Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1642
Landhuis.
De Tuinstad-tentoonstelling.
II.
Dat de aanvaarding van andere maat
schappelijke gezichtspunten ooktot nieuwe
kunstopvattingen aanleiding geeft, is eene
bekende stelling. Zij zou ook ditmaal
bewaarheid worden. Wat bij de villa
kolonies van ouden stempel slechts al te
zeer tot de vrome wenschen behoorde, het
mede op den voorgrond staan, om niet
te zeggen het overheerschen van artis
tieke belangen bij de exploitatie, werd
hier in sterke mate betracht.
Bij deze tuinstadbewegingj zoo goed
als bij de vestigingen, die er uit voort
vloeiden of er mede verwant waren, is
van den aanvang af ingezien dat niet
alleen hygiënische eischen, dat niet
alleen de voordeelen van coöperatie, niet
alleen materialistisch getinte overwegin
gen als lokaas op den voorgrond mochten
staan. Begrepen werd dat het verzet tegen
de oude toestanden zich vooral niet minder
van een aesthetischen kant moest uiten,
dat ook schoonheid een faktor behoorde
te zijn zelfs van efen bescheiden levens
geluk, en zulks te eer wijl toch de be
grippen kunst en kostbaarheid geen ver
band houden.
Om voor dit besef nu het oog opnieuw
te openen, heeft de tuinstadbeweging
in al hare vertakkingen veel bijgedragen
J. A. G. van der Steur, architect.
door de kracht die uitgaat van de daar
gegeten voorbeelden. Den kunstenaar,
den architect meer in het bij zon der werd
een nieuw arbeidsveld aangewezen.
De uitgebreide, volledige taak om
nieuwe steden te ontwerpen, waartoe de
eigenlijke tuinstad-beweging zou leiden,
zou in het gunstigst geval toch slechts
zelden voorkomen. Op kleiner schaal,
in de fabrieksdorpen in het bizonder, is
echter reeds belangwekkend werk in
deze richting tot stand gekomen. Welk
een vooruitgang van opvatting valt
op dat gebied te konstateeren! AVaar
men een generatie te voren door
gaans eerst in de laatste plaats zich
tot den architekt zou hebben gewend,
meenende dat schoonheid eigenlijk zou
zijn een met overdaad gelijk te stellen
uiterlijkheid des levens, ziet men thans
hoe bouwmeesters, die tot de eerste in
hun vak behooren, worden geraadpleegd.
Namen als die van George & Peto
of Theodor Fischer bijv. spreken.
Dat getuigt wel in het algemeen van
een levendig en ontwikkeld artistiek
verantwoordelijkheidsgevoel bij de stich
ters. Een voorbeeld, dat in het algemeen
navolging verdient bij het bouwend pu
bliek en instemming bij de architekten,
die althans hier te lande, ten onrechte
plegen te worden gehouden buiten het
groote woning-vraagstuk.
Oud Indisch Heerenhuis te Weltevreden.
Een Indische tnisïow.
Laat ik beginnen met een gewetensvraag.
Jongedames, die naar Indiëgaat!
Jonge vrouwtjes, die in Indiëzijt!
Op uw eer en geweten, gezworen b\] uw
volkotnene gratie, en met het blanke handje
op den bescheidenlijk zwellenden boezem
ik vermeet mij, u een gewetensvraag te
doen:
Bekruipen u, jongedame, die op het punt
staat van te gaan, niet duizend kleine
angsten (die natuurlijk dadelijk door uwen
aanstaande weer worden weggezoend), als
ge u 'n oogenblik verdiept in de vraag:
Hoe zal ik daarginds, in dat verre, vreemde
land, m'n plichten als huisvrouw nakomen?
Hoe zal ik spreken met al die zwarte man
nen en vrouwen (ze zijn niet zwart, maar
dat doet er nu niet toe), over wie ik het
huiselijk bestier zal krijgen?"
En gij, jong vrouwtje in Indië, gij, die
u met zoo volmaakt overbodigen angst in
uw binnengalerij terugtrekt, als er een
Arabier de zwarte voeten met de
wijduitgespreide teenen in trampas gestoken
uw erf betreedt en gluipend uw voorgalerij
nadert; gij, die zoo smakelijk kunt lachen
om d en koddigen Chinees, die op vijftig
meter afstand al den hoed voor u afneemt
en lachend tegen u knikt, lachend met zijn
oogen en derzelver kraaievoeten; gij, die
onder uw borduurwerk nog telkens met een
licht schrikje opkijkt, als een uwer bedienden
blootsvoets vlak achter u langs schuift;
hebt ge al niet dikwijls in uw diepste bin
nenste getwijfeld aan de mogelijkheid dat
ge eenmaal uit al die sambals en katjangs
en oer/angs (en al wat de donkere, rookerige
Indische keuken meer aan mysteriën moge
bsvatten) wijs zoudt worden? Twijfelt ge
er niet met groote oprechtheid aan, dat ge
hier in deze ganschelijk vreemde omgeving
ooit den huisvrouwelijken scepter zult leeren
zwaaien?
Zeg het nu maar eerlijk, allebei:
.la! Ja! Ja!
En nu die bekentenis er uit is, wil ik u
zeggen met welk doel ik deze regelen
schreef:
Ik schreef ze, om al die kleine angsten
en zorgen als met n pennestreek te doen
verdwijnen.
Wat gij gevoelt en gevoeld hebt, hebben
duizenden en duizenden vóór u gevoeld,
vele jaren lang. Er
zijn gelukkig altijd
en overal op Java
en ook daarbui
ten lieve Indische
vrouwtjes geweest,
die de pas aange
komen Hollandsche
dames met raad en
daad en een
vroolijken lach hebben
bijgestaan als enge
len van hulpvaar
digheid, en er zijn
daar in die witte,
openegalerijenvaak
heel wat hechter
vriendschapsban
den gesloten dan in
deze onze mistige
landen mogelijk
schijnt. Ik zou de
uit Indiëterugge
komen Hollandsche
vrouw willen zien,
die hoe zij overi
gens over het mooie
wonderland daar
ginds moge denken
niet het hart vol
dankbaarheid heeft,
als zij zich voor een
Leerzaam is in dit opzicht eene ver
gelijking tusschen kolqnies van
arbeidswoningen als bijv. die troostelooze cit
ouvrière te Mühlhausen, als de vroegere
kolonies van Krupp, met eene der vele
nieuwe stichtingen. Men behoeft van
deze laatste nog niet eens voorbeelden
te kiezen alsBournville en Port-Sunlight,
fabrieksdorpen die aan hun uitermate
welverzorgd uiterlijk een niet gering
deel van hun opgang danken.
Verwachtingen door zulke dorpen op
gewekt, kunnen misschien in enkele
bizondere omstandigheden worden be
vredigd, zij zijn niet algemeen bereikbaar.
Dergelijke stichtingen aus einem
Gusz", die worden op- en doorgezet
volgens het inzicht van een enkel per
soon en naar een vast plan, oefenen door
hun artistieke eenheid die de weer
spiegeling is van hun beginsel eene
krachtige werking.
Waüneer wij dergelijke vestigingen
bezichtigen, dan treft ons dikwijls hoe
de ontwerpers den juisten toon voor eene
eenvoudig-landelijke bouwwijze wisten te
treffen. Geen streven naar stijlimitatie,
maar ongezochte ontwikkeling der vor
men uit de eischen van het gebruik, in
aansluiting bij eene van ouds beproefde
techniek. Op waarheid, degelijkheid en
eenvoud als fundament, wordt een nieuwe
bouwkunst opgetrokken welke zich har
monisch vereenigt met de omgeving en
zich aansluit bij het bestaande.
William Morris heeft ergens den vol
genden raad gegeven die hier, naar een
Duitsche vertaling, zij overgenomen.
Zorg er voor dat de landhuizen
weervast, sierlijk en huiselijk blijven en waar
het noodig is, bouw daar nieuwe; maar
waarom bij den bouw van zulke land
huizen de slechtste huizen uit de leelijke
voorsteden eener moderne stad ten voor
beeld genomen ? Zelfs heden nog kan
men, door degelijk en niet opdringend
te bouwen, door goed materiaal te nemen,
dat zich natuurlijk aanpast bij destreek
en te zorgen dat de bewoner voldoende
ruimte van beweging en tuin heeft, bou
wen en nauwelijks aan de schoonheid
van het landschap of' der oude huizen
daarin afbreuk doen. Ik hoop inderdaad
dat de nieuwe echte bouwkunst eerJer
zal uitgaan van zulke noodzakelijke, be
scheiden bouwwerken, dan van de meer
of minder hoogvliegende probeersels in
bewuste stijlbeoefeniug".
Deze raad van Morris kon aan menige
nieuwe vestiging in artistieken zin tot
richtsnoer hebben gediend.
De verzameling duits :he, engelsche en
amerikaansche prenten der tentoonstel
ling is eigendom der Deutsche
Gartenstadtgesellschaft" die haar sinds
geruioogenblik de tallooze lieve verschijningen
voor den geest haalt liefst in sarong en
kabüai , die haar eertijds zoo gul en
vriendelijk hebben terzijde gestaan, toen zij
geen- raad wist met haar bevelen aan kokki,
kebo", spen en djait en met
zacht-ver'wilderde oogen stond te staren naar de tallooze
nambalans, ikan-soorten en in verscheiden
heid van kleuren voor hare oogen uitge
strekte a/am-pooten.
Voorwaar, er was wél hulpe, en groot is
onze erkentelijkheid jegens onze zusters
daar aan de overzij.
Maar....
Nog nooit heeft iemand ter waereli al
die zorgen en zorgjes als met een tooverslag
kunnen doen verdwijnen. Door n enkele
daad.
En dat is nu gebeurd!
Och, het lag zoo voor de hand: een boek
schrijven, waarin onze Indische vrouwen
en moeders alles, alles kunnen vinden wat
zij noodig hebben te weten. Het lag zóó
voor de hand zoo is de mensch nou
eenmaal , dat niemand er naar omketk.
Ja, wel schreef de een eens dit, de ander
dat. Wel vernamen we zoo nu en dan eens
'u hap en 'n snap van 't een en van 't
ander. Er verschenen over Indiëkasten
vol Brieven", romans, tooneelstukken,
novellen, schetsen. Zelfs was daar wel 'n
enkele keer eens iets goeds bij. Maar een
algemeene blik op het praetische leven
in den meest uitgebreiden zin van het
woord werd ons nooit gegeven. Het ging
met die boeken vaak als met de
verlofgangers: wat de een vertelde, heet de ander
weer liegen, 't. Was voor de arme menschen,
die om inlichtingen vroegen, om er
tureluursch van te worden.
En nu verschijnt me daar plotseling een
boek, dat, als 't niet eerder verdwijnt, er
over 1000 jaar nog wezen zal: Ons Huis
in Indiö". Het is geschreven door mevrouw
Tuinierswoning.
men tijd laat circuleeren. Zij werd hier
uitgebreid met een hollandsche afdeeling.
Om deze bijeen te brengen, moest de
opvatting ruimer en algemeener worden
gesteld. Een tuinstad" of iets dat er
op lijkt, kan ons land niet aanwijzen en
zal het wellicht ook nooit kunnen aan
wijzen. Als men de engelsche, duitsche
en hollandsche toestanden vergelijkt, ligt
de konklusie voor de hand dat wat ginds
mogelijk, hoewel bezwaarlijk is, hier
naar alle waarschijnlijkheid wel utopie
zal blijven.
De Nederlandsche afdeeling bestaat
dan ook in hoofdzaak uit kleine particu
liere landhuizen en gelijksoortige bouw
werken, voorts bevat zij enkele tuinmans
woningen, optrekjes en dergelijke, die nog
het meest in het kader der expositie
vallen. Daarbij konden nog gevoegd
worden enkele specimen van arbeiders
woningen en kolonies daarvan, als het
Delftsche Agnptapark en hetSnouckvan
Loosenpark te Enkhuizen, stichtingen wel
iswaar van minder artistieke beteekenis
dan vele verwante buitenlandsche.
Beweegt deze Nederlandsche af leeling
zich nu ook al misschien eenigszins ter
zijde van het engere terrein der tuinstad,
zij doet toch in vergelijking uitkomen
dat onze burgerlijke architecteur in het
H. Reus, architect.
algemeen eigenschappen bezit, die vooral
wat den woningbouw betreft, zeker niet
onder doen voor de buitenlandsche, en met
name de Engelsche waarop veler oog nog
zoo bij voorkeur gevestigd is en blijft.
Moge deze tentoonstelling er iets toe
bijdragen dat in ruimeren kring dia
eigenschappen steeds meer waardeering
vinden en ons publiek meer rondom zich
ziet en minder in bladen als The Studio
of Deutsche Kunst und Dekomtion bladert.
Het is voor eene natuurlijke ontwik
keling der architektuur, van het kunst
begrip in het algemeen, onverdeeld toe
te juichen dat ook in verband met de
economische en sociale ideeën welke in
deze dagen zoozeer het oor en de aan
dacht plegen te hebben, het gevoel voor
kunst, bouwkunst en woningkunst meer
in het bijzonder, op den voorgrond der
algemeene belangstelling wordt gebracht.
De weg van overtuiging door het voor
beeld is wel de beste en het is voorna
melijk wijl de tuinstad-tentoonstelling
zoovele van dergelijke voorbeelden te
zien geeft, dat ik haar in den aanhef als
belangrijk durfde voorstellen.
J. H. W. LELIMAN,
Architekt.
Amsterdam, 3 Dec. 1908.
Woning van een Inlandsen ambtenaar in Midden-Java.
Paalwoningen |aan het Matauna-rreer (Celebes).
J. M. J. Catenius-van der Meijden, wel
bekend uit haar kookboeken. In Indiëzelf
zal dit boek in een oogenblik uitverkocht
zijn. Men zal daar den waardevollen inhoud
weten te apprecieeren. Maar ook en
vooral! Hollandsche dames, die naar
Indiëgaat, lést dit verbijsterend volledige
boek!. L'iest het en bestudeert het vóór
gij uwe toebereidselen tot de groote reis
maakt. Laat u door deze terzake kundige,
prettige raadgeefstar den weg wijzen in
het labyrinth van vragen, die zieti elk
oogenblik aan u zullen opdoen. Ik verzeker
u : deze schrijfster
kriit den weg ! En
als ge 't boek gele
zen hebt, zult ge
weten dat zij een
hart van goud heeft.
Een dubbele reden
om u in vol ver
trouwen aan haar
ON er te geven.
Een beschrijving
van dit boek te ge
ven ? Een over/icht
van den inhoud?
Dat kan il< niet.
Dat kan niemand.
J)ie inhoud is zóó
rijk, zóó uitgebreid
on op elk stuk weer
yóó verdeeld in
onderdeelen, dat er
yeeri beginnen aan
zou zijn.
Mevrouw Catenius
liadde kunnen doen
wat liet
Waarenhaus Wertheim" te
Berlijn doet: Dui
zend guldon uitlo
ven aan hem, die
iets vraagt wat er
niet voonadig is
(niet in dit boek behandeld wordt); men
zou door in 't oneindige te gaan raden
geen bosje iiinang kunnen verdienen. Maar
zoo onbescheiden is de schrijfster niet. Op
de laatste bladzij van haar boek ia zij
dezelfie eenvoudige huismoeder als op de
eerste bladzij. En het is gek, maar: wat
in lk ander boek van nog weinig» bekende
schrijvers als een pedanterie zou worden
opsrenomen het opnemen van een portret
voorin! doet" het hem hier al dadelijk.
Men behoeft het eenvoudige, knappe gelaat
maar aan te zien om te weten dat men
een flinke vrouw voor zich ziet, in wier
oogen ein Herz" ligt. liet is alsof die
oogen den lezer toelachen: Hier ben ik.
ik wou wel even met u pralen, want ik
heb u wat te zeggen''.
En dan steekt ze van wal!
Asjeblieft!!
Over kleeren.
Over luchtverversching.
Over de ziel van een inlander.
Over geborduurde pantoffels.
Over huwelijksgeluk.
Over Japansche matten.
()ver recepties
Over de indeeling van een goedamj.
Over tafeldekken.
Over spaarzaamheid.
Over moderne bouworde.
Over salirissen van bedienden.
<) ver jaloezie.
Over de uren, waarop inen zich baadt.
()ver geitenvleesch.
Over het muntstelsel.
()ver dansavonden.
Over bloemengieters.
Over rouwkleeren ikrip of zwarte zijde).
Over koorts-thermometers.
Over het begrip diefstal.
Over Indische kippen.
Over schoonmoeders.
Lieve lezeres, spaar mij, ze heeft
het overal overl /e zou duizend gulden