Historisch Archief 1877-1940
D K A M S T E H 1) A M M E II W K E K B L A D V O O II NEDERLAND.
1643
dan leeszaal". Mits in de kroeg de absinth
niet verkrijgbaar zjj vanwege de openbare
zedelijkheid, waartegen nu ook geene gelde
lijke bezwaren bestaan.
Het tot stand brengen van de symbiose
tusschen persoonlijk genot en maatschap
pelijk belang is een uiterst gevoelig werk,
"dat de sterke krachten vraagt en de fijnste
vlijt van de beste geesten. Maar is dit
fijne tot stand brengen niet loonender en
beter dan het brutelijk rooven en verbieden
links en rechts, dat eene meerderheid doet ?
En laten wij onze persoonlijkheid be
garen, onze hooge vrijheid.
Waarlijk: men zou er in dezen tijd toe
kunnen komen propaganda te maken voor
ondeugende neigingen, waar het gevaar
dreigt van eene volksmisvorming ia een
dwangbuis van officieele deugd.
* *
*
Nadat ik bovenstaand artikel geschreven
had, bracht het Nederlandsch tijdschrift
voor Geneeskunde van 21 November 1908
het volgende bericht uit the Lancet
over'genomen:
PARIJS. ABSINTH. De -parlementsleden
'REINACH en Buissos hebben voorgesteld,
met ingang van l Januari 1909 te verbieden
de bereiding en den verkoop t'attj absinth in
Frankrijk, Algeriëen de koloniën. Onver
minderd de straffen, gesteld op overtreding,
wordt voorgesteld, dat iedere drankwinkel,
waar absinth wordt aangetroffen, den eersten
keer voor drie maanden, den tweeden keer
voor altijd zal worden gesloten."
Tegenover deze ea dergelijke,
binnenen buitenlandsche k waad willigheden eener
brave meerderheid wenschen wij een tweetal
citaten te stellen.
Ten eerste van prof. mr. D. P. D.
Fabius... dwingt men eenvoudig den een
Ie leven' zooals de ander dit begeert te
"doen ; in .het andere geval gaat men
een'voudig over tot de regeling; van der menschen
particuliere leefwijze. Echter behoort noch
'het een noch het ander bij gemeentelijke
?verordening en evenmin bij eene wet te
te geschieden" (Antwoord van prof. F. aan
'de Vereeniging voor vervroegde Winkel
sluiting).
. Ten tweede: van prof. mr. G. A. van
Hamel: Maar nergends meer dan waar
hij het veroorzaken van gevaar op een
dier vele wijzen verbieden wil, is den wet
gever zelfbeperking als egrste plicht te
stellen. Een leven, waaruit alle gevaar
vermeden werd, ware zelf het grootste
ge'vaar' (?Inleiding tot de studie van het
Nederlandsche Strafrecht").
JACOB ISRAËL DE HAAK
cciafó
Een stedemlag,
Er doen zich in onzen tijd in de groote
steden meier en meer vraagstukken voor,
van zoo belangrijke sociale beteekenis voor
de bevolking, dat zij soms die eener landelijke
?wet evenaren.
- Om maar iets ie noemen: het vraagstuk
der werkeloozen-verzekering, dat
betreffendedearbeidswoningen, dat der Gemeente
belastingen inclusief kinderaf trek, dat be
treffende de hygiënische maatregelen bij
de verzorging van zuigelingen, dat betref
fende de arbeidsbeurzen en dat der armen
zorg, zij zija alle geheel of gedeeltelijk ter
oplossing, of ter uitvoering van rijkswetten,
aan de Gemeenten opgedragen. Met deze
vraagstukken voor oogen, die niet uitgeput"
z\jn, maar welke voortdurend in nieuwen
vorm terugkeeren, zal het wel door iedereen
erkend worden, dat de stadsbesturen door
verordeningen en instellingen zeer diep in
grijpen in het sociale leven van onze dagen.
Maar wat even duidelijk moet zijn voor
iedereen, is dit: er is geen eenheid! Er is
geen overleg, geen samenwerking, geen
poging zelfs om ia die vraagstukken die
volstrekt geen plaatselijk, maar een veel
meer algemeen sociaal belang inhouden, tot
nheid en tot overleg te komen
.Het was in 1905, dat in Duitschland voor
het eerst de stedendag" gehouden werd.
Geboren uit de behoefte aan meer onder
linge voorlichting op gemeentelijk gebied,
aan het uitwisselen van materiaal, aan be
spreking van vraagstukken die zich aan de
Gemeenten opdringen, maar die haar.nog
vreemd zijn, is deze eigenaardige instelling
inderdaad een groot succes gebleken, en
heeft thans te München dezer dagen de
tweede stedendag" plaats gehad.
Er werd gesproken voornamelijk over
twee onderwerpen, nl. over de gemeentelijke
crediet-behoefte, en de middelen tot
bevreVAN TWEE HEILIGEN
DOOR
JOHANNA DIEPENHORST.
Van verwachting klopt ons 't hart,
Wie de koek krygt, wie de gard.
Wij hebben het allen gezongen lang vóór
het heerlijk avondje van St. Niklaas" aan
gebroken was, en op het avondje zelf galmden
wij het uit met stemmen, die papa en mama
om wat rust deden bidden. Terwijl wij deze
bede verhoorden door te neuriën, om een
oogenbiik later weer hetzelfde of nog grooter
lawaai te maken, schoven wij onzen schoen
onder den schoorsteen, of zetten dien er voor,
ons richtend naar de verwarming. Werd deze
door een kachel geleverd dan kwam de schoen
onder, was dit een haard, dan kwam de schoen
voor den schoorsteen te staan.
Waar de schoen ook stond, ds gullen Sint
was het altijd goed en hy wist dien alty'd
wel te vinden, zelfs al had men dien, wanneer
men op gebak rekenen kon, als voorbehoed
middel tegen een enoepachtigen kater op den
schoorsteenmantel geset. Zoo groot was de
gemakzucht van den goeden heilige niet, dat
hy zich niet even door den schoorsteen
nederliet, als de holle leegte van den schoen hem
daaronder niet aangaapt.
Hij kende de goede voorzorgen der jeugd,
tegen dat op snoepen beluste gedierte, reeds
van het heerlijke avondje" uit oude tijden.
Grootvader en grootmoeder halden, toen zij
nog in kinderschoenen gingen, precies dezelfde
groote voorzorgen genomen en de stokoude
oom van mama, die zoo kindach is, dat da
diging; waarover dr. "Woll uit Frankfort
a. M. een rede hield, die o. m. betoogde dat
uitsluitend geleend mocht worden voor die
werken, die ook voor de toekomst blijvende
waarde hebben, en besprak daarbij de grond
waarde-stijging. En in de tweede plaats
sprak dr. Kutzer, burgemeester van Fürth,
over de centralisatie van het gemeentelijk
crediet:wezen.
Ik ga hier op de behandeling dier onder
werpen, die geheel gebazeerd zijn op bijzon
dere Duitsche toestanden, niet nader in.
Slechts wenschte ik de aandacht te vragen
voor deze instelling zelf.
Twee jaar is het «eleden, dat ik naar
aanleiding van den eersten stedendag" in dit
"Weekblad de vraas behandelde, of zulk een
instelling ook voor ons land niet allo raison
zou hebben. En zooals ik destijds die vraag
bevestigend beantwoordde, zoo doe ik het
thans nogmaals.
Met tweeërlei doel.
In de eerste plaats, opdat bij zulke bij
eenkomsten de vraagstukken als ik daar
straks reeds aanvoerde, door deskundige
mannen op gemeentelijk terrein zouden
kunnen worden besproken. Meermalen wordt
de behoefte daaraan zeer gevoeld.
Daar ligt vóór ons het rapport van de
Staatscommissie voor de
gemeente-financiën. Belangwekkende beschouwingen daar
over zijn reeds geleverd, en brochures
verschenen. Maar de «roote meerderheid
der raadsleden, en vooral het groote publiek,
volgt dit niet. Van hoeveel waarde zou het
zijn, wanneer door een deskundige daarover
een inleiding werd gehouden op eene bij
eenkomst.
Daar werd dezer dagen door het Haagsche
gemeentebestuur geprae-adviseerd op een
voorstel van een der raadsleden, om eene
commissie voor sociale aangelegenheden in
te stellen. Het prae-advies luidt afwijzend.
Ook in andere groote stedea (behalve
Amsterdam, waar zulk eene commissie reeds
bestaat) is deze kwestie actueel. Van hoe
veel gewicht zou het zijn, iüdien op zulk
eene bijeenkomst de bedoeling van zulk
eene Oommissie of van een Bureau voor
dat doel nader werd uiteengezet, en door
een vertegenwoordiger van Amsterdam
medegedeeld kon worden, op welke wijze
en met welke resultaten do commissie voor
sociale aangelegenheden en het Bureau voor
de gemeentelijke statistiek werken ..
Zeker, de behandeling dezer aangelegen
heden zal uitsluitend zakelijk en technisch
kunnen zijn, en van bepaalde besluiten kan
wel nimmer sprake zijn. Doch ook zonder
dat, kunnen zulke besprekingen veel licht
geven en zeer waardevol zijn'
Maar er is nog iets anders.
Er is ook behoefte aan een ljiire.au voor
dit doel. Ken Bureau, waar omtrent alle
gemeentelijke sociale aangelegenheden ge
gevens verzameld en verwerkt worden, en
waarover gemeentebesturen en gemeente
raden voortdurend kunnen beschikken.
Alweer: uitsluitend technisch, zonder
eeuigerlei tendenz, maar niettegenstaande dat,
toch van groote waarde! Want de
principieele strijd in de gemeenteraden zal noch
door een commissie, noch door ecu bureau
kunnen wjrden opgeheven of verminderd.
Thans zijn de gegevens omtrekt al do
vraagstukken van socialen aard her en der
verspreid, in het Maandschrift", in tijd
schriftartikelen, in bijzondere rapportjes en
verslagen. En het is soms ontzettend moei
lijk voor gemeentebesturen, en meer nog
voor raadsleden, op dat gebie J het materiaal
in handen te krijgen wat zvj zoo noodig
hebben.
Hoe gemakkelijk zou het vallen, indien
de steden (b.v. boven 25,000 inwoners) in
dit opzicht de handen ineen sloegen", om
deze beeldspraak hier te gebruiken, en een
bureau stichtten, waar alle materiaal ver
zameld, gerangschikt en verwerkt werd.
S.
Inziet in de Hoofdstad,
Rachmaninoff, een der jongeren onder de
Russische componisten, was in de afgeloopen
week de gast van het Concertgebouw. Met
z^jn piano-concert opus 18 en een paar zijner
Préluden" debuteerde hy ten onzent.
In een somber, droefgeestig waas is de
aanvang van zijn concert gehuld. Ernstige
gedachten misschien gevoed door de
poëzie van < en St. Xicolaasavondje hem even
vreemd geworden is als de Soubrette uit den
tingeltangel, die vroeger zijn beste vriendin
was, smokkelde, toen hij nog aanspraak kon
maken op het predicaat, .,echte Hollandsche
jongen n la Hildebrandt" de kat binnen en
bond dien aan den poot van zijn ledikant.
Zeer overdreven voorzorgsmaatregel, welke
waarschijnlijk een gevolg was van Sint
Xicolaas-opgewondenheid. want voor
zenuwachtigheid waren toen de tijden nog niet modern
genoeg.
De Cypersche weerde zich tegen deze
beleediging zijner eere met een akelig en veel
vuldig miauwen en daarom overtrad de nu
katten hatende oude heer het gebod zijner
moeder eenig huisdier in het bed te ueinerr'
en stopte hij den tijger met vrijlating van
zijnen kop onder de dekens, waar deze
gevanb.eef, zoolang de slaap zijn kiemen beul geen
parten speelde.
Zooals de ouden zocgen, piepen de jongen.
St. Nicolaas vindt de kinderen van tegen
woordig gelijk aan de kinderen van vroeger
en hij is het volstrekt niet met papa en
mama eena, dat de jeugd in hun tijd zooveel
beter was; hij ziet daarin slechts eene zelf
verheerlijking. In eene familie waar alle
volwassenen zoo aan die ziekte leden, dat
zelfs knecht en dienstmeisjes van zelfver
heerlijking geïnfecteerd waren, legde hij op
een zijner kroonjaren een groot wit papier
neder, waarop met groote dolle, zwarte letters
Alleen voor de volwassenen" te lezen stond.
Ónder het papier vond men in wirwar vijftien
gemeen-roode suikerpopjes, die elk n letter
in de hand hielden. Het vriendelijk verzoek,
uit deza vijftien een zeer bekend spreek
woord te vormen, dat men tegen
grootsprekerij, eigenliefde eu praal'aalzerij be
dacht had, lokte ieder familielid boven de
twintig.
Toen niemand der groote" familie dezen
suikerigen rebus tot eea geschikte oplossing
brengen kon, riep men de kleine" familie
te hulp. Deze zocht en dacht, dacht en zocht,
schoof de letters te samen, gooide ze weer
door elkander en began opnieuw te zoeken.
Juist'toen Sophie, denkensnioede, deoploasing
aan haar broertje tvilde overlaten, zette een
fatterige neef, die een zeldzaam
volhardingsvermogen getoond had in zake oplossing
van zoeten rebus, zijn gdëmiteerd gouden
kniipeitje op, om zyn gebrek aan intressante
verschijning te gennet te komen en ri^p met
verontwaard'ging : In mijn tijd zou elk kiud
zoo'n kleinigheid dadelijk gevonden hebben.''
Zulk eene beleediging van een dandy, die
zelf tot geen resultaat gekomen was, scheen
der kinderziel te veel en met een zich inten
sief indenken der woorden nam en tijen
vloog plotseling gedachteloos TUW hij stinkt
jou eigen roem" uit den kindermond den
fat tegen den kop.
Het kind schrok zelf het meest van hare
driestheid.
Oogenblikkeïijk werd der geheele familie
van zulke onwaardige woorden koud gedaan,
maar gelukkig praatte men zoolang over de
straf voor een dergelijke gemeene uitdrukking,
dat de schrandere" tijd had om hare ge
dachten te verzamelen, en tot de conclusie
kwam, dat toch het spreekwoord eigen roem
stinkt,'' bedoeld was. Gelukkig kwam dit
ook te voorschijn uit den briefomslag die des
rebus oplossing bevatte, anders had het
haar zeker gegaan a's Galilci, en had zij
hare scherpzinnigheid moeten boeten,
terwille van a nietswaardige. Xu viel haar
Nt.Xicolaas' naam in chocoladeletters ten deei,
die naast de suikerpotjes als e&n gewichtig
omvangrijk pakje op de gelukkige rrij^winster
lag te wachten.
Zoo'ii poode widt S:. Xicoïiuis in vn/ager
grootsche, maar melancolieke natuur van
zijn land met zijn eindelooze steppen
beheerschen trouwens het geheele stuk. In
hooge mate boeiend, maar met wel wat te
weinig verdeeling vaa Jicht en schaduw,
trekt het concert aan het oor voorbij. Men
krijgt sympathie voor den kunstenaar, die
zonder uiterlijk vertoon, zich geeft zooals
hij ig; Men waardeert zijn zelfstandigheid,
die ons niet op uitgetreden paden voert en
men volgt hem met belangstelling; men tracht
in den veeltijds wel wat dikka instrumentatie
den draad zijner gedachten te volgen en als
dan het concert voorbij is, dan beeeft men
met een waar artist kennis gemaakt te
hebben.
Toch hoeft mij zijn werk geen ontroering
geschonken; meegesleept ben ik er niet door.
Ik geloof ook niet dat het een concert is
dat zich een blijvende plaats in de
muzieklitteratuur zal veroveren; daarvoor is het
niet genoeg formvoliendet" en ook daar
voor mist het 't universeele karakter dat een
dergelijke compositie moet eigen zijn.
't Klavierspel van'-Rachmaninoff is even
eenvoudig en solied als het optreden van
den kunstenaar als componist. Afkeerig van
virtuoze a-manieren, heeft de pianist toch wel
een flinke techniek, welke by hem echter
bijzaak is.
Met veel warmte werd de jonge Russische
meester toegejuicht en dankbaar drukte hij
den heer Mengelberg de hand voor de inder
daad voortreffelijke wijze, waarop deze de
moeilijke, maar interessante
orchestbegeleiding heeft geïnterpreteerd.
ian dit concert vooraf ging de
symphonique pathétique" van Tschaikjwsky. Men
weet het dat de heer Mengelberg veel voelt
voor dit werk. Met voorliefde wordt het door
hem gedirigeerd en hij verzuimt niet de tal
rijke gevoelsnuancen die er in voorkomen te
onderstrepen.
Ik had in lang niet deze symphonie ge
hoord; het b'.eek echter dat mijn indrukken
van vroeger niet gewijzigd behoefden te wor
den. Hoogstens kwamen mij de
zinnelijkweeke plaatsen in I en IV, beiden inD-dur,
nog iets banaler voor dan vroeger.
Het meest troüen mij thans weder het
ia prachtig, duister coloriet gehouden begin,
het gedeelte ontnidde ijk vóór de herhaling
van het tweede thema in B gr. terts, Ie
geheeie tweede Satz met zijn oaged-vongen
volgehouden, elegante ?"'/, maat; ni^t min
der het Allegro molto vivace" (Hl) met
zijn effectvolle instrumentatie en ten slotte
de aaQ/ang van het Finale". Ziet, daar
ontmoet men schoonheden van den eersten
rang; des te opvallender is het naast deze
momenten, eenigszins gestoord te worden
door mslodifë:', zooals de strak j vermeide,
die door hun karakter en trivialiteit heelernaal
uit het kaler eener symphonie vallen.
Mdt het Meistersinger"-voorspel van
\Vaguer werd dit concert besloten. Mogömen
slechts ouder eenig voorbehoud de van de
?traditie ietwat afwijkende tempi des heeren
Mengelberg accepteeren, zeker kan men vo Ie
be-vonderiug koesteren voor de schitterende
wijze, waarop het orchest dit heerlijk
tboiigedicht weergaf.
Hoe lang zal het wel geleden zijn dat
Messcbaert der kübne S;iager, der ach.' so
lang in unsrer Mitle fehlt" hier een
liederenavond gegeven heeft?
Maar 11. M.iaudag hebben wij ons er van
kunnen overtuigen dat hij nog in het volle
bezit is van zijn heerlijke stem en dat hij zijn
week, buigzaam orgaan nog juist als vroeger
weet te plooien naar iedere nuance welke
hem door zijn buitengewoon
voordrachtslalent wordt gedicteerd.
Messchaert begon met drie liederen van
Heine, door Lange-MüUer zeer expressief en
eenvoudig gecomponeerd. Maar wat maakt
Messchaert bier niet van! Hoort men niet
nog het diep-sonore Uralte Xacht" weer
klinken? Zingt het niet steeds nog in ons
na, het diep weemoedige Der zimmert mir
eineu Totensarg?'. Dan volgden drie liederen
van Grieg, Zur Eosenzeit," Lauf der Welt"
en Der Jitger." Het ia hier waarlijk moeilijk
aan n dezer drie een voorkeur te geven; het
zijn in zich afgesloten kunstwerkjss van groote
volkomenheid.
Toch zal men de muze van Brabms nog
hooger stellen. Echte parelen van de zuiverste
lyriek waren het die Messchaert ons bood:
Wie Melodien, Klage, Auf dem Kirchhofe,
Wir Wandelten" en Stündchen". Auf dem
Kirchhofe" vooral maakte een diepen in
druk. Maar iedereen die weet hoe goed
Messchaert de intonatie voor den humor weet
te treilen, zal begrijpen hoe het laatste lied
insloeg.
Met een zestal der Schlichte Weisen" van
Max Reger bood Messchaert ons wat nieuws.
Zoo ganz schlicht" zijn de wijzen nu wel niet,
maar voor Reger toch eigenlijk weer wel.
Wat echter zeer te waardeeren valt dat is
de gemoedelijke, tot het hart sprekende toon,
die in alle liederen viel op te merken; in
dat opzicht zijn zij wel achlicht." Edele
melodiek vindt men in Waldeinsamkeit" en
geestige tonentaal in Schmeichelkiitzchen"
en Mein Schützlein ist ein gar kiJstlich Ding".
Behoeft het nog geaegd hoe Messchaert den
ganscheninhoul dezer liederen erschOpfte"?
Maar in e'n adem met den zanger moet
Röntgen genoemd worden. Ook hij gaf in
zijn pianobegeleidingen poëzie te genieten.
Röntgeu interpreteerde op de piano, niet
alleen iedere gedachte van den componist,
maar ook ieder woord van den dichter,
gelijk het de ?anger deed met de stem.
Het iaats.te lic:i van Reger was inder
daad een kosielijk; staaltje van samen
werken van de twe3 kunstenaars, die hier
steeds zoo broederlijk vereend, optreden.
Bovendien deed Röntgen ons nog genieten
van (rrieg's Suite Aus Holbergs Zeit" en van
zijn eigen opus 4 Aus dtr Jugendzeit," een
cyclus van zes allerliefste klavierstukjes, die
wij gaarne wederom eens hoorder.
Het was een kostelijke avond. Maar nu
niet meer zoo lang wegblijven! Spoedig
terugkeeren l
ANT. AVEKKAMP.
Mdeleereclie Mnstrie.
N. W. PosTiic.Mr*, !>!> ijfxrhifiilenis van
de Ijt'ulscliK lukenindiistrie. I. De
middeli'enu-en, VGravenhage, Martinus
Nijhoff, 1908, XVI en 452 met 12
Bijlagen, roy. 8".
Den Oden Juli dezes j aars verwierf de
heer N. W. Posthumus den graad van doctor
in de rechtswetenschap (op stellingen) en
een uur later dien van doctor in de staats
wetenschap (na de verdediging in het open
baar van hot proef'schrifr, waarvan ik den
titel hierboven afschreef') aan de Universiteit
van Amsterdam. In het openbaar en
inderdaad hij mag met dit werk voor het
voetlicht komen. Menig geschoold historicus
zou zich voor het boek niet behoeven te
schamen. Eano boaordeelinj; ervan zal de
lezer ia dit artikel niet vinden : te ver liggen
mijne historische studiën van die, waarmede
dr. Posthumus zoo bij/.onder gelukkig
debuteerde. Maar aangenaam '/.al het mij
zijn iets tövertetien uit het boek, waarvoor
ik den schrijver menigen middag heb zien
arbeiden op het Laidsch archief, als hij
onverJruten en vaardig bezi» was zich in
te werken in de stedelijke en in de
draperiekeurboeken, in de vroedschaps-
aflezingcorrectie- /.oen- kenning- crimineele
clachten geroL'htsdagboekeu, in al die ongedrukte
folianten, rijkelijk op het Leidsch archief
bewaard, die den breeden onderlaag zijner
studiën vormden en waaruit hij zijne kennis
heeft grflput: bronnenstudie van het beste
allooi. Voeg daarbij grondige belezenheid
in de literatuur van het onderwerp, eene
voor een leek zeker opmerkelijke kennis
van de techniek van de laken bereiding
voorheen en thans en ik heb genoeg
gezegd om bij wie het boek zouden willen
opslaan het vertrouwen te wekken, dat zij
met den auteur niet over ócn nacht ijs gaan.
Er liegen balken onder.
De geschiedenis der Xederlandsche in
dustrie heeft een dubbel wetenschappelijk
belang. Vooreerst is het de moeite waard
haar in hare historie te kennen om haar
zelve, de groei en de ontwikkeling van
allerlei handwerk, hoe het werd gedreven,
vooral door wie, want wij kornen er door
in aanraking niet met machines, maar mot
levende menschen, patroon en arbeiders en
hoe hunne verhouding was. In de tweede
plaats hebben handel en bedrijf, rijkdom en
armoe Ie, tijden van voorspoed of van terug
gang, de oeconomische toestanden en ver
houdingen invloed geoefend op staatkunde,
kunst en godsdienst, op de volksontwikkeling
in haar geheel. De geschiedenis van onzen
opstand tegen Spanje blijft zonder kennis
van de oeconomische en sociale toestanden
zeer onvolledig en ook de historie van de
groote kerkhervorming heeft met dezelfde
motieven rekening te houden, al is het sterke
overdrijving den afval van een deel der
Hollandsche natie van de katholieke kerk alleen
uit sociale misstanden te willen verklaren.
Dr. Posthumus, in dit eerste deel, be
schrijft ons de Leidsche lakenindustrie om
haar zelve. Hoofdstuk l is gewijd aan een
overzicht van de ontwikkeling der
wolnijverheid in Noord-Nederland tot het einde
der veertiende eeuw. Hoofdstuk II be
schrijft het technisch proces, d. w. z.
de gansche, lange bewerking, die het
product ondergaat, van de ruwe schaap
vacht tot het gevouwen stuk laken, zoo
als het voor den handel gereed ligt. De
jaren in zijn avondje te leggen, en zelf
genoot hij de grootste vreugde van zijne.
zendingen, die een dubbele werd, als hij
persoonlijk tegenwoordig kon zijn bij de
oplossing van een door hem verzonnen
toepasselijken rebus of c'jarade.
Hef is S t. Xicolaas niettegenstaande zijne
hooge jaren nooit te vee!, blijdschap oni zich
heeu te verspreiden ; bij schijnt alom tegen
woordig en schijnt in elk huis zijne
kabouterfjes te hebben, die hem, geregeld elk jaar
het werk licht maken. Toch betreurt hij de
moeieüjkhedeu, die zich in de laattte jaren
hebhen voorgedaan. De centrale verwarming
heeft de schoorsteenpoëzie doen verminderen
en <ie schoen, die bij eiken voe'stap onder
vindt, dat hij op aarde geen blijvende plaats
heeft, ondervindt nu ook, dat hier beueden
niets ?.oo bestendig is, als de onbestendig
heid; hij klaagt, dat de philosufie hem tegen
woordig tot in de zolen gedrongen is, doch
de dikwijls waardevolle vulling op dien neu
avond bij de tegenwoordige feesten van den
Sint, totaal achterwege biijft.
Het geheele heerlijk avondje van Sinter
klaas" heeft door de moderne verwarming
aan. Romantiek en Poëzie ingeboet. Waar
geen schoorsteen is, klinkt gewoonlijk geen
lied; de schoen verhuist van den eenen
karnerhoek naar den ander, en het uitzetten
vandien blijft achterwege.
Maar de goede bisschop wijt dit den
kinderen niet en de met al liet oude brekende,
en niet meer met poëzie dwepende, vooruit
strevende tijd, hoeft hem zijne goed-j gevoelens
voor de kleine meuschen niet kunnen ont
nemen en hem tot afschaffing der viering j
viiti ZyH avondje kunnen bewegen. j
?V<;ar Sr. .Vicolaas niet van het <lak door ;
Let ;;c!i!:orsu;eiagat naar beutdeii zien kan, j
en vraar Je -ic^oorstecnnüiutei ontbreekt, j
daar komt hij het minst gaarne, en daarom
schrijver had hier zijn eigen weg te banen,
want niemand vóór hem, ook niet in de
late middeleeuwen zelve, had anders dan
zeer oppervlakkig die techniek behandeld.
Hij put voornamelijk uit de Leidsche
draperie-keurboeken, weike zoowel administra
tieve voorschriften zijn als handboeken,
waaruit de fabrikant leert hoe hij te werk
moet gaan. En ziehier dan, overvloedig en
scherpzinnig gedocumenteerd, met herhaalde
verwijzing naar hedendaagsche techniek,
een relaas, dat begint bij den dn?, dat de
vellen of de wol worden ingevoerd en ons
voorts het wasschen, het ploten en verven
(met eene grondige en
bewonderingswaardigo behandeling van de kleuren en
verfstoffen); het kammen en kaarden; het
spinnen, haspelen en spoelen, het weven
en vollen (het zwaarste werk) beschrijft;
het rekken en havenen, het uutreden (wat
tegenwoordig, zegt dr. P. OLS, het werk is
van den appréteur") het vouwen, glansen
en stoomen, waarna het laken wordt ver
pakt, van een omslag voorzien eu ten ver
koop gereed ligt. De bewerking door den
droogscheerder komt voor rekening van den
kooper. Eece bewerking, die een 20 ;i 30
fazen doorloopt, met ver doorgevoerde
arbeidsspecialisatie gepaard gaat en ouder
het scherpste en tot in kleinigheden door
gevoerde overheidstoezicht staat voor
waar wij begrijpen, dat de Leidsche draperie
in de noordelijke gewesten de eerste onder
hare zusters was... totdat de lüe eeuw
het verval bracht. Het gansche hoofdstuk
is naar zijne uitkomsten en als methode
van onderzoek een eeresaluut waard.
Doch meer dan de dingen boezemen ons
do menschen belang in hoe zij arbeidden,
welk loon zij verdienden, wat de verhouding
was tusscheu werkgever en werknemer. Hier
licht hoofdstuk V ons in (blz. 2Ö-3G2),
door den schrijver betiteld als sociale ver
houdingen." Sinds de tweede helft der veer
tiende eeuw heerscht in Leiden een systeem,
met de benaming waarvan de N. K. O. van
l(i Juli j.l. -o Blad A zich niet kon
vereenigen, doch dat hierop neerkomt dat de
drapenier (de moderne kapitalist") optreedt
als leider, werkgever en koopman en dat
voor hem werken, ieder in of achter eigen
huis, kamster, spinster en wiedster, wever,
volder en verver, waarbij de arbeid niet
binnen de stadsmuren besloten blijff, maar
waarbij de plattelandsbevolking, uren in
den omtrek, in dienst staat van de Leidsche
industrie. Dit hoofdstuk stelt den lezer in
staat eene middeleeuwsche arbeidersbevol
king als op het leven een hard en meest
vreu<4'deloos leven te betrappen. Ik kan
uit den overvloed slechts aanstipppen. Of
schoon nachtarbeid als regel verboden is,
beginnen de vollers... 's nachts ten twee
uur ! (bl. 281). Bedenkt, dat zij in de volkom,
naakt, uren lang het laken met de voeten
kneien, uittrappen moesten, een zware
arbeid, voor laag loon, waardoor juist de
vollers het roerigst element vormden (blz. 31,
343). In sommige deeleu der industrie wordt
het werk uitsluitend door vrouwen, ook
gehuwde, verricht en wederom meest als
huisarbeid, zooals door de plootsters, de
spinsters, de wiedsters, waarbij deze groepen
van arbeidsters, die op den rand van het
pauperisme stonden" (blz. 287) nog de scherpe
concurrentie van de kloosters hadden te
ondergaan. Laat ik er aanstonds bijvoegen,
dat het ook de kerk was, die door haar
ijveren voor de viering van Zon- en
heilige dagen den arbeiders rustdagen ver
schafte, al genoten zij er niet allen ge
lijkelijk van. Van kinderarbeid is in de
15de eeuw nog geen sprake; op het einde
der 16de werken honderden kinderen in alle
takken der textielindustrie (blz. 301.) Zeer
duidelijk schildert dr. P. ons eerst den
drapenier-werkgever,dan den meester-wever,
den meester-voller en den meester-verver,
die soms eenig vermogen heeft (gemiddeld
resp. 84, 80« en 1126 £ (blz. 305, 333 en
352)) eindelijk de knechts niet iets of alleen
hun arbeidskracht. Maar langzamerhand
wordt, door de teruggang der nering, het
verschil tusschen meester en gezel al ge
ringer en beiden van den werkgever al af
hankelijker, een overmacht zoo groot, dat
zelfs de overheid de ongunstige
loonsbepalingen niet weren kon, noch geheel
paal en perk stellen aan het betalen niet
met geld, maar met etenswaren, eene
middeleeuwsche gedwongen winkelnering". Als
tegen weer tegen al deze misstanden her
haaldelijk werkstakingen of het maken
van een uutganc": gezamenlijk verlaten
de arbeiders de stad, trekken naar den
Haag, Gouda en onderhandelen van daar
uit met drapeniers of regeering. Zoo in
1372, 1391, 1435, 1443, 1478 en soms met
sucoès, werkstakingen met onderkruipers
(blz. 336) en stakingsliederen (?dat liedekijn
imiiiiimiMiiiiiHiiiimitiHiiimiiiiimiimmiHiiiiiiMHiimiiiiiiiiii
bezoekt hij persoonlijk nimmer de kinderen
in Duitschland.
Zuid-Duitschland komt in 't geheel niet in
aanmerking, doch in Rijnland houdt hij nog
eene uitdeeüng van suikerpopjes,
chocoladezaken en Kfiecututius, die echter zoo droog is,
dat iemand, die door goed Holiandsch
Sint-Xico!aasgebak verwend is, stellig gelooft,
dat het spreekwoordelijk geworden droge
zitvlak des ouden bisachops, toch
welsmakelijker Gebockenes zal opleveren. Een andere
Heilige ontfermt zich over de Rijnlacd-che
kinderen; bijzonder de kleinen der kunststad
Duseeldorf bedenkt hij en daarom sluiten
de'.e, onder voogdijschap van vader of moeder,
of zelfstandig zich gaarne aan bij de
optojhten, die de Edrgcricreinen ieder in hun
stadsdeel organiseeren.
Bij het vallen der duisternis stelt de stoet
zich op, en begint zijnen tocht.
Uit het Oosten komt zij nader, die begeerde
duisternis en overschaduwt de straten.
Oe kleinen wachten reed?. Lang voor het
wegsterven van het licht staan zij reeds met
reusachtige lampions voor de huisdeur, telkens
met een noch zu f r'Ah door moeder tegenge
houden. Het schijnt ook niet donker te willen
worden, juist dezen avond niet. Zie rnaar
naar het Westen. Langzaam, zeer langzaam
wordt het licht verdreven, te langzaam voor
de kleinen, die befreesd zijn, dat hun Martins
fakkel niet meer tot in het donker lichten
zal. Zij brandt zoo! En men kan het dat
van ongeduld brandende kleine volk niet aan
het verstand brengen, dat hun fakkel een
verdwaalde, wegstervende zonnestraal gelijkt.
juist daardoor, dat de zonnestralen nog niet
weggestorven zijn.
Eindelijk komt ze toch, die duisternis, door
de kleinen gewoonlijk zoo angstig tegemoet
^emoet gezien, doch nu verwacht als het
zaligste oogenbiik huns levens.