De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 6 december pagina 2

6 december 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1641 spoedig dat college zal hebben te oordeelen over de voorstellen der raadsleden aroli, de Vries en Simons om in die strafverordeniug bepalingen op te nemen tegen gpeelzucht, zinnenprikkeling der jeugd, niettw-malthusianisme, wreedheid en ruw heid. Indien ik mij genoopt voel de aan neming dier voorstellen zeer beslist te ontraden, ook nadat Prof. Simons in het Weekblad van het Mechi no. 8747 en 8749 op uitnemende wijze de ernstige bezwaren ontwikkelde, die lk bezadigd jurist tegen deze voorstellen heeft, komt dit, omdat daar het debat tot een zuiver juridisch terrein beperkt bleef en dus voor het groote publiek het wezen van ons verzet niet voldoende tot zijn recht liet komen. Ik laat mij dus niet weerhouden hoofdzakelijk een beroep te doen op hetgeen Mr. Caroli in no. 8725 van dat weekblad gemeenplaatsen" noemde, die niet door nieuwheid van ge zichtspunt uitmunten". Daar wij het allen wel eens zullen zijn dat de gemeentewetgever zich niet mag gedragen naar den regel het doel heiligt de middelen1', maar toch moeten erkennen, dat de personen die dien wetgever vormen, de menschelijke eigenschap hebben van voor een sympathiek doel eenig middel spoediger geoorloofd te vinden dan wanneer het zou strekken tot bereiking van een doel, waar tegen zij gekant zijn, is de verklaring niet te onpas, dat ifc bestrijding van speelzucht, van onzedelijkheid, van ruwheid, van vrcedheid en van de verdwaasdheid die xieh met den naam niétiw-malthusianisme, tooit, ten volle toejuich. Maar niet elke bestrijding, niet eene zoodanige die nog grooter belangen ten zeerste zou wonden. De eerste vraag in deze betreft de beYoegdheid van den gemeentewetgever. Ik zoek de grens hiervan niet zoozeer in Art. 144 Grondwet, noch in de Artt. 135 en 150 Gemeentewet, aU in het -wezen onzer Staatsordening. Nederland is een eenheidstaat en de ge meenten, hoewel eene groote mate van zelfstandigheid genietend, zijn niet zooals tijdens de Republiek der Geünieerde Protinciësonvereine staatjes die tot een «tateabond zijn vereenigd, maar zij zijn onderdeelen van den eenheidstaat. Hieruit volgt dat daar de wetgevende macht in haar vollen omvang alleen bij den eenheidstiat toerust, de onderdeelen slechts zooveel macht hebben als hun is toegekend. Dégrens Wordt bepaald door de natuur, het doej, de strekking van de gedane machtg* delegatie, die wij kunnen leerere uit het doel en de strekking van het orgaan, waar aan die bevoegdheden zijn overgedragen. Bij de gemeente verkeeren wij daarom trent niet in het onzekere. IQ de eenheid- staat is de gemeente niet anders dan de sa-menvoeging van een zeker aantal per sonen, die met elkaar op een beperkt deel T»* het grondgebied des Kijks wonen en die' j dist door dat samenwonen in elkaar's onmiddellijke nabijheid gemeenschappelijke belangen hebben, waarvan de behartiging *(Mi het bestuur der gemeente is toevertr'otiwd. Het juriiiek kenmerk," waarvan mfr. Caroli zegt dat het ten eenenmale ont breekt," is wel degelijk aanwezig, al moge ook het dooïde bewoordingen der wet ge geven legaal" kenmerk dikwijls zeer vaag *n'onduidelijk z\jn. Dat de begrippen recht" en wet" elkaar niet dekken, behoeft men toch mr. Caroli niet voor te houden! Elke bepaling, welke niet in onmiddellijken samenhang is met de behoeften en belangen geboren uit de samen woning op een beperkt gebied, behoort dus ,niet tot de bevoegd heid van den gemeentewetgever. Dit ken merk, en niet het min of meer ingrijpende Vafn de bepaling, beheerscht de vraa?. Strenge voorschriften omtrenfc brandgevaar tf*ét geheel terzijdestelling van de rechten des eigenaars te bouwen zooals hij wil, zijn gewettigd te Amsterdam, waar de huizen zoo dicht op elkaar staan, maar zouden geheel te onpas zij a op de Moker heide. Bestaat er nu een specifiek Amsterdamsche speelzucht, onzedelijkheid, ruwheid, enz., ontstaan of in de hand gewerkt door de samenwoning der Amsterdammers op n plek? Is er eene zedelijkheid voor Amster dammers die niet geldt voor de menschen xan Buiksloot, of een Amsterdamsen nieuwritalthusianisme dat niet af te keuren is bij de bewoners van Utrecht ? Geen mensch diéhet zal beweren. Zelfs de onzedelijke uitstallingen zijn niet specifiek aan groote steden verbonden. Op badplaatsen en op rh trek zijnde zomer verblijfplaatsen, zal men deze eveneens vinden. Is de bestrijding van dit euvel gewenscht, dan is dit een algemeen belang, en daarvan heeft de plaatselijke verordening zich te onthouden. Die onthouding moet uitgaan van den VREEMDE SINTERKLAAS DOOR D. F U L D A U E R. Gerda"!... Geen antwoord... Gerda" l Wat zit'je toch in donker? Toe, steek nu gauw't licht op en maak die pakjes nou even gedaan; de jongens komen daar zoo." En weg was ze wér. 't Meisje, opgeschrikt, had zich bewogen en had naar Moeder geke ken, die uit 't licht van de gang zacht-beshst naar binnen was getreden, met een vriend'lijkheid om haar heen, die in de kamer even bleef, toen ze al weg was, druk en bedrijvig, en de gangdeur open Het. Ja Moe" had het meisje gezegd, maar ze zonk weer terug en keek wér naar buiten, naar het zwarte week- golvelende water m«t zijfi blikkeringen, zijn gittig-glanzende bergjes. 't Was vroeg donker. Lang geleden leek haar nu reeds die wandeling met Joban; 't was donker als vandaag, 't water ook zoo zwart en rol rimpelgolfjes. 't Was, of't weerschijnlicht van vensters en lantaarns als olie er overheen en weg vloeide. Dat Dick ze nu juist moest ontmoeten en haar, waar Vader en Moeder, waar de kinderen bjj waren, zoo beleedigen moest... En haar milde stemming van zeltmedelvjden en verzoening-willen verhardde weer plots tot stuggen hoogmoed en zwart-strak tuurden haar oogen op het grachtmidden, dat vaal-zwart en glanslóos was. Toen zij Moeder's vlogge en zekere stap pen van alles-gedaan-willen-maken voor den gemeentewetgever zelf. Het past hem niet zich erachter te verschuilen, dat bij machts misbruik de Kroon kan ingrijpen. Machts misbruik is reeds onbehoorlijk, wanneer het gepleegd wordt door een privaat persoon die weet dat men hem toch niets zal doen, het wordt oneindig ernstiger, indien een publiek rechterlijk orgaan er zich aan schuldig maakt. De Kroon maakt in Nederland slechts uiterst spaarzaam gebruik van hare be voegdheid gemeentelijke verordeningen te vernietigen, omdat zij treden op het ge bied van het algemeen rijksbelang, doch de gemeenteraden moeten daarom met des te meer omzichtigheid nagaan of zij wel binnen hunne natuurlijke perken blijven. Zoo niet, dan loopen wij groote kans in Nederland allerlei kleine tyrannietjes te zien ontluiken, en hoe kleiner de gemeente is, des te meer gevaar voor keurornanio bij het gemeentelijk bestuur. Gesteld Amsterdam verbiedt zekere uit stallingen, sluit openbare speelhuizen, gaat te keer de propaganda voor bepaalde denk beelden, en... dit wordt toegelaten. Met welk recht zal dan opgetreden worden tegen een gemeente, waar een streng antirevolutionnaire raadsmeerderheid elk openbaal- danslokaal sluit? te ?en eene fanatieke roomsch-katholieke raadsmeerderheid die Godslastering en geringschatting der Hei ligen in hare straf verordening achterhaalt? tegen eene uiterst conservatieve raadsmeerderheid die de roode vlag of de openlijke tentoonstelling van socialistische geschrif ten verbiedt? of eene anti-papistische die 'van het uitsteken der pauselijke kleuren eene overtreding maakt? Wat zal men doen tegen een gemeenteraa l van fanatieke athenten die het op een van den open baren weg zichtbare plaats t fin toon stellen, openlijk aankondigen of openlijk aanprijzen" van op eenigen eeredienst betrekking heb bende emblemata strafbaar stelt? Dit laatste voorbeeld zal niet licht in ons land aangetroffen worden, tnaar in Frankrijk zijn kleine gemeenten, waar de Maire elk openbaar crucifix heeft verwijderd, en de an dere hierboven genoemde besluiten zijn zeker in Nederland denkbaar. Het is vol loende m.i. on Amsterdam terug te houden het \ erkeerde voorbeeld te gecen. Onza grond vrijheien, waarop wij terecht zoo hoogen prijs stellen, zijn bij onbeperkte verordeningsbevoegdheid der gemeenteraden in liet minst niet veilig. Dit is mijn hoofdbezwaar tegen de vier voorstellen en tegen elk streven om de langzaamheid van den rijkswetgever in te halen, door uitbreiding der bevoegdheid va-n den gemeen-t el ijken wetgever buiten hare grenzen. Ik behoef er nift eens op te wijzen, dat bij onze kleine afstanden en bij de uitwassen, die zich aan de grenzen van elke groote stad hebben gevormd, het louter stedelijk middel alleen verplaatsing en verergering der kwaal ten gevolde zal hebben. Ik behindel evenmin de vraaor of de vier voorstellen onderwerpen betr<tten, waarin reeds door' eene wet is voorzien". Wel meen ik dat de speelzucht en do onzedelijke uit stallingen reeds bij eene rijkswet zooveel strafbaar zijn gestel l als die wetgever oirbaar achtte, maar hing het oordeel over de voorstellen alleen af van de vraag of verordening en wet met elkaar in botsing komen, dan zou men de beslissing kunnen afwachten van de rechterlijke macht, die met dwingend gezag vaststelt welk gebied door eene wetsbepaling wordt beheerscht. Elk voorstel op zich zelf geeft nog aan leiding tot eenitre bizondere opmerkingen. Het gewijdid voorstel Caroli, waarbij aan het administratief gezag niet meer de bevoegdheid wordt toegekend uit to maken of het speelhuis voor het publiek toegan kelijk is, en de houder er een bedrijf van maakt, is m.i. eene zeer gelukkige oplossing van de vraag hoe het best speelholen door eene strafbepaling kunnen worden te keer gegaan. Mocht de rijkswetgever meenen dat het op zijn weg ligt de speelzucht, en de verleiding daartoe, zoo krachtig aan te pak ken, dan zou Hij deze redactie kunnen aan vaarden, maar men zie niet over het hoofd de algemeenheid van de uitdrukking spe len om geld." Ook leursspel valt daaronder 'en de bankinstelling, die voor hare clientèle orders van beursspel uitvoert, beantwoordt geheel aan de definitie van speelhuishou der" door mr. Caroli gegeven en loopt dus alle kans een plakkaat met Verboden Speelhuis" aan haar deur te zien hechten. Het komt mij voor dat do wetgever daar voor terug zal schrikken en vervolgens zal aarzelen het groote spel wel toe te laten, maar bet kleine strafbaar te stellen. Het maatschappelijk kwaad door het spelen om dubbeltjes en kwartjes aangericht is lieven drukken Sinterklaas-avond door de gang natleien hooide, veerde Geida omhoog en maakte licht entoen Moeder binnen trai, was Gerda bij de gordynen bezig. I)e moeder keek even naar haar heen, maar sprak niet. De moeder was aan de tafel gaan zitten. Zij schreef nog een enkel kreupelrijmpje, een zacht vermaan of milde zedepreèkende be straffing en op ieder pakje den naam van n van haar lieverds. 'c Meifj 9, aan den anderen kant van de tafel, was blijven staan, handiger zoo. Ze had de kaars opgestoken, maakte de pakjes met lak en touwtjes dicht. Zacht was het licht om de bezige vrouwen, over het rnatblonde haar van de moeder, over het glanzende blond van het meisje; maar't was, of de oogen van 't meisja ouder waren en harder. Licht- en schaduwp'.ekken gingen over de fijne sterke en blanke vrouwen handen; de fijne handen alleen schenen werk zaam boven de rommelige tafel. Innig was de kamer daar omheen met de schaduwen naar kanten en hoeken. Gerda, ik had je vanmiddag al willen zeggen..." Nu stond het meisje daar gansch stil en hoog, bij 't lampelicht, pakje en tonwtje in de stil geworden handen, de oogen groot open naar Moeder's gelaat. 't Is nu lang genoeg, Gerda. Die mallig heid moet nu maar uit zijn. Dick bedoelde het toch niet zoo kwaad nee, laat me uit spreken 't gaat zoo niet Itfhger, dat is nu al veertien, dagen, dat jullie niet samen spreken..." Moest hij me dan zóó beleedigen ... zoo; u weet toch wel..." Je hoeft mij niets te zeggen, kind, maar Dick is een jongen, je weet, hoe hij is. Hij hoidt veel van je, hij houdt vau ons allemaal; zeker niet grooter dan dat door. het dobbe len op koersverschillen in Steels, Goldrands, enz. teweeg gebracht. De heer Simons wil af- of uitbeeldingen die tot ruwheid of wreedheid prikkelen" niet meet op een van den openbaren weg zichtbare plaats ten toon gesteld zien. De anti-militairisten zullen hiervan onmid dellijk gebruik maken om elke afbeelding van veldslagen, benevens van de roemrijke zeegevechten, als in strijd met deze bepa ling te doen vervolgen, en daar vooral het begrip ruwheid uiterst onbepaald is, zal het voorzichtig wezen alleen suiker en-melktaferceltjes van den openbaren weg zichtbaar te hebben Er is niet eens bij bepaald dat deze tentoonstelling moot geschieden als verkoopbaar-stellen, zoodat oene tot ruwheid prikkelende afbeelding in eene partikuliere woning,als zij van de straat kan worden gezien, reeds vervolging kan uitlokken. Het ergst maakt hat wel Mr. de Vries in de formuleering zijner denkbeelden. Hoe hij bij mogelijkheid kan veronderstellen dat het begrip geschikt om de zinnelijk! eid van de jeugd te prikkelen" zoodanig vast staat, dat elke overtreder geaeht kan worden dit desbewust te zijn, is mij een raadsel. Er. zijn jeugdige personen wier zinnelijkheid uiterst prikkelbaar is, en die volstrekt niet eene erotische afbeelding behoeven om in een in het minst niet als zoodanig bedoelde teekening ds basis te vinden eener, zeer ver gaande erotische fantaisie. Nog erger is dat hij er bij haalt de geschriften" d. w. 7. de inhoud van het tentoongestelde werk, hoe kuisch en onschul dig hot uiterlijk voorkomen moge zijn. Geen boekhandelaar zal meer de Decumerone van lïoccaccio voor zijn winkelraam durven leggen, maar evenmin Shakospeare's Oi/tt'i.lo, of van Lenuep's. Klaaxj? Xnienslrr. De boeken van Aitnard en van Kaptein Maryat zijn niet zoo onschuldig dat zij niet de zinnelijkheid van do joug l kunnen prik kelen, en zelfs de gezamenlijke werken van onze braven Vader Cats ontsnappen niet aan het verbod van Mr. de Vries. Eigenlijk ontsnapt daaraan alleen zoodanige BraveHendrik-lectuur als geen rnensch kan lezen. Ook zou indien de bepaling werd aange nomen het voor een in liet Centraalstation aankomend reiziger gevaarlijk worden de buitenlandsche courant, waarin eenig pikant verhaaltje staat, zichtbaar in hand of jaszak mede te nemen. Hetgeen ik hi T zeg, is geenszins eene belachelijke overdrijving van bet vo >rstel, waarvan wel degelijk de bedoeling is alle geschriften, die niet streng binnenskamers worden pehouden, aan de censuur der Amsterdamsche kantonrechters te onder werpen. Anders ware het woord geschrif ten" niet gebezigd, maar opschriften". Mr. de Vries is evenwel zoo bang niet voor censuur, en zijne voorstellen zijn zooda-nig geredigeerd, dat zij veel verdergaan dan menig argeloos raadsli l wellicht ver moedt. Zoo is de bepaling ontworpen tegen de nieuw-malth'usiaarische middelen, waarbij verboden wordt deze openlijk aan te kon digen" naar letter en zin volkomen toepasse lijk op ad eer ten t les in de Uaden. De AmsterdaniRChe bladen zullen zich van nieuwinalthusiaa'nsche advertenties moeten ont houden. Hoe zal het echter sraan met de bladen die buiten Amsterdam verschijnen, en die op hunne advertentie-pagina geen er'.tiek willen oefenen, omdat zij toch nooit alle advertenties kunnen beoordeelen? Het treft in zoover gelukkig, dat mr. de Vries ijne voorstellen heeft ingediend, omdat daaraan, boter nog dan aan het voorstel Caroli, het groote gevaar van zulk wetgeven voor een iodor zichtbaar 15. Door strafbepalingen maakt men geen volk eerlijk, krachtig, eerbaar en gezond. "Wat in die richting te doen is, moet langs andere wegen gedaan worden, maar zeker is de mislukking als eene dergelijke straf bepaling is het proJuct van eene toevallige meerderheid in een gemeenteraad, ergens in een klein brckjo van het land van kracht, terwijl de omgeving die strafbaarheid in het geheel niet kent. Schoenmaker houd je bij je leest", zou ik den Amsterdamschen Raad willen toe roepen. Speel niet den zedeineester, want daarvoor zijt gij niet benoemd, dat is niet uw beheerstaak, plaats u niet op den zetel van den rijkswetgover, en werk er niet toe mee dat de eenheid van zedeleer van ons volk zoo onmisbaar voor een krachtig volksleven welke door geloofsverschillen en politieke verschillen reeds zoozeer is bedreig!, ook nog te lijden krijgt onder verschil van plaats van inwoning. Mr. H. LULIS ISKAKI.S. hij zei 't niet om je te be'.eedigen, hij voelde zu'.h als oudste broer verpïio.ht... Toe, Gerda, n moet de minste zijo en Dick is de oudste... Vader zei ook, dat 'c zoo niet langer ging." Maar, Moeder, aegt u nu eens zelf.... Moet ik nu vergiüenis gaan vragen, omdat hij me beleedigd heeft, waar U en Vader en de kin deren bij waren?" De moeder zuchtte en zweeg. Ze wilde zoo graag weer den vrede. Dick had ze bijna ge smeekt, maar Dick was koppig, had iets teruggebromL Nog nooit hadden ze zoo'n naren Sint Niklaas gehad. Gelukkig! daar waren de jongens. Da school was zeker vroeg uit geweest. ,.D<)g, schatten," antwoordde zij op bet door de gang vroolijkende geroep van Moeier'." Zijn jullie daar al?" Kn snel opstaande ging ze naar de deur en kustte de kinderen, die halsrekkend nieuwsgierig naar binnen gluur den en dag, Gerda l" riepen. Dag, jongens. Vanmiddag boven eten," riep het meisje; hier mogen jullie niet zijn. Geeft u ze een boterham, of zal..." Nee, laat maar." De moeder ging met haar t.roepj^ naar boven. 't Meisje zag zich nu geheel alleen in de rommelige kamer. Wat een nare Sinterklaas!" dacht ze hardop en zs boord1* de gedachte als door een vreemde haar toegebitst. En zij ruimde den rommel en schikte de meubels en maakte alles in de kamer gereed voor den avond, voor het feest. Xa den eten waren de kinderen wér naar benedan gestuurd. Vader zat er al met de krant. Ze voelden zich vreemd in de op dezen tijd van den d «g opgeruimde huis kamer, waar anders g-.-gjten wtrd, waar ze Sociale, HerzieBim r Algen» PfllilisreronleBiDg ea liet Voarbureitóni Onierwüs te Amsterdam, IL Het eerste gedeelte van mijn artikel ein digde ik met er op te wijzen, dat wat nu wordt voorgesteld het gevolg is, zeker voor een groot deel, van het werken der Com missie van Toezicht op het .Lager Onderwijs, in het bijzonder van de subcommissie's voor het voorbereidend onderwijs on voor de hygiëne, van de Gezondheidscommissie en van de afdeeling Amsterdam van de Yereeniging Volksonderwijs. Deze lichamen toch hebben in haar rap porten en adressen een groote hoeveelheid materiaal gegeven, waaruit de toestand kau worden gekend in do eerste plaats; in de tweede plaats door tal van feiten aange toond, dat de bestaande voorschriften zoo goed als niet worden nageleefd en in de derde plaats de middelen aangegeven, die betere toestanden zouden doen ontstaan. Reeds in J9J3 bracht de afdeeling Am sterdam van de Vereenigin? Volksonderwijs haar hoogst belangrijk Rapport uit over de Kleinkinderbewaarplaatsen, Bewaarscholen en Vjorbereidende Klassen aan de Ligere Scholen; een hoogst belangrijk rapport, om dat het een uitvoerig beeld gaf, hoe het was gesteld met den zorg voor het jeugdige kind" door de gemeenschap en omdat het in een 10-tal stellingen samenvatte, hoe deze tak van gemeensohapszorg volgens hair in zichten diende te worden geregeld. Onder toozenling van genoemd rapport richtte de afdeeling zich den ;!len Maart van hetzelfde jaar tot den Gemeenteraad, waarin, het op grond van een aantal feiten verzocht to besluiten om a. een deskundig ambtenaar aan te stellen tot het houden van toezicht op de kleinkinderbewaarplaatsen en bewaar scholen; b. voorschriften te geven, waarvan liet houden van een kleinkinderbewaarplaats of een bewaarschool afhankelijk wordt ge steld, zoodat niet alleen voldaan moet worden aan een bepaald grondvlak en inhou'lsruimte voor eiken leerling, aan het aanwezig zijn van voldoende ventilatiemiddelen, aan het hebben van voldoende verlichting, en aan het bezit eener gelegenbei l tot verwarming van elk lokaal, maar tevens, een voldoend aantal privaten, niet in directe verbinding staande met de lokalen aanwezig moet zijn, d 3 kleeren niet in de lokalen geborgen mogen worden, de banken aan .hygiënische eisohen moeten voldoen, en er een afzonderlijk speellokaal en een speelplaats aanwezig moeten zijn; c. voortaan slechts het houden van een bewaarschool te vergunnen, wanneer aan het hoofd zil geplaatst worden iemand, die bewijzen kan zich grondig voor haar taak voorbereid te hebben ; en d. te verbieden, dat op naamplaat, pui bord of andere wijze een andere naam worde gegeven, dan in de vergunning wordt genoemd. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat in het adres overtreding van de art. 2(2, 274, 275, 276, 277, 278 en 279 der bestaande politie-verordening geconstateerd werd. Vergelijkt men nu met dit adres de thans voorgestelde bepalingen, dan blijkt het in hoeverre met de wenschen van Volksonder wijs rekening is gehouden. Een voorstel om het toezicht aan een deskundig beambte op te dragen, is achter wege gebleven. En toch, als hetgeen voor gesteld wordt, iets zal boteekenen, dan is handhaving van het bepaalde het meest noodzakelijke. Voorschriften, omtrent het bergen der kleeren, omtrent banken, speelplaatsen en speellokalen ontbreken; toch werden deze in het adres uitdrukkelijk gevraagd. Na 1903 verschenen achtereenvolgens ver schillende rapporten, zoowel van de sub commissie's voor het voorbereidend on der wijs en voor de hygiëne als van de gezondheids commissie, die alle verregaande overtreding der bestaande voorschriften constateerden, aandrongen op uitbreiding der bestaandebepalingen. Wie met den inhoud van deze rapporten bekend is zal het met mij eens zijn, dat het voorgestelde onvoldoende is; on bovendien zal hij vooral bevreesd zijn, dat het met die bepalingen zal gaan, zooals met de be staande, dat het voorschriften op papier zullen blijven. Dat vooral moet voorkomen worden en dat zal alleen dan, indien zorg gedragen wordt voor een voortdurend toe zicht. (iebeurt dit niet, dan is de geheele dien middag zoo geheimzinnig uit geweerd waren en na zochten ze dat verheimelijkte met de oogen, maar zagen niets dan het vreemde van kamer-aan-den-kant. Het ge heimzinnige was na weer daarbuiten, boven en in de gang, waar Moeder was en Gerda en Dick. Zou Sinterklaas komen?'' dachten ze en vroegen ze fluisterend elkaar. Kn ze keken de kamer rond en schuins naar den schoor steen, dan weOr naar Vader, die rustig en breed, als altijd, op zijn gewone piaats zat te lezen, och maakte het plechtige van alle lichten op, vaa lecj;e witgedekte tafel vooral, het vreemde van de ouderen boven en zij hier gedrietjes alleen bij Vader hen zoetjes en stil, en een vage angst was er in hen, dat de Sint plotseling binnen zou komen en zij voelden bij hun Vader niet voldoende bescherming. En toen de moeder binnenkwam, voelden zij zicii verlicht en hadden wel tegen haar aan willen dringen om heel-en-al veilig te zijn; eu ze waren dankbaar en blij, toen Moeder hen aanraakte en zei, dat ze zoete jongens waren. Maar, waar bleef nu Gerda? Gerda moest ook hier zijn, moesten ze ook vailig weten, bij Vader en Moeder. 't Meisje kwam met het theeblad en stak gezellig het lichtje aan, toen ze het blad middfln op het witte tafel vlak hal gezet. "Kennen jullie nu allemaal goed je vergje en ook wat jullie samen moet zingen?" vroeg ze. Als Sint Niklaas komt, moeten jullie het mooi doen, als hij d'r om vraagt, hoor." En ze nam haar broertjes en zusje tegen zich aan, voor ze thee ging schenken, en za liet ieder de versjes nog eens opzeggen. Dat klonk vau de jong-iten wat bsverig eerst, door d'j gedachte aan tien hoegc witbanrherziening een wassen neus, dan blijven de schandelijke toestanden bestaan, dan worden de geestelijke en lichamelijke be langen van duizenden jonge kinderen ver waarloosd. We zijn met hot voorbereidend onderwijs op den goeden weg: we hebben eindelijk de openbare voorbereidende scholen ge kregen ; door het yerleenen van subsidie aan particuliere inrichtingen kan den noodigen drang worden uitgeoefend om het voorbereidend onderwijs op hoo&er peil te brengen; laat er aan gedacht worden, dat een stevige politie-verordening het middel kan zijn om in deze richting meerdere zorg voor het lichamelijk en geestelijk welzijn van het jonge kind den noodigen drang uit te oefenen. Zijn dan eenmaal de grondslagen gelegd, dan vertrouwen wij, dat spoedig een rijks wet deze geheele materie zal regelen; want dit dienen wij niet te vergeten, al wat Amsterdam doet op dit gebied, moet niet auders zijn dan een voorbereiding tot het verkrijgen van een Wet op het Voorbe reidend Onderwijs." J. G. VAN' KuYKIIOi'. ia ie Hoofdstad. Aan. den meester César Franck" heeft Vincent d ludy zijn Caant de la Cloche" opge dragen. Aan Franck, den vader, dea stichter der jong fr'ransche echool, den mandoor zijn tij'lgenooten, met hem gelijk van jaren, niet genoag geacht, maar door zijn leerlingen, zijn jonge vrienden, vergood. Zoo is dan ook d'Indy's opus 18 een dankbare hulde aan den meester, die zeer zeker zijn vreugde zil be leefd hebben aan het werk van den begaafdste zijner leerlingen. Wel is de invloed van Franck merkbaar en ook van Berlioz en VVagner, in d'Indy'g klokkeliei; maar toch moet gesegd worden dat de componist reeds in het jaar 1885, toen zijn werk door de stal Parijs bekroond werd, een groote mate van zelfstandigheid had en e -n beslist meesterschap in ie behandeling van het groote apparaat van koor, orchest en solisten. De componist i& zijn eigen tekstdichter geweest en dat strekt het geheel tot voor deel daar er op die wijze een deugdelijke samenhang kon ontstaan tuaschen tekst en muziek; ook was de componist nu niet gebonlen aan zijn tekstdiehter, maar kon hij aan de strengste eischen van den muaikalen vorm voldoen, zonder den knellenden druk te moeten voelen van een tekst die daarmede te weinig rekening houdt. Met groote zekerheid en een klaren zin voor weldalige afwisseling heeft d'lndy het voorspel en de zeven tafereelen van zijn klotkelied geconcipieerd. De kleurrijke en meesterlijke behandeling van het orchest trekt zeer de aandacht. Steeds heefc de com ponist de juiste tinten weten te vinden voor de toestanden of gebeurtenissen die hij moest weergeven ea nooit heeft hij de grenzen der schoonheid overschreden. Ojk de koren zijn door den componist met meesterschap behandeld. Voor mij staat het koor des esprits du rê?e" zoowel wat klankeffect als wat vinding aangaat bovenaan. Het slotkoor zou misschien minder frappant,. maar toch veel edeler van u twerking zijn, als het niet een eenigszins opera-achtige allure vertoonde. Da koren van het derde tableau 'a Fète" hebben mij ditmaal niet zoo getroifen Er is te weinig verscheidenheid in de behandeling der groepen. In geen enkel opzicht vermag dit gedeelte z\jn illustre voorbeeld,, de scène op de F-estwiese" uit Wagner's Meistersinger", ook maar op zij.de te streven. Van de solopartijen is het vooral de omvang rijke partij van maitre Wilhelai" die voort durend de aandacht vergt. Ook Lénore, zijn bruid, heeft wel geen omvangrijke maar toch een hoogst gewichtige en dankbare rol t« vervullen- De andere partijen treden mear op den achtergrond. Gif de Kon. Oratoriumvereeniging tot dusverre steeds uitvoeringen in het Nederlandsch, met uitzondering van werken die op Latijnechen tekst gecomponeerd zijn, dit maal brak zij met die gewoonte ; dat het werk in het Fransch werd uitgevoerd kon aan den totaalindruk slechts ten goede komen. Overigens gaf een vrije, maar zeer aange naam te lezen bewerking in het Nederlandsch van den heer A. H. Westendorp, voorlichting aan den toehoorder, die niet het iiiiMtiiMHiiiiiimiim!*!{.be!iiHiimiiiiiiMiii.iituumiiiMiiiiiiititimiiiuii digen bisschop in rood en wit en goud : dan ging het rustiger, zelfs vertrouwelijk bij de gedachte aan Z war' en Piet, dien ze nooit voor ZQ.O ernstig hadden beschouwd, maar meer als een kleinen grappenmaker en kameraad. Waar zit die Dick nu weer?1' klonk opeens kort-af de stem van den vader. Dick ruzie met Ger," flapte de jongste eruit. Even een pijnlijke stilte. De vader, 'teerst over de verrassing heen, riep knorrig: Wil jij je mond wel eens houden, d'r wordt je niets gevraagd." Het jongetje, geschrokken, ontzet van de bestraffing juist nu op dezen avond, begon hevig te huilen en kroop snik kend bij de moeder, die haar man met ge baren beduidde, voorzichtig, om de kin deren niet wijs te maken, dat Dick zich. verkleedde. ,,'k Dacht ook al. Dat moest er nog bij komen. Malle fratsen," bromde de man, dia gemeend had, dat de oudste wegbleef om do oneenigheid met zijn zuster. In 'c vertrek klonk nu slechts het gesnik van 't ventje in Moeder's schoot. De moeder en 't meisje keken elkaar betrokken aan. De oude, goede Sint-Xiklaas-avond stemming was er niet en ook de kinderen dachten, waar of Dick nu zon zijn, hoopten maar, dat hij komen zou, zouden zich dan eerst met sterken broer bij zich volkomen veilig voelen. Het theedrinken bracht afleiding en meer den gewonen dagelijkschen toon en in die ontspanning vroolijkten de kinderen op, greüg snoepend en prettig-gewichtig echte kopjes thee drinkend dezen avond. En de gesprekken gingen nu tujschen de ouderen en de kleintjes over het feest en over den Sint, dia zoo go s i was, maar die ook erg boos kon svezen en erg n kon. De kleintjes pleitten aichzelven

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl