Historisch Archief 1877-1940
jNo. 1(541
DE AMSTERDAMMER WEEKBLADVOOR NEDERLAND.
YOO3 DAMEjg.
mm'sche FiEnnr,
Mevr. M. F. H. A. TEN BOSCH?BOSSCHBB.
Weet de Redactie van dit weekblad wel,
dat er eene Indische Figuur is, die züin
haar dnsgenaamde rubriek geen plaats heeft
gegeven en die toch voor velen in Neder
land b|j uitstek eene Indische Figuur ig?
Mevrouw Ten Bosch heeft niet alg die
anderen haar proote daden verricht in
Nederlandsch-Indiëzelf, maar zij heelt ze ver
richt en verricht ze in dat Indiëin Nederland,
dat begrensd wotdt door de Scheveninger
zee, Loosduinen en Rijswijk m. a. w.: in
den Haag.
In dat centrum van Indisch leven, waar
de helft der gemeenteraadsleden, ja het ge
meentehoofd een Indische loopbaan hadden,
en waar duizenden verkeeren, die tusschen
de bruine broeders van overzee hebben ge
leefd, en dan weer in het centrum van dat
centrum: in de Indische Buurt, is een cen
traal vereenigingspunt van al die uit de
Oost gek o menen: het gebouw van Oost
en West.
Welnu. M. de R, in dat gebouw en over
die vereenig'ng en daardoor over alle
gerepatrieerden met al hun herinneringen, hun
door Hollanders vaak miskende eigenheden,
regeert met zachtheid, zelfopoffering en tact
dus anders dan, naar verluidt, Van Heutsz
regeert mevrouw Ten Boech. Zij is lid
van het hoofdbestuur en lid van de afdeeling
'sGravenhage van de vereeniging Oost en
en West maar dat zijn slechts titels. In
werkelijkheid wordt zij erkend als de moeder
van heel het Indische Nederland, dat Duin
oord heet, de ziel van iedere Indische bewe
ging, zonder wie niets gedaan wordt en
zonder wie ook niets lukt.
Zij is in hare eigen woning maar zelden
te vinden; bijna altijd is zij in een lokaal
UIT DB
In het Hooggebergte. XIII.
Inderdaad in een furchtbares, odes gebergte
daar langs die Surenen- pas. Wij hebben er
maar een gedeelte van bewandeld en stellig
niet het wildste en eenzaamste; en daarbij was
het nog wel prachtig zonnig weer ; zoo frisch
en opwekkend was de lucht, dat wij in het
eerst niet zoo onder den indruk van het som
bere kwamen als wij meenden aan Schiller
verplicht te z^'n, en wg' by het begin veel
lust gevoelden, een vrooly'k deuntje onder
het marcheeren te laten hooren.
De vroege morgen had ons al jolig gestemd;
dat kwam door die Titlis; als die met zyn
ronden schitterkop door het venster ons in
bed aankeek, verging dadelijk de lust je nog
eens lekker om te keeren ; in een wip waren
w|j er uit, wat niet altijd het geval was als
die Weerberg" zgn hoofd omsluierd hield.
Aan het ontbijt brachten de kinderen den
dikken, z waren Beierschen Kunst
Schuldirector, die natuurlijk weer weten moest,
waar die Hollander" heengingen, in klas
sieke stemming, door hem de ernstige kwestie
voor te leggen of de naam van on zen weg van
dien dag, met Schiller paroxytonon of volgens
het volk hier proparoxytonon moest uitgespro
ken worden. Hrj meende zicb ondanks Schil
ler aan brobaroxytonon te moeten houden;
wat ook alweer jeugdige vroolijkheid wekte.
Wüwaren het Engelberger dal nog volstrekt
niet moe en verlangden ook nog niet voor
goed uit de diepte te komen ; toch was het
een prettige gewaarwording, weer eens andere
bergen te zien dan de bebeerschers van het
dal: Hahnen, Titlis, de Spannorter en hun
onderdanen. Wel bleef de Titlis ook nog in
zicht, nadat wij de bocht bij Herrenrüti om
getrokken waren en door de nauwe poort
drongen, die beide dalen van elkaar scheidt ;
maar nu keken we op tegen zijn steile
wildverbrokkelde pedestal, en tegen zijn achter
hoofd; dat leken heel andere berden te zg'n.
Ook de Spannorter waren van zoo dichtbij
niet meer te herkennen.
Daar waar de Stier van Uri, op een rots
geschilderd, aanduidt dat wij Unterwalden
uit zijn, is het terrein ongelooflijk wild en
woest. Boomstammen liggen versplinterd en
vermorseld onder steenklompen, en de plan
tengroei is er een warwinkel van bramen,
frambozen en rozen als een waar
doornroosjesbosch. Toch is het pad zoo geëffend, dat wij
een paar oude dames inhaalden die het tot
de Wirtschaft brachten. Dat gin? wel voetje
voor voetje, met een beetje hijgen soms, en
met steunen op bergstok en parasol beide,
maar de krasse vrouwen haalden het toch,
en satisfactie lag op hun frissche oudjes
gezichten toen ze zich in Niedersurenen
neerzetten.
Dat was weer zoo'n leuk aardbeien
kroegje, alias koestal; maar alleen 's zomers
open ; 's winters en in 't voorjaar durft hier
geen mensen gaan wonen; dan storten ge
regeld met donderend geweld, dat het in
Engelberg hoorbaar is, de steenlawinen van
de steile rotswanden neer ; en meer dan
eens moest in 't voorjaar een nieuwe hut
van het vereenigings- gebouw, waar rij druk
zit te schrijven, voor zooverre zij niet door
bezoekers in beslag genomen wordt, inlich
tingen gevende over alles en nog wat, beve
lende en beraadslagende of mondeling,
telegraphisch of per brief de hnlp inroepende
van derden, die raad of hulp kunnen ver
schaffen.
Zy' kent, door haar werken, onnoemelijk
veel Indische messenen uit hoogere en lagere
kringen, en dezen weten bg ondervinding,
dat zaken, door haar voorgestaan, verdienen
gesteund te worden. Vandaar een onbeperkt
vertrouwen Toen, een jaar of drie geleden,
de meeste bestuursleden van de afdeeling,
naar de meening van mevr. T. B., niet in
de gewenschte richting stuurden of te weinig
krachtig optraden om het scheepje van Oost
en West vooruit te brengen, dit weet ik niet
meer, toen gaf mevr. T. B. hun heel een
voudig te kuunen, dat zg niet meer met
hen wenschte samen te werken! De heeren
namen vóór de atgemeene vergadering hun
ontslag, wel wetende, dat zy anders, met
behoud van alle achting voor huine perso
nen, die ook alle achting verdienden, niet
zouden herkozen zijn.
Waardoor regeert mevr. T. B., alsof het
zoo. van zelf sprak?
Wat is het geheim van hare macht? Wij
meenen, niets anders dan hare zich nooit
verloochenende goedhartigheid tegenover
iedereen, maar vooral tegenover alles wat
Indisch is.
Toen by wijlen kolonel Van Zuylen vol
doende gerg'pt was het plan ter oprichting
van een vereeniging, die de be'.angen van
onze koloniën en haar bewoners zou voor
staan", plaatste mevr. T. B. zich onmiddel
lijk aan zyn zijde. Dat toch was eerst recht
een kolfje naar haar hand! Door zoo'n ver
eeniging zou zg zooveel meer dan ooit te
voren kunnen zijn voor allen, die in haar
ruim hart een plaatsje gevonden hadden
of zouden vinden. Zich zelf geven en voor
anderen zorgen, dat toch is haar eerste ka
raktertrek.
De vereeniging Oost en West kwam tot
?tand. In den beginne was Den Haag" de
vereeniging, en werkte door middel van ver
schillende commissiën; de eene zou de van
Indiëkomenden, die nog geen onderkomen
hadden, aan een woning helpen; een andere
een betrouwbaar te huis rïnden voor jeugdige,
door hun ouders voor verder onderricht en
opvoeding naar Nederland gezondenen. Er
werden vg'f commissiën oenoemd, en zoo niet
in alle officieel, dan toch in alle officieus,
zat mevrouw Ten Bosch. Ook toen door
oprichting van afdeelingen in andere plaatsen
een hoofdbestuur noodzakelijk werd, nam
mevr. Ten Bosch daarin zitting. Ook in die
andere afdeelingen werden commissiën ge
vormd en volledige besturen benoemd. De
uitkomst heeft echter bewezen, dat geen
enkel het stellen kon zonder de mede werking
van mevr. Ten Bosch. Wie, behalve zy, zou
in staat zijn geweest binnen n etmaal voor
een onbemiddeld ambtenaar met vrouw en
tal van kinderen gedurende zijn verlof een
passend onderkomen te vinden? Als het
Indiëraakt, kent zij alles, alsook een ieder,
die de ge wensen te uitkomst kan geven. Toen
haar eens ter oore kwam, dat twee kinderen
gezet worden naast de oude, die onder het
puin verpletterd werd. Ook de lawinen zijn
hier klassiek, de Bannwalder" zijn in den
strijd tusschen naburige kantons indertijd
gekapt, en zij die het deden, steken hun
hand uit het graf, zooals het oude volks
geloof beweert.
Voorbij Niedersurenen wijkt de grootste
wildheid en maakt plaats voor de eenzaam
beid; geen huis, geen schuur meer, niets dan
kale verbrokkelde kalkrotsen omhoog,
wildschuimend water in de diepte. Hier, "zegt onze
papieren Geologiscöe Füarer, is de vindplaats
van versteende zeedieren uit den oertijd der
aarde; de jongelui van het gezelschap, (dat
was, ik heb vergeten het te zeggen, met twee
man vermeerderd) wilden niet verder, voor zij
een ammoniet hadden gevonden. En terwijl
ik kalm uitrustte en zat te teekenen onder
een rotsblok, het eenigefchaduwplekje, zwoeg
den zij met hamers en plantenscboppen
in het zweet huns aanscbijns, als
steenbikkers die het voor hun broodje moeten
doen. En zij vonden een versteening, een
fossielemossel, ook een echte ammoniet, een
mooie platronde gespiraalde schelp, zoo groot
als een rijksdaalder ongeveer. Maar hoe die
uit de groote harde kalksteen uit te pellen ?
Het brok met vereende kracht optillen en
het aan stukken werpen tegen de rots, was
het eenige middel. Dat bleek evenwel niet
niet de gewenschte zorg erlangden, daar waar
zy door anderen waren ondergebracht, heeft
zij er de ouders in het verre Indiëmet een
prachtige voortvarendheid telegrafisch van
in kennis gesteld, en telegrafisch zijn die
?kinderen den onwaardigen ontnomen.
Dank verlangt zy niet, en verkrijgt zg'
dikwijls evenmin. Ook al doordien zij zich
meermalen gehuil houdt.
In 1904 is in den Haag een tentoonstelling
geweest van Restaurant en Kokswezen".
Men zal zeggen wat. doet daar mevr. T. B.?
Zij zou die weinig gekende genoegens van
de Indische gastronomen eens beroemd maken
in den Haag! In Indische liverei gekleede
bruine jongens dresseerde zg op wonderbare
manier. Het stroomde bezoekers op de ten
toonstelling! Haar vereeniging bloeide er
van op. En zy had aan haar geliefd land
der palmen een eerepal m te meer bezorgd!
Zeg er geen kwaad van, van dat land!
Kom haar jonge vereeniging niet te na I Wie
zich op dat glibberige pad begeeft wordt.
aanstonds van de been gebracht door een
zondvloed van tropischen hartstocht!
Trouwens ge kunt haar bijna nooit ergens
anders vinden dan in de lokalen aan de
bocht van de Laan van Meerder roort, waar
het vereenigingsgebouw staat, en daar zijnde,
zoudt ge u zelf, door de heele atmosfeer,
de gesprekken, de koperbuidige bedienden,
zoo verplaatst meenen in Indiëzelf, dat
eenig onvertogen woord over Insulinde n
niet over de lippen zou kunnen komen l
En dat mag dan ook niet. Z.
Mevrouw E. H. Du Quesne-van Gogh.
Waldenzer meisjes aan 't Italiaantche
hof. Gravin Mattkicu de NoailU».
Struisvogels.
La poésie du foyer n'est pas morte. Prêtresse
zélée dans son modeste domaine, is: Mevrouw
E. H. du Quesne van Gogh, vertaalster van
Bretoneche Liederen en Volksdicht en Volkszang.
Een bundeltje gedichten van haar eigen
Muze is zoo juist verschenen.
Lieve, huiselijke gedichtjes, zonder «enige
pretentie; schuchter zich wagend aan de
openbaarheid, met den beminnelijker! eenvoud,
waarmee de vogel kwinkeleert zg'n liedeke.
Niet prat op bijval en lauweren, zingend en
dichtend omdat vogel en dichteres 't niet
laten kunnen.
Kleine vonken aan den warmen haard
der kunst", zoo désigneert mevr. du
Quesnevan Gogh haar liedekens; zij verlangt geen
kritiek op haar werk, zg' schrijft voor hen,
die bg intuïtie poëzie meevoelen."
En die zullen vriendelijk instemmend mevr.
du Quesne's bundeltje doorbladeren en lezen.
*.*
Uit den mond van Daniele Buffa, Waldenzer
predikant te Venetië, vernam ik dezer dagen
een feit, waaruit blijkt, dat koningin Elena
van Italië, niet wantrouwend of vijandig staat
doeltreffend, wel vlogen de stukken rond en
n van een kilo of tien kwam haast op een
on voorzie h tige teen te recht, maar ju st het
deel waar de ammoniet zat, wilde niet klein
genoeg worden voor de plantenbus of voor
een jaszak en zelfs niet voor den rugzak. We
moesten verder; met spijt keken wij het
getuigenis van vroeger eeuwen na, dat daar
open op den grond lag; maar we hoopten
er nog een tilbaar exemplaar van te vinden.
Hoe höoger we komen, hoe onheemscher
en woester het landschap wordt, de
sneeuwvelden reiken tot aan de rivier en bijna tot
op het voetpad; in de verte rijzen nieuwe
vreemden firnen boven de grauwe rotsen uit,
de Rotstock komt in zicht, en een dof gedreun
meldt meteen de nabijheid van een waterval.
Dat moet onze Stierenbach zijn, een van de
bronnen van de Aa; we meenden al het doel
van onze tocht bereikt te hebben, maar de
laatste 300 M. gingen zigzag steil naar boven
en dat was een taai eindje. De waterval zelf
is het klimmen niet waard ; die is lang zoo
vol en mooi niet als de Arni tobel. Maar de
omgeving vergoedt ruimschoots alle moeite.
We staan op een heuvelachtige grazige hoog
vlakte, de rivier sist in de diepte, sneeu wbergen
blinken hoog boven in het rond, de gladde steile
wanden naar ons toegekeerd; de gezaagde
toppen steken boven de halfdoorzichtige witte
wolken uit. Dat was ons botaniseer-terrein
Da eerste bloem.
tegenover de kleine schare protestanten in
haar koninkrijk.
Waldenzers is de naam der in Italiëwonende
belijders der protestantsche godsdienst. Hun
naam ontleenen zij aan de Vallei, de tusschen
bergen en rotsen ingesloten vallei in Piémont,
in 't Noorden van Italië. Sommigen meenen
hun naam te moeten toeschrijven aan Pierre
Valdus, een rijk, Fransch koopman uit Lyon,
die in 1208 op zijn kosten tw-^e bijbels uit
't Latijn in 't Fransch liet overzetten, bijbel
lezingen hield onder de Waldenzers en zich
geheel bij hen aansloot. Koningin-Elena heeft
drie belydsters der Protestantsche geloofsleer
onder haar vrouwelijk dienstpersoneel. Twee
jonge Waldenzer meisjes zijn de kindermeisjes
van het snoezig drietal van 't Italiaansche
vorstenpaar, van de prinsesjes Yolanta,
Mafalda, en van den guitigen troonopvolger
Umberto. Het derde Waldenzer meisje is een
soort kameniertje toegevoegd aan de hofdames
der koningin.
Acht en veertig Waldenzer kerken zijn thans
over geheel Italiëverspreid, plus een viertal
plaatsen, zoogenaamde stations, waar Pro
testanten samenkomen om godsdienstoefenin
gen en bijbellezingen te houden. Uiterst
sober en streng van bouwtrant zijn de Wal
denzer kerkjes. In Rome is een vrij grootekerk.
Toen koning Umberto dit kerkgebouw eens
bezocht, naderde hg' tot voor den preekstoel,
keek naar alle kanten rond, en, getuigde:
Beelden en schilderijen zie ik hier niet,
maar tóch is 'c een mooi kerkje."
Duur gekocht is de vrijheid die de
Waldensen thans genieten. Zg zijn ten allen
tijde blootgesteld geweest aan gruwelijke
vervolgingen, aan mensch-onteerende wreed
heden. Zij die daaromtrent meer willen weten,
kunnen op droevige wijze worden ingelicht
door de lezing der brochure: Un peuple de
Martyrs ou les Vaudois du Piémont et leur
Histoire. verschenen bij Jeheber,
Librairediteur, te GeLève en door de studiën die
de rappe pen van den Waalschen predikant
M. A. Perk daarover gaf.
Anna Jules Case, eene te Parijs wonende
Duitsche journaliste, geeft eene hoogst merk
waardige karakteristiek der
dichteres-romanscbrijfster, gravin Matthieu de Noailles. Zij
noemt baar een weinig spotten i: de Parijsche
Sappho! omdat Grieksch bloed door de aderen
van gravin de Noailles stroomt. Zij is eene
geboren prinses Branco^an en stamt uit het
geslacht der Binesco's. Haar grootvader
Bibesco huwde eene Grieksche prinses.
Gravin de Noailles is jong, pikant, klein
en sierlijk. Zij heeft een bleek gezichtje,
waarin donkere, Oostersche oogen, met feilen
gloed oplaaien, of dof-droomerig voor zich
uit staren. Te Parijs heeft zij door haar hu
welijk het kader gevonden waarin zij past.
Haar romans, waaronder Nouvelle Esp
rance" en Visage merveilié" zijn bekend in
de aanziei lijke kringen waartoe zij behoort.
Veel verder zijn haar romans voorloopig niet
doorgedrongen. Anders is 't gesteld met haar
gedichten, die geperceerd zouden hebben,
zelfs al waren zij niet ontvloeid aan de pen
voor dien dag. De eerste bloem, die wij er
ondekten, was een bijzonder mooi bergkind,
een Zwitserech jongetje van een jaar of tien,
in een kleeding, die van ouderdom geen
eigenlijke kleur of vorm meer had, eigenlijk
niet anders dan een kiel en broek van een
volwassen arbeider; onder de broek brons
kleurige bloote beenen en een paar houten
sandalen met riemen en groote spijkers; in
de hand een bloemkool vun Edelweis. Net
een jongen om, als Willem Tell's Walther,
te vragen : Gibt's, Vater, Lan Ier, wo nicht
Berge sind ?" Maar hij vroeg alleen : Kaufen
se Edelweisz, halbe franc ? '
Hij kreeg zijn halve franc en de belofte
van een tweede, wanneer hij ons bij de plek
bracht, waar hij de begeerde bloemen had
geplukt. Met ons aardig gidsje voorop klau
terden wij een paar minuten ver tegen een
rotswand op en stonden voor een steilte:
Da sind se l" En daar stonden ze werkelijk
een meter of zes boven ons, schijnbaar met
de hand te grijpen, die mooie witte fluweelen
sterretjes op donzig groene steeltjes; de
bekendste van alle Alpenbloeoaen die wg
tot nu toe niet anders dan afgeplukt bij
bloemverkoopers en op de hoeden van de
gidsen en toeristen hadden gezien. Maar we
dachten er niet aan, armen of beenen of
meer te wagen om ze te plukken; en ik
duldde ook niet, dat ons kereltje ze voor ons
gini? haien; het kostte mij inderdaad zeer
krachtige woorden, om het hem te beletten.
Hij was zeer teleurgesteld en ook een beetje
in zijn eer als bergklimmer getast; een
praatje zou hem afleiding ge»en.
Ik beloofde hem toch de halve franc
te ge?en, als hij op dien zadelsteen ging
zitten en zijn hoed liet uitteekenen. Dat
scheen bümeer bij de hand gebad te hebben,
tenminste hij zat al, en behoorlijk in postuur
ook. De anderen hielden hem aan de praat.
Waar hij dacht, dat wij vandaan kwamen,
van heel ver. Von Basel wohl?" Noch weiter.
Von Amerika." Zoo ver niet. Von Italiën?"
Geraden.
Mijn krabbel was af, en hij kree? eenheele
franc in plaats van een balve. Hij k eek eerst
met schitterende oogen het nieuwe geldstuk
aan en toen ons. Van bedanken had hij neen
verstand, of hij vergat het. Holliinder l" zei
hij beslisten toon. Hoe hij dat op eens zoo
wist? Wel, verleden had hij ook een heer en
dame een halve franc gevraagd voor Edelweisz
en die hadden hem ook een heele gegeven
en dat waren Holh'lnder. En hij besloot
ongevraagd nog verder mee te gaan.
We hadden heel wat moeite onzen kleinen
gids weer kwijt te raken; het baasje begreep ons
heelemaal niet, als wij hem telkens
bedektelijk te kennen gaven, dat hij zijn
Schuldigkeit gedaan had; en hij scheen zich, wat
trouwens geen wonder was, best te kunnen
schikken in een gezelschap van
plantenzoekende Hollanders; hij plukte heel ijverig
mee en noemde van alles de volksnamen, en
de Duitsche namen, die hij op zijn school in
Altorf had geleerd.
Op de zuid-helling van een kloof, een
half uur höoger op, waar de lawines nog niet
al het groen onder grauw puin hadden be
dolven, troffen wij voor het eerst een bloe
van een vrouw, behoorend tot de Parijsche
beau monde.
Hetgeen Anna Jules Case in de gedichten
der Fransche schrijfster mist, is de groote
factor om eindeloos bezongen te worden:
liefde". In drie bundels gedichten gewaagt
zij hoogstens een tiental malen van dat
hemelbestormend gevoel. Het verwende gravinnetje
heeft geen behoefte, zich in armen te werpen
smachtend naar haar uitgebreid. Zij heeft
zichzelf oneindig lief. Dat is haar voldoende.
Het verbaast de Duitsche recensente, dat een
groot aantal jonge, Fransche vrouwen en
meisjes, geestdriftige bewondering koesteren
voor de Muze van gravin Matthieu de Noailles,
en de afwezigheid van 't minnelied niet als
leemte bespeuren.
* *
#
De mildheid van het klimaat van Nice in
het Zuiden van Frankrijk, gelegen aan de
Middellandsche zee, in de Fransche Riviera,
bewijst het volkomen gelukken van de
strnisvogelteelt, in 1900 begonnen. Ten Westen van
Nice ligt een zonnige vlakte een uitgestrekt
heid van ruim 20.000 vierkante meter. Ben
zonnige zandgrond genaamd LaCalifornie",
is de kweekplaits der uit Zuid-Afrika over
gebrachte struisvogels. Met een gei ing aantal
vogels begonnen, ia La Californie" thans in
't bezit van 250 groote, krachtige dieren
mannetjes en wijfjes. Zooals in de geheele
vogelwereld, hebben ook by de struisvogels,
de veeren van 't mannetje, meer waarde als
die van 't wijfje. De tooi van mevrouw Struis
moet eerst allerlei kunstbewerkingeu onder
gaan, vóórdat de veeren in waarde kunnen
ijveren met die van meneer Struis.
Een kunstmatige broeierei is aan 't park
verbonden. In 't geboorteland der struisvogels
stooft de zon het struisvogel ei, dat in 't heette
zand rustig blakert tot 't kuiken te voorschijn
komt. De eieren worden in Nice 42 a 45
dagen in de broedmachine verwarmd Als de
struisjes hun joyeuse entree maken, worden zg'
gevoed met malsch jong groen en fijn gehakt
vleesch. Het menu van hun papa's en mama's
is: maïs en goed gedroogd, fijn gehakt hooi.
De waarde van een struisvogel ii afhan
kelijk van zyn leeftijd. Een struisj'e van 4
il 6 maanden vertegenwoordigt een waarde
van 350 francs; vogels van 8 maanden zijn
750 francs waard. Voor een mooi, volwassen
mannetje is 2000 francs de gewone prijs.
Om de 9 maanden wordt den vogels door
middel van een fijne, scherpe tang de veeren
uitgetrokken. Zij verliezen in den ruitijd wel
veeren, die zorgvuldig verzameld worden,
maar die veeren zg'n niet het gewilde,
geldswaardige handelsartikel, waarmee tegenwoor
dig dameshoeden bij voorkeur gegarneerd
worden.
De bekende, Duitsche zoöloog Karl
Hagenbeck heeft in zijn dierenpark te Stellingen
bij Hamburg ook een kweekplaats voor
struisvogels. Hg acht de wlnterkoude niet
nadeelig voor zg'n geïmporteerde gasten.
CAPRICE.
mmiimiiiimiiiii
menveld aan, zooals dat op de gekleurde platen
van de Alpenflora's wordt afgebeeld, een tapijt
blauw, geel en rood van de karakteristieke
planten van het hooggebergte. Daar ontdekten
we ook een langgezochte gentiaan, donker pur
perrood, en zoo grooi. bijna als een tulp. Een
groote rotsen-massa zag vuurrood van alpen
roosjes, getemperd alleen door de bleek rose
tinten van krullelies. Zoo kwamen we al
plukkend aan den rand van het plateau, een
steile kale helling, die tot in de diepe rivier
afdaalde.
Ik keek even over den rand om de hoogte
te schatten, en te zien wat voor soorten van
steen breek er wilden groeien, en bij toeval
zaï? ik een zilveren sterretje schitteren in een
spleet vande bruinroodejurakalk. Edelweisz!
Nu zelf gevonden ook, zouder aanwijzing van
anderen.
Dat is toch een verleidelijk goedje l On
weerstaanbaar kwam de begeerte op, er toch
ook zelf eens een te plukken. Ze stonden
daar onderaan dicht bij de rivier; zoo het
echeen vlak bij den grond. Maar hoe beneden
te komen? Als wij eens de diepte namen
voor den terugtocht, in plaats van over de
hoogte den zalfden weg terug te gaan? Dat
leek toch ook een veel korter weg te zijn.
En voor de derde maal nu al, begingen wij
de domheid een ongebaand pad dat een
kronkelweg afsnijdt, te verkiezen boven den
officieelen weg. We daalden met veel moeite
af, en belandden weer in een moraine dool
hof, die ons meer dan een uur kostte. Het was
wel heel interessant nu van de diepte uit een
groen randje von onze bloemenwei heel hoog
boven ons te zien, maar het rechte genot
heb je er niet van, doordat je ^een voet kunt
verzetten zonder eerst uit te rekenen, waar hij
zal komen te staan. Een zeer onfrisch luchtje
kwam ons daar beneden te gemoet uit etn
ondiepe kloof, die ons den weg versperde,
er lag een dooie koe in, stellig van boven
neergestort. We bereikten de plek waar wg'
meenden, dat het pas ontdekte Edel wei-iz moest
staan en het stond er; maar nog dieper onder
ons tegen een rotsmuur. Een zestal plantjes
groeiden zoo hoog, dat wij ze net bereiken
konden. Eer ik er op verdacht was, laat een
van het gezelschap al plat op den grond en
schoof op zijn buik zoover vooruit, dat het
hoofd boven de diepte uitstak; een ander
hield hem bij de voeten vast en de uitge
strekte arm reikte juist tot aan de planten,
zoo werd ons eerste Edelweiszje- geplukt.
Elk van ons volbracht op zg'n beurt de
manoeuvre, die uit de verte heel gevaarlijk
moet geleken hebben, maar het volstrekt
niet was; en zoo kwam ieder van ons in
het bezit van n Edelweiszplantje, eigen
handig geplukt in de Surenen, een souvenir
de voyage, dat heil zorgvuldig apart werd
opgeborgen.
Dat het niet zoo'n heel gemakkelijk tochtje
was, blijkt uit het gezegde van een Führer,
die met eenige heeren achter zich, het pad
afkwam schokken, en met een meewarig
spottenden blik op mijn dochter, tot zg'n
kudde zei: AhaI seh mal einFrauenzimmer
soll den Surenen machen l"
E. HEIJIANS.