De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 20 december pagina 2

20 december 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

D K A M S T E H 1) A M M E II W K E K B L A D V O O II NEDERLAND. 1643 dan leeszaal". Mits in de kroeg de absinth niet verkrijgbaar zjj vanwege de openbare zedelijkheid, waartegen nu ook geene gelde lijke bezwaren bestaan. Het tot stand brengen van de symbiose tusschen persoonlijk genot en maatschap pelijk belang is een uiterst gevoelig werk, "dat de sterke krachten vraagt en de fijnste vlijt van de beste geesten. Maar is dit fijne tot stand brengen niet loonender en beter dan het brutelijk rooven en verbieden links en rechts, dat eene meerderheid doet ? En laten wij onze persoonlijkheid be garen, onze hooge vrijheid. Waarlijk: men zou er in dezen tijd toe kunnen komen propaganda te maken voor ondeugende neigingen, waar het gevaar dreigt van eene volksmisvorming ia een dwangbuis van officieele deugd. * * * Nadat ik bovenstaand artikel geschreven had, bracht het Nederlandsch tijdschrift voor Geneeskunde van 21 November 1908 het volgende bericht uit the Lancet over'genomen: PARIJS. ABSINTH. De -parlementsleden 'REINACH en Buissos hebben voorgesteld, met ingang van l Januari 1909 te verbieden de bereiding en den verkoop t'attj absinth in Frankrijk, Algeriëen de koloniën. Onver minderd de straffen, gesteld op overtreding, wordt voorgesteld, dat iedere drankwinkel, waar absinth wordt aangetroffen, den eersten keer voor drie maanden, den tweeden keer voor altijd zal worden gesloten." Tegenover deze ea dergelijke, binnenen buitenlandsche k waad willigheden eener brave meerderheid wenschen wij een tweetal citaten te stellen. Ten eerste van prof. mr. D. P. D. Fabius... dwingt men eenvoudig den een Ie leven' zooals de ander dit begeert te "doen ; in .het andere geval gaat men een'voudig over tot de regeling; van der menschen particuliere leefwijze. Echter behoort noch 'het een noch het ander bij gemeentelijke ?verordening en evenmin bij eene wet te te geschieden" (Antwoord van prof. F. aan 'de Vereeniging voor vervroegde Winkel sluiting). . Ten tweede: van prof. mr. G. A. van Hamel: Maar nergends meer dan waar hij het veroorzaken van gevaar op een dier vele wijzen verbieden wil, is den wet gever zelfbeperking als egrste plicht te stellen. Een leven, waaruit alle gevaar vermeden werd, ware zelf het grootste ge'vaar' (?Inleiding tot de studie van het Nederlandsche Strafrecht"). JACOB ISRAËL DE HAAK cciafó Een stedemlag, Er doen zich in onzen tijd in de groote steden meier en meer vraagstukken voor, van zoo belangrijke sociale beteekenis voor de bevolking, dat zij soms die eener landelijke ?wet evenaren. - Om maar iets ie noemen: het vraagstuk der werkeloozen-verzekering, dat betreffendedearbeidswoningen, dat der Gemeente belastingen inclusief kinderaf trek, dat be treffende de hygiënische maatregelen bij de verzorging van zuigelingen, dat betref fende de arbeidsbeurzen en dat der armen zorg, zij zija alle geheel of gedeeltelijk ter oplossing, of ter uitvoering van rijkswetten, aan de Gemeenten opgedragen. Met deze vraagstukken voor oogen, die niet uitgeput" z\jn, maar welke voortdurend in nieuwen vorm terugkeeren, zal het wel door iedereen erkend worden, dat de stadsbesturen door verordeningen en instellingen zeer diep in grijpen in het sociale leven van onze dagen. Maar wat even duidelijk moet zijn voor iedereen, is dit: er is geen eenheid! Er is geen overleg, geen samenwerking, geen poging zelfs om ia die vraagstukken die volstrekt geen plaatselijk, maar een veel meer algemeen sociaal belang inhouden, tot nheid en tot overleg te komen .Het was in 1905, dat in Duitschland voor het eerst de stedendag" gehouden werd. Geboren uit de behoefte aan meer onder linge voorlichting op gemeentelijk gebied, aan het uitwisselen van materiaal, aan be spreking van vraagstukken die zich aan de Gemeenten opdringen, maar die haar.nog vreemd zijn, is deze eigenaardige instelling inderdaad een groot succes gebleken, en heeft thans te München dezer dagen de tweede stedendag" plaats gehad. Er werd gesproken voornamelijk over twee onderwerpen, nl. over de gemeentelijke crediet-behoefte, en de middelen tot bevreVAN TWEE HEILIGEN DOOR JOHANNA DIEPENHORST. Van verwachting klopt ons 't hart, Wie de koek krygt, wie de gard. Wij hebben het allen gezongen lang vóór het heerlijk avondje van St. Niklaas" aan gebroken was, en op het avondje zelf galmden wij het uit met stemmen, die papa en mama om wat rust deden bidden. Terwijl wij deze bede verhoorden door te neuriën, om een oogenbiik later weer hetzelfde of nog grooter lawaai te maken, schoven wij onzen schoen onder den schoorsteen, of zetten dien er voor, ons richtend naar de verwarming. Werd deze door een kachel geleverd dan kwam de schoen onder, was dit een haard, dan kwam de schoen voor den schoorsteen te staan. Waar de schoen ook stond, ds gullen Sint was het altijd goed en hy wist dien alty'd wel te vinden, zelfs al had men dien, wanneer men op gebak rekenen kon, als voorbehoed middel tegen een enoepachtigen kater op den schoorsteenmantel geset. Zoo groot was de gemakzucht van den goeden heilige niet, dat hy zich niet even door den schoorsteen nederliet, als de holle leegte van den schoen hem daaronder niet aangaapt. Hij kende de goede voorzorgen der jeugd, tegen dat op snoepen beluste gedierte, reeds van het heerlijke avondje" uit oude tijden. Grootvader en grootmoeder halden, toen zij nog in kinderschoenen gingen, precies dezelfde groote voorzorgen genomen en de stokoude oom van mama, die zoo kindach is, dat da diging; waarover dr. "Woll uit Frankfort a. M. een rede hield, die o. m. betoogde dat uitsluitend geleend mocht worden voor die werken, die ook voor de toekomst blijvende waarde hebben, en besprak daarbij de grond waarde-stijging. En in de tweede plaats sprak dr. Kutzer, burgemeester van Fürth, over de centralisatie van het gemeentelijk crediet:wezen. Ik ga hier op de behandeling dier onder werpen, die geheel gebazeerd zijn op bijzon dere Duitsche toestanden, niet nader in. Slechts wenschte ik de aandacht te vragen voor deze instelling zelf. Twee jaar is het «eleden, dat ik naar aanleiding van den eersten stedendag" in dit "Weekblad de vraas behandelde, of zulk een instelling ook voor ons land niet allo raison zou hebben. En zooals ik destijds die vraag bevestigend beantwoordde, zoo doe ik het thans nogmaals. Met tweeërlei doel. In de eerste plaats, opdat bij zulke bij eenkomsten de vraagstukken als ik daar straks reeds aanvoerde, door deskundige mannen op gemeentelijk terrein zouden kunnen worden besproken. Meermalen wordt de behoefte daaraan zeer gevoeld. Daar ligt vóór ons het rapport van de Staatscommissie voor de gemeente-financiën. Belangwekkende beschouwingen daar over zijn reeds geleverd, en brochures verschenen. Maar de «roote meerderheid der raadsleden, en vooral het groote publiek, volgt dit niet. Van hoeveel waarde zou het zijn, wanneer door een deskundige daarover een inleiding werd gehouden op eene bij eenkomst. Daar werd dezer dagen door het Haagsche gemeentebestuur geprae-adviseerd op een voorstel van een der raadsleden, om eene commissie voor sociale aangelegenheden in te stellen. Het prae-advies luidt afwijzend. Ook in andere groote stedea (behalve Amsterdam, waar zulk eene commissie reeds bestaat) is deze kwestie actueel. Van hoe veel gewicht zou het zijn, iüdien op zulk eene bijeenkomst de bedoeling van zulk eene Oommissie of van een Bureau voor dat doel nader werd uiteengezet, en door een vertegenwoordiger van Amsterdam medegedeeld kon worden, op welke wijze en met welke resultaten do commissie voor sociale aangelegenheden en het Bureau voor de gemeentelijke statistiek werken .. Zeker, de behandeling dezer aangelegen heden zal uitsluitend zakelijk en technisch kunnen zijn, en van bepaalde besluiten kan wel nimmer sprake zijn. Doch ook zonder dat, kunnen zulke besprekingen veel licht geven en zeer waardevol zijn' Maar er is nog iets anders. Er is ook behoefte aan een ljiire.au voor dit doel. Ken Bureau, waar omtrent alle gemeentelijke sociale aangelegenheden ge gevens verzameld en verwerkt worden, en waarover gemeentebesturen en gemeente raden voortdurend kunnen beschikken. Alweer: uitsluitend technisch, zonder eeuigerlei tendenz, maar niettegenstaande dat, toch van groote waarde! Want de principieele strijd in de gemeenteraden zal noch door een commissie, noch door ecu bureau kunnen wjrden opgeheven of verminderd. Thans zijn de gegevens omtrekt al do vraagstukken van socialen aard her en der verspreid, in het Maandschrift", in tijd schriftartikelen, in bijzondere rapportjes en verslagen. En het is soms ontzettend moei lijk voor gemeentebesturen, en meer nog voor raadsleden, op dat gebie J het materiaal in handen te krijgen wat zvj zoo noodig hebben. Hoe gemakkelijk zou het vallen, indien de steden (b.v. boven 25,000 inwoners) in dit opzicht de handen ineen sloegen", om deze beeldspraak hier te gebruiken, en een bureau stichtten, waar alle materiaal ver zameld, gerangschikt en verwerkt werd. S. Inziet in de Hoofdstad, Rachmaninoff, een der jongeren onder de Russische componisten, was in de afgeloopen week de gast van het Concertgebouw. Met z^jn piano-concert opus 18 en een paar zijner Préluden" debuteerde hy ten onzent. In een somber, droefgeestig waas is de aanvang van zijn concert gehuld. Ernstige gedachten misschien gevoed door de poëzie van < en St. Xicolaasavondje hem even vreemd geworden is als de Soubrette uit den tingeltangel, die vroeger zijn beste vriendin was, smokkelde, toen hij nog aanspraak kon maken op het predicaat, .,echte Hollandsche jongen n la Hildebrandt" de kat binnen en bond dien aan den poot van zijn ledikant. Zeer overdreven voorzorgsmaatregel, welke waarschijnlijk een gevolg was van Sint Xicolaas-opgewondenheid. want voor zenuwachtigheid waren toen de tijden nog niet modern genoeg. De Cypersche weerde zich tegen deze beleediging zijner eere met een akelig en veel vuldig miauwen en daarom overtrad de nu katten hatende oude heer het gebod zijner moeder eenig huisdier in het bed te ueinerr' en stopte hij den tijger met vrijlating van zijnen kop onder de dekens, waar deze gevanb.eef, zoolang de slaap zijn kiemen beul geen parten speelde. Zooals de ouden zocgen, piepen de jongen. St. Nicolaas vindt de kinderen van tegen woordig gelijk aan de kinderen van vroeger en hij is het volstrekt niet met papa en mama eena, dat de jeugd in hun tijd zooveel beter was; hij ziet daarin slechts eene zelf verheerlijking. In eene familie waar alle volwassenen zoo aan die ziekte leden, dat zelfs knecht en dienstmeisjes van zelfver heerlijking geïnfecteerd waren, legde hij op een zijner kroonjaren een groot wit papier neder, waarop met groote dolle, zwarte letters Alleen voor de volwassenen" te lezen stond. Ónder het papier vond men in wirwar vijftien gemeen-roode suikerpopjes, die elk n letter in de hand hielden. Het vriendelijk verzoek, uit deza vijftien een zeer bekend spreek woord te vormen, dat men tegen grootsprekerij, eigenliefde eu praal'aalzerij be dacht had, lokte ieder familielid boven de twintig. Toen niemand der groote" familie dezen suikerigen rebus tot eea geschikte oplossing brengen kon, riep men de kleine" familie te hulp. Deze zocht en dacht, dacht en zocht, schoof de letters te samen, gooide ze weer door elkander en began opnieuw te zoeken. Juist'toen Sophie, denkensnioede, deoploasing aan haar broertje tvilde overlaten, zette een fatterige neef, die een zeldzaam volhardingsvermogen getoond had in zake oplossing van zoeten rebus, zijn gdëmiteerd gouden kniipeitje op, om zyn gebrek aan intressante verschijning te gennet te komen en ri^p met verontwaard'ging : In mijn tijd zou elk kiud zoo'n kleinigheid dadelijk gevonden hebben.'' Zulk eene beleediging van een dandy, die zelf tot geen resultaat gekomen was, scheen der kinderziel te veel en met een zich inten sief indenken der woorden nam en tijen vloog plotseling gedachteloos TUW hij stinkt jou eigen roem" uit den kindermond den fat tegen den kop. Het kind schrok zelf het meest van hare driestheid. Oogenblikkeïijk werd der geheele familie van zulke onwaardige woorden koud gedaan, maar gelukkig praatte men zoolang over de straf voor een dergelijke gemeene uitdrukking, dat de schrandere" tijd had om hare ge dachten te verzamelen, en tot de conclusie kwam, dat toch het spreekwoord eigen roem stinkt,'' bedoeld was. Gelukkig kwam dit ook te voorschijn uit den briefomslag die des rebus oplossing bevatte, anders had het haar zeker gegaan a's Galilci, en had zij hare scherpzinnigheid moeten boeten, terwille van a nietswaardige. Xu viel haar Nt.Xicolaas' naam in chocoladeletters ten deei, die naast de suikerpotjes als e&n gewichtig omvangrijk pakje op de gelukkige rrij^winster lag te wachten. Zoo'ii poode widt S:. Xicoïiuis in vn/ager grootsche, maar melancolieke natuur van zijn land met zijn eindelooze steppen beheerschen trouwens het geheele stuk. In hooge mate boeiend, maar met wel wat te weinig verdeeling vaa Jicht en schaduw, trekt het concert aan het oor voorbij. Men krijgt sympathie voor den kunstenaar, die zonder uiterlijk vertoon, zich geeft zooals hij ig; Men waardeert zijn zelfstandigheid, die ons niet op uitgetreden paden voert en men volgt hem met belangstelling; men tracht in den veeltijds wel wat dikka instrumentatie den draad zijner gedachten te volgen en als dan het concert voorbij is, dan beeeft men met een waar artist kennis gemaakt te hebben. Toch hoeft mij zijn werk geen ontroering geschonken; meegesleept ben ik er niet door. Ik geloof ook niet dat het een concert is dat zich een blijvende plaats in de muzieklitteratuur zal veroveren; daarvoor is het niet genoeg formvoliendet" en ook daar voor mist het 't universeele karakter dat een dergelijke compositie moet eigen zijn. 't Klavierspel van'-Rachmaninoff is even eenvoudig en solied als het optreden van den kunstenaar als componist. Afkeerig van virtuoze a-manieren, heeft de pianist toch wel een flinke techniek, welke by hem echter bijzaak is. Met veel warmte werd de jonge Russische meester toegejuicht en dankbaar drukte hij den heer Mengelberg de hand voor de inder daad voortreffelijke wijze, waarop deze de moeilijke, maar interessante orchestbegeleiding heeft geïnterpreteerd. ian dit concert vooraf ging de symphonique pathétique" van Tschaikjwsky. Men weet het dat de heer Mengelberg veel voelt voor dit werk. Met voorliefde wordt het door hem gedirigeerd en hij verzuimt niet de tal rijke gevoelsnuancen die er in voorkomen te onderstrepen. Ik had in lang niet deze symphonie ge hoord; het b'.eek echter dat mijn indrukken van vroeger niet gewijzigd behoefden te wor den. Hoogstens kwamen mij de zinnelijkweeke plaatsen in I en IV, beiden inD-dur, nog iets banaler voor dan vroeger. Het meest troüen mij thans weder het ia prachtig, duister coloriet gehouden begin, het gedeelte ontnidde ijk vóór de herhaling van het tweede thema in B gr. terts, Ie geheeie tweede Satz met zijn oaged-vongen volgehouden, elegante ?"'/, maat; ni^t min der het Allegro molto vivace" (Hl) met zijn effectvolle instrumentatie en ten slotte de aaQ/ang van het Finale". Ziet, daar ontmoet men schoonheden van den eersten rang; des te opvallender is het naast deze momenten, eenigszins gestoord te worden door mslodifë:', zooals de strak j vermeide, die door hun karakter en trivialiteit heelernaal uit het kaler eener symphonie vallen. Mdt het Meistersinger"-voorspel van \Vaguer werd dit concert besloten. Mogömen slechts ouder eenig voorbehoud de van de ?traditie ietwat afwijkende tempi des heeren Mengelberg accepteeren, zeker kan men vo Ie be-vonderiug koesteren voor de schitterende wijze, waarop het orchest dit heerlijk tboiigedicht weergaf. Hoe lang zal het wel geleden zijn dat Messcbaert der kübne S;iager, der ach.' so lang in unsrer Mitle fehlt" hier een liederenavond gegeven heeft? Maar 11. M.iaudag hebben wij ons er van kunnen overtuigen dat hij nog in het volle bezit is van zijn heerlijke stem en dat hij zijn week, buigzaam orgaan nog juist als vroeger weet te plooien naar iedere nuance welke hem door zijn buitengewoon voordrachtslalent wordt gedicteerd. Messchaert begon met drie liederen van Heine, door Lange-MüUer zeer expressief en eenvoudig gecomponeerd. Maar wat maakt Messchaert bier niet van! Hoort men niet nog het diep-sonore Uralte Xacht" weer klinken? Zingt het niet steeds nog in ons na, het diep weemoedige Der zimmert mir eineu Totensarg?'. Dan volgden drie liederen van Grieg, Zur Eosenzeit," Lauf der Welt" en Der Jitger." Het ia hier waarlijk moeilijk aan n dezer drie een voorkeur te geven; het zijn in zich afgesloten kunstwerkjss van groote volkomenheid. Toch zal men de muze van Brabms nog hooger stellen. Echte parelen van de zuiverste lyriek waren het die Messchaert ons bood: Wie Melodien, Klage, Auf dem Kirchhofe, Wir Wandelten" en Stündchen". Auf dem Kirchhofe" vooral maakte een diepen in druk. Maar iedereen die weet hoe goed Messchaert de intonatie voor den humor weet te treilen, zal begrijpen hoe het laatste lied insloeg. Met een zestal der Schlichte Weisen" van Max Reger bood Messchaert ons wat nieuws. Zoo ganz schlicht" zijn de wijzen nu wel niet, maar voor Reger toch eigenlijk weer wel. Wat echter zeer te waardeeren valt dat is de gemoedelijke, tot het hart sprekende toon, die in alle liederen viel op te merken; in dat opzicht zijn zij wel achlicht." Edele melodiek vindt men in Waldeinsamkeit" en geestige tonentaal in Schmeichelkiitzchen" en Mein Schützlein ist ein gar kiJstlich Ding". Behoeft het nog geaegd hoe Messchaert den ganscheninhoul dezer liederen erschOpfte"? Maar in e'n adem met den zanger moet Röntgen genoemd worden. Ook hij gaf in zijn pianobegeleidingen poëzie te genieten. Röntgeu interpreteerde op de piano, niet alleen iedere gedachte van den componist, maar ook ieder woord van den dichter, gelijk het de ?anger deed met de stem. Het iaats.te lic:i van Reger was inder daad een kosielijk; staaltje van samen werken van de twe3 kunstenaars, die hier steeds zoo broederlijk vereend, optreden. Bovendien deed Röntgen ons nog genieten van (rrieg's Suite Aus Holbergs Zeit" en van zijn eigen opus 4 Aus dtr Jugendzeit," een cyclus van zes allerliefste klavierstukjes, die wij gaarne wederom eens hoorder. Het was een kostelijke avond. Maar nu niet meer zoo lang wegblijven! Spoedig terugkeeren l ANT. AVEKKAMP. Mdeleereclie Mnstrie. N. W. PosTiic.Mr*, !>!> ijfxrhifiilenis van de Ijt'ulscliK lukenindiistrie. I. De middeli'enu-en, VGravenhage, Martinus Nijhoff, 1908, XVI en 452 met 12 Bijlagen, roy. 8". Den Oden Juli dezes j aars verwierf de heer N. W. Posthumus den graad van doctor in de rechtswetenschap (op stellingen) en een uur later dien van doctor in de staats wetenschap (na de verdediging in het open baar van hot proef'schrifr, waarvan ik den titel hierboven afschreef') aan de Universiteit van Amsterdam. In het openbaar en inderdaad hij mag met dit werk voor het voetlicht komen. Menig geschoold historicus zou zich voor het boek niet behoeven te schamen. Eano boaordeelinj; ervan zal de lezer ia dit artikel niet vinden : te ver liggen mijne historische studiën van die, waarmede dr. Posthumus zoo bij/.onder gelukkig debuteerde. Maar aangenaam '/.al het mij zijn iets tövertetien uit het boek, waarvoor ik den schrijver menigen middag heb zien arbeiden op het Laidsch archief, als hij onverJruten en vaardig bezi» was zich in te werken in de stedelijke en in de draperiekeurboeken, in de vroedschaps- aflezingcorrectie- /.oen- kenning- crimineele clachten geroL'htsdagboekeu, in al die ongedrukte folianten, rijkelijk op het Leidsch archief bewaard, die den breeden onderlaag zijner studiën vormden en waaruit hij zijne kennis heeft grflput: bronnenstudie van het beste allooi. Voeg daarbij grondige belezenheid in de literatuur van het onderwerp, eene voor een leek zeker opmerkelijke kennis van de techniek van de laken bereiding voorheen en thans en ik heb genoeg gezegd om bij wie het boek zouden willen opslaan het vertrouwen te wekken, dat zij met den auteur niet over ócn nacht ijs gaan. Er liegen balken onder. De geschiedenis der Xederlandsche in dustrie heeft een dubbel wetenschappelijk belang. Vooreerst is het de moeite waard haar in hare historie te kennen om haar zelve, de groei en de ontwikkeling van allerlei handwerk, hoe het werd gedreven, vooral door wie, want wij kornen er door in aanraking niet met machines, maar mot levende menschen, patroon en arbeiders en hoe hunne verhouding was. In de tweede plaats hebben handel en bedrijf, rijkdom en armoe Ie, tijden van voorspoed of van terug gang, de oeconomische toestanden en ver houdingen invloed geoefend op staatkunde, kunst en godsdienst, op de volksontwikkeling in haar geheel. De geschiedenis van onzen opstand tegen Spanje blijft zonder kennis van de oeconomische en sociale toestanden zeer onvolledig en ook de historie van de groote kerkhervorming heeft met dezelfde motieven rekening te houden, al is het sterke overdrijving den afval van een deel der Hollandsche natie van de katholieke kerk alleen uit sociale misstanden te willen verklaren. Dr. Posthumus, in dit eerste deel, be schrijft ons de Leidsche lakenindustrie om haar zelve. Hoofdstuk l is gewijd aan een overzicht van de ontwikkeling der wolnijverheid in Noord-Nederland tot het einde der veertiende eeuw. Hoofdstuk II be schrijft het technisch proces, d. w. z. de gansche, lange bewerking, die het product ondergaat, van de ruwe schaap vacht tot het gevouwen stuk laken, zoo als het voor den handel gereed ligt. De jaren in zijn avondje te leggen, en zelf genoot hij de grootste vreugde van zijne. zendingen, die een dubbele werd, als hij persoonlijk tegenwoordig kon zijn bij de oplossing van een door hem verzonnen toepasselijken rebus of c'jarade. Hef is S t. Xicolaas niettegenstaande zijne hooge jaren nooit te vee!, blijdschap oni zich heeu te verspreiden ; bij schijnt alom tegen woordig en schijnt in elk huis zijne kabouterfjes te hebben, die hem, geregeld elk jaar het werk licht maken. Toch betreurt hij de moeieüjkhedeu, die zich in de laattte jaren hebhen voorgedaan. De centrale verwarming heeft de schoorsteenpoëzie doen verminderen en <ie schoen, die bij eiken voe'stap onder vindt, dat hij op aarde geen blijvende plaats heeft, ondervindt nu ook, dat hier beueden niets ?.oo bestendig is, als de onbestendig heid; hij klaagt, dat de philosufie hem tegen woordig tot in de zolen gedrongen is, doch de dikwijls waardevolle vulling op dien neu avond bij de tegenwoordige feesten van den Sint, totaal achterwege biijft. Het geheele heerlijk avondje van Sinter klaas" heeft door de moderne verwarming aan. Romantiek en Poëzie ingeboet. Waar geen schoorsteen is, klinkt gewoonlijk geen lied; de schoen verhuist van den eenen karnerhoek naar den ander, en het uitzetten vandien blijft achterwege. Maar de goede bisschop wijt dit den kinderen niet en de met al liet oude brekende, en niet meer met poëzie dwepende, vooruit strevende tijd, hoeft hem zijne goed-j gevoelens voor de kleine meuschen niet kunnen ont nemen en hem tot afschaffing der viering j viiti ZyH avondje kunnen bewegen. j ?V<;ar Sr. .Vicolaas niet van het <lak door ; Let ;;c!i!:orsu;eiagat naar beutdeii zien kan, j en vraar Je -ic^oorstecnnüiutei ontbreekt, j daar komt hij het minst gaarne, en daarom schrijver had hier zijn eigen weg te banen, want niemand vóór hem, ook niet in de late middeleeuwen zelve, had anders dan zeer oppervlakkig die techniek behandeld. Hij put voornamelijk uit de Leidsche draperie-keurboeken, weike zoowel administra tieve voorschriften zijn als handboeken, waaruit de fabrikant leert hoe hij te werk moet gaan. En ziehier dan, overvloedig en scherpzinnig gedocumenteerd, met herhaalde verwijzing naar hedendaagsche techniek, een relaas, dat begint bij den dn?, dat de vellen of de wol worden ingevoerd en ons voorts het wasschen, het ploten en verven (met eene grondige en bewonderingswaardigo behandeling van de kleuren en verfstoffen); het kammen en kaarden; het spinnen, haspelen en spoelen, het weven en vollen (het zwaarste werk) beschrijft; het rekken en havenen, het uutreden (wat tegenwoordig, zegt dr. P. OLS, het werk is van den appréteur") het vouwen, glansen en stoomen, waarna het laken wordt ver pakt, van een omslag voorzien eu ten ver koop gereed ligt. De bewerking door den droogscheerder komt voor rekening van den kooper. Eece bewerking, die een 20 ;i 30 fazen doorloopt, met ver doorgevoerde arbeidsspecialisatie gepaard gaat en ouder het scherpste en tot in kleinigheden door gevoerde overheidstoezicht staat voor waar wij begrijpen, dat de Leidsche draperie in de noordelijke gewesten de eerste onder hare zusters was... totdat de lüe eeuw het verval bracht. Het gansche hoofdstuk is naar zijne uitkomsten en als methode van onderzoek een eeresaluut waard. Doch meer dan de dingen boezemen ons do menschen belang in hoe zij arbeidden, welk loon zij verdienden, wat de verhouding was tusscheu werkgever en werknemer. Hier licht hoofdstuk V ons in (blz. 2Ö-3G2), door den schrijver betiteld als sociale ver houdingen." Sinds de tweede helft der veer tiende eeuw heerscht in Leiden een systeem, met de benaming waarvan de N. K. O. van l(i Juli j.l. -o Blad A zich niet kon vereenigen, doch dat hierop neerkomt dat de drapenier (de moderne kapitalist") optreedt als leider, werkgever en koopman en dat voor hem werken, ieder in of achter eigen huis, kamster, spinster en wiedster, wever, volder en verver, waarbij de arbeid niet binnen de stadsmuren besloten blijff, maar waarbij de plattelandsbevolking, uren in den omtrek, in dienst staat van de Leidsche industrie. Dit hoofdstuk stelt den lezer in staat eene middeleeuwsche arbeidersbevol king als op het leven een hard en meest vreu<4'deloos leven te betrappen. Ik kan uit den overvloed slechts aanstipppen. Of schoon nachtarbeid als regel verboden is, beginnen de vollers... 's nachts ten twee uur ! (bl. 281). Bedenkt, dat zij in de volkom, naakt, uren lang het laken met de voeten kneien, uittrappen moesten, een zware arbeid, voor laag loon, waardoor juist de vollers het roerigst element vormden (blz. 31, 343). In sommige deeleu der industrie wordt het werk uitsluitend door vrouwen, ook gehuwde, verricht en wederom meest als huisarbeid, zooals door de plootsters, de spinsters, de wiedsters, waarbij deze groepen van arbeidsters, die op den rand van het pauperisme stonden" (blz. 287) nog de scherpe concurrentie van de kloosters hadden te ondergaan. Laat ik er aanstonds bijvoegen, dat het ook de kerk was, die door haar ijveren voor de viering van Zon- en heilige dagen den arbeiders rustdagen ver schafte, al genoten zij er niet allen ge lijkelijk van. Van kinderarbeid is in de 15de eeuw nog geen sprake; op het einde der 16de werken honderden kinderen in alle takken der textielindustrie (blz. 301.) Zeer duidelijk schildert dr. P. ons eerst den drapenier-werkgever,dan den meester-wever, den meester-voller en den meester-verver, die soms eenig vermogen heeft (gemiddeld resp. 84, 80« en 1126 £ (blz. 305, 333 en 352)) eindelijk de knechts niet iets of alleen hun arbeidskracht. Maar langzamerhand wordt, door de teruggang der nering, het verschil tusschen meester en gezel al ge ringer en beiden van den werkgever al af hankelijker, een overmacht zoo groot, dat zelfs de overheid de ongunstige loonsbepalingen niet weren kon, noch geheel paal en perk stellen aan het betalen niet met geld, maar met etenswaren, eene middeleeuwsche gedwongen winkelnering". Als tegen weer tegen al deze misstanden her haaldelijk werkstakingen of het maken van een uutganc": gezamenlijk verlaten de arbeiders de stad, trekken naar den Haag, Gouda en onderhandelen van daar uit met drapeniers of regeering. Zoo in 1372, 1391, 1435, 1443, 1478 en soms met sucoès, werkstakingen met onderkruipers (blz. 336) en stakingsliederen (?dat liedekijn imiiiiimiMiiiiiHiiiimitiHiiimiiiiimiimmiHiiiiiiMHiimiiiiiiiiii bezoekt hij persoonlijk nimmer de kinderen in Duitschland. Zuid-Duitschland komt in 't geheel niet in aanmerking, doch in Rijnland houdt hij nog eene uitdeeüng van suikerpopjes, chocoladezaken en Kfiecututius, die echter zoo droog is, dat iemand, die door goed Holiandsch Sint-Xico!aasgebak verwend is, stellig gelooft, dat het spreekwoordelijk geworden droge zitvlak des ouden bisachops, toch welsmakelijker Gebockenes zal opleveren. Een andere Heilige ontfermt zich over de Rijnlacd-che kinderen; bijzonder de kleinen der kunststad Duseeldorf bedenkt hij en daarom sluiten de'.e, onder voogdijschap van vader of moeder, of zelfstandig zich gaarne aan bij de optojhten, die de Edrgcricreinen ieder in hun stadsdeel organiseeren. Bij het vallen der duisternis stelt de stoet zich op, en begint zijnen tocht. Uit het Oosten komt zij nader, die begeerde duisternis en overschaduwt de straten. Oe kleinen wachten reed?. Lang voor het wegsterven van het licht staan zij reeds met reusachtige lampions voor de huisdeur, telkens met een noch zu f r'Ah door moeder tegenge houden. Het schijnt ook niet donker te willen worden, juist dezen avond niet. Zie rnaar naar het Westen. Langzaam, zeer langzaam wordt het licht verdreven, te langzaam voor de kleinen, die befreesd zijn, dat hun Martins fakkel niet meer tot in het donker lichten zal. Zij brandt zoo! En men kan het dat van ongeduld brandende kleine volk niet aan het verstand brengen, dat hun fakkel een verdwaalde, wegstervende zonnestraal gelijkt. juist daardoor, dat de zonnestralen nog niet weggestorven zijn. Eindelijk komt ze toch, die duisternis, door de kleinen gewoonlijk zoo angstig tegemoet ^emoet gezien, doch nu verwacht als het zaligste oogenbiik huns levens.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl