De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 6 december pagina 7

6 december 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1641 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. JOHN MILTON, geboren & December 1608. Uitgenoodigd voor de lezers van het Weekblad John Milton te herdenken, doe ik 4a* gaanie, want hij beteekent meer voor ons dan enig ander dichter van het buitenland. Oorspronkelijk leek het of hij de Eagelsche vertegenwoordiger van een ge leerde en bevallige renaissance zijn zou. Bij hét schrijven van zijn jeugdgediohten, van L'Allegro en II Penseroso, van Arcades en Comus, en Lycidas, vóórdat hij dus, dertig jaar oud, zijn groote reis begon, zag hij naar Italië. Een schoon, schitterend jonkman, zich bewust van zijn dichterschap, voorzien van brieven waardoor, hem de toegang tot de besten licht werd, in zjjn behandeling van het Latijn, aoowel als van de landstaal, een middel rijk om zijn geest en zijn gemoed open te leggen voor nieuwe vrienden, zóó reisde hij, van Parijs over Nice naar Genua, vandaar over Pisa naar Florence, Rome, Napels; en hij stond op het punt den tocht voort te zetten naar Siciliëen Griekenland, toen bericht kwam van den strijd tusschen den Koning, Karel I, en het Parlement. Na een bezoek aan Venetiëis hij toen over Genève teruggegaan, Genève dat de burcht van het Calvinisme was. Dan, als hij thuis is, openbaart zich, hoe langer hoe meer, de Puritein. Er wordt dikwijls gedaan of de man Milton, eerst een Latijnsche school hou dend, daarna secretaris van den Raad van State onder Cromwell, en twintig jaar lang opsteller . van kerkelijke en staatkundige strijdschriften, een minder persoon is geweest dan de jonge dichter. Maar dezelfde felle en ongeduldige ijver die hem als knaap al, zijn oogen bederven deed, liever dan dat hij zou ophouden met lezen, en die den jongeling deed Wedijveren met de Italiaansche dichters, dreef den man tot daden. Zijn proza is fel, sterk en koninklijk. Want hetzij hij vrijheid van echtscheiding, van kerk- en landsbestuur of van drukpers verdedigde, met e'en hartstocht die den indruk wekte dat hij niet de algemeene maar zijn persoonlijke belangen voorstond, hij deed het tevens met een waardigheid die hem onmiddelijk als den meerdere kenbaar maakt van Bisschoppen en Koningen, en als den rechtmatigen pen-voerder van een Gemeenebest. Hij was een op standeling, niet geboren, want de heerlijk heid van een harmonisch beheerschen hand haafde hij in ieder tijdperk van zijn leven, maar door de omstandigheden geworden, hoewel niet door de omstandigheden alleen. Een ontembaar vrij hei dsge voel had er toe meegewerkt. Sacrament van het huwelijk, bisschoppelijke hiërarchie, goddelijk recht van koningen, overheids toezicht op de drukpers geen, van deze machten, 't zij ze zich als aanmatiging of als overlevering voordeed, kon stand houden tegenover den trotschen schok en het verpletterend gebaar, waarmee deze Puritein zich vrij maakte. Vondel, de Nederlandsche vertegen woordiger van een soortgelijke renaissance als die den jeugdigen Milton in dienst nam, was bedeesder. Hij ook heeft op een zeker oogenblik, getroffen door den dood van Oldenbarnevelt, zijn persoonlijk heid zich voelen oprichten en van een omgeving afscheiden. Maar hij verloor er geen enkele traditie door. Integendeel. Milton is de grootste dichter van het Protestantisme. Er is in zijn Leven" door Johnson een merkwaardige uitspraak die ik hier wil afschrijven. Through all his greater works there prevails an uniform peculiarity of Diction, a mode and cast of expression wbich bears little resembl*B£e to that of any former writer, and which is so far removed from common use that an unlearned reader, when h first opens his book, finds himself surprised by a new language". Dit is kort, en laten we zeggen eenigszins dom, saamgevat wat Addison in de Spectatorartikelen waarmee hij Milton beroemd maakte, fijner en uitvoeriger zegt. Er worden daar een aantal middelen op genoemd die de dichter van Paradise Lost aanwendde om den stijl van dat gedicht vol te houden: to give his Vwse the greater Sound, and throw it out of Prose", zegt Addison. Dit met alle middelen op de hoogte van eigen stoutmoedigheid blijven, zie daar het Protestantisme. Zóó was onze Opstand. Zóó was de regeering van Cromwell. Zoo is, voor alle tijden, Para dise Lost. Gelooft ge dat Milt m dit gedicht had kunnen schrijven indien hij niet eerst CromwelPs strijd had mee gemaakt ? Terwijl hij dien strijd voerde en zich tenslotte blind schreef aan de verdediging van Koning Karel's terechtstelling, bracht hij weinig gedichten voort, maar vergat daarom de poëzie toch niet. In 1645 gaf hij zijn jeugdwerk uit. In 1655 verwierp hij de proefneming Paradise Lost als drama, besloot hij het als epos te be handelen. Aan gedachte en lectuur ging er de voorraad van een leven in. In 1665 was het gedicht gereed, dat alleen door de kenners begrepen werd. Zes jaar daarna volgden Samson Agoni4es *), een drama, en Paradise Ifegained, een lievelings-püem, zoowel van hemzelf als van latere bewonderaars. Geen Engelsch dichter heeft op de negentiende-eeuwsche poëzie van zijn landgenooten een zoo grooten invloed *) Zie myn Inleiding tot Vondel: Zevende Hoofdstuk (B) I?III. gehad als Milton. Wordsworth, Keats en Shelley stemden hun blank verse op het zijne. ALBERT VER WE Y. D. fibers. OUenzeeL Rotterdam. Het landschap van Wiggers is een roman tisch landschap. Er is daar evenmin twijfel aan als aan de stelling dat het stadsgezicht, etc., door Karsen een romantische uiting van lage orde is. Het landschap van Wiggers werd belangrijker door zijne breedte van zijn zien, dan door zijn gevoelsdiepte; eigenaar diger wijze mist het van 't romantische het weemoedig gemis" het meest. Het wordt daardoor, daarom oppervlakkig en wat leeg wat geen kenmerk van de Romantiek ie. Het is de verkeerde meening, en de armoe dig2 kennis van een jongeling, om bij dat begrip te denken aan de kleine poovre romantici die we een tijd lang in Holland eens hadden. Dit bij honk blijven, de typisch burgerlijke Hoüandsehe eigenschap, consta teert niets, geen enkle algemeenheid ooit. Het is het miskennen van de belangrijkheid van vele Rembrandt's, het is Delacroix schrappen, het is de weidsche zwoelte van sommige Italianen negeeren, het is deduitsche cultuurperiode om Goethe been, getypeerd in de von Schlegels, niet zien, het is een dichter als von Hofmansthal niet gelezen hebben en Grillparzer's bestaan niet ver moeden. Het is een burgerlijke armoede van geest om de waardebepaling van zulke dingen aan te willen grijpen met schaamte praat. Het landschap van Wiggers behoort tot deze soort van werk, maar het is verre van de grootheid er van te bezitten. Wiggers geest is een die gaarne een houding aan neemt, die niet altijd hem natuurlijk is. De stillevens hier zijn van een andere neiging, detail na detail, maar ze missen eveneens diepte, werking van atmospbeer; meer dan het andere missen ze wat op schoonheid lijkt. En door het aannemen van een houding die hem nooit gansch natuurlijk wierd, ont stond het gevoel van onechtheid dat ik altijd voor dit werk heb. Het is de schaal, maar het ia het ei niet. Het is niet volledig uit hem. De wil is niet omgezet in schoons. Het schoone heeft altijd een stellige natuurlijkheid die op het daimonisch deel van zijn wezen berust. Dit iaimonisch deel is er niet in. In Karsen is alles onaandiger, dorpsachtiger. Het ligt achots- en scheef door malkaar. Perspectitf voor da Vinci zoo belangrijk is dezen niet belangrijk. Erenwicht is goed voor gevoelloozen. Het werk door Karsen is dikwijls gevoelerig in plaats van werklijk vol ge voelen maar het is niet onecht. Gd voelt er de persoon met al de gebreken er in. Het werk van Wiggers is veel handiger maar kouder. Het is soms met eigenaardige fouten eveneens (dat er geen horizont op is, waar er een hoort) maar het ia handiger. Het is met groot er opgaven, maar het verdiept zich nog minder. De wensch in het werk is minder klein-burgerlijk dan bij den Ambterdammer schilder, maar het mist de noodige gevoel-grootte om dit werk tot een volheid te maken, een eten en drinken voor de achoonheidsgragen. Het werk van Wiggers houdt het niet uit büeen lang aan-zien. Het is, ik herhaal het, de schaal en niet het ei en of het ooit deze beide te zaam zal worden, ik zie het niet in. Er is geen enkle verliefde aarzeling in het schilderen die op een groot getuigend gevoel geduidt; er is geen een onhandigheid der liefde in. Teekeningen. Naast de schilderijen, is hier een serie teekeningen uit Spanje te zien In deze dingen treft eveneens de gelijkmatig heid, liever de eentonigheid. Ook dit berust daarop, dat de geest van Wiggers zich een houding koos die niet volkomen hem ooit natuurlijk werd. En daardoor ontstaat een soort onbeweeglijkheid in het gevoel die, ?wat hy wellicht meene, tegen den stijl is. De stijl erkent de vastheden in het Zelf, maar is juist omdat hij deze vond niet angstig voor de vlietende ontroering; ds stijl is daarom met de daimonieche natuurlijkheid begaafd. Deze teekeningen doen, evenals de schilderyen, tegelijk van westen aan. Zieriïzee en Spanje, het ontstak geen verschillende vlam. Spanje, het wonderlijk land, met zijn eenzaamheden in gebouwen, en in vlakten bezorgde Wiggeis niets anders dan deze serie handige schetsen van een handig teekenend toerist. Ge mist, merkwaardiger wijze alleen voor hem die de analogieën niet vond, een eenigszins belangrijke diepte-werking in alles. Het wierd alles te vlak. Ook dit staat niet alleen in verband met de persoonlijke geringe diepte van Wiggers geest, maar het wordt nog vergroot door zijne pose, zijn geestelijke, aangenomen houding. Natuurlijker geestelijke gesteldheid zou hem moeten baten. PLASSCHAEKT. Erets Israël, Ereti Israël, Het Joudfcche Land" door J. H. KANN, Leiden, E. J. Brill. 1908. De heer Kann, hoofd eener bankiersfirma in den Haag en lid van het Dagelyksch Bestuur der Zionistische organisatie, die Pa lestina als land wenscht te herkrijgen voor het Joodsche Volk, met meerdere of mindere mate van zelf-bestaur en onder behoorlijke publiekrechtelijke garantie, heeft in het voor jaar van 1907 een reis gemaakt door Palestina en Syriëen zyn indrukken ons neergeschreven in bet boek, dat wij thans aankondigen. De auteur wil geen schrijver" gevonden worden. Zoo heet het in het woord vooraf":.... ik ben geen schrijver ; ik ben een bankier.... Ik ben gegaan als een koopman, om te zien en te hooren of er wat te verdienen is voor mijn volk, voor het Joodsche Volk, dat zoo arm is aan vrijheid, geluk, eer en aan onge stoorde levensvreugde ...." En het boek? is beelemaal niet het boek geworden van wat men zoo in het dagelijksch leven onder 'n bankier verstaat: geen s:aten van in- en uitvoer, geen gescherm met con sulaire verslagen, geen statistieken, maar wél: 'n friasche kyk op de toekomst. Het schijnt dat het bankiersvak, als men er een beetje enthousiasme by heeft, nog zoo'n swaad vak niet is. Het boek is een heel prettig geschreven reisbeschryving van een alleraangenaamst mensen, die heen is gegaan met de geheime bedoeling, te zien, welke Toekomst zijn' kinderen wachtte en of het wd£r was. zoo waar als hij reeds innig geloofde, dat PaleWaterval bij Baniyas. (Uit Erets Israël") stina was een goed land, een land dat op de Joden had gewacht, als de schoone slaapster in het bosch, om gewekt te worden tot een nieuw leven. Zoo begreep de schrijver, dat er maar n mensch was, gerechtigd dit boek in opdracht te aanvaarden : zyne vrouw, die zijne wenschen en droomen deelt, en het geluk van vele Jodenkinderen grooter maakt. Het is een heel apart boek. Palestina niet gezien als eene antiquiteit, niet als een po litieke twistappel, maar als een levend land, dat bezig is te groeien, nu het Joodsch nationalisme te allerwegen ia ontwaakt. Geen geografisch, topografisch handboek. Al wat vervelend is, ontbreekt er, Het geeft ona, eenigssins als dagboek gehouden, een indruk van 't geen Palestina is, wat het bezig is te worden, wat het worden kiln, en wat het worden moet als het Joodsche Volk zich zijn eigen toekomst bewust wordt. Geen douent is aan 't woord, geen journalist, geen pjliticus, geen bankier, maar een eenvoudig man, die z'n lieve vrouw een brief schrijft over de toekomst van hun beider kindeien. Dat leest ge door alle regels heen. En het resu.taat? Dat uwe belangstelling is opgewekt voor het Oud-nieuwe Land en g^ hartelijk begeert, er wat mér van te weten te komen. I)a laatste hoofdstukken van het boei zijn gewijd aan de Joodsche kolonisatie ec aan het Zionisme; de beschrijving van Harzl, den vroeg gestorven Organisator der Beweging, van Dr. Nordau, hel geestelijk hoofd der meest politieke fractie in het Zionisme, en van Wolffsohn, den huldigen president der Leiding, getuigen van kyk op menschen en denk-richtingen. Eene leemte: er wordt niet gesproken van de jongste veranderingen ie den regeeringsvorm ?an Turkije. Maar een lid van de Centrale Laiding moet een wacht zetten voor zijn mond .... Dit prettig geschreven werk is verlucht met reproducties naar kiekjes,, door den schrijver genomen, en die hem doen kennen als een zeer verdienstelijk amateur. Op den omslag prijkt, naar eene teekening van den oud-meester Jozef Israëlt», een lieftalligbesctieidene Rebecca, met, in de rechterhand, een ietwat zwevende waterkruik. Conclusie : een hoogst belangwekkend en prettig boek. H. Losse go Losse gedachten van een burger-Jood, door JACOH VAN HOLLAND. Alkmaar, \V. Nederkoorn. 19U8. Er verschijnt vél Joden-literatuur in de NederUndsche republiek der letteren. Meestal moppig. Soms venijnig. Schijnt nog geld mee te verdienen. Barnum & Baily-oeuvre. Chineezen volk, zonder staart. Vader Heyermana heeft het merk geïmporteerd. Sinds dien heeten al die dingen: Literatuur. De man, die als pseudoniem koos: Jacob van Holland, is ... gén schry ver. Zegt hu, zelf. Eenvoudig Jodenman, die het niets prettig vindt, gén intellectueel proletariër te hebben mogen worden. Die hél 'eel gelezen heeft, vele indrukken heeft opgedaan en niet alle evengoed verwerst. Toch lijkt de ma-i meer op een Jood,' dan alle Sichels en Sachels en Rafaëls. Vindt het treurig, lat de Christen zoo'n verkeerd idee heeft van de Joden, meent dat het beter was, ala Joodsche vakkeu door Joden zelf worden geleeraard, lacht om het maatschappelijk anti Jodisme, maar wou de menschen toch heel graag wat verstandiger zien. Een moderne Jood, die precies zegt, wat hij op 't hart heeft. Document humain. In zijn voorwoord heet het: Losse gedach ten zijn 't, en niets meer. Een Ingezonden stuk" in de Boekenwereld. Ik wilde getuigen en niet meer. ...'' Nu, getuigd héft hij, recht en openhartig. Of 't veel zal geven? Moest eigenlyk in een of ander archief worden bewaard; kunnen onze nazaten later eens zien, hoe de Joden zelf zich in Holland hebben gevoeld.... Ik voor my houd meer van dit soort werkjes dan van de realistiek, die... logens fantazeert tot waar-schijnende romantiek. Geen hooge literatuur, maar wat zou de wereld niet veel verder kouien, als ieder zich precies en zonder inooi-doenery' gaf, gelijk hy was!... H. Uit uut lonen m net wit (Najaars-o verpeinzingen.) Eenige weken geleden mij in ziekelijke omstandigheden bevindende en door het hoofd van mijn fabriek in de gelegenheid gesteld de door mij verloren krachten weer eerjigzins te herwinnen, heo ik jusüg kunnen nadenien over al de beslommeringen uit mijn lange leven en heb ifc besloten een paar jeugdherianeringen op papier te bren gen, welke een beeld kunnen geven van wat duizenden van myns gelijken hebben onder vonden Ik heb het niet het kwaadst gehad en niet het best, en ik geloof, dat het toch erg genoeg is wat ik in mijn leven heb doorgemaakt. Niets wat hier in voorkomt is opgesmukt, alles is werkelijke waarheid. Ik ben de eenig overgebleven van de acht kinderen die mijn ouders hebben gehad; alle anderen zijn in hun vroege jeugd, hoewel dan niet leiterlyk den hongerdood gestorven, toch eigenlijk om geen andere reden in het graf gedaald; geen van de kinderen kon de twaalf jaar halen, vader en moeder stierven even binnen de veertig; toch vormden wij geen door erfelijke ziekte bezochte familie. tiet was omstreeks 1850, een strengen. kouden winter; alles duur, mijn vader had geen verdiensten en we woonden in Dordrecht, waar toch maar naar ons begrip twee soorten van inenschen bestonden, nl. millionairs en doodarmen, dat in de maand Januari geen enkel stuk huisraad of beddegoed meer aan wezig was en een onzer buren uit hetzelfde huis dat wy bewoonden dit bemerkende, op een snkkeldrafje naar een der leden van het armbestuur toog en meedeelde dat, wilde men den volgenden dag geen tiental dooden vinden, er thans iets gedaan" moeat worden. Dit hielp, er werd wat gedaan, maar niet zooals tegenwoordig. Hoe vreesely'k de ellende tegenwoordig maj zyn, zooalg toenmaals is ze niet. Toen was men erg bezorgd, dat het volk zijn maag mocht overladen! Het gevolg was, dat er een vergadering werd gehouden van het armbestuur, waarvoor ons gezin moest verschijnen en waar over oni lot voor dien enkelen winter zou beslist wor den; aan andere winters dacht men niet, ook niet aan blijvende verbetering. Wij allen, vader, moeder en alle kinderen, kwaaien voor de vergadering in het Hof" te Dordrecht; aan een hoefljzerachtige tafel waren een menigte dames en heeren geseten zij fijn gekleed en««ons streng aankijkend, en wij schunnig en kaal, maar schoon. Myn ouders deden verslag van hun armoede (hun welbekend) en na bewijs dat mijn ouders lidmaat waren der N. H. Kerk fcregen wy gedurende een paar maanden ... voor tien personen... tien roggebrooden; per persoon n per week en voor het overige ? l,?per week voor allen. Onder die roggebroodeters behoorde ook een zuigeling! hetgeen ten gevolge had dat er dien winter wegens onvold >endej voeding een paar engelen meer in den hemel kwamen en er voor ons meer o verse loot. Dit noemde men en noamt men nog wel: armenzorg, filantropie, meoschenliefde. Wat is armeniorg voor een instelling? beoogt hy wel altijd het welzijn der armen of dat van den armenverzorger ook? Waren die heeren en die dames oni die met groen laken bedekte tafal in die deftige karner daar alleen gezeten om onzentwil, heb ik my', ouder geworden, afgevraagd. Was het voor hen geen goedkoop gekocht genot wel te doen en van den hongerdood te redden voor de som van n gulden en tien rogge brooden per week? Er waren meer armen dan wij alleen, maar te Dordrecht lagen de rijkdommen opgestapeld! Zoo heb ik later gezien hoe uit ijdelheid en winzucht veel armenzorg moet worden verklaard de weinige goede e*n edele, die bestaat, niet te na gesproken (men denke slechts aan de collecteurs, die percenten krijgen, aan de armbesturen en dames patronessen, die trots zijn op hun titels, op hun uiooie, veel te rijk ingerichte bestuuriwoningen, op den heelen nasleep van per sonen, voor wie de armenzorg een zoet middel van bestaan is). Ejn andere herinnering dan die van de hoefijzer-vornaige tafel. Te Dordrecht bevond zich, tot verbinding van beide havens (Knolhaven en Nieuwe Haven) een ijzeren loopbrug, die brug was vroeger een houten ophaalbrug, maar wegens den slechten staat waarin zij verkeerde, werd zij later in een ijzeren bascule-brug herscha pen. Aan die houten brug werd mijn vader aangesteld (ia beëedigde gemeente'aetrekking!) tegen een salaris van ? 80 (tachtig) per jisar. Later toen de nisuwe brug er lag, moesten er. omdat het een bascule-brug was, twee personen zijn om hem te bedienen, reden waarom mijn vader als baas en mijn moeder als knecht aangesteld werden en het jaargeld verhoog l van ? 80 op ? 104, zoodat hun loon bedroeg per hoofd en per week de roude som van n gulden, waarvoor zij van zoi a op- tot ondergang (ook Zondags), verbonden waren. Wel een bewijs dat ocs gemeentebestuur het geld, dat een kostbare give is, niet maar zoo nutteloos wegwierp. Maar... er is iets dat ik niet mag ver geten: voor het opendraaien dier brug werd ontvangen van eiken schipper het bedrag van 5 cent, hetgeen bij flinke doorvaart soms 15 cent p;r dag bedroeg, welke gelden allen, alsof het maar niets was, voor mijn vader waren, wat ook al weder een flink kapitaal jaarlijks bedroeg. Als het nu maar geen winter was en er geen ijs lag in het water. Want dan voeren de schippers niet, en wy behoefden dan niet te eten en te leven.... Wy genoten nog meer zegeningen, ik mag ze niet verbergen, eerlijkheidshalve. Er was tegen den waterkant, bij de brug, een lapje grond, daarop werd voor ons een Villa" gezet (énkamer-woning). De lap grond zal groot zijn geweest, breed aan de waterzy'de 3 meter, aun de straatzijde 2 meter. Daarop stond ons gemeenschappelijk paleia (wij waren met z'n tienen), een huisje van 4 meter hoogte. In dit huis-je bevond zich, (geld voor eten was er toch niet en huisraad overbodig) n vaste bedstede voor de oude lui, een bankje voor hen om op te zitten, een kist voor onze kleeding en toiletbenoodigdheden, mitagadera een tafel, bestaande uit: twee tegen elkaar gespijkerde plankjes, hangende aan Bcharnieren, tegen het schot een latje aan de onderzijde om op te zetten als er gebruik van moeat gemaakt worden en dat kon wor den weggenomen om ruimte te winnen. Boven die salontafel bevond zich een kast, die werd gebruikt als... bergplaats... Neen, als slaapplaats voor de kinderen, met dien verstande dat er twee hoofdeinden waren, d. w. z.: wij sliepen met de hoofden van elkander af, maar de beenen en voeten van de eene party lagen tusschen de borsten en armen van de tegenoverliggende. Op deze wijze won men de meeste plaats. In den tegenwoordigen tyd zou men dit ongezond" noemen, maar toen niet. O m in die kast te komen moest men een echt acrobaat zyn; men moest eerst op het bankje klim men, daarna op die salontafel en zoo het hok inwippen. Deze woning ig thans helaas verdwenen, maar de plek waar zy' gestaan heeft is heden ten dage nog te zien. Soms zou ik wel eena ter bedevaart er heen willen. Wie in Dordrecht komt, of wie er woont kan de plek eens gaan gaan zien waar op enkele vierkante meters een gioot gezin heeft moeten leven. Waren wij allen allén daarvoor geboren, voor dat leven" meen ik? Moesten, om by ons gezin alleen te blij ven, want ons gezin is toch maar n geweest van duizende dergelijke gezinnen wij let terlijk gebrek lijden, waar in het ryke Dord recht zulke enorme schatten waren opge hoopt? O, ware ik toen in de gelegenheid geweest de pen te hauteeren, wat zou ik myn omge ving gegeeseld hebben in plaata van zooals toen, das Zondags op klompen en metleege maag naar de Kerk te worden getrapt om te gaan danken voor de zegeningen door ons genoten! l Zoo velen, evenals ik, hebben dergelijks beleefd. Het harde leven heeft ons bitter, maar ook zachter gestemd. Terwijl wüniet begrijpen waarom aan alle ellende zoo weinig wordt gedaan, in onze gedachte: Als er dan tenminste wat gebeuren gd&t. AU dan ten minste al die werklieden, als it, die voor ande ren werkten van toen ze tien jaar oud waren, geen ouden dag hebben als verpleegde in een aimhuis. Nadat we van alle kwalen het onze hebben gehad, nadat wy' ons gezin uiteen hebben zien rukken door den nood vader en moeder om den honger van de kinderen to stillen beiden uit werken, en de kinderen aan hun lot overgelaten, op straat, nadat wy hebben gewerkt tot ons de krachten begaven, te moeten soebatten om van de armen te worden verzorgd, dat is het schrik beeld van den weikman op zijn ouden dag en dat mocht ons worden oespaard! W. M. L. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIHIIIIIIIIIIJ1II1I Den heer F. van RaalteJ Ik ben onderwijzer en 't is dus verklaar baar, dat een opschrift als 't uwe Een algeheele reorganisatie van ons Lager Onderwijs" mijn aandacht trok en me tot lezen dwong. Zelden ben ik evenwel meer teleurgesteld geworden, en ge zult 't me ten goede moeten houden, dat ik na ernstige lezing 't hoofd van uw artikel als een vergissing of als een arrogantie kwalificeer. Op een schrijver rust m. i. de plicht (en Geel heeft u dat vroeger al verteld) in zijn opschrift beknopt en toch zoo duidelijk mogelijk aan te geven, waarover hy 't in zijn artikel zal hebben. Welnu, uw stukje is niets anders dan een voorstel, om tot verbetering der onderwijzerssalarissen te konen en de lezers hebben 't recht, te eischen dat ge dat in uw opschrift hadt te kennen gegeven. En nu 't mooie van de 'aak ! (grap had ik haas; geschreven). Ge stelt «Ie algeheele reorganisatie van osg Lager Onderwijs" af hankelijk van uw nieuws salarisregeling. Zie, 't is ons onderwijzers allen duidelijk, dat ons salaris onvoldoende is, dat we ons niet altijd kunnen verheugen over een billijke waardeering van onzen arbeid, 'maar ik heb te hooien dunk van mijn kollega's, om te gelooven, dat ze de reorganisatie van ons onderwijs zouden willen laten beheerschen door de eischen van een betere salaris regeling. Zeker, we zijn overtuigd, dat een voldoend salaris een gunstigen invloed moet hebben op onzen arbeid, maar mijnheer v. R. we zullen die verbetering van ons inkomen trachten te verkrijgen onafhankelijk van welke regeling ook van ons Lager Onderwijs. U redeneert aldus, ons salaris is te laag. Gemeente en Rijk kunnen of willen 't niet verhoogen, omdat dit, tengevolge van 't groote aantal ambtenaren te kostbaar zou worden. Welnu, wat is gemakkelijker, dan de leer lingen inplaats van twee maar n schooltijd per dag onderwijs te geven : de jongeren 's morgens, de ouderen 's middags, terwy'l de kinderen in de vrij gekomen uren met spel of slüjd worden beziggehoulen. 1) In verband hiermee zet men de helft der onderwijzers op wachtgeld of 'helpt ze op audere wijze aan brood en geeft aan de overig* leerkrachten 't dubbele salaris, en de kwestie is iiuaal opgelost, zonder schade voor gemeente- of RijktEr zijn natuurlijk vele voordeelen aan uw dubbel systeem" verbonden, maar eilacie l de gelimiteerde plaatsruimte geeft u gelegen heid er slechts enkele en dan natuurlyk de 1) Vergeet mijnheer v. R. dat daarvoor weer gesalarieerde leiders noodig zijn? Daar gaat ons dubbel salaris l 2) Wil de heer v. R. ons dat even voor rekenen I j

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl