Historisch Archief 1877-1940
No. 1641
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
JOHN MILTON,
geboren & December 1608.
Uitgenoodigd voor de lezers van het
Weekblad John Milton te herdenken, doe
ik 4a* gaanie, want hij beteekent meer
voor ons dan enig ander dichter van
het buitenland.
Oorspronkelijk leek het of hij de
Eagelsche vertegenwoordiger van een ge
leerde en bevallige renaissance zijn zou.
Bij hét schrijven van zijn jeugdgediohten,
van L'Allegro en II Penseroso, van
Arcades en Comus, en Lycidas, vóórdat
hij dus, dertig jaar oud, zijn groote reis
begon, zag hij naar Italië. Een schoon,
schitterend jonkman, zich bewust van
zijn dichterschap, voorzien van brieven
waardoor, hem de toegang tot de besten
licht werd, in zjjn behandeling van het
Latijn, aoowel als van de landstaal,
een middel rijk om zijn geest en zijn
gemoed open te leggen voor nieuwe
vrienden, zóó reisde hij, van Parijs over
Nice naar Genua, vandaar over Pisa naar
Florence, Rome, Napels; en hij stond
op het punt den tocht voort te zetten
naar Siciliëen Griekenland, toen bericht
kwam van den strijd tusschen den Koning,
Karel I, en het Parlement. Na een bezoek
aan Venetiëis hij toen over Genève
teruggegaan, Genève dat de burcht van
het Calvinisme was. Dan, als hij thuis
is, openbaart zich, hoe langer hoe meer,
de Puritein.
Er wordt dikwijls gedaan of de man
Milton, eerst een Latijnsche school hou
dend, daarna secretaris van den Raad
van State onder Cromwell, en twintig
jaar lang opsteller . van kerkelijke en
staatkundige strijdschriften, een minder
persoon is geweest dan de jonge dichter.
Maar dezelfde felle en ongeduldige ijver
die hem als knaap al, zijn oogen bederven
deed, liever dan dat hij zou ophouden
met lezen, en die den jongeling deed
Wedijveren met de Italiaansche dichters,
dreef den man tot daden. Zijn proza is
fel, sterk en koninklijk. Want hetzij hij
vrijheid van echtscheiding, van kerk- en
landsbestuur of van drukpers verdedigde,
met e'en hartstocht die den indruk wekte
dat hij niet de algemeene maar zijn
persoonlijke belangen voorstond, hij deed
het tevens met een waardigheid die hem
onmiddelijk als den meerdere kenbaar
maakt van Bisschoppen en Koningen,
en als den rechtmatigen pen-voerder
van een Gemeenebest. Hij was een op
standeling, niet geboren, want de heerlijk
heid van een harmonisch beheerschen hand
haafde hij in ieder tijdperk van zijn leven,
maar door de omstandigheden geworden,
hoewel niet door de omstandigheden
alleen. Een ontembaar vrij hei dsge voel
had er toe meegewerkt. Sacrament van
het huwelijk, bisschoppelijke hiërarchie,
goddelijk recht van koningen, overheids
toezicht op de drukpers geen, van
deze machten, 't zij ze zich als aanmatiging
of als overlevering voordeed, kon stand
houden tegenover den trotschen schok
en het verpletterend gebaar, waarmee
deze Puritein zich vrij maakte.
Vondel, de Nederlandsche vertegen
woordiger van een soortgelijke renaissance
als die den jeugdigen Milton in dienst
nam, was bedeesder. Hij ook heeft op
een zeker oogenblik, getroffen door den
dood van Oldenbarnevelt, zijn persoonlijk
heid zich voelen oprichten en van een
omgeving afscheiden. Maar hij verloor
er geen enkele traditie door. Integendeel.
Milton is de grootste dichter van het
Protestantisme. Er is in zijn Leven"
door Johnson een merkwaardige uitspraak
die ik hier wil afschrijven. Through
all his greater works there prevails an
uniform peculiarity of Diction, a mode
and cast of expression wbich bears little
resembl*B£e to that of any former writer,
and which is so far removed from common
use that an unlearned reader, when h
first opens his book, finds himself surprised
by a new language". Dit is kort, en
laten we zeggen eenigszins dom,
saamgevat wat Addison in de
Spectatorartikelen waarmee hij Milton beroemd
maakte, fijner en uitvoeriger zegt. Er
worden daar een aantal middelen op
genoemd die de dichter van Paradise
Lost aanwendde om den stijl van dat
gedicht vol te houden: to give his
Vwse the greater Sound, and throw it
out of Prose", zegt Addison.
Dit met alle middelen op de hoogte
van eigen stoutmoedigheid blijven, zie
daar het Protestantisme. Zóó was onze
Opstand. Zóó was de regeering van
Cromwell. Zoo is, voor alle tijden, Para
dise Lost. Gelooft ge dat Milt m dit
gedicht had kunnen schrijven indien hij
niet eerst CromwelPs strijd had mee
gemaakt ?
Terwijl hij dien strijd voerde en zich
tenslotte blind schreef aan de verdediging
van Koning Karel's terechtstelling, bracht
hij weinig gedichten voort, maar vergat
daarom de poëzie toch niet. In 1645 gaf
hij zijn jeugdwerk uit. In 1655 verwierp
hij de proefneming Paradise Lost als
drama, besloot hij het als epos te be
handelen. Aan gedachte en lectuur ging
er de voorraad van een leven in.
In 1665 was het gedicht gereed, dat
alleen door de kenners begrepen werd.
Zes jaar daarna volgden Samson
Agoni4es *), een drama, en Paradise Ifegained,
een lievelings-püem, zoowel van hemzelf
als van latere bewonderaars.
Geen Engelsch dichter heeft op de
negentiende-eeuwsche poëzie van zijn
landgenooten een zoo grooten invloed
*) Zie myn Inleiding tot Vondel: Zevende
Hoofdstuk (B) I?III.
gehad als Milton. Wordsworth, Keats
en Shelley stemden hun blank verse
op het zijne.
ALBERT VER WE Y.
D. fibers. OUenzeeL Rotterdam.
Het landschap van Wiggers is een roman
tisch landschap. Er is daar evenmin twijfel
aan als aan de stelling dat het stadsgezicht,
etc., door Karsen een romantische uiting van
lage orde is. Het landschap van Wiggers
werd belangrijker door zijne breedte van zijn
zien, dan door zijn gevoelsdiepte; eigenaar
diger wijze mist het van 't romantische het
weemoedig gemis" het meest. Het wordt
daardoor, daarom oppervlakkig en wat leeg
wat geen kenmerk van de Romantiek ie.
Het is de verkeerde meening, en de armoe
dig2 kennis van een jongeling, om bij dat
begrip te denken aan de kleine poovre
romantici die we een tijd lang in Holland
eens hadden. Dit bij honk blijven, de typisch
burgerlijke Hoüandsehe eigenschap, consta
teert niets, geen enkle algemeenheid ooit.
Het is het miskennen van de belangrijkheid
van vele Rembrandt's, het is Delacroix
schrappen, het is de weidsche zwoelte van
sommige Italianen negeeren, het is deduitsche
cultuurperiode om Goethe been, getypeerd
in de von Schlegels, niet zien, het is een
dichter als von Hofmansthal niet gelezen
hebben en Grillparzer's bestaan niet ver
moeden. Het is een burgerlijke armoede
van geest om de waardebepaling van zulke
dingen aan te willen grijpen met schaamte
praat. Het landschap van Wiggers behoort
tot deze soort van werk, maar het is verre
van de grootheid er van te bezitten. Wiggers
geest is een die gaarne een houding aan
neemt, die niet altijd hem natuurlijk is. De
stillevens hier zijn van een andere neiging,
detail na detail, maar ze missen eveneens
diepte, werking van atmospbeer; meer dan
het andere missen ze wat op schoonheid
lijkt. En door het aannemen van een houding
die hem nooit gansch natuurlijk wierd, ont
stond het gevoel van onechtheid dat ik altijd
voor dit werk heb. Het is de schaal, maar het ia
het ei niet. Het is niet volledig uit hem. De
wil is niet omgezet in schoons. Het schoone
heeft altijd een stellige natuurlijkheid die op
het daimonisch deel van zijn wezen berust.
Dit iaimonisch deel is er niet in. In Karsen
is alles onaandiger, dorpsachtiger. Het ligt
achots- en scheef door malkaar. Perspectitf
voor da Vinci zoo belangrijk is dezen niet
belangrijk. Erenwicht is goed voor
gevoelloozen. Het werk door Karsen is dikwijls
gevoelerig in plaats van werklijk vol ge
voelen maar het is niet onecht. Gd voelt
er de persoon met al de gebreken er in. Het
werk van Wiggers is veel handiger maar
kouder. Het is soms met eigenaardige fouten
eveneens (dat er geen horizont op is, waar
er een hoort) maar het ia handiger. Het is
met groot er opgaven, maar het verdiept zich
nog minder. De wensch in het werk is minder
klein-burgerlijk dan bij den Ambterdammer
schilder, maar het mist de noodige
gevoel-grootte om dit werk tot een volheid te maken,
een eten en drinken voor de
achoonheidsgragen. Het werk van Wiggers houdt het
niet uit büeen lang aan-zien. Het is, ik
herhaal het, de schaal en niet het ei en
of het ooit deze beide te zaam zal worden,
ik zie het niet in. Er is geen enkle verliefde
aarzeling in het schilderen die op een groot
getuigend gevoel geduidt; er is geen een
onhandigheid der liefde in.
Teekeningen. Naast de schilderijen, is hier
een serie teekeningen uit Spanje te zien In
deze dingen treft eveneens de gelijkmatig
heid, liever de eentonigheid. Ook dit berust
daarop, dat de geest van Wiggers zich een
houding koos die niet volkomen hem ooit
natuurlijk werd. En daardoor ontstaat een
soort onbeweeglijkheid in het gevoel die,
?wat hy wellicht meene, tegen den stijl is.
De stijl erkent de vastheden in het Zelf, maar
is juist omdat hij deze vond niet angstig
voor de vlietende ontroering; ds stijl is
daarom met de daimonieche natuurlijkheid
begaafd. Deze teekeningen doen, evenals de
schilderyen, tegelijk van westen aan. Zieriïzee
en Spanje, het ontstak geen verschillende
vlam. Spanje, het wonderlijk land, met zijn
eenzaamheden in gebouwen, en in vlakten
bezorgde Wiggeis niets anders dan deze serie
handige schetsen van een handig teekenend
toerist. Ge mist, merkwaardiger wijze alleen
voor hem die de analogieën niet vond, een
eenigszins belangrijke diepte-werking in
alles. Het wierd alles te vlak. Ook dit staat
niet alleen in verband met de persoonlijke
geringe diepte van Wiggers geest, maar het
wordt nog vergroot door zijne pose, zijn
geestelijke, aangenomen houding. Natuurlijker
geestelijke gesteldheid zou hem moeten
baten. PLASSCHAEKT.
Erets Israël,
Ereti Israël, Het Joudfcche Land" door
J. H. KANN, Leiden, E. J. Brill. 1908.
De heer Kann, hoofd eener bankiersfirma
in den Haag en lid van het Dagelyksch
Bestuur der Zionistische organisatie, die Pa
lestina als land wenscht te herkrijgen voor
het Joodsche Volk, met meerdere of mindere
mate van zelf-bestaur en onder behoorlijke
publiekrechtelijke garantie, heeft in het voor
jaar van 1907 een reis gemaakt door Palestina
en Syriëen zyn indrukken ons neergeschreven
in bet boek, dat wij thans aankondigen. De
auteur wil geen schrijver" gevonden worden.
Zoo heet het in het woord vooraf":.... ik
ben geen schrijver ; ik ben een bankier....
Ik ben gegaan als een koopman, om te zien
en te hooren of er wat te verdienen is voor
mijn volk, voor het Joodsche Volk, dat zoo
arm is aan vrijheid, geluk, eer en aan onge
stoorde levensvreugde ...."
En het boek? is beelemaal niet het boek
geworden van wat men zoo in het dagelijksch
leven onder 'n bankier verstaat: geen s:aten
van in- en uitvoer, geen gescherm met con
sulaire verslagen, geen statistieken, maar wél:
'n friasche kyk op de toekomst. Het schijnt
dat het bankiersvak, als men er een beetje
enthousiasme by heeft, nog zoo'n swaad vak
niet is.
Het boek is een heel prettig geschreven
reisbeschryving van een alleraangenaamst
mensen, die heen is gegaan met de geheime
bedoeling, te zien, welke Toekomst zijn'
kinderen wachtte en of het wd£r was. zoo
waar als hij reeds innig geloofde, dat
PaleWaterval bij Baniyas. (Uit Erets Israël")
stina was een goed land, een land dat op de
Joden had gewacht, als de schoone slaapster
in het bosch, om gewekt te worden tot een
nieuw leven. Zoo begreep de schrijver, dat
er maar n mensch was, gerechtigd dit boek
in opdracht te aanvaarden : zyne vrouw, die
zijne wenschen en droomen deelt, en het
geluk van vele Jodenkinderen grooter maakt.
Het is een heel apart boek. Palestina niet
gezien als eene antiquiteit, niet als een po
litieke twistappel, maar als een levend land,
dat bezig is te groeien, nu het Joodsch
nationalisme te allerwegen ia ontwaakt. Geen
geografisch, topografisch handboek. Al wat
vervelend is, ontbreekt er, Het geeft ona,
eenigssins als dagboek gehouden, een indruk
van 't geen Palestina is, wat het bezig is
te worden, wat het worden kiln, en wat het
worden moet als het Joodsche Volk zich zijn
eigen toekomst bewust wordt. Geen douent
is aan 't woord, geen journalist, geen
pjliticus, geen bankier, maar een eenvoudig man,
die z'n lieve vrouw een brief schrijft over
de toekomst van hun beider kindeien.
Dat leest ge door alle regels heen. En het
resu.taat? Dat uwe belangstelling is opgewekt
voor het Oud-nieuwe Land en g^ hartelijk
begeert, er wat mér van te weten te komen.
I)a laatste hoofdstukken van het boei zijn
gewijd aan de Joodsche kolonisatie ec aan
het Zionisme; de beschrijving van Harzl,
den vroeg gestorven Organisator der Beweging,
van Dr. Nordau, hel geestelijk hoofd der
meest politieke fractie in het Zionisme, en
van Wolffsohn, den huldigen president der
Leiding, getuigen van kyk op menschen en
denk-richtingen. Eene leemte: er wordt niet
gesproken van de jongste veranderingen ie
den regeeringsvorm ?an Turkije. Maar een
lid van de Centrale Laiding moet een wacht
zetten voor zijn mond ....
Dit prettig geschreven werk is verlucht
met reproducties naar kiekjes,, door den
schrijver genomen, en die hem doen kennen
als een zeer verdienstelijk amateur. Op den
omslag prijkt, naar eene teekening van den
oud-meester Jozef Israëlt», een
lieftalligbesctieidene Rebecca, met, in de rechterhand,
een ietwat zwevende waterkruik.
Conclusie : een hoogst belangwekkend en
prettig boek. H.
Losse go
Losse gedachten van een burger-Jood, door
JACOH VAN HOLLAND. Alkmaar, \V.
Nederkoorn. 19U8.
Er verschijnt vél Joden-literatuur in de
NederUndsche republiek der letteren. Meestal
moppig. Soms venijnig. Schijnt nog geld
mee te verdienen. Barnum & Baily-oeuvre.
Chineezen volk, zonder staart. Vader
Heyermana heeft het merk geïmporteerd. Sinds
dien heeten al die dingen: Literatuur. De
man, die als pseudoniem koos: Jacob van
Holland, is ... gén schry ver. Zegt hu, zelf.
Eenvoudig Jodenman, die het niets prettig
vindt, gén intellectueel proletariër te hebben
mogen worden. Die hél 'eel gelezen heeft,
vele indrukken heeft opgedaan en niet alle
evengoed verwerst. Toch lijkt de ma-i meer
op een Jood,' dan alle Sichels en Sachels en
Rafaëls. Vindt het treurig, lat de Christen
zoo'n verkeerd idee heeft van de Joden, meent
dat het beter was, ala Joodsche vakkeu door
Joden zelf worden geleeraard, lacht om het
maatschappelijk anti Jodisme, maar wou de
menschen toch heel graag wat verstandiger
zien. Een moderne Jood, die precies zegt,
wat hij op 't hart heeft. Document humain.
In zijn voorwoord heet het: Losse gedach
ten zijn 't, en niets meer. Een Ingezonden
stuk" in de Boekenwereld. Ik wilde getuigen
en niet meer. ...''
Nu, getuigd héft hij, recht en openhartig.
Of 't veel zal geven?
Moest eigenlyk in een of ander archief
worden bewaard; kunnen onze nazaten later
eens zien, hoe de Joden zelf zich in Holland
hebben gevoeld.... Ik voor my houd meer
van dit soort werkjes dan van de realistiek,
die... logens fantazeert tot waar-schijnende
romantiek.
Geen hooge literatuur, maar wat zou
de wereld niet veel verder kouien, als ieder
zich precies en zonder inooi-doenery' gaf,
gelijk hy was!... H.
Uit uut lonen m net wit
(Najaars-o verpeinzingen.)
Eenige weken geleden mij in ziekelijke
omstandigheden bevindende en door het
hoofd van mijn fabriek in de gelegenheid
gesteld de door mij verloren krachten weer
eerjigzins te herwinnen, heo ik jusüg kunnen
nadenien over al de beslommeringen uit
mijn lange leven en heb ifc besloten een
paar jeugdherianeringen op papier te bren
gen, welke een beeld kunnen geven van wat
duizenden van myns gelijken hebben onder
vonden
Ik heb het niet het kwaadst gehad en niet
het best, en ik geloof, dat het toch erg genoeg
is wat ik in mijn leven heb doorgemaakt. Niets
wat hier in voorkomt is opgesmukt, alles
is werkelijke waarheid.
Ik ben de eenig overgebleven van de acht
kinderen die mijn ouders hebben gehad; alle
anderen zijn in hun vroege jeugd, hoewel
dan niet leiterlyk den hongerdood gestorven,
toch eigenlijk om geen andere reden in het
graf gedaald; geen van de kinderen kon de
twaalf jaar halen, vader en moeder stierven
even binnen de veertig; toch vormden wij
geen door erfelijke ziekte bezochte familie.
tiet was omstreeks 1850, een strengen.
kouden winter; alles duur, mijn vader had
geen verdiensten en we woonden in Dordrecht,
waar toch maar naar ons begrip twee soorten
van inenschen bestonden, nl. millionairs en
doodarmen, dat in de maand Januari geen
enkel stuk huisraad of beddegoed meer aan
wezig was en een onzer buren uit hetzelfde
huis dat wy bewoonden dit bemerkende,
op een snkkeldrafje naar een der leden van
het armbestuur toog en meedeelde dat, wilde
men den volgenden dag geen tiental dooden
vinden, er thans iets gedaan" moeat worden.
Dit hielp, er werd wat gedaan, maar niet
zooals tegenwoordig. Hoe vreesely'k de ellende
tegenwoordig maj zyn, zooalg toenmaals is
ze niet. Toen was men erg bezorgd, dat het
volk zijn maag mocht overladen!
Het gevolg was, dat er een vergadering
werd gehouden van het armbestuur, waarvoor
ons gezin moest verschijnen en waar over oni
lot voor dien enkelen winter zou beslist wor
den; aan andere winters dacht men niet, ook
niet aan blijvende verbetering.
Wij allen, vader, moeder en alle kinderen,
kwaaien voor de vergadering in het Hof"
te Dordrecht; aan een hoefljzerachtige tafel
waren een menigte dames en heeren geseten
zij fijn gekleed en««ons streng aankijkend, en
wij schunnig en kaal, maar schoon. Myn
ouders deden verslag van hun armoede (hun
welbekend) en na bewijs dat mijn ouders
lidmaat waren der N. H. Kerk fcregen wy
gedurende een paar maanden ... voor tien
personen... tien roggebrooden; per persoon
n per week en voor het overige ? l,?per
week voor allen. Onder die roggebroodeters
behoorde ook een zuigeling! hetgeen ten
gevolge had dat er dien winter wegens
onvold >endej voeding een paar engelen meer
in den hemel kwamen en er voor ons meer
o verse loot.
Dit noemde men en noamt men nog wel:
armenzorg, filantropie, meoschenliefde.
Wat is armeniorg voor een instelling?
beoogt hy wel altijd het welzijn der armen
of dat van den armenverzorger ook?
Waren die heeren en die dames oni die
met groen laken bedekte tafal in die deftige
karner daar alleen gezeten om onzentwil, heb
ik my', ouder geworden, afgevraagd. Was het
voor hen geen goedkoop gekocht genot wel
te doen en van den hongerdood te redden
voor de som van n gulden en tien rogge
brooden per week? Er waren meer armen
dan wij alleen, maar te Dordrecht lagen de
rijkdommen opgestapeld!
Zoo heb ik later gezien hoe uit ijdelheid
en winzucht veel armenzorg moet worden
verklaard de weinige goede e*n edele, die
bestaat, niet te na gesproken (men denke
slechts aan de collecteurs, die percenten
krijgen, aan de armbesturen en dames
patronessen, die trots zijn op hun titels, op
hun uiooie, veel te rijk ingerichte
bestuuriwoningen, op den heelen nasleep van per
sonen, voor wie de armenzorg een zoet
middel van bestaan is).
Ejn andere herinnering dan die van de
hoefijzer-vornaige tafel.
Te Dordrecht bevond zich, tot verbinding
van beide havens (Knolhaven en Nieuwe
Haven) een ijzeren loopbrug, die brug was
vroeger een houten ophaalbrug, maar wegens
den slechten staat waarin zij verkeerde, werd
zij later in een ijzeren bascule-brug herscha
pen. Aan die houten brug werd mijn vader
aangesteld (ia beëedigde
gemeente'aetrekking!) tegen een salaris van ? 80 (tachtig)
per jisar. Later toen de nisuwe brug er lag,
moesten er. omdat het een bascule-brug
was, twee personen zijn om hem te bedienen,
reden waarom mijn vader als baas en mijn
moeder als knecht aangesteld werden en het
jaargeld verhoog l van ? 80 op ? 104, zoodat
hun loon bedroeg per hoofd en per week de
roude som van n gulden, waarvoor zij
van zoi a op- tot ondergang (ook Zondags),
verbonden waren. Wel een bewijs dat ocs
gemeentebestuur het geld, dat een kostbare
give is, niet maar zoo nutteloos wegwierp.
Maar... er is iets dat ik niet mag ver
geten: voor het opendraaien dier brug werd
ontvangen van eiken schipper het bedrag
van 5 cent, hetgeen bij flinke doorvaart soms
15 cent p;r dag bedroeg, welke gelden allen,
alsof het maar niets was, voor mijn vader
waren, wat ook al weder een flink kapitaal
jaarlijks bedroeg. Als het nu maar geen
winter was en er geen ijs lag in het water.
Want dan voeren de schippers niet, en wy
behoefden dan niet te eten en te leven....
Wy genoten nog meer zegeningen, ik mag
ze niet verbergen, eerlijkheidshalve.
Er was tegen den waterkant, bij de brug,
een lapje grond, daarop werd voor ons een
Villa" gezet (énkamer-woning). De lap
grond zal groot zijn geweest, breed aan de
waterzy'de 3 meter, aun de straatzijde 2 meter.
Daarop stond ons gemeenschappelijk paleia
(wij waren met z'n tienen), een huisje van
4 meter hoogte.
In dit huis-je bevond zich, (geld voor eten
was er toch niet en huisraad overbodig) n
vaste bedstede voor de oude lui, een bankje
voor hen om op te zitten, een kist voor
onze kleeding en toiletbenoodigdheden,
mitagadera een tafel, bestaande uit: twee tegen
elkaar gespijkerde plankjes, hangende aan
Bcharnieren, tegen het schot een latje aan
de onderzijde om op te zetten als er gebruik
van moeat gemaakt worden en dat kon wor
den weggenomen om ruimte te winnen.
Boven die salontafel bevond zich een kast,
die werd gebruikt als... bergplaats... Neen,
als slaapplaats voor de kinderen, met dien
verstande dat er twee hoofdeinden waren,
d. w. z.: wij sliepen met de hoofden van
elkander af, maar de beenen en voeten van
de eene party lagen tusschen de borsten en
armen van de tegenoverliggende. Op deze
wijze won men de meeste plaats.
In den tegenwoordigen tyd zou men dit
ongezond" noemen, maar toen niet. O m in die
kast te komen moest men een echt acrobaat
zyn; men moest eerst op het bankje klim
men, daarna op die salontafel en zoo het hok
inwippen.
Deze woning ig thans helaas verdwenen,
maar de plek waar zy' gestaan heeft is heden
ten dage nog te zien. Soms zou ik wel eena
ter bedevaart er heen willen. Wie in Dordrecht
komt, of wie er woont kan de plek eens gaan
gaan zien waar op enkele vierkante meters
een gioot gezin heeft moeten leven.
Waren wij allen allén daarvoor geboren,
voor dat leven" meen ik?
Moesten, om by ons gezin alleen te blij ven,
want ons gezin is toch maar n geweest
van duizende dergelijke gezinnen wij let
terlijk gebrek lijden, waar in het ryke Dord
recht zulke enorme schatten waren opge
hoopt?
O, ware ik toen in de gelegenheid geweest
de pen te hauteeren, wat zou ik myn omge
ving gegeeseld hebben in plaata van zooals
toen, das Zondags op klompen en metleege
maag naar de Kerk te worden getrapt om
te gaan danken voor de zegeningen door ons
genoten! l
Zoo velen, evenals ik, hebben dergelijks
beleefd. Het harde leven heeft ons bitter,
maar ook zachter gestemd. Terwijl wüniet
begrijpen waarom aan alle ellende zoo weinig
wordt gedaan, in onze gedachte: Als er dan
tenminste wat gebeuren gd&t. AU dan ten
minste al die werklieden, als it, die voor ande
ren werkten van toen ze tien jaar oud waren,
geen ouden dag hebben als verpleegde in
een aimhuis.
Nadat we van alle kwalen het onze hebben
gehad, nadat wy' ons gezin uiteen hebben
zien rukken door den nood vader en
moeder om den honger van de kinderen to
stillen beiden uit werken, en de kinderen
aan hun lot overgelaten, op straat, nadat
wy hebben gewerkt tot ons de krachten
begaven, te moeten soebatten om van de
armen te worden verzorgd, dat is het schrik
beeld van den weikman op zijn ouden dag
en dat mocht ons worden oespaard!
W. M. L.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIHIIIIIIIIIIJ1II1I
Den heer F. van RaalteJ
Ik ben onderwijzer en 't is dus verklaar
baar, dat een opschrift als 't uwe Een
algeheele reorganisatie van ons Lager Onderwijs"
mijn aandacht trok en me tot lezen dwong.
Zelden ben ik evenwel meer teleurgesteld
geworden, en ge zult 't me ten goede moeten
houden, dat ik na ernstige lezing 't hoofd
van uw artikel als een vergissing of als een
arrogantie kwalificeer.
Op een schrijver rust m. i. de plicht (en
Geel heeft u dat vroeger al verteld) in zijn
opschrift beknopt en toch zoo duidelijk
mogelijk aan te geven, waarover hy 't in
zijn artikel zal hebben.
Welnu, uw stukje is niets anders dan een
voorstel, om tot verbetering der
onderwijzerssalarissen te konen en de lezers hebben 't
recht, te eischen dat ge dat in uw opschrift
hadt te kennen gegeven.
En nu 't mooie van de 'aak ! (grap had ik
haas; geschreven). Ge stelt «Ie algeheele
reorganisatie van osg Lager Onderwijs" af
hankelijk van uw nieuws salarisregeling.
Zie, 't is ons onderwijzers allen duidelijk,
dat ons salaris onvoldoende is, dat we ons
niet altijd kunnen verheugen over een billijke
waardeering van onzen arbeid, 'maar ik heb
te hooien dunk van mijn kollega's, om te
gelooven, dat ze de reorganisatie van ons
onderwijs zouden willen laten beheerschen
door de eischen van een betere salaris
regeling.
Zeker, we zijn overtuigd, dat een voldoend
salaris een gunstigen invloed moet hebben
op onzen arbeid, maar mijnheer v. R. we
zullen die verbetering van ons inkomen
trachten te verkrijgen onafhankelijk van
welke regeling ook van ons Lager Onderwijs.
U redeneert aldus, ons salaris is te laag.
Gemeente en Rijk kunnen of willen 't niet
verhoogen, omdat dit, tengevolge van 't groote
aantal ambtenaren te kostbaar zou worden.
Welnu, wat is gemakkelijker, dan de leer
lingen inplaats van twee maar n schooltijd
per dag onderwijs te geven : de jongeren
's morgens, de ouderen 's middags, terwy'l de
kinderen in de vrij gekomen uren met spel
of slüjd worden beziggehoulen. 1) In verband
hiermee zet men de helft der onderwijzers
op wachtgeld of 'helpt ze op audere wijze
aan brood en geeft aan de overig* leerkrachten
't dubbele salaris, en de kwestie is iiuaal
opgelost, zonder schade voor gemeente- of
RijktEr zijn natuurlijk vele voordeelen aan uw
dubbel systeem" verbonden, maar eilacie l
de gelimiteerde plaatsruimte geeft u gelegen
heid er slechts enkele en dan natuurlyk de
1) Vergeet mijnheer v. R. dat daarvoor
weer gesalarieerde leiders noodig zijn? Daar
gaat ons dubbel salaris l
2) Wil de heer v. R. ons dat even voor
rekenen I
j