Historisch Archief 1877-1940
l:
r
DE A M S T E R D A M M E U WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1640
Arthur Rackham's
teekeningen bfj Shakespeare's
Midzomernachtdroom.
(Amsterdam, Van Holkema d- Warendorf.)
"Wanneer er geen elven en geen gnomen
bestaan ..., dan moeten die worden uit
gevonden; ter wille van Rackham!
Zou er ook iets tegen zijn, ze te
scheppen naar zijn beeltenissen ? De elven
met slanke lijfjes, gui,tige snuiten, waar
bruin en blond haar om sluit, en alle
in fraai vloeiende gewaden, doorzichtig en
teer van kleur. Maar de gnomen zijn rak
kers, ongemeen gedrochtelijk van schedel
en ledematen, gelijkend de boomwortels
waar ze misschien van afstammen; en
hun kleedij is schooïerig, buitengewoon
weinig vertrouwen-wekkend.
Dit zijn dan de elven en de gnomen.
Laten wij hua een paradijs schenken,
een gnomen-paradijs van grillige boom
stronken en geheimzinnige spelonken
met donkere gangen; met mos en padde
stoelen, doornige struiken, verweerde
steenen. Dan de lichteffecten: de blonde
maan mag opgaan in het blauwend
Oosten, terwijl de zon nog rossig het
Westen belicht. Er moet natuurlij k ook
velerhand klein gedierte zijn, dat in dit
gnomenparadijs rondscharrelt over hal
men, sprieten, boomwortels, bladen en
knoestige takken; daar leeft en gebaart,
ieder naar zijn aard. Wij kunnen 't ook
eens op een dag laten stormen; dan
dwarrelen de blaren als dronken rond,
en de regenvlagen spietsen het verbolgen
water; een ander maal....
Maar, waarom laten we RackhaTi niet
liever zelf begaan? Sinds zijn Hip van
Winkle" verscheen, is zijn naam als
feeërieën-arrangeur, men zou, ware 't
woord hier niet van te zwaarwichtig
kaliber: zeggen gevestigd. Gevestigde
personen moet men ontzien: zij hebben een
pré: ze mogen zich.... herhalen. Herhaalt
Rackham zich, dan luistert iemand met
vriendelijke verwachting. Was Peter
Pan", verleden jaar, geen charmante
parafrase op een bekend thema; en is de
Midzomernachtdroom'', thans, geen vari
atie op een zoet motief?
Bij Shakespeare's Midzomernacht
droom" heeft Rackham een aantal platen
geteekend; die platen zijn met de ver
taling van Burgersdijk thans ook aan
het hollandsch publiek aangeboden : een
goed verzorgde prachtuitgave, welke
zonder redelijken twijfel zal uitverkocht
zijn, nog vóór deze regels worden gelezen.
Wij staan weer ia bewondering voor
hetgeen de kunstdruk vermag tegen
woordig: het is als een droom vooreen
aquarellist, de botte machines gevoelig
te weten als artiesten-zenuwen.
Wij staan weer voor de charme van
dit teekenwerk, en willen voor ons zelf
bekennen, dat dit werk bekoorlijk is,
stemmig, guitig, fantastisch, reëel....
En bovenal: verliefd!
Rackham beschikt over een bij uitstek
verliefd palet. Niet zinnelijk, niet senti
menteel, niet romantisch, maar eenvou
digweg : verliefd.
Zie hoe blond het landschap is in de
lente, en alle jaargetijden van het in
tiemste mooi den teekenaar leenden.
Vertrouwelijke schemer is in de boomen
bij avond; in de hemelluchten is een
warreling van suizende zaligheid. Zie de
muisgrijze, stemmige tinten, waar 't lok
kend rossige bruin en oker en oranje
schalks tegen in lacht. Zie ook 't be
haagzieke spel van al die vluchtige
tinten: gén is ongemengd, gén is zonder
zoeten overgang naar een andere, gén
is ongetroost door haar
complementeerenden neventint....
Deze openlijke verliefdheid, welke zich
in blonde teederheid van kleuren en
teekening uitspreekt, doet, ondanks haar
weelde, die de overdaad nadert, toch
niet narig wee aan.
Dit werk is daartoe te beschaafd, te
wei-opgevoed.
En dan, de voordracht is geestig. Ook
in deze nieuwe teekeningen valt het aan
stonds op, dat Rackham de tegenstelling
van kleur tegen kleur, van the beauty
and the beast, van de fantasie eri het
detail volkomen in zijn macht heeft: zijn
meesterschap echter niet gebruikt om iets
groots, maar om iets geestigs te bereiken.
Maar beschaafde en geestige charmeurs
moeten, om te kunnen boeien, over mér
nog beschikken dan over hun klein talent
van voordracht en fantasie. Rackham
heeft ongetwijfeld een solieden basis van
feitenkennis: bedoeld is, dat hij aan
dachtig het eigenaardige, natuurlijke leven
in het gnomen-paradijs heeft bezien, van
zeer vlakbij en met gezonden, koelen
buk. Hij kent zijn kleine Haushalt";
hij speculeert niet in zijn fantasiön; hij
is charmeur, gén fraseur...
Dit nu is misschien, voor Rickham's
kunst de veilige waarborg tegen banali
teit. Hij heeft verkozen te teekenen
sprookjes van aardgeesten, boschgeesten,
watergeesten; maar hij is rst doorge
drongen in de geheimen van plantenen
dieren, en van de elementen.
Van dit alles maakte hij zijn sprook
jes-paradijs. Niet overweldigend, niet grie
zelig, niet kinderlijk. Maar geestig, be
schaafd en .... verliefd!
Ik geloof daarom niet, dat Rackham
voldoen zou, wanneer hij zich wagen zou
aan de sprookjes van b. v. Grimm, die
kinderlijk moeten verlucht worden. Zijn
platen bij Alice in Wonderland" schijnen
dit wel voldoende te bewijzen.Zijn illustra
tie bij de Duizend en n nacht" is een
misslag geweest,omdat deze verhalen geen
géstigen maar een griezeligen charmeur
vragen. Hij zou ook niet in staat zijn,
lijkt mij, Goethe's Faust, tweede deel,
in zijn .te weinig demonische teekening
te omvatten.
Misschien Gorter's Mei" ?
Er zijn onder de prenten bij den
Midzomernachtdroom", bij Peter Pan"
en bij Rip van Winkle" sommige, welke,
afgezien van menschen en bergen, die
niet van onzen bodem zijn, Hollandsch
aandoen. Juist het verliefde palet
van Rackham lijkt me gemengd voor
het lachende, blonde en zoo zedige mooi
van het Hollandsch landschap in lentetij...
En toch, terwijl ik dit schrijf, bekruipt
mij twijfel. Dat komt, omdat ik vóór mij
een landschap van Rembrandt heb han
gen ; een landschap met een stil water.
Dit is, als ons landschap is: voornaam.
Voornaam nu is Rackham's teekenwerk
niet. Het is daartoe te behaagziek, te
veel geverseerd in rebus flirtationis....
Ik geloof, ten slotte, dat Rackham toch
beter deed met Van Eeden's Kleine
Johannes" te kiezen. Een engelsche ver
taling bestaat hiervan ...
Ik bied dit idee den heeren uitgevers,
als bewijs van mijn waardeering van
Rackham, gracelijk aan.
GREVE.
Portretten-tentoonstelliiig, Larensclie
nnsttaiidel. Amsterdam,
Inleiding.
Het portret: een ziel die uit een venster
leent en spiet naar een andre ziel; uw harts
tocht na-gebootst door mijn hartstocht of door
?wat in mij groottr is; uwe psychologie
nagetast, benaderd, aangevoeld door mijn in
zicht. Uw leven is het, dat ik tracht te open
baren tevens mijn eigen leven, en mijn eigen
gchoons openbarend het zijn de teerste
trillingen in uw wenschen die ik tracht te
bespeuren omdat zij mij lijken uw eigenheid
te zyn; het is de grootste stand van uw geest
die ik daaronder hoop te vinden, om u mo
numentaal te eeren en te prijzen. Het is de
dichter dien de eene zoekt in den tweede;
het is de zanger, de weeïge stem van den
tenor, die ik wil laten uitkomen uit uw we
zen; het is het donker blinken van uw oo?en
onder den ge welf den boog van het gebeente
dat ik tracht te duiden omdat ik weet dat
deze dingen uw zjjn benaadren. Het is de
weemoed waarmee gij vroolijk zijt die ik niet
ma? missen. Het is de ruige wanhoop, en de
woestheid van uw praten dat ik moet toonen.
Het portret is die eene aarzlende trek bovecal
waarmee ge schoon zijt in uw ontroeren.
Het portret is uw verachting, die als een
wimpel aan den top van uw denken waait.
Het portret is de sluike ondeugden die ik in u
weet. Het portret is de ijle trots, en daarna
de plotse deemoed, die u typeert. Het portret
is uw hard cynisch praten, en daarachter
uw sentimentaliteit. Het portret is uw open
maar leege intelligentie; het is uw rillende
nervositeit die in u met spitse vingers tikt.
Het is het charmant door malkander warren
van allerlei draden van gevoel; *an allerlei
liefdebetuigingen. Het is het ver-weg koersen
op et n blanke zee van een niet-verhaalde
liefde. Het is die andre die ge niet schy'nt,
maar die ge zijt, en die als een hinde uit
bosschea, soms een hoofd opsteekt. Het is
het plotsling verklaren en als nieuw zich
ordenen van uw trekken, waardoor ge hè-,
verrukkelijkst wordt. Het portret is lat al.
Het is als het zich neervleijen aan beminde
voeten van trotschen, en het duive-gelijk zijn
in zachtheid en verwen wanneer een innig
heid in u komt. Het portret is dit alles. Het
is een mensen door een mensch, het ia de
schoonheid over den mensch gestort; het is
zielkennis geworden tot een diepzinnig
fchoonst; het is in eenvoud een psychologie
laten stijgen tot een rijk, en weidsch bouwsel,
vol van geest, vol van het schoone.
* *
H ie was het Impressionisme als Portret
kunst ? Hoe karakteriseerde het ?
Gij toch, als ik, wilt in het portret wat
ge in 't ander kunstwerk kent: grootheid,
karakter. Onder karakter verstaat ge toch
niets anders dan die houding van figuur of
gelaat, in juist dat licht, dat naar uwe mee
ning het karakter van den afgebeelde zoo
goed mogelijk naar voren brengt. Ge wilt
toch het karakter van den dichter niet geven
op een oogenblik dat hij in een zwaksten
toestand van zijn kracht meer dan gewoonlijk
op een willekeurig andren gelijkt. Gij wilt
hem toch zoo voluit mogelyk geven op die
wijze waarop hij u het meest duidelijk lijkt
te zijn de dichter. Ge wilt daar voor uw
psychologie zoo wakker mooglijk houden.
Ge wilt daartoe het kennen van uw mêcier
zoo ruim mogelijk. Ge wilt daartoe den stand
nadat gij dien eer maal vondt, zoo grootsch
mogelijk, om zoo grootsch mogelijk uw werk
te laten zijn. Ge zoekt toch bij voorkeur niet
Jan-en-alleman te behagen om uit te drukken
wat zij leven noemen, en wat is of opper
vlakkig of niet uitdrukkend gebaar. Ge zoekt
in uw kunst niet de opinie van den onge
voelige. Ge hoopt niet op het sncces der
niet-te-eeren massa. Ge moet in het portret
uw eigen zucht om eeuwigheid voldoen.
Het Impressionisme, dat bovenal geworden