Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1641
spoedig dat college zal hebben te oordeelen
over de voorstellen der raadsleden aroli,
de Vries en Simons om in die
strafverordeniug bepalingen op te nemen tegen
gpeelzucht, zinnenprikkeling der jeugd,
niettw-malthusianisme, wreedheid en ruw
heid. Indien ik mij genoopt voel de aan
neming dier voorstellen zeer beslist te
ontraden, ook nadat Prof. Simons in het
Weekblad van het Mechi no. 8747 en 8749
op uitnemende wijze de ernstige bezwaren
ontwikkelde, die lk bezadigd jurist tegen
deze voorstellen heeft, komt dit, omdat
daar het debat tot een zuiver juridisch
terrein beperkt bleef en dus voor het groote
publiek het wezen van ons verzet niet
voldoende tot zijn recht liet komen. Ik
laat mij dus niet weerhouden hoofdzakelijk
een beroep te doen op hetgeen Mr. Caroli in
no. 8725 van dat weekblad gemeenplaatsen"
noemde, die niet door nieuwheid van ge
zichtspunt uitmunten".
Daar wij het allen wel eens zullen zijn
dat de gemeentewetgever zich niet mag
gedragen naar den regel het doel heiligt
de middelen1', maar toch moeten erkennen,
dat de personen die dien wetgever vormen,
de menschelijke eigenschap hebben van voor
een sympathiek doel eenig middel spoediger
geoorloofd te vinden dan wanneer het zou
strekken tot bereiking van een doel, waar
tegen zij gekant zijn, is de verklaring niet
te onpas, dat ifc bestrijding van speelzucht,
van onzedelijkheid, van ruwheid, van
vrcedheid en van de verdwaasdheid die
xieh met den naam niétiw-malthusianisme,
tooit, ten volle toejuich. Maar niet elke
bestrijding, niet eene zoodanige die nog
grooter belangen ten zeerste zou wonden.
De eerste vraag in deze betreft de
beYoegdheid van den gemeentewetgever. Ik
zoek de grens hiervan niet zoozeer in Art.
144 Grondwet, noch in de Artt. 135 en
150 Gemeentewet, aU in het -wezen onzer
Staatsordening.
Nederland is een eenheidstaat en de ge
meenten, hoewel eene groote mate van
zelfstandigheid genietend, zijn niet zooals
tijdens de Republiek der Geünieerde
Protinciësonvereine staatjes die tot een
«tateabond zijn vereenigd, maar zij zijn
onderdeelen van den eenheidstaat. Hieruit
volgt dat daar de wetgevende macht in haar
vollen omvang alleen bij den eenheidstiat
toerust, de onderdeelen slechts zooveel
macht hebben als hun is toegekend.
Dégrens Wordt bepaald door de natuur,
het doej, de strekking van de gedane machtg*
delegatie, die wij kunnen leerere uit het
doel en de strekking van het orgaan, waar
aan die bevoegdheden zijn overgedragen.
Bij de gemeente verkeeren wij daarom
trent niet in het onzekere. IQ de
eenheid- staat is de gemeente niet anders dan de
sa-menvoeging van een zeker aantal per
sonen, die met elkaar op een beperkt deel
T»* het grondgebied des Kijks wonen en
die' j dist door dat samenwonen in elkaar's
onmiddellijke nabijheid gemeenschappelijke
belangen hebben, waarvan de behartiging
*(Mi het bestuur der gemeente is
toevertr'otiwd. Het juriiiek kenmerk," waarvan
mfr. Caroli zegt dat het ten eenenmale ont
breekt," is wel degelijk aanwezig, al moge
ook het dooïde bewoordingen der wet ge
geven legaal" kenmerk dikwijls zeer vaag
*n'onduidelijk z\jn. Dat de begrippen recht"
en wet" elkaar niet dekken, behoeft men
toch mr. Caroli niet voor te houden!
Elke bepaling, welke niet in onmiddellijken
samenhang is met de behoeften en belangen
geboren uit de samen woning op een beperkt
gebied, behoort dus ,niet tot de bevoegd
heid van den gemeentewetgever. Dit ken
merk, en niet het min of meer ingrijpende
Vafn de bepaling, beheerscht de vraa?.
Strenge voorschriften omtrenfc brandgevaar
tf*ét geheel terzijdestelling van de rechten
des eigenaars te bouwen zooals hij wil, zijn
gewettigd te Amsterdam, waar de huizen
zoo dicht op elkaar staan, maar zouden
geheel te onpas zij a op de Moker heide.
Bestaat er nu een specifiek Amsterdamsche
speelzucht, onzedelijkheid, ruwheid, enz.,
ontstaan of in de hand gewerkt door de
samenwoning der Amsterdammers op n
plek? Is er eene zedelijkheid voor Amster
dammers die niet geldt voor de menschen
xan Buiksloot, of een Amsterdamsen
nieuwritalthusianisme dat niet af te keuren is
bij de bewoners van Utrecht ? Geen mensch
diéhet zal beweren. Zelfs de onzedelijke
uitstallingen zijn niet specifiek aan groote
steden verbonden. Op badplaatsen en op
rh trek zijnde zomer verblijfplaatsen, zal
men deze eveneens vinden. Is de bestrijding
van dit euvel gewenscht, dan is dit een
algemeen belang, en daarvan heeft de
plaatselijke verordening zich te onthouden.
Die onthouding moet uitgaan van den
VREEMDE SINTERKLAAS
DOOR
D. F U L D A U E R.
Gerda"!... Geen antwoord... Gerda" l Wat
zit'je toch in donker? Toe, steek nu gauw't
licht op en maak die pakjes nou even gedaan;
de jongens komen daar zoo."
En weg was ze wér. 't Meisje, opgeschrikt,
had zich bewogen en had naar Moeder geke
ken, die uit 't licht van de gang zacht-beshst
naar binnen was getreden, met een
vriend'lijkheid om haar heen, die in de kamer even
bleef, toen ze al weg was, druk en bedrijvig,
en de gangdeur open Het.
Ja Moe" had het meisje gezegd, maar ze
zonk weer terug en keek wér naar buiten,
naar het zwarte week- golvelende water m«t
zijfi blikkeringen, zijn gittig-glanzende bergjes.
't Was vroeg donker. Lang geleden leek haar
nu reeds die wandeling met Joban; 't was
donker als vandaag, 't water ook zoo zwart
en rol rimpelgolfjes. 't Was, of't
weerschijnlicht van vensters en lantaarns als olie er
overheen en weg vloeide. Dat Dick ze nu juist
moest ontmoeten en haar, waar Vader en
Moeder, waar de kinderen bjj waren, zoo
beleedigen moest...
En haar milde stemming van
zeltmedelvjden en verzoening-willen verhardde weer
plots tot stuggen hoogmoed en zwart-strak
tuurden haar oogen op het grachtmidden,
dat vaal-zwart en glanslóos was.
Toen zij Moeder's vlogge en zekere stap
pen van alles-gedaan-willen-maken voor den
gemeentewetgever zelf. Het past hem niet
zich erachter te verschuilen, dat bij machts
misbruik de Kroon kan ingrijpen. Machts
misbruik is reeds onbehoorlijk, wanneer
het gepleegd wordt door een privaat persoon
die weet dat men hem toch niets zal doen,
het wordt oneindig ernstiger, indien een
publiek rechterlijk orgaan er zich aan
schuldig maakt.
De Kroon maakt in Nederland slechts
uiterst spaarzaam gebruik van hare be
voegdheid gemeentelijke verordeningen te
vernietigen, omdat zij treden op het ge
bied van het algemeen rijksbelang, doch
de gemeenteraden moeten daarom met des
te meer omzichtigheid nagaan of zij wel
binnen hunne natuurlijke perken blijven.
Zoo niet, dan loopen wij groote kans in
Nederland allerlei kleine tyrannietjes te
zien ontluiken, en hoe kleiner de gemeente
is, des te meer gevaar voor keurornanio bij
het gemeentelijk bestuur.
Gesteld Amsterdam verbiedt zekere uit
stallingen, sluit openbare speelhuizen, gaat
te keer de propaganda voor bepaalde denk
beelden, en... dit wordt toegelaten. Met
welk recht zal dan opgetreden worden
tegen een gemeente, waar een streng
antirevolutionnaire raadsmeerderheid elk
openbaal- danslokaal sluit? te ?en eene fanatieke
roomsch-katholieke raadsmeerderheid die
Godslastering en geringschatting der Hei
ligen in hare straf verordening achterhaalt?
tegen eene uiterst conservatieve
raadsmeerderheid die de roode vlag of de openlijke
tentoonstelling van socialistische geschrif
ten verbiedt? of eene anti-papistische die
'van het uitsteken der pauselijke kleuren
eene overtreding maakt? Wat zal men
doen tegen een gemeenteraa l van fanatieke
athenten die het op een van den open
baren weg zichtbare plaats t fin toon stellen,
openlijk aankondigen of openlijk aanprijzen"
van op eenigen eeredienst betrekking heb
bende emblemata strafbaar stelt?
Dit laatste voorbeeld zal niet licht in ons
land aangetroffen worden, tnaar in Frankrijk
zijn kleine gemeenten, waar de Maire elk
openbaar crucifix heeft verwijderd, en de an
dere hierboven genoemde besluiten zijn zeker
in Nederland denkbaar. Het is vol loende m.i.
on Amsterdam terug te houden het \ erkeerde
voorbeeld te gecen. Onza grond vrijheien,
waarop wij terecht zoo hoogen prijs stellen,
zijn bij onbeperkte verordeningsbevoegdheid
der gemeenteraden in liet minst niet veilig.
Dit is mijn hoofdbezwaar tegen de vier
voorstellen en tegen elk streven om de
langzaamheid van den rijkswetgever in te
halen, door uitbreiding der bevoegdheid
va-n den gemeen-t el ijken wetgever buiten
hare grenzen. Ik behoef er nift eens op
te wijzen, dat bij onze kleine afstanden en
bij de uitwassen, die zich aan de grenzen
van elke groote stad hebben gevormd, het
louter stedelijk middel alleen verplaatsing
en verergering der kwaal ten gevolde zal
hebben.
Ik behindel evenmin de vraaor of de vier
voorstellen onderwerpen betr<tten, waarin
reeds door' eene wet is voorzien". Wel meen
ik dat de speelzucht en do onzedelijke uit
stallingen reeds bij eene rijkswet zooveel
strafbaar zijn gestel l als die wetgever
oirbaar achtte, maar hing het oordeel over
de voorstellen alleen af van de vraag of
verordening en wet met elkaar in botsing
komen, dan zou men de beslissing kunnen
afwachten van de rechterlijke macht, die met
dwingend gezag vaststelt welk gebied door
eene wetsbepaling wordt beheerscht.
Elk voorstel op zich zelf geeft nog aan
leiding tot eenitre bizondere opmerkingen.
Het gewijdid voorstel Caroli, waarbij
aan het administratief gezag niet meer de
bevoegdheid wordt toegekend uit to maken
of het speelhuis voor het publiek toegan
kelijk is, en de houder er een bedrijf van
maakt, is m.i. eene zeer gelukkige oplossing
van de vraag hoe het best speelholen door
eene strafbepaling kunnen worden te keer
gegaan. Mocht de rijkswetgever meenen dat
het op zijn weg ligt de speelzucht, en de
verleiding daartoe, zoo krachtig aan te pak
ken, dan zou Hij deze redactie kunnen aan
vaarden, maar men zie niet over het hoofd
de algemeenheid van de uitdrukking spe
len om geld." Ook leursspel valt daaronder
'en de bankinstelling, die voor hare clientèle
orders van beursspel uitvoert, beantwoordt
geheel aan de definitie van speelhuishou
der" door mr. Caroli gegeven en loopt dus
alle kans een plakkaat met Verboden
Speelhuis" aan haar deur te zien hechten.
Het komt mij voor dat do wetgever daar
voor terug zal schrikken en vervolgens
zal aarzelen het groote spel wel toe te
laten, maar bet kleine strafbaar te stellen.
Het maatschappelijk kwaad door het spelen
om dubbeltjes en kwartjes aangericht is
lieven drukken Sinterklaas-avond door de
gang natleien hooide, veerde Geida omhoog
en maakte licht entoen Moeder binnen trai,
was Gerda bij de gordynen bezig. I)e moeder
keek even naar haar heen, maar sprak niet.
De moeder was aan de tafel gaan zitten.
Zij schreef nog een enkel kreupelrijmpje, een
zacht vermaan of milde zedepreèkende be
straffing en op ieder pakje den naam van n
van haar lieverds. 'c Meifj 9, aan den anderen
kant van de tafel, was blijven staan, handiger
zoo. Ze had de kaars opgestoken, maakte de
pakjes met lak en touwtjes dicht.
Zacht was het licht om de bezige vrouwen,
over het rnatblonde haar van de moeder, over
het glanzende blond van het meisje; maar't
was, of de oogen van 't meisja ouder waren
en harder. Licht- en schaduwp'.ekken gingen
over de fijne sterke en blanke vrouwen
handen; de fijne handen alleen schenen werk
zaam boven de rommelige tafel. Innig was de
kamer daar omheen met de schaduwen naar
kanten en hoeken.
Gerda, ik had je vanmiddag al willen
zeggen..."
Nu stond het meisje daar gansch stil en
hoog, bij 't lampelicht, pakje en tonwtje in
de stil geworden handen, de oogen groot
open naar Moeder's gelaat.
't Is nu lang genoeg, Gerda. Die mallig
heid moet nu maar uit zijn. Dick bedoelde
het toch niet zoo kwaad nee, laat me uit
spreken 't gaat zoo niet Itfhger, dat is
nu al veertien, dagen, dat jullie niet samen
spreken..."
Moest hij me dan zóó beleedigen ... zoo;
u weet toch wel..."
Je hoeft mij niets te zeggen, kind, maar
Dick is een jongen, je weet, hoe hij is. Hij
hoidt veel van je, hij houdt vau ons allemaal;
zeker niet grooter dan dat door. het dobbe
len op koersverschillen in Steels, Goldrands,
enz. teweeg gebracht.
De heer Simons wil af- of uitbeeldingen
die tot ruwheid of wreedheid prikkelen"
niet meet op een van den openbaren weg
zichtbare plaats ten toon gesteld zien. De
anti-militairisten zullen hiervan onmid
dellijk gebruik maken om elke afbeelding
van veldslagen, benevens van de roemrijke
zeegevechten, als in strijd met deze bepa
ling te doen vervolgen, en daar vooral
het begrip ruwheid uiterst onbepaald
is, zal het voorzichtig wezen alleen suiker
en-melktaferceltjes van den openbaren
weg zichtbaar te hebben Er is niet eens
bij bepaald dat deze tentoonstelling moot
geschieden als verkoopbaar-stellen, zoodat
oene tot ruwheid prikkelende afbeelding in
eene partikuliere woning,als zij van de straat
kan worden gezien, reeds vervolging kan
uitlokken.
Het ergst maakt hat wel Mr. de Vries
in de formuleering zijner denkbeelden. Hoe
hij bij mogelijkheid kan veronderstellen dat
het begrip geschikt om de zinnelijk! eid
van de jeugd te prikkelen" zoodanig vast
staat, dat elke overtreder geaeht kan
worden dit desbewust te zijn, is mij een
raadsel. Er. zijn jeugdige personen wier
zinnelijkheid uiterst prikkelbaar is, en die
volstrekt niet eene erotische afbeelding
behoeven om in een in het minst niet als
zoodanig bedoelde teekening ds basis te
vinden eener, zeer ver gaande erotische
fantaisie.
Nog erger is dat hij er bij haalt de
geschriften" d. w. 7. de inhoud van het
tentoongestelde werk, hoe kuisch en onschul
dig hot uiterlijk voorkomen moge zijn.
Geen boekhandelaar zal meer de Decumerone
van lïoccaccio voor zijn winkelraam durven
leggen, maar evenmin Shakospeare's
Oi/tt'i.lo, of van Lenuep's. Klaaxj? Xnienslrr.
De boeken van Aitnard en van Kaptein
Maryat zijn niet zoo onschuldig dat zij niet
de zinnelijkheid van do joug l kunnen prik
kelen, en zelfs de gezamenlijke werken van
onze braven Vader Cats ontsnappen niet
aan het verbod van Mr. de Vries. Eigenlijk
ontsnapt daaraan alleen zoodanige
BraveHendrik-lectuur als geen rnensch kan lezen.
Ook zou indien de bepaling werd aange
nomen het voor een in liet Centraalstation
aankomend reiziger gevaarlijk worden de
buitenlandsche courant, waarin eenig pikant
verhaaltje staat, zichtbaar in hand of jaszak
mede te nemen.
Hetgeen ik hi T zeg, is geenszins eene
belachelijke overdrijving van bet vo >rstel,
waarvan wel degelijk de bedoeling is alle
geschriften, die niet streng binnenskamers
worden pehouden, aan de censuur der
Amsterdamsche kantonrechters te onder
werpen. Anders ware het woord geschrif
ten" niet gebezigd, maar opschriften".
Mr. de Vries is evenwel zoo bang niet
voor censuur, en zijne voorstellen zijn
zooda-nig geredigeerd, dat zij veel verdergaan
dan menig argeloos raadsli l wellicht ver
moedt. Zoo is de bepaling ontworpen tegen
de nieuw-malth'usiaarische middelen, waarbij
verboden wordt deze openlijk aan te kon
digen" naar letter en zin volkomen toepasse
lijk op ad eer ten t les in de Uaden. De
AmsterdaniRChe bladen zullen zich van
nieuwinalthusiaa'nsche advertenties moeten ont
houden. Hoe zal het echter sraan met de
bladen die buiten Amsterdam verschijnen,
en die op hunne advertentie-pagina geen
er'.tiek willen oefenen, omdat zij toch nooit
alle advertenties kunnen beoordeelen?
Het treft in zoover gelukkig, dat mr. de
Vries ijne voorstellen heeft ingediend,
omdat daaraan, boter nog dan aan het
voorstel Caroli, het groote gevaar van zulk
wetgeven voor een iodor zichtbaar 15.
Door strafbepalingen maakt men geen
volk eerlijk, krachtig, eerbaar en gezond.
"Wat in die richting te doen is, moet langs
andere wegen gedaan worden, maar zeker
is de mislukking als eene dergelijke straf
bepaling is het proJuct van eene toevallige
meerderheid in een gemeenteraad, ergens
in een klein brckjo van het land van kracht,
terwijl de omgeving die strafbaarheid in
het geheel niet kent.
Schoenmaker houd je bij je leest", zou
ik den Amsterdamschen Raad willen toe
roepen. Speel niet den zedeineester, want
daarvoor zijt gij niet benoemd, dat is niet
uw beheerstaak, plaats u niet op den zetel
van den rijkswetgover, en werk er niet
toe mee dat de eenheid van zedeleer van
ons volk zoo onmisbaar voor een krachtig
volksleven welke door geloofsverschillen
en politieke verschillen reeds zoozeer is
bedreig!, ook nog te lijden krijgt onder
verschil van plaats van inwoning.
Mr. H. LULIS ISKAKI.S.
hij zei 't niet om je te be'.eedigen, hij voelde
zu'.h als oudste broer verpïio.ht... Toe, Gerda,
n moet de minste zijo en Dick is de oudste...
Vader zei ook, dat 'c zoo niet langer ging."
Maar, Moeder, aegt u nu eens zelf.... Moet
ik nu vergiüenis gaan vragen, omdat hij me
beleedigd heeft, waar U en Vader en de kin
deren bij waren?"
De moeder zuchtte en zweeg. Ze wilde zoo
graag weer den vrede. Dick had ze bijna ge
smeekt, maar Dick was koppig, had iets
teruggebromL Nog nooit hadden ze zoo'n
naren Sint Niklaas gehad.
Gelukkig! daar waren de jongens. Da school
was zeker vroeg uit geweest.
,.D<)g, schatten," antwoordde zij op bet door
de gang vroolijkende geroep van Moeier'."
Zijn jullie daar al?" Kn snel opstaande ging
ze naar de deur en kustte de kinderen, die
halsrekkend nieuwsgierig naar binnen gluur
den en dag, Gerda l" riepen.
Dag, jongens. Vanmiddag boven eten,"
riep het meisje; hier mogen jullie niet zijn.
Geeft u ze een boterham, of zal..."
Nee, laat maar." De moeder ging met
haar t.roepj^ naar boven.
't Meisje zag zich nu geheel alleen in de
rommelige kamer. Wat een nare Sinterklaas!"
dacht ze hardop en zs boord1* de gedachte
als door een vreemde haar toegebitst. En zij
ruimde den rommel en schikte de meubels
en maakte alles in de kamer gereed voor den
avond, voor het feest.
Xa den eten waren de kinderen wér naar
benedan gestuurd. Vader zat er al met de
krant. Ze voelden zich vreemd in de op
dezen tijd van den d «g opgeruimde huis
kamer, waar anders g-.-gjten wtrd, waar ze
Sociale,
HerzieBim r Algen» PfllilisreronleBiDg
ea liet Voarbureitóni Onierwüs
te Amsterdam,
IL
Het eerste gedeelte van mijn artikel ein
digde ik met er op te wijzen, dat wat nu
wordt voorgesteld het gevolg is, zeker voor
een groot deel, van het werken der Com
missie van Toezicht op het .Lager Onderwijs,
in het bijzonder van de subcommissie's voor
het voorbereidend onderwijs on voor de
hygiëne, van de Gezondheidscommissie en
van de afdeeling Amsterdam van de
Yereeniging Volksonderwijs.
Deze lichamen toch hebben in haar rap
porten en adressen een groote hoeveelheid
materiaal gegeven, waaruit de toestand kau
worden gekend in do eerste plaats; in de
tweede plaats door tal van feiten aange
toond, dat de bestaande voorschriften zoo
goed als niet worden nageleefd en in de
derde plaats de middelen aangegeven, die
betere toestanden zouden doen ontstaan.
Reeds in J9J3 bracht de afdeeling Am
sterdam van de Vereenigin? Volksonderwijs
haar hoogst belangrijk Rapport uit over de
Kleinkinderbewaarplaatsen, Bewaarscholen
en Vjorbereidende Klassen aan de Ligere
Scholen; een hoogst belangrijk rapport, om
dat het een uitvoerig beeld gaf, hoe het was
gesteld met den zorg voor het jeugdige
kind" door de gemeenschap en omdat het
in een 10-tal stellingen samenvatte, hoe deze
tak van gemeensohapszorg volgens hair in
zichten diende te worden geregeld.
Onder toozenling van genoemd rapport
richtte de afdeeling zich den ;!len Maart
van hetzelfde jaar tot den Gemeenteraad,
waarin, het op grond van een aantal feiten
verzocht to besluiten om
a. een deskundig ambtenaar aan te
stellen tot het houden van toezicht op
de kleinkinderbewaarplaatsen en bewaar
scholen;
b. voorschriften te geven, waarvan liet
houden van een kleinkinderbewaarplaats
of een bewaarschool afhankelijk wordt ge
steld, zoodat niet alleen voldaan moet
worden aan een bepaald grondvlak en
inhou'lsruimte voor eiken leerling, aan het
aanwezig zijn van voldoende
ventilatiemiddelen, aan het hebben van voldoende
verlichting, en aan het bezit eener
gelegenbei l tot verwarming van elk lokaal, maar
tevens, een voldoend aantal privaten, niet
in directe verbinding staande met de
lokalen aanwezig moet zijn, d 3 kleeren niet
in de lokalen geborgen mogen worden, de
banken aan .hygiënische eisohen moeten
voldoen, en er een afzonderlijk speellokaal
en een speelplaats aanwezig moeten zijn;
c. voortaan slechts het houden van een
bewaarschool te vergunnen, wanneer aan
het hoofd zil geplaatst worden iemand, die
bewijzen kan zich grondig voor haar taak
voorbereid te hebben ; en
d. te verbieden, dat op naamplaat, pui
bord of andere wijze een andere naam
worde gegeven, dan in de vergunning
wordt genoemd.
Hierbij dient opgemerkt te worden, dat
in het adres overtreding van de art. 2(2,
274, 275, 276, 277, 278 en 279 der bestaande
politie-verordening geconstateerd werd.
Vergelijkt men nu met dit adres de thans
voorgestelde bepalingen, dan blijkt het in
hoeverre met de wenschen van Volksonder
wijs rekening is gehouden.
Een voorstel om het toezicht aan een
deskundig beambte op te dragen, is achter
wege gebleven. En toch, als hetgeen voor
gesteld wordt, iets zal boteekenen, dan is
handhaving van het bepaalde het meest
noodzakelijke.
Voorschriften, omtrent het bergen der
kleeren, omtrent banken, speelplaatsen en
speellokalen ontbreken; toch werden deze
in het adres uitdrukkelijk gevraagd.
Na 1903 verschenen achtereenvolgens ver
schillende rapporten, zoowel van de sub
commissie's voor het voorbereidend on der wijs
en voor de hygiëne als van de gezondheids
commissie, die alle verregaande overtreding
der bestaande voorschriften constateerden,
aandrongen op uitbreiding der
bestaandebepalingen.
Wie met den inhoud van deze rapporten
bekend is zal het met mij eens zijn, dat het
voorgestelde onvoldoende is; on bovendien
zal hij vooral bevreesd zijn, dat het met
die bepalingen zal gaan, zooals met de be
staande, dat het voorschriften op papier
zullen blijven. Dat vooral moet voorkomen
worden en dat zal alleen dan, indien zorg
gedragen wordt voor een voortdurend toe
zicht. (iebeurt dit niet, dan is de geheele
dien middag zoo geheimzinnig uit geweerd
waren en na zochten ze dat verheimelijkte
met de oogen, maar zagen niets dan het
vreemde van kamer-aan-den-kant. Het ge
heimzinnige was na weer daarbuiten, boven
en in de gang, waar Moeder was en Gerda
en Dick.
Zou Sinterklaas komen?'' dachten ze en
vroegen ze fluisterend elkaar. Kn ze keken
de kamer rond en schuins naar den schoor
steen, dan weOr naar Vader, die rustig en
breed, als altijd, op zijn gewone piaats zat
te lezen, och maakte het plechtige van
alle lichten op, vaa lecj;e witgedekte
tafel vooral, het vreemde van de ouderen
boven en zij hier gedrietjes alleen bij
Vader hen zoetjes en stil, en een vage
angst was er in hen, dat de Sint plotseling
binnen zou komen en zij voelden bij hun
Vader niet voldoende bescherming.
En toen de moeder binnenkwam, voelden
zij zicii verlicht en hadden wel tegen haar
aan willen dringen om heel-en-al veilig te
zijn; eu ze waren dankbaar en blij, toen
Moeder hen aanraakte en zei, dat ze zoete
jongens waren. Maar, waar bleef nu Gerda?
Gerda moest ook hier zijn, moesten ze ook
vailig weten, bij Vader en Moeder.
't Meisje kwam met het theeblad en stak
gezellig het lichtje aan, toen ze het blad
middfln op het witte tafel vlak hal gezet.
"Kennen jullie nu allemaal goed je vergje
en ook wat jullie samen moet zingen?" vroeg
ze. Als Sint Niklaas komt, moeten jullie het
mooi doen, als hij d'r om vraagt, hoor."
En ze nam haar broertjes en zusje tegen
zich aan, voor ze thee ging schenken, en za
liet ieder de versjes nog eens opzeggen. Dat
klonk vau de jong-iten wat bsverig eerst,
door d'j gedachte aan tien hoegc
witbanrherziening een wassen neus, dan blijven
de schandelijke toestanden bestaan, dan
worden de geestelijke en lichamelijke be
langen van duizenden jonge kinderen ver
waarloosd.
We zijn met hot voorbereidend onderwijs
op den goeden weg: we hebben eindelijk
de openbare voorbereidende scholen ge
kregen ; door het yerleenen van subsidie
aan particuliere inrichtingen kan den
noodigen drang worden uitgeoefend om het
voorbereidend onderwijs op hoo&er peil te
brengen; laat er aan gedacht worden, dat
een stevige politie-verordening het middel
kan zijn om in deze richting meerdere zorg
voor het lichamelijk en geestelijk welzijn
van het jonge kind den noodigen drang
uit te oefenen.
Zijn dan eenmaal de grondslagen gelegd,
dan vertrouwen wij, dat spoedig een rijks
wet deze geheele materie zal regelen; want
dit dienen wij niet te vergeten, al wat
Amsterdam doet op dit gebied, moet niet
auders zijn dan een voorbereiding tot het
verkrijgen van een Wet op het Voorbe
reidend Onderwijs."
J. G. VAN' KuYKIIOi'.
ia ie Hoofdstad.
Aan. den meester César Franck" heeft
Vincent d ludy zijn Caant de la Cloche" opge
dragen. Aan Franck, den vader, dea stichter
der jong fr'ransche echool, den mandoor zijn
tij'lgenooten, met hem gelijk van jaren, niet
genoag geacht, maar door zijn leerlingen, zijn
jonge vrienden, vergood. Zoo is dan ook
d'Indy's opus 18 een dankbare hulde aan den
meester, die zeer zeker zijn vreugde zil be
leefd hebben aan het werk van den begaafdste
zijner leerlingen.
Wel is de invloed van Franck merkbaar
en ook van Berlioz en VVagner, in d'Indy'g
klokkeliei; maar toch moet gesegd worden
dat de componist reeds in het jaar 1885, toen
zijn werk door de stal Parijs bekroond werd,
een groote mate van zelfstandigheid had en
e -n beslist meesterschap in ie behandeling
van het groote apparaat van koor, orchest
en solisten.
De componist i& zijn eigen tekstdichter
geweest en dat strekt het geheel tot voor
deel daar er op die wijze een deugdelijke
samenhang kon ontstaan tuaschen tekst en
muziek; ook was de componist nu niet
gebonlen aan zijn tekstdiehter, maar kon hij
aan de strengste eischen van den muaikalen
vorm voldoen, zonder den knellenden druk
te moeten voelen van een tekst die daarmede
te weinig rekening houdt.
Met groote zekerheid en een klaren zin
voor weldalige afwisseling heeft d'lndy het
voorspel en de zeven tafereelen van zijn
klotkelied geconcipieerd. De kleurrijke en
meesterlijke behandeling van het orchest
trekt zeer de aandacht. Steeds heefc de com
ponist de juiste tinten weten te vinden voor
de toestanden of gebeurtenissen die hij moest
weergeven ea nooit heeft hij de grenzen der
schoonheid overschreden.
Ojk de koren zijn door den componist
met meesterschap behandeld. Voor mij staat
het koor des esprits du rê?e" zoowel wat
klankeffect als wat vinding aangaat bovenaan.
Het slotkoor zou misschien minder frappant,.
maar toch veel edeler van u twerking zijn,
als het niet een eenigszins opera-achtige
allure vertoonde. Da koren van het derde
tableau 'a Fète" hebben mij ditmaal niet
zoo getroifen Er is te weinig verscheidenheid
in de behandeling der groepen. In geen enkel
opzicht vermag dit gedeelte z\jn illustre
voorbeeld,, de scène op de F-estwiese" uit
Wagner's Meistersinger", ook maar op zij.de
te streven.
Van de solopartijen is het vooral de omvang
rijke partij van maitre Wilhelai" die voort
durend de aandacht vergt. Ook Lénore, zijn
bruid, heeft wel geen omvangrijke maar toch
een hoogst gewichtige en dankbare rol t«
vervullen- De andere partijen treden mear
op den achtergrond.
Gif de Kon. Oratoriumvereeniging tot
dusverre steeds uitvoeringen in het
Nederlandsch, met uitzondering van werken die
op Latijnechen tekst gecomponeerd zijn, dit
maal brak zij met die gewoonte ; dat het
werk in het Fransch werd uitgevoerd kon
aan den totaalindruk slechts ten goede komen.
Overigens gaf een vrije, maar zeer aange
naam te lezen bewerking in het
Nederlandsch van den heer A. H. Westendorp,
voorlichting aan den toehoorder, die niet het
iiiiMtiiMHiiiiiimiim!*!{.be!iiHiimiiiiiiMiii.iituumiiiMiiiiiiititimiiiuii
digen bisschop in rood en wit en goud : dan
ging het rustiger, zelfs vertrouwelijk bij de
gedachte aan Z war' en Piet, dien ze nooit voor
ZQ.O ernstig hadden beschouwd, maar meer als
een kleinen grappenmaker en kameraad.
Waar zit die Dick nu weer?1' klonk
opeens kort-af de stem van den vader.
Dick ruzie met Ger," flapte de jongste
eruit.
Even een pijnlijke stilte. De vader, 'teerst
over de verrassing heen, riep knorrig: Wil
jij je mond wel eens houden, d'r wordt je
niets gevraagd." Het jongetje, geschrokken,
ontzet van de bestraffing juist nu op dezen
avond, begon hevig te huilen en kroop snik
kend bij de moeder, die haar man met ge
baren beduidde, voorzichtig, om de kin
deren niet wijs te maken, dat Dick zich.
verkleedde.
,,'k Dacht ook al. Dat moest er nog bij
komen. Malle fratsen," bromde de man, dia
gemeend had, dat de oudste wegbleef om do
oneenigheid met zijn zuster.
In 'c vertrek klonk nu slechts het gesnik
van 't ventje in Moeder's schoot. De moeder
en 't meisje keken elkaar betrokken aan.
De oude, goede Sint-Xiklaas-avond stemming
was er niet en ook de kinderen dachten,
waar of Dick nu zon zijn, hoopten maar, dat
hij komen zou, zouden zich dan eerst met
sterken broer bij zich volkomen veilig voelen.
Het theedrinken bracht afleiding en meer
den gewonen dagelijkschen toon en in die
ontspanning vroolijkten de kinderen op, greüg
snoepend en prettig-gewichtig echte kopjes
thee drinkend dezen avond. En de gesprekken
gingen nu tujschen de ouderen en de kleintjes
over het feest en over den Sint, dia zoo go s i
was, maar die ook erg boos kon svezen en erg
n kon. De kleintjes pleitten aichzelven