De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 6 december pagina 1

6 december 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r. i64i DE AMSTERDAMMER A*. 190» WEEK Dit monter berat e*n VOOK NEDEKLAND r©d.a.otL© -VSLEL HL I3. L. Uitgevers: VAW HOLSEMA & WAREHTDORF, rT-^zerseracht 333, Amsterdam. Het autennreoht voor den inhoud van dit Blad wordt rcrMkerd ?wMnkamBtig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124). AbooMment p«r 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Toor ladüp«r jaar, bjj vooruitbetaling, ..... » . mail . 10. 4toadirnjk« Nommen aan de Kiosken Yerkrqgbaar 0-121/» Zondag 6 December Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer f Q3& Reclames per regel , 0.4O Annonce! uit Duitachland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door d* flrmv RTJDOLF MOSSE te Keulen en door allr filialev dezer firma. De prijt per regel is 40 Pfennig. INHOUD: VAN VERBE EN VAN NABIJ: Gevaarlijk tornen De begrooting van het Departement van Oorlog over 1909, door E. van Gendt Verzedelijking van Amsterdam, door mr. H. Louis Israëls. SOCIALE AANGELEGEN HEDEN: Herziening der ilgemeene Politie verordening en het Voorbereidend Onderwijs te Amsterdam, II, door J. G. van Kuykbof. FEUILLETON: Vreemde Sinterklaas, door D. Faldaner. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Na zomer, door Gustaaf Vermeersch, beoord. door Dirk Coster. Berichten. VOOR DAME3: Nog een Indische figuur, met portr., door Z. Allerlei, door Caprice. UIT D E NATUUR, door E. Heimanfi. DeTuinstadtentoons elling, met af h., door J. H. W. Leliman. John Mijton, door Albert Verwey. D. Wiggers Oldenzeel, Rotterdam, door Plasschaert. Erets Israël, door J. H. Kann, met afb?beoord. door F. Losse gedachten, door Jacob van Holland, beoord. door H. Uit het lijden van het volk, door W. M. L. INGEZONDEN. Sardou. de verteller. FINAN. EN OECON. KRONIEK, door V.d.M. en V.d. S. Brieven van Oom Jodocus XXXI. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. lllllllMltniMMHIHMIItHIIIIIMIII Gevaarlek tornen. Met een woord, dat van pas is in deze dagen, zouden wij kunnen uitroepen: Van onverwachtheid klopt ons hart! Wel is de mensch wisselend in zijn gedrag, en onverstandig hij, die op hem rekent, maar het aantal zwen kingen en verrassende zwaaien, die in de laatste weken gemaakt werden, heeft ons toch buiten proportie groot geleken ... Hier volgt geen opsommingervan. Wij begeeren, voor vandaag, niet op de ontslagzaak terug te komen of op de wederopduikeling van een (thans meer thetisch getinte) antithese. Laat ons liever ineens het onverwachtste" ncemen: De hou ding van de Rotterdamsche sociaal-demo cratische federatie, maar vooral van Het Volk, tegenover het sociaal-demo cratisch weekblad De Tribune. Er zijn al een paar dagen overheen geloopen, maar onze verwondering over dezen ... zwaai is nog niet heelemaal weg. Men kent de feiten. In een openbare bijeenkomst, door ge noemde federatie belegd, ging de heer Troelstra spreken over de werkloosheiddebatten in de Kamer. Behalve partijgenooten bevonden zich talrijke geest verwanten'^ ook enkele belangstellenden in de zaal. De vergadering zou beginnen. Maar voor zoo'n vergadering begint ieder, die wel eens bij de socialisten te gast was, kan het weten loopen partijgenooten, of ook wel wildvreemde elementen, (een enkel maal ??lieflijk Blaricum erg wild en vreemd...) allerlei geschrif ten aan te prijzen en te verkoopen: socialistische dagbladen, theoretische literatuur, geheel-onthoudingsbrochures, Rein-Leven-ontboezemingen enz. enz. Ja, als men er 't Handelsblad zou willen venten of de N. P. Ct., geen sterveling zeker, die 't u verbood ; die bladen zouden er hoogstens gelden als vreemde eendjes in eene aangename socialistische bijt. Nu wordt in Rotterdam druk propa ganda gemaakt door enkele marxistische jongeren voor een zér marxistisch week blad, een goed sociaal-democratisch" weekblad, het orgaan trouwens van wasch-echte partijgenooten: De Tribune. In die Tribune, welke het naar haar zin weinig marxistisch en te veel burgerlijk" Partijbestuur en de desgelijks gekwali ficeerde Kamerfractie gedurig plukhaart, stonden aan het adres van Mr. Troelstra, die het woord ging voeren, eenige min der geestdriftige artikels. Welnu die Tri bune zou worden verkocht aan hetzelde publiek, dat den gevierden spreker ging hooren.... Datzelfde publiek, dat wellicht ontvankelijk zou zijn voor zijn socialis tische propaganda, ging de kans loopen eenige vellen papier onder de oogen te krijgen, waarin door partijgenooten van den spreker, door in de beweging nog maar weinig bekende mannen, maar dan toch door erkende sociaal-democraten zwart op wit" werd verklaard: Die spreker daar, die Troelstra is heelemaal niet op de hoogte van het ware van onze beginselen. Wie deze feiten las moest denken: Hoe vaak kan men iets leeren van de socialisten! Die partij, die dank zij haar voortstuwende werking, kans geeft op tenminste een bétje hervormingen, en andere dan in naam is jong en krachtig genoeg om onbedwongen critiek in eigen boezem en t'allen tijde te ver dragen. Daar gaat de heer Troelstra spreken; en met een openhartigheid, die slechts in kan nemen voor zijn zaak, zal hij, naast de verdediging van zijn inzichten en de meesleepende propaganda in 't alge meen, de andere inzichten stellen van zijn meer marxistische" partijgenooten. Zij noemen mij nog maar half-op-de-hoogte", zal hij lachende roepen. En in een prach tige peroratie, die voor de sociaal-demo cratie rijke oogsten belooft van nieuwe partijleden, wijst hij op 't krantje in de zaal en zegt: En dit alles is, naar sommigen onzer zeggen, nog maar de helft, vergadering! Er zijn partijgenooten, die meenen, dat het nog zekerder is dan ik zeg, nog schooner dan ik u schilder". Neen dit is allemaal fantasie. Voordat de vergadering begon besloot het federatiebestuur De Tribune uit de zaal te weren... Het was, meende het, niet goed voor de propaganda", dat de spreker van den avond door eigen partijgenooten werd gedesavoueerd.... Men houdt, zoo iets in de kranten lezend, zijn hoofd tusschen zijn handen van verbazing! Het eerste oogenblik waren wij dan ook in den vollen omvang van het woord, verbaasd. Maar toen bleek, dat de eigenlijke leider van de federatie onkundig was geweest aan het besluit, en dat Mr. Troel stra zelf blijkbaar buiten het geval stond, toen... ja toen dacht men aan een onwillekeurige fout, aan een daad door geprikkelde menschen in overijling vol bracht. Hun liefde voor Troelstra heeft hun parten gespeeld, kon men gissen.... Zich ver?gissen'', ja, dat wel. Een paar dagen later immers kwam een redactioneel artikel te staan in Het Volk, waarin vierkant partij werd ge kozen voor het Rotterdamsch federatiebestuur!! Hebben wij daarvoor, dachten wij toen, naast Het Volk gestaan in scherpe af keuring van de indirecte censuur in de onslagquaestie, om thans datzelfde dag blad een directe censuur, op de eigen mannen nog wel, zoo knap te hooren verdedigen ? Men ontlede toch eens de daad van zulk een federatiebe stuur. De partijgenooten-verkoopers van De Tribune zijn aan den ingang der zaal tegengehouden en de vergadering heeft zich van de overigens problematieke lec tuur van dit weekblad ganschelijk moeten speenen. Daar heeft echter de leider van de .Xederiandsche sociaal-democratie ge sproken, en een debater, stel een katho liek of een oud-liberaal, meldt zich aan. De man heeft aan de deur bijgewoond of hij heeft vernomen, hoe De Tribune werd geweerd, en nu verschijnt hij op het podium met een exemplaar van dit blaadje in zijn handen. Vergadering", zegt de goede conservatieve man, gij moogt dit eigenlijk niet hooren Wat ik u hier ga lezen is, weet ge dit wel ? voor u verboden waar..." Wat zou men, als iets dergelijks ge schiedde, van een bestuur zeggen, dat het verbod had uitgevaardigd? Of zou het bestuur haastig moeten roepen: Neen, nu 't niet mag worden gevent, mag 't ook niet worden voorgelezen"? Men zou zeggen: gebrek aan tact. leta anders. In de socialistische Partij leven twee tendenzen: de revisionistische, de Volk"-tendenz, en de marxistische, die van o.a. De Tribune. Niets natuur lijker dan dat dit weekblad, dat boven dien niet malsch polemiseert, Het Volk dwars zit. Zeer begrijpelijk, dat bijv. de revisionisten het heele Nederlandsche marxisme" gaarne zagen afsterven met De Tribune mue. Maar wat is nu het gevolg van het antiliberale zoowel als antisocialistische verbod ? Immers dat juist een enorme propaganda is gemaakt voor .De Tribune! Moet men zooiets socialisten nog leeren ? Dit heet: gebrek aan taktiek! Er is ernstiger, ? iets dat niet alleen het socialistische kamp maar ons allen aangaat. Het beginsel van zooveel mogelijk vrij heid, van, binnen de perken der strafwet en binnen de perken van welbegrepen dienst belang, volledige vrijheid van meeningsuiting is een kostbaar beginsel, waaraan te tornen gevaarlijk is voor alle wezenlijk vooruitstrevenden. Het is natuurlijk verleidelijk, zoodra men zelf de macht in handen heeft, aan dat tornen te gaan doen. Het is verlei delijk voor de behoudende meerderheid in een gemeenteraad, het is ook verlei delijk voor een zich inspannende en hard werkende meerderheid van socialisten in de Partij. Welnu het is verleidelijk maar het is gevaarlijk. Wie om iemand van zijn podium af te werpen, uit dat podium de planken van de beginselen wegrukt, staat weldra zelf opzijn voeten te wankelen. Het is geen verontschuldiging om te zeggen: Dit weren van De Tribune was een abnormaal iets", het hoort overigens in onze partij niet thuis". Wij hebben van deze zoo streng verboden vruchten geproefd en, waarlijk, wij hebben er riet anders in kunnen zien dan hier en daar oneerbiedige maar overigens uiterst zake lijke en hartstochtelijk overtuigde critiek! Die vruchten van scherpen smaak werden niet, dat is waar, voorgoed aan de massa ontzegd. Van een Index kan men bijge volg niet spreken. Maar wat immers als een paal boven water staat is dit: dat het verboden werd, aan volwassen mannen op een vergadering een krant te ver koopen, waarin men critisch sprak (in welk' n toon (!) dan ook) over de boven drijvende politiek in de S. D. A. P. Dat is hoe men 't ook draait en de waarheid ga hier bovenal een daad van eigenmachtige censuur. Wie zoo handelt, met welke lofwaar dige bedoelingen ook, maakt zich, indien geen clericaal, voluit schuldig aan een fout van beginsel. Wij voor ons, die mede bouwen op de socialisten, van welke onderafdeeling dan ook, omdat zonder hun drijvende kracht het weinigje hervormingen, dat nu tot stand komt, er heelemaal bij in schiet, betreuren ten zeerste, dit mogen wij wel zeggen, het Rotterdamsch conflict. Wij vragen ons af,?en alle vrienden van meer sociale rechtvaardigheid" en van meer democratie zullen zich de vraag gesteld hebben : Zou dit conflict soms gaan leiden tot een scheuring ? en zoo ja, wat zullen daar de gevolgen van zijn ? Zal de ver snippering van krachten, die nu reeds zoo droevig hei democratisch leven in Nederland kenmerkt, nog verder voort gaan ? Zullen wij in plaats van n : tw socialistische partijen het volk zien bearbeiden ? Waar thans het anarchisme zijn verwarrende werking reeds doet, zal tweeërlei socialisme in het kleine Neder land die verwarring nog gaan vergrooten ? 't Zou jammer zijn. Maar de tee keenen zijn er, het gevaar hangt in de lucht. De Rotterdamsche federatie en met haar Het Volk hebben iets begaan, waar van zij zelf ten slotte moeten voelen, dat het niet in den haak was. Waar nu elke fout zoo gemakkelijk voert naar een tweede, waar zulk een fout een kwade atmosfeer schept voor verstandige beslui ten, zal menigeen met zorg naar de toekomst zien. Wij voor ons moeten vertrouwen, dat een wraking van het gebeurde de Partij eere zal dcen en, in 't belang van de goede zaak van ons allen, het geheel behouden. Een democratisch bloc gaat noodig worden. En een blok kan niet hecht zijn als 't bestaat uit te veel blokjes. De begroeting van het Departe ment van Oorlog over 1909. Er valt voorzeker geen departement van algemeen bestuur aan te wijzen, hetwelk zoo handig met cijfers weet om te springen als het Departement van Oorlog. De toe lichting bij de onderwerpelijke begrooting levert daarvan weder een doorslaand be wijs. De becijfering van het eindbedrag (? 27,185,000) toch maakt allicht den indruk dat belangrijke bezuinigingen zouden zijn aangebracht, terwijl wanneer men de zaak op de keper beziet, blijkt dat op verschillende artikelen ?100,000 meer wordt noodig geoordeeld dan over 1908. Bovendien houdt dit departement-, ten opzichte van de legeruitgaven, er steeds groote geheimzinnigheid op na. Waarom immers vraagt men zich af, niet eens de Volksvertegenwoordiging en het verder belastingbetalend publiek in kennis gesteld met de sommen, welke boven en behalve het gewone jaarlijkschebegrootingsbedrag in de eerste jaren noodig zullen zijn, o.a. voor: 1. de algeheele voltooiing van het vesting stelsel, waarvoor in ruim HO achtereenvol gende jaren reeds meer dan vijftig millioen is besteed; 2. de completeering van geschut en van verder materieel als de voltooiing van het vestingstelsel eenmaal een voldongen feit zal zijn geworden; 3. de aanschaffing van modern geschut, waarvan de Minister in de memorie van toelichting gewaagt; 4. de aanschaffing van bespannen geschut waarvoor de minister een afzonderlijk wetsor.twerp toezegt; 5. de vermeerdering van den voorraad buskruit, welke ook volgens den minister noodig' is; 6. de approviandeering van de stelling van Amsterdam, waarnaar daadwerkelijk geen andere hand wordt uitgestoken dan dat karrcvrachten papier en groote commissieloonen daarvoor worden vermprst. Een desbetreffende onder de Regeering Pierson-Eland ingestelde-commissie begrootte de kosten op eene uitgave voor eens van acht millioen en wijders ieder jaar vijf ton; l, de instelling van een weduwen- en weezenfonds voor de nagelaten betrekkingen voor onderofficieren en mindere militairen; 8. de kustverdediging, welke eindelijk ook eens onderhanden genomen zal worden; 9. den bouw van nieuwe kazernes, o.a. voor de cavalerie uit Venlo en Roermond, voor de genietroepen en voor de veldartillerie uit Leiden, Utrecht en 's-Gravenhage. Dat hier nog al wat mede gemoeid zal gaan, kan ook daaruit blijken, dat volgens de thans verstrekte gegevens voor den kazernebouw te Ede f 1,077,500 noodig is, dat is ?94,500 meer dan de minister Bergansius aan de Tweede Kamer opgaf. Over de soldij verhooging van de onder officieren en minderen (bereden artillerie en cavalerie) het volgende. Bedoelde geheimzinnigheid, welke enkel en alleen een gevolg kan zijn van vrees om met de bedragen voor den dag te komen, brengt hoe langer hoe meer volks vertegenwoordigers er toe, hunne stem aan de oorlogsbegrooting te onthouden. En dit is zeer natuurlijk. Zij toch kunnen zich niet verantwoord achten door maar in den blinde voort te gaan niet het toestaan van steeds hoogere bedragen. Een in den aangegeven zin opgemaakte berekening met aanduiding van het bedrag dat verder jaarlijks wordt noodig geacht zoodra het leger in al zijn geledingen, vol gens de bestaande organisatie compleet zal wezen, zou aan het licht kunnen brengen of het met het oog op den reeds nu zoo bedenkelijken toestand van 'slands finwtiën gerechtvaardigd en houdbaar is op den ingeslagen weg voort te gaan, dan wel of tot een eenvoudiger inrichting van onze landsverdediging en van het leger moet worden overgegaan. Het wordt hoog tijd dat hieromtrent het vereischte licht wordt ontstoken. Naar onze meening is het hier de plaats, nog eens ernstig te wijzen op hei groote incom pleetaan officieren, kader, vrij williger», en landweertroepen. Wat de officieren aangaat valt inzonder heid te wijzen op het wapen der artillerie, waarbij op l Juli 1.1. ontbraken 2 kapiteins en 86 luitenants. Op dienzelfden datum ontbrak aan vrij willig kader bij het leger: 16 sergeant majoors, 123 sergeanten of wachtmeesters, (waarvan alleen bij de artillerie 98), 5 fouriers, 35 geweermakers, 1090 korporaals en 80 korporaals-fourier. Opvallend is het dat in n jaar tijd bij de cavalerie kwamen te ontbreken 12 wacht meesters en 65 korporaals. De lust voor tamboer, trompetter en hoornblazer is ook niet bijster groot; op l Juli 11. ontbraken 45 trompetters en [81 hoorn blazers en tamboers. Het groote kader-gebrek getuigt voor het gebrek van de militiewet, omdat het dit niet verschaft. Dit zoo belangrijk onderwerp heeft ook reeds de aandacht getrokken van den pas ingestelden Eaad van defensie. Deze toch gaf onlangs met den meesten ernst aan den Minister van Oorlog te kennen, dat het alle aanbeveling zal verdienen, om den toestand van het beroepskader aan een herziening te onderwerpen, waardoor waar borgen worden verkregen dat het groote en te verwachten toenemende verloop van dat kader zal ophouden. "t Is in 's lands belang te hopen dat de minister dezen wenk spoedig ter harte zal nemen. Aan vrijwilligers ontbraken er op l Juli bij de infanterie 1664, cavalerie 806, artil lerie 1242 en genie 349 en dat niettegen staande de organieke sterkte nog kortelings belangrijk is verminderd. Een der lapmiddelen, welke in deze worden aangewend, is de volgende dezer dagen ge maakte bepaling: Ter bevordering van het vrijwillig ver blijf onder de wapenen van miliciens bij de bereden korpsen, worden premiën toegekend van ? 15 voor elke drie maanden in werkelijken dienst doorgebracht. Voor zooveel die miliciens zich verbonden hebben tot een onafgebroken vrijwillig verblijf van ten minste 3 maanden, wordt hunne soldij met 7 et. per dag verhoogd." Onwillekeurig blijft men zich afvragen wat weerhoudt de regeering toch om het instituut van vrijwilligers," dat in ons militieleger misplaatst is, op te heffen, over tuigd als ze moet zijn, dat het er toch binnenkort toe komen moet. Uit een bij de Tweede Kamer aanhangig wetsontwerp blijkt dat de regeering het verloop van het onderofficierskader wil trachten te verminderen door soldij v erhooging. Het eindcijfer der begrooting zal in verband daarmede belangrijk moeten verhoogd worden. Naar de zienswijze van den onderofficiersbond Ons Belang" wordt de rechtspositie van de onderofficieren door verschillende bepalingen in het ontwerp zeer verzwakt en worden ook daarom geen groote ver wachtingen van den voorgestelden maatregel gekoesterd. Bij de tandweer is het incompleet ook zeer sterk. Op l Juli ontbraken niet minder dan: 113 kapiteins, 108 luitenants, 820 onder officieren en 727 korporaals (vrijwilligers), terwijl nog geen enkel tamboer of hoornblazer (vrijwilliger) aanwezig was. Niettemin werd in 1907 alleen voor liet jaarlijksch onderzoek van de landweer, door de daarmede belast geweest zijnde officieren ruim ? 6400, aan reis- en verblijfkosten ge declareerd. Dit belooft wat voor de toekomst. Met voorschreven hoogst bedenkelijken toestand voor oogen laat het zich gereedelijk verklaren, dat de tegenwoordige regee ring er niet aan denkt om tot de instelling van den bij de jongste legerwetten (1901) bedoelden Landstorm" over te gaan, welke door den toenmaligen Minister van Oorlog Eland de hoeksteen" van onze legerprganisatie werd genoemd. De Regeering is voor zeker overtuigd dat het fiasco der legerwetten er nog maar meer door in het oog zou gaan springen. Met het ontwerpen van een Capitulanfea stelsel" voor ons leger schiet het nog niet hard op. De Minister wijdt dit aan de om standigheid, dat de voor dit onderwerp benoemde Commissie ook de opdracht heeft een onderzoek in te stellen naar de moge lijkheid tot plaatsing van gewezen militairen in gemeentelijke, in pro vinciale en in parti culiere gesubsidieerde ondernemingen. Dit lag, naar onze meehing, nog al voor de hand. Hoe dit intusschen zij, het groote verloop van het kader had spoediger be handeling van dit gewichtig onderwerp zeer zeker noodig gemaakt. Over het opheffen van de zoo dure ca veel ie weinig nut afwerpende regimenlsmuziekkorpsen waarover vele Kamer leden en ook de Minister zich verleden jaar nog al druk maakten wordt in da toelichting van de begrooting met geen woord gerept. Evenmin geschiedt dit ten opzichte van de herziening der wet op het militair onder wijs, speciaal de opheffing Tan de cadettenschool, waarop sedert jaren, ook door do volksvertegenwoordiging, wordt aange drongen. 1) Met het oog op den eisch tot bezuiniging ware eenige opheldering zeer zeker niet overbodig geweest. Aan een ontwerp-wet houdende bepalingen omtrent de toekenning van pensioen aan weduwen en weezen van onderofficieren en mindere militairen der landmacht op welker tot standkoming in dit weekblad zoo herhaaldelijk is aangedrongen wordt naar 's Ministers verklaring op dit oogen blik de laatste hand gelegd. /ij het dan ook dat de Staat zich te dezer zake belangrijke uifgaven zal moeten getroosten, het geldt hier de afdoening van een schuld, waarvan de Ministers van Oorlog zich tot nog toe inzonderheid ten nadeela van het leger hebben weten af temaken. Met de uitvoering van de Vestirgwef* wenscht de Regeering in navolging vaa vroeger den slakkencang te blijven volgen. Naarmate dit in de finaiitieele kraam van den Minister van Financien te jas zal komen, wordt er jaarlijks geld voor be schikbaar gesteld. Voor 1919 staat het er blijkbaar n;et gunstig voor, daar de Minister van Oorlog zich met f250,200 minder moet tevreden stellen dan over 1908. Het krijgt er veel van of het er om te doen is de uitvoering dezer wet haar gouden feest te doen beleven. Intusschen gaan de groote voordeelen aan eene spoedige afwerking verbonden verloren en blijven de gebreken van knutselwerk!' niet achterwege. Uit deze begrooting blijkt opnieuw dat de woorden in 1901 door Minister Eland uitgesproken: U"ie zitten in een moeras" nog steeds op onze legertoestanden van toe passing zijn. Naar veler gevoelen is het dan ook, alvorens in deze verdere maat regelen te nemen, dringend noodig dateene Staats-of ecquête-commissie worde ingesteld, welke de gegevens hiervoren bedoeld zal verzamelen en verder advies zal uitbrengen of het, zooals werd aangestipt, met het oo» op 's lands financiën gerechtvaardigd en houdbaar is op den ingeslagen weg voort te gaan, dan wel dat tot een eenvoudiger in richting van onze landsverdediging en van het leger moet worden overgegaan. Het wekt eenige verwondering dat ds tegenwoordige regeericg nog niet tot de instelling van zoodanige commissie is over gegaan, aangezien deze geheel zou strooketa met de door het Kamerlid Talma aanhangig gemaakte motie, welke hij even vóór zijne benoeming tot minister introk. Bedroevend is het intusschen, dat de tegenwoordige Minister van Oorlog in deze ernstige tijden zijn hoofd nog gaat breken met het verzinnen van geheel onnoodige, ja zelfs kwaad stichtende uniformverande ringen 2). E. VAN QEXDT. 1) Na het zetten van dit artikel kregeu we kennis van een wetsontwerp tot gedeel telijke wijziging van de wet op het militair onderwijs, waarin o. m. vermeld staat, das de Cadettenscbool voorloopig in stand worcït gehouden. 2) Belangstellenden verwijzen we te dezer zake naar een desbetreffend artikel in de October-afleveriug van de Militaire Gids." Verzedelijking van Amsterdam. De periodieke herziening van de strafverordening der Gemeente Amsterdam is thans bij den Raad aanhangig, zoodat zeer

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl