Historisch Archief 1877-1940
No. 1640
DE AMSTERDAMMER WE E K B L A D V O O R NEDERLAND.
De bestaande artikelen 270, 277, 278 en
279 worden overgenomen.
Art. 276 bepaalt, dat in een bewaarplaats
(en zeker ook in een bewaarschool?) niet
meer kinderen mogen toegelaten worden,
dan met art. 275 in overeenstemming is.
Art. 277 schrijft voor, dat degeen, op wiens
naam de vergunning tot het houden van een
bewaarschool of bewaarplaats staat, de zorg
voor de kinderen niet aan andere personen
mag opdragen.
Art. 278 verbiedt het houden van een
snoepnering in de lokalen van een
bewaarSlaats of bewaarschool en ook dat het ver
oden is in die lokalen excrementen of
andere voor de gezondheid nadeelige stoffen
te laten verblijven.
Art. 279 schrijft voor, dat steeds een
afdrwfc van de bepalingen der politiever
ordening betrekking hebbende op de be
waarscholen en bewaarplaatsen en een
afdruk van de verdunning duidelijk zicht
baar moet zijn aangeslagen.
Het nieuwe artikel 279* beeft de bedoe
ling een einde te maken aan de mis
leidende aanduidingen van- den aard der
inrichting.
We bennen inrichtingen in oni» stad,
?Waar de goêgemeente wordt wijsgemaakt,
dat men te maken heelt met een bewaarschool,
ófinog liever met een fröbelschool en die
inderdaad niets anders zijn dan bergplaatsen
vaa kinderen. Daaraan kan en naar wij
Hopen zal een einde gemaakt worden door
toepassing van dit artikel.' Wie vergunning
beeft voor een bewaarplaats zal zijn inrich
ting niet mogen aanduiden als een
bewaarfcehool. Het bedoelde artikel luidt:
hei is verboden, om bij aankondiging van
een bewaarschool of bewaarplaats op naam
plaat, puibord of bij geschrift zoodanige
inrichting anders aan te duiden of te
besehrijven, dan met de benaming, welke zij
in de vergunning van Burgemeester en
Wethouders draagt.
Volledigheidshalve zij hier rog vermeld,
dat-ook in afdeeling IV, getiteld: JS au de
besmettelijke ziekten" een tweetal nieuwe
bepalingen zijn opgenomen.
Het- eene artikel belet het bezoeken van
bewaarplaatsen en bewaarscholen jan kin
deren uit -gezinnen, waarin een besmette
lijke ziekte heerscht en 'het andere artikel
geeft Burgemeester en Wethouders de
bevoegdhsid deze inrichtingen te sluiten,
indien dit noodig wordt geacht ter bestrijding
van een dreigende epidemie v«n kwaad
aardige mazelen. ,
Uit dit alles blijkt, dat hef werken der
plaatselijke commissie van toezicht op het
lager onderwijs en in het bijzonder de sub
commissie» voor het voorbereidend onder
wijs en die voor de hygiëne, benevens van
de Gezondheidscommissie en van de
atdeeling Amsterdam van Volksonderwijs niet
tevergeefs is geweest.
(Slot volgt). J- G. VAN KI-YKHOF.
1?,nni.llllllllllllllHlllMIMIIIIHIIHIIHIIllllH"l»H"» Uil l
iet in ile HcoMsteil.
Het was in het jaar 1883 dat denaam van
Eugen d'A.lbert voor het eerst genoemd werd;
maar toen ook zóó dat hij dadelijk op aller
lippen was. In d'Albert ontmoette men
weereens een klavierbeld over wiens hoofd de
goden al hun gaven hadden neergestort.
D'Albert was niet een specialiteit in bet*
spelen van een enkel genre, neen hij was
een kunstenaar van univerceeJe begaafdheid,
gerijpt in.de school van Ernst Pauer en Frane
Liszt. Als men begrijpt dat Liszt toen zelf
nog leefde en Anton Kubiastein op het
toppunt van zijn roem stond, zal men de
beteekenis eerst ten volle beseffen van de
bewondering die men den j on gen kunstenaar
aanstonds bracht. Tot op hiden is zijn roem
als pianist ongerept gebleven, ja vele der
jongere pianisten van naam, laat ik alleen
b. v. maar Latnond noemen, erkennen d'Albert
als hun meerdere.
Vroeger is d'Albeit wel hier geweest; in
de laatste tien, twaalf jaren niet meer. Doch
ook in Duitechland treedt hy thans zelden
meer op. Sedert 1893 heeft het tooneel hem
zoodanig aangetrokken, dat hij zich geen tijd
gunt voor het optreden als pianist. Compo
neerde hij in de eerste jaren zijner carrière
werken voor piano of voor orchest (een suite
iu Bach'schen» süjl, een sonate in fis-mol,
n klavier-concert en de ook bij ons te
lande uitgevoerde ouverture Estber"
benevene een symphonie), in 189S debuteerde
hij met een ói,era Der Kubin" te Karlsruhe,
welke wel vriendelijk werd ontvangen, doch
zich geen blijvende plaats op het repertoire
mocht verwerven.
Niet veel beter ging het met Gbigmonda
(1895 te Dresden) en Gemot (Mannheim
1S97). Eerst die Abreise" was een langer
leven beschoren. De lichte rococo
eonversatietoon is door d'Albert hierin uitnemend,
weergegeven. Niet onmogelijk is het dat hij
een weinig onder den invloed verkeer de van
L'rspruch's das Unmöglichste von Allen" J
evenmin onmogelijk is het dat Wolü-Ferrari
in zijn Nengierige Frauen" van d'Albert
geleerd heeft.
Nadat zijne opera's Kain" en der Impro
visator" heiden te Berlijn in 1900 voor het
voetlicht "»komen waren, scheen d'A'bert
een takstboe> machtig geworden te zijn, dat
hem alle theaters van Duitschland en Oosten
rijk opende.
Ik ineen Tiefland", een muziek-drama dat
door Rudolph Lothar bewerkt is, naar een
gegeven van den Spanjaard A. Guimera.
Door de goede zorgen van de
Operavereeniging is dit muziek-drama hier te lande
ook uitgevoerd.
Men moet zeggen dat de stof pakt ; er zit
leven in en indien men de Veristen" in
Italiëmoet zoeken, toch vertoont zich on
loochenbaar de Latijnsche ras-verwantschap
van Guimera, met de Neo-Italianen.
Opnieuw is gebleken dat krachtige natu
ren, met sterk sprekende hartstochten het
op het tooneel vooral doen, meer dan fijn
poëtisch getinte karakters.
Men kan met het tekstboek zeer goed vrede
hebben, behoudens het slot. Het rechtvaar
digheidsgevoel van den toeschouwer moge
bevredigd worden, wanneer de cynische,
misdadige Sebastiuio valt als wraakoffer van
Pedro deze doodslag eischt zijne vergel
ding en die vindt men niet als Pedio zijn
bruid Marta opheft en met haar vliedt
hinauf in seine Berge, hinauf zu Licht und
Luft und Freiheit." Hoe geheel anders heeft
onze groote meester van het muziek-drama,
Richard' Wagner zulks gevoeld. By wien meer
dan bij hem ontmoet men conflicten uit men
scDelijke hartstocht geboren, conflicten die
eindigen in bloedige tooneelen, maar die
steeds hunne vergelding vinden en waardoor
Wagaer juist het diep-tragische van zijQ toe
standen zoo aangrijpend wist te schilderen?
d'Albert beeft zich in Tiefland" verre we
ten te houden van wat men noemt het
Wagnerisme" in zijn muziek. Ik wil dit noch
als blaam, noch als verdienste aanmerken.
Zeker is het dat het een verdienste is wan
neer een componist zich zelve blijft; maar ook
door gebruik te maken van het Leitmotiv"
op de uitgebreide wijze die Wagner het eerst
in toepassing heeft gebracht, ban men een
zelfstandig werk creëeren. Behoef ik nog te
wijzen op Strauss' Salomé"?
d'Albert heeft het Leitmotiv" niet aan
gewend. Wél heeft hij het zwaartepunt zyner
psychologische schilderingen in het orchest
gelegd. Hij is daarby te werk gegaan op een
zeer eenvoudige manier. Hjj heelt n.l. enkele
zeer gelukkig gevonden motieven aangewend
om een of ondere scène te illustreeren. Zoolang
deze scène onveranderd blijft en dezelfde
personen aan de handeling deelnemen, be
werkt hy deze motieven op symptjonische
wijze-. Zeer hebben mij in dit opzicht ge
troffen het voorspel het tooneel met de
twee herders en de derde scène van het
tweede- bedrijf, als Marta den ouden Tommiso
hare lotgevallen
meedeelt.Zeer logisch een buitengewoon belangrijk
van muzikaal standpunt uit beschouwd, heeit
d'Albert deze episoden behandeld. De musicus
interesseert zich zeer voor de schoone
symphonische orchestbewerking en de leek wordt
geboeid door den krachtigen muzikalen stroom
die van het orciest uitgaat. Van een breed
uitgesponnen, ietwat italiaansch gekleurde
melodie is d'Albert niet afkeerig. Herhaal
delijk wendt hij die aan, wel het sterkst
vóór het zesde tooneel van het tweede bedrijf
Men- meent daar het Maecagni'sehe lyrische
intermezzo te hooren, echter- zonder dat de
handeling stagneert. Overigens is zoo'n
warme Italiaanse!» melodie uitstekend op
haar plaats, bij. zulke zuidelijke, h-eetbloedige
naturen. Voorst bewijst de componist meester
te zijn ia zijn orchestschildering bij het eerste
alleenzijn van Marta en Pedro. Het
onbaholpene in Pedro's manier van doen wordt
alleraardigst weergegeven door het orchest.
Eveneens is de compon st zeer gelukkig
geweest in zijn bewerking, steeds wanneer de
drie vrouwen Antonia, Rosalia en Pepa op
treden. Men merkt het aanstonds dat d'Albert
zicii hier door zijn Abreise" en Improvi
sator" ervaringen zekerheid heeft verdorven.
Zwak schijnt mij de componist bij de dra
matische hoogtepunten van het werk. In de
zevende scène van het tweede bedrijf laat de
muziek ons in den steek, eveneens bij het
slot van liet stuk. Als het déa> pakt, dan is
het alleen aan den tekst te danken. Zou
d'Albtrt dit misschien gevoeld hebben? Zou
hij de aandacht daarvan niet hebben willen
atleiden, door zijne muziek?
In ieder geval is Tieflaud" rijk aan prach
tige monenten vau fraaien orchestklank.
Ook is de behandeling der zan stemmen
bijzonder doelmatig. Steeds bomt de stem
boven het orc'iest uit en de levendige decla
matie der woorden bevordert ten zeerste een
vlot en coulant tempo.
Het komt mij voar dat het succes van
Tiefland" welverdiend is, hoewel ik niet
geloof dat de tijd, waarover zich dat succes
zal uitstrekken, iaat vele jaren genoemd zal
mogen worden.
Over de opvoering valt schier niets dan
goeds te zeggen.
In de eerste plaats noem ik den kapel
meester Otto Lohse, die met een bijzonder
goed en duidelijk beprip van de partituur
het werk leidde. Rust en kalmte verspreidde
hij met zijn directie en zoowl wat in het
orchest als op het tooneel voorviel,
beheerschte hij volkomen.
In het Utrechtsen stedelijk orchest vond hij
een willig medium oen de intenties van den
componist, die ook de zijne waren, weer te
geven; want den geheelen avond beb ik zeer
genoten van den fraaien orchestklank waarop
de Utrechtsche heeren ons vergastten.
Onder de uitvoerenden op het tooneel moet
m.i. de heer Hermann "\Veil uit Stuttgart
(Sebastiano) het eerst genoemd worden. Aan
een krachtige robuate verschijning paart
hij een klankrijke sonore stem die in alle
liggingen even vol en gelijkmatig klinkt.
Zijn dramatisch uitbeeldingsvermogen is mede
zeer ontwikkeld, zooiat hij een creatie gaf
die de auteurs zich niet schoener gedacht
kunnen hebben. Vooral in de hartstochtelijke
uitbarsting, bij het achtste tooneel der tweede
acte, was zijn voordracht faïcineerend.
Ook do vertolking van de Pedro-rol door
den heer Jos. Tij-sen stond op een hoog
standpunt. De heer Tijssen kon in zijn ver
schijning wat slanker geweest zijn, maar in
zijn zang kon men alle nuanceeringen, die
door muziek en tekst geboden werden, terug
vinden en ook kenmerkte zijn snel zich door
groote levendigheid.
De Marta" van Frida Felser was mede
een voortreffelijke Leistung". Men kan zich
de figuur ietwat leniger voorstellen, maar
anders bleef zij in geen enkel opzicht haar
party iets schuldig.
De heer Ludwig Wiedemann uit Keulen
gaf de partij van Tommaso uitstekend weer.
Hij bezit geheel het timbre om den ouden
dorpsbewoner, met eenigszins holle stam te
typeerec.
Mejuffrmw Batsy Grossouw heeft mij ver
rast. Ziedaar nu een allerliefste soubrette.
De wijze waarop zij gedurende het geheele
werk heeft gespeeld, maar vooral ia het
begin vaa het tweede bedrijf, dat
aller.iardigste tooneeltje, met Pedro, getuigt van
zooveel talent, dat zij ongetwijfeld haar weg
wel zal maken. Haar voordracht van het
lied van den heiligen Michaül was mede 300
schalksch en pittig, dat haar voorzeker har
telijke toejuichingen waren ten deelegerallen
als hiertoe gelegenheid had bestaan.
Waarom waren de namen der dame? die
Roaalia, Antonia en Pepa speelden, niet op
het programma afgedrukt?
Ik zouzegaarnemetonderscheidingnoemen,
want ze gaven alleraardigst spel te genieten
en hun zang, vooral ook hun samenzang,
klonk zeer mooi.
Evenmin waren de namen van Nando ea
Moruccio op het programma vermeld.
Met hucne vertolking zal ik mij dan ook
maar niet bezig honden.
Het koor had geen omvangrijke taak,
waarvan het zich echter zeer goed kweet.
Eigenaardig hoe onze dilettanten-koren in de
opera zich kenmerken door frisch en intelli
gent spel.
De Opera-vereeniging heeft goed gedaan
Tiefland" tot opvoering te brengen en de
vertooning zoo goed te verzorgen.
Van zeer bevoegde zijde wordt mij er op
gewezen dat bij de laatste Wagner-voorstelling
van Triatan und Isolde" niet Forchhammer
oorzaak was van het mankeeren der harts
tochtelijke scène in de tweede acte, maar
mevrouw Lenlsr?Burckfaardt, die bij de
woorden Hier deine hand" wegbleef en
zoo aanleiding was van een oogenblik ver
warring, dat zich gelukkig spoedig herstelde.
Ik stel er prijs op dit te rectificeeren ten
einde niet een onverdiende blaam op Forch
hammer te laten rusten.
AKT. AVEEKAMP.
Tragi-komedie, door C. P. BRANDT VAN
DOORNS. Amsterdam, H. J. W. Becht
1908.
Het bezwaar is inderdaad dat al die litera
tuur zoo tam is, zoo absoluut zonder eenige
verheffing of verdieping van verbeelding,
aandoening, levensbegrip of wat ook.
Ziehier nu van een overigens talentvol",
eeu knap" schrijver, een bistorietjp, dat
aardig gevonden is, zeer zeker, maar zoo mat
en oppervlakkig in beeld gebracht. En dat
dan afzonderlijk wordt uitgegeven, heel wijd
gedrukt, met weinig op een bladzij, tot er een
boekje, wat zeg ik! een dik boek: van groeit,
terwijl het verhaal zelf vooral uit dialoog
bestaat, doodgewone praat, zelfs meest
leuterpraat» Op deze manier: Scheelt er iets aan?"
vroeg ze ineens.
Hoe dat?"
Je bent zoo stil."
'k Geloof dat we allo twee|ongezellig zijn .."
Dus... niet?"
Wel nea."
Dan is 't goed, ik dacht soms , . ." ze
ging niet verder.
Wat dacht je?'1
Ouh niets biezonders."
Hè, wat flauw."
Laat ik 't maar liever voor me houden."
Kom, praat er EU niet overheen."
En zoo voort, nog een bladzijde lang, die
ik uit zuiveren eerbied voor de ruimte in
dit weekblad niet verder overschrijf. Uit het
geen ik ciïeerde beseft men trouwens.
hoe zulke gesprekjes maar bladvulling zijn
Zij bevatten geen karakteristiek, zij geven
geen stemming, maar zij vullen en het publiek
leest gaarne dialoog. Dit... commercieele nu
voelt men iu Van Doornes geheeie boek, gelijk
het ook aan dat van Drabbe voelbaar was.
Zulke auteuren schijnen al te zeer begrepen
te hebben' dat-de schrijverij een Vai" is,
waarin men zoo geregeld produceert als een
timmerman. En op dat dit onmogelijk blij ve,
behoort men zich niet tezeer te vermoeien,
moet men een gelijkmatig drafje aannemen
dat berekend is op de lange baaa .. . van het
gansche auteursleven. Zoo dit nog niet
gansch en al industrie beteekent, gelijk bij
de Engelschen, is dat te danken aan den meer
geschoolden, minder oppervlakkigen staat der
geesten ter onzent. Ons publiek is tegelijk
naïever,minder cynitch en meer eisenend,
zou men zeggen, dan het Engelsche, waar
de novels" sedert jaren den indruk maken alle
naar n zelfde recept te worden vervaardigd.
Hier laat men den kunstenaar tamelijk wel
vrij in wat hij schrijven wil en die kunste
naar tracht nog zooveel mogelijk te meenen
wat hij schrijft.
Ook Brandt van Doorne, ook Drabbe zijn
ongetwijfeld ter goeder trouw in hun productie,
maar er begint daar toch een hinderlijk
schijntje van routine en gladde gemakke
lijkheid aan te zijn, ais of ?.\j zich niet
meer moeite willen geven dan bepaald hoog
noodig is.
Het woord lunst krijgt aldus in dit verband
wel een zonderlingen oneigenlijken klank....
Toch is het gevalletje zelf heel aardig.
B. v. D. vindt altijd zulke humoristische
gevalletjes, maar men betwijfelt in dit geval of
zijn uitwerking ons meer indruk geeft, dan
wij van een simpel kranteberichtje zouden
ontvangen hebben.
Het gaat over een nog jong echtpaar, met
verlof uit Indië, een verlof, waarvan de man
zich veel had voorgesteld. Er zijn geen kin
deren, tot groot verdriet van de vrouw.
Nauwelijks in Amsterdam geïnstalleerd komt
het zu?je van mevrouw, die bonue" was
bij een Arnhemsche familie, hun ,,op 't
lijf vallen' , 7,00 plotseling is die aankomst.
Er blijkt spoedig, dat er erge dingen
gebc-u^d zijn met dat meisje. De Arnhemsche
mevrouw WAS lan-.* van huis, de dito meneer
heel vriendelijk... erg alleen met haar... {
Kortom, zij moet bevallen. Na de eerste be
grijpelijke consternatie, beraadslaagt het In- !
dische echtpaar ws-.t te dot-n. 7/,isje moet ver l
weg, liefst in 't buitenland, haar tijd af
wachten en 't kind ergens uitbesteed worden,
dan redt men 't hest zusjes ropu'.aiir-, :
lijkt de kans groot dat het kiud, waarnaar
men verder nauwlijkszal durven inf.«niieeren,
dan x.al worden opgeolïerd. |
Dit laatste gaat als het andere eenmaal !
goed in orde. is gemaakt der jonge vrouw j
van den Ir.dischen ambtenaar wel zéór ter
hark'. Dat arme, arme «./haapje, dut r.u
iodweet-waar terecht zal komen ! Zouden zij het j
niet kunnen aannemen, als toch iemand 't i
doen moet? Maar dat blijkt practisch onino- i
gelijk, wil men zu?je's naam niet weer in l
gevaar brengen. Liet waru alleen te, doen... i
aU liet kind voor een e.iijni kiud kon doorgaan. ,
Hetgeen beteekent, dat 't vrou.vi;e zelvee.wü!
zwangerschap KOU moeten siuiu .eeren . . . j
Maar daartegen verzet zich hevig de echtge
noot, lief vvai'6 een te gevaarlijke dwaas
heid...! Toch geeft hij ten slotte toe, als meer j
echtgenooten zouden doen, en de comedie
begint. Het loopt alles voortreilije, want de
jonge vrouw is handig en ad rein.
Tot... o ironie des lots!.. . het bericht
komt, dat zusje in Duitschland even voor haar
tijd bevallen ia van een dood kind en dri
weer naar huis komt, half bedroefd, half ver
lucht, gelijk men dat in zulke gevallen pleegt
te zijp. Maar haar zuster, de getrouwde vrouw,
zit daartegen diep in de ellrnd«. Want niet
alleen dat zij nu haar begeerde kiud aiet
krijgt, maar zij weet ook niet wat verder met
baar schijn-zwangerschap te beginnen. Nood
gedwongen roept zij de hulp in van haar
huisdokter, die begiut met haar uit te lachen
en te beknorren, maar dan toch wel zoo goed
is een uitweg aan te geven, die niet al te
hinderlijk lijkt, al moet zij er ook acht dagen
lang om te bed blijven.
Daarna is al heel gauw het verlof ten einde
en mogen de twee weer raar Indië, de man,
schoon zielsdankbaar dat zij zonder kleer
scheuren uit het avontuur geraakt zjjn(
toch niet bijster tevreden met de wy'ze,
waarop hij zijn verlof heeft doorgebracht.
Nooit wist je vooruit wat je boven't hoofd
hing..." is zijn eind-philosophie.
Dit is inderdaad een tragi- komedie en goed
gevonden. Maar zonder eenigszins pedant
te zijn lijkt het mij dat ik haar in die
paar regels nu evengoed verteld heb als
B. v. D. in zijn boek van 240 pagina's. Als
men zich maar even wil indenken, een beetje
meegevoel betoonen, dan is de geconden
seerde vorm net even treffend... of nog
treffender zelfs en practischer ook, als men
weinig tijd heeft.
Dit schijnt meteen, vrees ik, een scherpe
critiek op het boek... al meen ik het
werkelijk zoo kwaad niet.
M. REEPMAKER. Un Ame de femme.
Paris. Stock 1908.
Wij bezitten in het vaderland een M.
Reepmaker die lang niet Jan-en-Alleman is.
Hij is wel zeer bizonderlijk de heer M.
Reepmaker, de wonderbaar, unieke Hollander,
die zoomaar Fransche romans in echte gele
bandjes schrijft. Er is al een heel lijstje
en ik heb vernomen dat de familie, oomes
en tantes vooral, dol zijn met dien neef,
die, in een superbe dédain voor Holland
en deszelfs kleine literatuur, met n
pennezwaai zich heeft opgewerkt tot het
internationaal-vermaurde, het ver-voorname van
zoo'n typisch Franschen uitgaaf van een
gerenommeerden uitgever. Hóe komt de
jongen d'r au! zeggen zij. Maar dat is het
voordeel als men in zijn kindsheid een sttitsesse
tot bonne heeft gehad ...
Intusschen behandelt het vaderland dezen
verheven zoon ondankbaar. Dat vaderland
kan 't blijkbaar niet verkroppen, dat r_uj zulke
malle dinjen in 't Fransch schrijft. Als of
daar de eigen taal niet goed genoeg voor
was! Zoodat telkens als er vreer zoo een
gele roman verscheen, men veel onaange
naams over den heer M. Reepmaker lezen
kon. Waaruit deze heer natuurlijk weldra
bes:oot, dat hij. te groot was voor zijn land
en dankbaar het martelaarschap der mis
kenning aanvaardde door een geheele serie
van die zonderlinge producten kwijt te raken.
Niet tot eere van ons vaderland, vrees ik.
Maar onder oub gezegd: men heeft de zaak
dan ook gladverkeerd aangepakt. Het is
wair: de heer R. schrijft malle dingen en
't ware beter als dit binnen de grenzen bleef.
Óók voor den roep van Rotterdam, als de
gelijke transitobave.n De handel is een heel
gevoelig ding en n Reepmaker doet mis
schien meer kwaad dan twee stakingen van
bootwerkers.
Maar zoo iemand uitschelden, dat geeft
niets, want hij denkt onmiddellijk dat wij
jïoersch zijn van ziju Fransen. En dat zijn
we dan ook wel; het is ten slotte geen
gekLeid zooveel zinnen en echtespreekwijzen bij
elkaar te brengei'.
Laten wij hem dus liever uitbundig loven
en niet aflaten te betreuren, dat hij zoo
schoone verbeeldingen aan zijn eigen volk
onthoudt. Misschien, als hij het opzet niet
merkt, komt hij er dan toe gevlei l do ,r een
hulde die hem toun waarschijnlijk niet gratis
uit Frankrijk wordt geiracht zich met
zijn ondankbaar njaar berouwvol vaderland
te verzoenen en «chrijft hij in 't vervolg, on
gevaarlijk en niet meer pijnlijk voor ons
nationaal gevoel, in 't Hollandscb.
Om dadelijk een goed voorbeeld te geven :
wat heeft ons de heer M. Reepmaker ons
weder een interessanten roman geechonkeu
in zijn One 'ime de fernmi:, een roman vraiment
Rotterdamois" Het behandelt Ie monde des
artishx en de schrijver zelf toont ons hier een
ideale opvatting der kunst, tellement pure,
dat wij vaak schaamrood de oogen neerslaan
bij het bedenken dat uit dien f umi er van het
materieele Rotterdam zulk eeu reine bloem
kan bloeien terwijl wij, op zooveel heiliger
grond gewassen....
Elle paria de la beautécomme d'unemêre
dotit les mamelles intarissaoles s'ofTraient
a quiconque se rendait digcède les atteindre",
zegt de schrijver van zijn heldin en die
woorden mag men op hem zelf toepassen.
Hij toont ons bovendien een edele vrouw
en geniale kunstenares, die helaas een
talentvollen, maar zwakken man heeft. Hij doet
zijn vrouw veel verdriet door niet te gelooven
aan de priesterschap der kunst en op een
onwaardig meisje te verlieven. Dan scheiden
zij. Hij hertrouwt met het onwaardige maar
schoone meisje en wordt niet gelukkig, vrees
ik. Het was ,.'ine M me de grand artiste dans
un corps trop frêle" moet men begrijpen
en hij komt aielig aan zijn eind. Maar er
is nog veel meer in dit rijke boek. Zoo, een
beroemd schrijver, die Emile L'ltai heet en
bij ongeluk zestig immoreele romans heeft
geschreven. Vandaar dat zijn berouw groot is
en de heer R. c'oet ons beseffen, hoe het
nooit te laat is zich te beteren. Dan maken
wij kennis met een orkegtdirecteur. die zijn
orkest enkel uit reine musici samenstelt en
met hen ailen ( -r zijn er tachtig) als vaderlijke
vriend omgaat. Zij hebben geen geheimen
voor hem en in de pauze leest hij hen voor
uit yen goed boek. Kindolijk vinden wij nog
een jongmenfoh, dat den slechten, eu een
ander d-U den goeden weg opgaat En
zoo voort.. .
l u n wnnrd : een rijk boek met,
sentiments levés" uitgedrukt in phraaea bien
tournees. . . ."
Wit» zou niet een neef ais d;j lieer
Reepinaker wenscben te bezitten.
EericïiteiL
JnniXAL i)i> SAVAXT-'. net .Journal des
Sïivantb" heef', in zijn lang leven van :M3
jaren zoovele veianderingen ondergaan dat
een eukeie, zooa-a onlangs heef: plaats ge
had, er nog wel bij kou. Voortaan zal de
,.Académie des Inecriptions et Belles-Lettres'
over het al of niet voortbestaan van het tijd
schrift te beslissen hebbec.
Van alle nog bestaande wetenschappelijke
en literaire tijdschriften, zoowel in Frankrijk
als daarbuiten, is het Jouraal des Savants''
het oudste. Het eerste nummer verscheen
5 Januari 1065, onder redactie van Denia
de Sallo, schrijvende onder het pseudoniem
Ie sieur do Hédonville." Het Journal des
Sravan8,"zooals<leoor8pronkelijketitel]uidde)
kwam aanvankelijk elke weeknit. Na de ver
schijning van de eerste dertien nummers werd
de uitgave gestaakt en opnieuw begonnen op
4 Januari 1666, gedurende welk jaar 42 num
mers verschenen; in 1667 zagen 16 nummers
het licht, in 1668, 13 nummers; in 1669, 4
nummers, in 1670 slechts l nummer en in
1673 geen enkel. In 1674 verschenen weer 2
nummers;van dat jaar af tot!723 verscheen het
soms wekelijks, soms om de veertien dagen,
en van 1724 tot 1792 maandelijks.
Met het eerste jaar van de achttiende
eeuw trad de uitgave in een nieuw stadium.
Het tijdschryft was door den kanselier de
Pontchartrain voor den Staat aangekocht en
de redactie in handen gelegd van een comit
des savants vereés dans les diiïrents genres."
In November 1792, toen Danton minister
van justitie was, werd de uitgave gestaakt,
en gedurende de geheele Revolutie en onder
Napoleon's bewind is geen enkel nummer
verschenen. Eerst in 1816, onder de regeering
van Lodewijk XVIII werd het opnieuw
uisgegeven. Tot 1838 was het tijdschrift het
voornaamste van het literaire Europa; van
dit jaar tot 1880 verloor het van zij n invloed,
maar won die gedeeltelijk terug in de jaren
1881?1896.
De band tusschen de redactie en de
regeering werd allengs losser en verdween
geheel toen de Staat de kosten van drukken
niet meer wilde betalen. Een voorstel om
het tijdschrijft een subsidie van 25000 francs
toe te staan werd verworpen, maar een
garantie aangegaan voor 5000 francs jaarlijks
aan staatsabonnementen. Dit was evenwel
niet voldoende om het lijdschrijft te doen
voortbestaan. Toen stond, in 190?, het
Institut de France jaarlijks 10000 francs toe
en een nieuwe serie zag bet licht onder
redactie van een liJ van erïk der viji Acad
mies, toen de heeren Gaston Paris. Leopold
Deliale, Berthelot, Guiffrey en Dareste.
Nu heeft onlangs ook het Institut zijn
toelage ingetrokken en is het Journal des
Savants voor de zooveelste maal te
nauwernood aan den dood ontkomen doordat boven
genoemde. Académie zich over de uitgave
ontfermd he*ft, waardoor het voorloopig
nog blijft bestaan.
HOLLANDSCHE SCIIII.DKRSCJIOOL. In de
geillustreerde serie The art galleriesof Europe"
verschijnt dezer da^en een nieuw deeltje:
The art of the Netherland talleries; Beiug
a history of the Dutch school of painting.
Het boekje wordt bewerkt door D. C. Preyer
en zal voorzien zijn van afbeeldingen van
de voornaamste schilderstukken in de ver
schillende museums aanwezig.
FREDEEIK VAN EEDEX. Else Otten bezorgde
een Duitsche uitgave van Van Bedeu's drama
IJsbrand. Op den titel van de vertaling staat:
Deutsche Original-Ausgabe". Eerst den
loden December a.s. verschijnt de
Nederlandsche uitgave.
SARDOU'S LETTERKUNDIGE NALATENSCHAP. De
beheerder van de nalatenscbap van dezen
onlangs gestorven auteur deelt mede dat
zich daarin vier tot nog toe onbekende stukken
bevinden. Het eene is een tooneelepel in
vier bedrijven, dat te zamen met Ange
Caldemar voor een Londeusch theater werd
geschreven. De andere werken zijn met
medewerking van Emile Moreau ontstaan;
het zijn een opera-libretto Fóte de Nu"
waarvan Giordaiio de muiiek beeft gaschieven
en dat nog in dit winterseizoen iu Italiëzal
worden opgevoerd; een dramatische-komedie
in vier bedrijven en een tooneelspel in vijf
bedrijven Madame Tallien'' dat in den tijd
van de revolutie speelt en bijna geheel ge
reed is.
40 cents p*r regel.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE.
Inlichtingen bij A r t i", doorloopende
schilderijen-tentoonstelling aldaar.
tocKum
oeKèn
t-lk
Vraat; 14 d.iasfsch Bulletin van nieuwe
Holl.. Hranschc. |-:nj;. en Duitsche boeken.
Uertxvlde tot/fiiiiing gratis.
Werken van L. E.
[SILHOUETTEN. 3e druk.
i Onder de Republiek.
Prijs ?2.90, gebonden ? 3.50.
} Uitgaven van VAN HOLKEM i. A
WAREXDORF, Amsterdam.
Piano-, Orgel- en Mnziekhandel
Itleyrmts <£? lialslioven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in. Koop en in Huur.
REPAEEEREN STEMMEN RUILEN.