geweest; in de laatste tien, twaalf jaren niet meer. Doch ook in Duitechland treedt hy thans zelden meer op. Sedert 1893 heeft het tooneel hem zoodanig aangetrokken, dat hij zich geen tijd gunt voor het optreden als pianist. Compo neerde hij in de eerste jaren zijner carrière werken voor piano of voor orchest (een suite iu Bach'schen» süjl, een sonate in fis-mol, n klavier-concert en de ook bij ons te lande uitgevoerde ouverture Estber" benevene een symphonie), in 189S debuteerde hij met een ói,era Der Kubin" te Karlsruhe, welke wel vriendelijk werd ontvangen, doch zich geen blijvende plaats op het repertoire mocht verwerven. Niet veel beter ging het met Gbigmonda (1895 te Dresden) en Gemot (Mannheim 1S97). Eerst die Abreise" was een langer leven beschoren. De lichte rococo eonversatietoon is door d'Albert hierin uitnemend, weergegeven. Niet onmogelijk is het dat hij een weinig onder den invloed verkeer de van L'rspruch's das Unmöglichste von Allen" J evenmin onmogelijk is het dat Wolü-Ferrari in zijn Nengierige Frauen" van d'Albert geleerd heeft. Nadat zijne opera's Kain" en der Impro visator" heiden te Berlijn in 1900 voor het voetlicht "»komen waren, scheen d'A'bert een takstboe> machtig geworden te zijn, dat hem alle theaters van Duitschland en Oosten rijk opende. Ik ineen Tiefland", een muziek-drama dat door Rudolph Lothar bewerkt is, naar een gegeven van den Spanjaard A. Guimera. Door de goede zorgen van de Operavereeniging is dit muziek-drama hier te lande ook uitgevoerd. Men moet zeggen dat de stof pakt ; er zit leven in en indien men de Veristen" in Italiëmoet zoeken, toch vertoont zich on loochenbaar de Latijnsche ras-verwantschap van Guimera, met de Neo-Italianen. Opnieuw is gebleken dat krachtige natu ren, met sterk sprekende hartstochten het op het tooneel vooral doen, meer dan fijn poëtisch getinte karakters. Men kan met het tekstboek zeer goed vrede hebben, behoudens het slot. Het rechtvaar digheidsgevoel van den toeschouwer moge bevredigd worden, wanneer de cynische, misdadige Sebastiuio valt als wraakoffer van Pedro deze doodslag eischt zijne vergel ding en die vindt men niet als Pedio zijn bruid Marta opheft en met haar vliedt hinauf in seine Berge, hinauf zu Licht und Luft und Freiheit." Hoe geheel anders heeft onze groote meester van het muziek-drama, Richard' Wagner zulks gevoeld. By wien meer dan bij hem ontmoet men conflicten uit men scDelijke hartstocht geboren, conflicten die eindigen in bloedige tooneelen, maar die steeds hunne vergelding vinden en waardoor Wagaer juist het diep-tragische van zijQ toe standen zoo aangrijpend wist te schilderen? d'Albert beeft zich in Tiefland" verre we ten te houden van wat men noemt het Wagnerisme" in zijn muziek. Ik wil dit noch als blaam, noch als verdienste aanmerken. Zeker is het dat het een verdienste is wan neer een componist zich zelve blijft; maar ook door gebruik te maken van het Leitmotiv" op de uitgebreide wijze die Wagner het eerst in toepassing heeft gebracht, ban men een zelfstandig werk creëeren. Behoef ik nog te wijzen op Strauss' Salomé"? d'Albert heeft het Leitmotiv" niet aan gewend. Wél heeft hij het zwaartepunt zyner psychologische schilderingen in het orchest gelegd. Hij is daarby te werk gegaan op een zeer eenvoudige manier. Hjj heelt n.l. enkele zeer gelukkig gevonden motieven aangewend om een of ondere scène te illustreeren. Zoolang deze scène onveranderd blijft en dezelfde personen aan de handeling deelnemen, be werkt hy deze motieven op symptjonische wijze-. Zeer hebben mij in dit opzicht ge troffen het voorspel het tooneel met de twee herders en de derde scène van het tweede- bedrijf, als Marta den ouden Tommiso hare lotgevallen meedeelt.Zeer logisch een buitengewoon belangrijk van muzikaal standpunt uit beschouwd, heeit d'Albert deze episoden behandeld. De musicus interesseert zich zeer voor de schoone symphonische orchestbewerking en de leek wordt geboeid door den krachtigen muzikalen stroom die van het orciest uitgaat. Van een breed uitgesponnen, ietwat italiaansch gekleurde melodie is d'Albert niet afkeerig. Herhaal delijk wendt hij die aan, wel het sterkst vóór het zesde tooneel van het tweede bedrijf Men- meent daar het Maecagni'sehe lyrische intermezzo te hooren, echter- zonder dat de handeling stagneert. Overigens is zoo'n warme Italiaanse!» melodie uitstekend op haar plaats, bij. zulke zuidelijke, h-eetbloedige naturen. Voorst bewijst de componist meester te zijn ia zijn orchestschildering bij het eerste alleenzijn van Marta en Pedro. Het onbaholpene in Pedro's manier van doen wordt alleraardigst weergegeven door het orchest. Eveneens is de compon st zeer gelukkig geweest in zijn bewerking, steeds wanneer de drie vrouwen Antonia, Rosalia en Pepa op treden. Men merkt het aanstonds dat d'Albert zicii hier door zijn Abreise" en Improvi sator" ervaringen zekerheid heeft verdorven. Zwak schijnt mij de componist bij de dra matische hoogtepunten van het werk. In de zevende scène van het tweede bedrijf laat de muziek ons in den steek, eveneens bij het slot van liet stuk. Als het déa> pakt, dan is het alleen aan den tekst te danken. Zou d'Albtrt dit misschien gevoeld hebben? Zou hij de aandacht daarvan niet hebben willen atleiden, door zijne muziek? In ieder geval is Tieflaud" rijk aan prach tige monenten vau fraaien orchestklank. Ook is de behandeling der zan stemmen bijzonder doelmatig. Steeds bomt de stem boven het orc'iest uit en de levendige decla matie der woorden bevordert ten zeerste een vlot en coulant tempo. Het komt mij voar dat het succes van Tiefland" welverdiend is, hoewel ik niet geloof dat de tijd, waarover zich dat succes zal uitstrekken, iaat vele jaren genoemd zal mogen worden. Over de opvoering valt schier niets dan goeds te zeggen. In de eerste plaats noem ik den kapel meester Otto Lohse, die met een bijzonder goed en duidelijk beprip van de partituur het werk leidde. Rust en kalmte verspreidde hij met zijn directie en zoowl wat in het orchest als op het tooneel voorviel, beheerschte hij volkomen. In het Utrechtsen stedelijk orchest vond hij een willig medium oen de intenties van den componist, die ook de zijne waren, weer te geven; want den geheelen avond beb ik zeer genoten van den fraaien orchestklank waarop de Utrechtsche heeren ons vergastten. Onder de uitvoerenden op het tooneel moet m.i. de heer Hermann "\Veil uit Stuttgart (Sebastiano) het eerst genoemd worden. Aan een krachtige robuate verschijning paart hij een klankrijke sonore stem die in alle liggingen even vol en gelijkmatig klinkt. Zijn dramatisch uitbeeldingsvermogen is mede zeer ontwikkeld, zooiat hij een creatie gaf die de auteurs zich niet schoener gedacht kunnen hebben. Vooral in de hartstochtelijke uitbarsting, bij het achtste tooneel der tweede acte, was zijn voordracht faïcineerend. Ook do vertolking van de Pedro-rol door den heer Jos. Tij-sen stond op een hoog standpunt. De heer Tijssen kon in zijn ver schijning wat slanker geweest zijn, maar in zijn zang kon men alle nuanceeringen, die door muziek en tekst geboden werden, terug vinden en ook kenmerkte zijn snel zich door groote levendigheid. De Marta" van Frida Felser was mede een voortreffelijke Leistung". Men kan zich de figuur ietwat leniger voorstellen, maar anders bleef zij in geen enkel opzicht haar party iets schuldig. De heer Ludwig Wiedemann uit Keulen gaf de partij van Tommaso uitstekend weer. Hij bezit geheel het timbre om den ouden dorpsbewoner, met eenigszins holle stam te typeerec. Mejuffrmw Batsy Grossouw heeft mij ver rast. Ziedaar nu een allerliefste soubrette. De wijze waarop zij gedurende het geheele werk heeft gespeeld, maar vooral ia het begin vaa het tweede bedrijf, dat aller.iardigste tooneeltje, met Pedro, getuigt van zooveel talent, dat zij ongetwijfeld haar weg wel zal maken. Haar voordracht van het lied van den heiligen Michaül was mede 300 schalksch en pittig, dat haar voorzeker har telijke toejuichingen waren ten deelegerallen als hiertoe gelegenheid had bestaan. Waarom waren de namen der dame? die Roaalia, Antonia en Pepa speelden, niet op het programma afgedrukt? Ik zouzegaarnemetonderscheidingnoemen, want ze gaven alleraardigst spel te genieten en hun zang, vooral ook hun samenzang, klonk zeer mooi. Evenmin waren de namen van Nando ea Moruccio op het programma vermeld. Met hucne vertolking zal ik mij dan ook maar niet bezig honden. Het koor had geen omvangrijke taak, waarvan het zich echter zeer goed kweet. Eigenaardig hoe onze dilettanten-koren in de opera zich kenmerken door frisch en intelli gent spel. De Opera-vereeniging heeft goed gedaan Tiefland" tot opvoering te brengen en de vertooning zoo goed te verzorgen. Van zeer bevoegde zijde wordt mij er op gewezen dat bij de laatste Wagner-voorstelling van Triatan und Isolde" niet Forchhammer oorzaak was van het mankeeren der harts tochtelijke scène in de tweede acte, maar mevrouw Lenlsr?Burckfaardt, die bij de woorden Hier deine hand" wegbleef en zoo aanleiding was van een oogenblik ver warring, dat zich gelukkig spoedig herstelde. Ik stel er prijs op dit te rectificeeren ten einde niet een onverdiende blaam op Forch hammer te laten rusten. AKT. AVEEKAMP. Tragi-komedie, door C. P. BRANDT VAN DOORNS. Amsterdam, H. J. W. Becht 1908. Het bezwaar is inderdaad dat al die litera tuur zoo tam is, zoo absoluut zonder eenige verheffing of verdieping van verbeelding, aandoening, levensbegrip of wat ook. Ziehier nu van een overigens talentvol", eeu knap" schrijver, een bistorietjp, dat aardig gevonden is, zeer zeker, maar zoo mat en oppervlakkig in beeld gebracht. En dat dan afzonderlijk wordt uitgegeven, heel wijd gedrukt, met weinig op een bladzij, tot er een boekje, wat zeg ik! een dik boek: van groeit, terwijl het verhaal zelf vooral uit dialoog bestaat, doodgewone praat, zelfs meest leuterpraat» Op deze manier: Scheelt er iets aan?" vroeg ze ineens. Hoe dat?" Je bent zoo stil." 'k Geloof dat we allo twee|ongezellig zijn .." Dus... niet?" Wel nea." Dan is 't goed, ik dacht soms , . ." ze ging niet verder. Wat dacht je?'1 Ouh niets biezonders." Hè, wat flauw." Laat ik 't maar liever voor me houden." Kom, praat er EU niet overheen." En zoo voort, nog een bladzijde lang, die ik uit zuiveren eerbied voor de ruimte in dit weekblad niet verder overschrijf. Uit het geen ik ciïeerde beseft men trouwens. hoe zulke gesprekjes maar bladvulling zijn Zij bevatten geen karakteristiek, zij geven geen stemming, maar zij vullen en het publiek leest gaarne dialoog. Dit... commercieele nu voelt men iu Van Doornes geheeie boek, gelijk het ook aan dat van Drabbe voelbaar was. Zulke auteuren schijnen al te zeer begrepen te hebben' dat-de schrijverij een Vai" is, waarin men zoo geregeld produceert als een timmerman. En op dat dit onmogelijk blij ve, behoort men zich niet tezeer te vermoeien, moet men een gelijkmatig drafje aannemen dat berekend is op de lange baaa .. . van het gansche auteursleven. Zoo dit nog niet gansch en al industrie beteekent, gelijk bij de Engelschen, is dat te danken aan den meer geschoolden, minder oppervlakkigen staat der geesten ter onzent. Ons publiek is tegelijk naïever,minder cynitch en meer eisenend, zou men zeggen, dan het Engelsche, waar de novels" sedert jaren den indruk maken alle naar n zelfde recept te worden vervaardigd. Hier laat men den kunstenaar tamelijk wel vrij in wat hij schrijven wil en die kunste naar tracht nog zooveel mogelijk te meenen wat hij schrijft. Ook Brandt van Doorne, ook Drabbe zijn ongetwijfeld ter goeder trouw in hun productie, maar er begint daar toch een hinderlijk schijntje van routine en gladde gemakke lijkheid aan te zijn, ais of ?.\j zich niet meer moeite willen geven dan bepaald hoog noodig is. Het woord lunst krijgt aldus in dit verband wel een zonderlingen oneigenlijken klank.... Toch is het gevalletje zelf heel aardig. B. v. D. vindt altijd zulke humoristische gevalletjes, maar men betwijfelt in dit geval of zijn uitwerking ons meer indruk geeft, dan wij van een simpel kranteberichtje zouden ontvangen hebben. Het gaat over een nog jong echtpaar, met verlof uit Indië, een verlof, waarvan de man zich veel had voorgesteld. Er zijn geen kin deren, tot groot verdriet van de vrouw. Nauwelijks in Amsterdam geïnstalleerd komt het zu?je van mevrouw, die bonue" was bij een Arnhemsche familie, hun ,,op 't lijf vallen' , 7,00 plotseling is die aankomst. Er blijkt spoedig, dat er erge dingen gebc-u^d zijn met dat meisje. De Arnhemsche mevrouw WAS lan-.* van huis, de dito meneer heel vriendelijk... erg alleen met haar... { Kortom, zij moet bevallen. Na de eerste be grijpelijke consternatie, beraadslaagt het In- ! dische echtpaar ws-.t te dot-n. 7/,isje moet ver l weg, liefst in 't buitenland, haar tijd af wachten en 't kind ergens uitbesteed worden, dan redt men 't hest zusjes ropu'.aiir-, : lijkt de kans groot dat het kiud, waarnaar men verder nauwlijkszal durven inf.«niieeren, dan x.al worden opgeolïerd. | Dit laatste gaat als het andere eenmaal ! goed in orde. is gemaakt der jonge vrouw j van den Ir.dischen ambtenaar wel zéór ter hark'. Dat arme, arme «./haapje, dut r.u iodweet-waar terecht zal komen ! Zouden zij het j niet kunnen aannemen, als toch iemand 't i doen moet? Maar dat blijkt practisch onino- i gelijk, wil men zu?je's naam niet weer in l gevaar brengen. Liet waru alleen te, doen... i aU liet kind voor een e.iijni kiud kon doorgaan. , Hetgeen beteekent, dat 't vrou.vi;e zelvee.wü! zwangerschap KOU moeten siuiu .eeren . . . j Maar daartegen verzet zich hevig de echtge noot, lief vvai'6 een te gevaarlijke dwaas heid...! Toch geeft hij ten slotte toe, als meer j echtgenooten zouden doen, en de comedie begint. Het loopt alles voortreilije, want de jonge vrouw is handig en ad rein. Tot... o ironie des lots!.. . het bericht komt, dat zusje in Duitschland even voor haar tijd bevallen ia van een dood kind en dri weer naar huis komt, half bedroefd, half ver lucht, gelijk men dat in zulke gevallen pleegt te zijp. Maar haar zuster, de getrouwde vrouw, zit daartegen diep in de ellrnd«. Want niet alleen dat zij nu haar begeerde kiud aiet krijgt, maar zij weet ook niet wat verder met baar schijn-zwangerschap te beginnen. Nood gedwongen roept zij de hulp in van haar huisdokter, die begiut met haar uit te lachen en te beknorren, maar dan toch wel zoo goed is een uitweg aan te geven, die niet al te hinderlijk lijkt, al moet zij er ook acht dagen lang om te bed blijven. Daarna is al heel gauw het verlof ten einde en mogen de twee weer raar Indië, de man, schoon zielsdankbaar dat zij zonder kleer scheuren uit het avontuur geraakt zjjn( toch niet bijster tevreden met de wy'ze, waarop hij zijn verlof heeft doorgebracht. Nooit wist je vooruit wat je boven't hoofd hing..." is zijn eind-philosophie. Dit is inderdaad een tragi- komedie en goed gevonden. Maar zonder eenigszins pedant te zijn lijkt het mij dat ik haar in die paar regels nu evengoed verteld heb als B. v. D. in zijn boek van 240 pagina's. Als men zich maar even wil indenken, een beetje meegevoel betoonen, dan is de geconden seerde vorm net even treffend... of nog treffender zelfs en practischer ook, als men weinig tijd heeft. Dit schijnt meteen, vrees ik, een scherpe critiek op het boek... al meen ik het werkelijk zoo kwaad niet. M. REEPMAKER. Un Ame de femme. Paris. Stock 1908. Wij bezitten in het vaderland een M. Reepmaker die lang niet Jan-en-Alleman is. Hij is wel zeer bizonderlijk de heer M. Reepmaker, de wonderbaar, unieke Hollander, die zoomaar Fransche romans in echte gele bandjes schrijft. Er is al een heel lijstje en ik heb vernomen dat de familie, oomes en tantes vooral, dol zijn met dien neef, die, in een superbe dédain voor Holland en deszelfs kleine literatuur, met n pennezwaai zich heeft opgewerkt tot het internationaal-vermaurde, het ver-voorname van zoo'n typisch Franschen uitgaaf van een gerenommeerden uitgever. Hóe komt de jongen d'r au! zeggen zij. Maar dat is het voordeel als men in zijn kindsheid een sttitsesse tot bonne heeft gehad ... Intusschen behandelt het vaderland dezen verheven zoon ondankbaar. Dat vaderland kan 't blijkbaar niet verkroppen, dat r_uj zulke malle dinjen in 't Fransch schrijft. Als of daar de eigen taal niet goed genoeg voor was! Zoodat telkens als er vreer zoo een gele roman verscheen, men veel onaange naams over den heer M. Reepmaker lezen kon. Waaruit deze heer natuurlijk weldra bes:oot, dat hij. te groot was voor zijn land en dankbaar het martelaarschap der mis kenning aanvaardde door een geheele serie van die zonderlinge producten kwijt te raken. Niet tot eere van ons vaderland, vrees ik. Maar onder oub gezegd: men heeft de zaak dan ook gladverkeerd aangepakt. Het is wair: de heer R. schrijft malle dingen en 't ware beter als dit binnen de grenzen bleef. Óók voor den roep van Rotterdam, als de gelijke transitobave.n De handel is een heel gevoelig ding en n Reepmaker doet mis schien meer kwaad dan twee stakingen van bootwerkers. Maar zoo iemand uitschelden, dat geeft niets, want hij denkt onmiddellijk dat wij jïoersch zijn van ziju Fransen. En dat zijn we dan ook wel; het is ten slotte geen gekLeid zooveel zinnen en echtespreekwijzen bij elkaar te brengei'. Laten wij hem dus liever uitbundig loven en niet aflaten te betreuren, dat hij zoo schoone verbeeldingen aan zijn eigen volk onthoudt. Misschien, als hij het opzet niet merkt, komt hij er dan toe gevlei l do ,r een hulde die hem toun waarschijnlijk niet gratis uit Frankrijk wordt geiracht zich met zijn ondankbaar njaar berouwvol vaderland te verzoenen en «chrijft hij in 't vervolg, on gevaarlijk en niet meer pijnlijk voor ons nationaal gevoel, in 't Hollandscb. Om dadelijk een goed voorbeeld te geven : wat heeft ons de heer M. Reepmaker ons weder een interessanten roman geechonkeu in zijn One 'ime de fernmi:, een roman vraiment Rotterdamois" Het behandelt Ie monde des artishx en de schrijver zelf toont ons hier een ideale opvatting der kunst, tellement pure, dat wij vaak schaamrood de oogen neerslaan bij het bedenken dat uit dien f umi er van het materieele Rotterdam zulk eeu reine bloem kan bloeien terwijl wij, op zooveel heiliger grond gewassen.... Elle paria de la beautécomme d'unemêre dotit les mamelles intarissaoles s'ofTraient a quiconque se rendait digcède les atteindre", zegt de schrijver van zijn heldin en die woorden mag men op hem zelf toepassen. Hij toont ons bovendien een edele vrouw en geniale kunstenares, die helaas een talentvollen, maar zwakken man heeft. Hij doet zijn vrouw veel verdriet door niet te gelooven aan de priesterschap der kunst en op een onwaardig meisje te verlieven. Dan scheiden zij. Hij hertrouwt met het onwaardige maar schoone meisje en wordt niet gelukkig, vrees ik. Het was ,.'ine M me de grand artiste dans un corps trop frêle" moet men begrijpen en hij komt aielig aan zijn eind. Maar er is nog veel meer in dit rijke boek. Zoo, een beroemd schrijver, die Emile L'ltai heet en bij ongeluk zestig immoreele romans heeft geschreven. Vandaar dat zijn berouw groot is en de heer R. c'oet ons beseffen, hoe het nooit te laat is zich te beteren. Dan maken wij kennis met een orkegtdirecteur. die zijn orkest enkel uit reine musici samenstelt en met hen ailen ( -r zijn er tachtig) als vaderlijke vriend omgaat. Zij hebben geen geheimen voor hem en in de pauze leest hij hen voor uit yen goed boek. Kindolijk vinden wij nog een jongmenfoh, dat den slechten, eu een ander d-U den goeden weg opgaat En zoo voort.. . l u n wnnrd : een rijk boek met, sentiments levés" uitgedrukt in phraaea bien tournees. . . ." Wit» zou niet een neef ais d;j lieer Reepinaker wenscben te bezitten. EericïiteiL JnniXAL i)i> SAVAXT-'. net .Journal des Sïivantb" heef', in zijn lang leven van :M3 jaren zoovele veianderingen ondergaan dat een eukeie, zooa-a onlangs heef: plaats ge had, er nog wel bij kou. Voortaan zal de ,.Académie des Inecriptions et Belles-Lettres' over het al of niet voortbestaan van het tijd schrift te beslissen hebbec. Van alle nog bestaande wetenschappelijke en literaire tijdschriften, zoowel in Frankrijk als daarbuiten, is het Jouraal des Savants'' het oudste. Het eerste nummer verscheen 5 Januari 1065, onder redactie van Denia de Sallo, schrijvende onder het pseudoniem Ie sieur do Hédonville." Het Journal des Sravan8,"zooals<leoor8pronkelijketitel]uidde) kwam aanvankelijk elke weeknit. Na de ver schijning van de eerste dertien nummers werd de uitgave gestaakt en opnieuw begonnen op 4 Januari 1666, gedurende welk jaar 42 num mers verschenen; in 1667 zagen 16 nummers het licht, in 1668, 13 nummers; in 1669, 4 nummers, in 1670 slechts l nummer en in 1673 geen enkel. In 1674 verschenen weer 2 nummers;van dat jaar af tot!723 verscheen het soms wekelijks, soms om de veertien dagen, en van 1724 tot 1792 maandelijks. Met het eerste jaar van de achttiende eeuw trad de uitgave in een nieuw stadium. Het tijdschryft was door den kanselier de Pontchartrain voor den Staat aangekocht en de redactie in handen gelegd van een comit des savants vereés dans les diiïrents genres." In November 1792, toen Danton minister van justitie was, werd de uitgave gestaakt, en gedurende de geheele Revolutie en onder Napoleon's bewind is geen enkel nummer verschenen. Eerst in 1816, onder de regeering van Lodewijk XVIII werd het opnieuw uisgegeven. Tot 1838 was het tijdschrift het voornaamste van het literaire Europa; van dit jaar tot 1880 verloor het van zij n invloed, maar won die gedeeltelijk terug in de jaren 1881?1896. De band tusschen de redactie en de regeering werd allengs losser en verdween geheel toen de Staat de kosten van drukken niet meer wilde betalen. Een voorstel om het tijdschrijft een subsidie van 25000 francs toe te staan werd verworpen, maar een garantie aangegaan voor 5000 francs jaarlijks aan staatsabonnementen. Dit was evenwel niet voldoende om het lijdschrijft te doen voortbestaan. Toen stond, in 190?, het Institut de France jaarlijks 10000 francs toe en een nieuwe serie zag bet licht onder redactie van een liJ van erïk der viji Acad mies, toen de heeren Gaston Paris. Leopold Deliale, Berthelot, Guiffrey en Dareste. Nu heeft onlangs ook het Institut zijn toelage ingetrokken en is het Journal des Savants voor de zooveelste maal te nauwernood aan den dood ontkomen doordat boven genoemde. Académie zich over de uitgave ontfermd he*ft, waardoor het voorloopig nog blijft bestaan. HOLLANDSCHE SCIIII.DKRSCJIOOL. In de geillustreerde serie The art galleriesof Europe" verschijnt dezer da^en een nieuw deeltje: The art of the Netherland talleries; Beiug a history of the Dutch school of painting. Het boekje wordt bewerkt door D. C. Preyer en zal voorzien zijn van afbeeldingen van de voornaamste schilderstukken in de ver schillende museums aanwezig. FREDEEIK VAN EEDEX. Else Otten bezorgde een Duitsche uitgave van Van Bedeu's drama IJsbrand. Op den titel van de vertaling staat: Deutsche Original-Ausgabe". Eerst den loden December a.s. verschijnt de Nederlandsche uitgave. SARDOU'S LETTERKUNDIGE NALATENSCHAP. De beheerder van de nalatenscbap van dezen onlangs gestorven auteur deelt mede dat zich daarin vier tot nog toe onbekende stukken bevinden. Het eene is een tooneelepel in vier bedrijven, dat te zamen met Ange Caldemar voor een Londeusch theater werd geschreven. De andere werken zijn met medewerking van Emile Moreau ontstaan; het zijn een opera-libretto Fóte de Nu" waarvan Giordaiio de muiiek beeft gaschieven en dat nog in dit winterseizoen iu Italiëzal worden opgevoerd; een dramatische-komedie in vier bedrijven en een tooneelspel in vijf bedrijven Madame Tallien'' dat in den tijd van de revolutie speelt en bijna geheel ge reed is. 40 cents p*r regel. BOUWT te NUNSPEET op de VELUWE. Inlichtingen bij A r t i", doorloopende schilderijen-tentoonstelling aldaar. tocKum oeKèn t-lk Vraat; 14 d.iasfsch Bulletin van nieuwe Holl.. Hranschc. |-:nj;. en Duitsche boeken. Uertxvlde tot/fiiiiing gratis. Werken van L. E. [SILHOUETTEN. 3e druk. i Onder de Republiek. Prijs ?2.90, gebonden ? 3.50. } Uitgaven van VAN HOLKEM i. A WAREXDORF, Amsterdam. Piano-, Orgel- en Mnziekhandel Itleyrmts <£? lialslioven, ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in. Koop en in Huur. REPAEEEREN STEMMEN RUILEN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl