De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 20 december pagina 7

20 december 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na D E A M S T E K D A M ME R W E El B IA D VOO B N E D E R L AND. Het tooneel van den Venezuelaanschen opstand. Oezicht op CaracM, de hoofdstad van Venezuela. Paleis van den President. IIUMIMIIIlllllMIIIIIIIMIIIIMMIIIIIIIIMIIIIIIIIItinilllflIIIIIIIIIHIIMIMIIIIIIIKIMI A'iai, Lwclie Kunsthandel. Portretleo. (Notities). I. Het eenige wat ge een po-tret kant noemen, is het schilderijtje door Maihy's Maria: een vronwtje met een tak witte bloe men tusschen de knoopen der japon, op de hoogte van de borst, gestoken. Er is daar een bedeesde schoonheid, die op een ziels zien en op een Kien van den geest duidt. Er is daar een schildefsgeest in die verwerke lijken kon zoo niet geheel dan toch gedeelteluk wat bij wou en zag en wenschte. Het is n>g geen portret in den grooten stijl, maar het is een portret vol bereikte innigheid. Hét is een mensen geworden, tot schoonheid. Er is dat vreemde dei- schoonheid in, dat de andere portretten hier missen. Er is een gevoelsanalogie in te vinden zoo ge wilt met sommig portret van Fantin Latonr. II. Deze tentoonstelling van portretten geeft geen overzicht. De eene' reden daarvoor is gemakkelijk te begrijpen. Schilders, gebonden aan andre zaken, zullen niet spoedig in dézen andren kunsthandel tentoonstellen. . Misschien wordt hun dit zelfs niet gaarne toegestaan. Daardoor is deze tentoonstelling niet zelfs bjj benaadring een volledige. Een aantal schildere ontbreekt: Witsen, Versier, Tholen, Breitner ; Veth is protésteerend ver tegenwoordigd geweest. Sommige zijn mis schien niet gevraagd. Andre zyn misschien vergeten. Een kanstgenootscbap, neutraler zijnde ten opzichte van de kunsthandelaren kan meer gedaan krijgen, meer doen. Het is op den weg van Pulchri een tentoonstelling daarvan te -geven. Met de nieuwe wet be, hoeft het daarenboven de slechte portretten niet -te exposeeren. riet kan dan, die hier gemist worden, geven: Blommer'g kinderJtortfretteü- kunn*n tegenwoordig «ijs.-Maria -*1SÏ& ia^*Ud; Vanïnb«keflde goede werken . fioaa eea aantal uitgecocht worden. Misschen is -hier en daar een verrassing te vinden. Miesebien schuilt hier en daar een portret niet iennen en kunnen vol liefde gemaakt dat een openbaring mag zijn en mag blijken, ofschoon de tijd niet meer zoo vol my lijkt, dat een drang hier en daar verstoten zon kunne i leven zooals dat kan in rijker perioden. Een serie portretten van Allebémocht dan eens voor oogen komen; een serie goede Jo :ef Israëls, etc. Het is op den weg van Pulchri dit te doen: «en zorgvuldig gekozen tentoonstelling te orde nen en eeoe die werkly'k vertegenwoordigt. III. De portretten van Monnickendam van den heer en mevrouw Goudstikker zyn ver e van wat ik hoogte. Er is geen stijl in bereikt, er is geen psychologie in gevonden; er is geen schoone schilderwijze als middel ge bruikt. Vooral het mannenportret is zwak: te stjjf van kleur, te zwaar en te gepleisterd al j werk. Het w«ck van Jan Bluyters zoekt het in excessen. En dit ware eerder te ge nieten zoo ge een smaak achter dit werk voeldet, en zoo u de vreemdigheid echt leek. Het wil modern zjjn, maar het is niet schoon. Het is niet werkljjk. By' Van Gogh is de vorm krachtiger ofschoon schijnbaar onhandiger; bij Van Gogh is het ge roei altijd het zuivere, de drang, die groot was, wordt daar altijd in bespeurd en gevonden; in Sluyters werk vindt ge de zuiverheid der bedoeling niet. Ge vindt den wil tot het exces er in, niet het exces zelve, natuurlijk aan een getonrmenteerden geest, ontschoten. Bg Mondriaan is dit alles nog meer te vinden. De teedre smaak der Franschen die hunne excessen zoo goed als nooit zonder gratie maakt, is in dit werk van deze twee niet te erkennen. In Sluyters voelt ge tegenover Mondriaan gezien, meer kracht. Van de overige noem ik een enkel teekeningetje van Lizzy Ansingh (oude heer); van Arntsenius den schilder Schermer met iets dat lijkt in de mond; J. Breemer het No. 14; verder No. 20 een meisje, met iets natnarlijks in het geheel; Deutmann No. 21, als kleur combinatie; de wat stijve Dooyewaart's; Haverman No. 46 dat met dat van Roland Lary No. 51 na de Matthyg Maris komt; een impressie van J. Linse schilder", buiten (maar de lucht met wolken is niet los genoeg van den kop van 't model) een portretstudie van Alma Tadema en mevrouw S. doorTeixeira de Mattos die in de kleur iets heeft dat niet slecht is, naar ik me ook van Pulchri herinner ... de Th. Schwartzes, eet. IIIIIIIMItllMIHIIIItlMIIMMIMIHII Deze tentoonstelling is dus over te doen. Een kunstgenootschap is het daar voor aange wezen lichaam, zoo het den moed, heeft om de schoonheid, tot scheiden van goed en slecht. Zoo ze zoo uit gevoerd wordt zal ze zeker niet zonder belang zijn. PLASSCHAERT. P.S. Lees in Wiggers: te gelijkmatig van werken in plaats van tegelijk van westen. RoianM, etc. (Polemische opmerkingen,) Den Heere C. Veth. I. Ik zocht in het artikel dat ik over den heer D. Wiggers schreef te vergeefs naar den echoën dien ik u zoude hebben aangeboden. Ik vind dezen niet. Ik vermoed dus dat het een rhetoriiche schoen is, van u want zooals ik zie en beken: het woord komt, gedrukt, Parlementsgebouw te. Caracas. limilllHIIMlIIIIIIIIIIIIII HMIIIIMIimilflIIIMHMIMIUIHIIIM'IIIHIIIIIMIIIIIIIItlllllUllllttlllllllllllllllllllllllimiMIII niet in myn artikel voor, en ik ben my stellig bewust, ik ben zeer zeker van het feit dat ik niet naar een schoenwinkel ging en n daar een paar slecht passende? voetbedeksels aanbood, of ze n liet toezenden. Of n bedoelt toch niet (dat ware ook rhetoriech) dat het gedeelte van de kolom in de Groene, dat myn artikel is, een schoen zijn zou ? Het begin van uw schrijven dat u zoo vrindelij k waart aan my te richten begint met rhetoriek; u meent in deze juist tegen mij te moeten ageeren; het lijkt me de om gekeerde waereld.... II. U tracht een zinswending van mij als rhetorisch te doen gelden. Ik moet bekennen dat ze n zoo moet toeschijnen. Ik zou me niet kunnen voorstellen dat n sommige dingen u kunt voorstellen. Dit zou va* .grooter Imaginatie getuigen dan ik weet dat u bezit, tevens van meer belezenheid en wijder be grippen blyk geven, dan ik ooit in iets van n vond. Personificatie, personifiëering (sta my' tóe dat ik dit, onderwijzend, u 't leere) is in beeldende kunsten een veel voorkomend iets. Er wordt voor geëischt vormende kracht: eerst voldragenheid van het begrip in den geest van den maker, van den aanstaanden maker, en dan het gelukkig oogenblik, het wondre, scheppend, tijdstip, dat het voldragen begrip ter waereld brengt. Ik moet n toe geven dat niet n alleen deze vormende kracht mist. Het tijdperk van het realkme, en van het naturalisme, dat we doormaakten, is niet gekarakteriseerd o. m. door zyn rijke verbetlderide kracht. Het verbeeldde weinig, tiet wierd hoe langer hoe objectiever. Zyn objec tiviteit is, omdat deze van kleiner geesten is, gauw door te zien, en te doorzien. U hebt n uitsluitend, het blijkt uit uw neigingen, naar dit zakelijk realisme" gekeerd. (Zakelijk realisme is een frissche term voor iets wat met de schoonheid verband zou moeten hebben; de term ly kt van een hypotheek bank). U kont dus, door uwe neigingen, niet zien dat in my'ne zinswending de waarde bepaling gepersonifieerd is, en daardoor met wat ik ook meer won personifieeren aangrypbaar" wierd. Ik herhaal n u moet weinig belezen zyn om deze eenvoudige per sonificatie niet te kunnen zien. Uwe opmer king over het woord schamel, is een bewy's te meer dat a van de gewone taal figuren geen kennis hebt. Ik zal deze opmerking zelfs niet, daarom, beantwoorden. U hebt geen enkel recht, zoover ik me kan voorstellen, om me aan te geven welke woorden te gebruiken zyn zouden, op welke wijze. Ik beschouw deze opmerking dan ook alleen als een bewijs van onwetendheid ea van een conventioneelen geest die nooit een nieuwe, versche, uitdruk king vond noch vindt uwe kritiek is in deze ook my niet competent III. Gaarne hadde ik verder dat u my het woord Romantiek dat u zoo gaarne mis bruikt, eens defimeerdet. U gaat er zeer dartel mee om. Zeer dartel. En toch beb ik het gevoel dat n het niet definieeren kunt. Ge moet voor het begrip eenigszins vervaard zyn, hoewel ge u zoo gerust schijnbaar gevoelt in uw zakelijk realisme". Er is een ontaarding van Romantiek zooals in wanneer de doodsklok luidt" die my niet aandoet. Doet deze n aan ? Het is een vermoeden van me dat ge deze ontaarding misschien zakelijk realisme vindt. Het is een vergissing die voorkomt omdat ge niet bepaalt. Ge leent hier en daar wat, maar ik wilde de n eigen kenmerken-bepaling, Een discussie ware dan misschien mogelijk. Ik zou me dan kunnen voorstellen waarom u Rembrandt eeren kunt van uit uw realisme. Ik zon me dan kunnen voorstellen waarom n die een Uzeltje op uw naam uitgaaft, iets durft zeggen tegen Boecklin's Triton en Nereïde en een z wemmenden Centaur, met welk werk vergeleken, het uwe, evenmin als met iets anders, wat ook vergeleken, ooit iets beduidt. U publiceerdet daarna nog een boekje, waarover ik het niet zal hebben. Van Busch's leven weet n eenige zaken maar van zyn geest moet u weinig helder geworden zyn anders.hadt ge dit Uzeltje toch niet kunnen publiceêren en dat andere boekje, nooit bedacht. Ook dit is een bewijs van uw vaagheid. U doet maar wat.... IV. U schryft dat de nieuwe romantiek nog slechts door woordenWO^dt aangemeld". Het is inderdaad waar. Ze bestaftJtBgrootendeela pas in woorden. Maar... HeJ werk van A. van Schendel is n dus aiejt beland zou ik meenen uit-dit tmalen op iNwrdétf*; H"et werk van de nieuwere DuHschers,5de'sobere en toch ryke contouren dier schrijvers, l aas t U Met, zaagt n niet? U ontgaat, met te gauw te begrypen kleine handigheid,' al de vragen die ik n stelde. Het is een manier van debatteeren die met my niet lokt. Ik houd van werklykheid" u praat er over, maar u doet er niet aan. Het Komt meer voor. Inderdaad is de nieuwe romantiek uitge sproken in woorden ook in kritieken. U schy'nt te weinig van deze zaken en dingen te weten. U schy'nt niet te kunnen begrijpen dat discussies en litteratuur over nieuwe richtingen, dikwyls vooraf-gaan aan de uitingen in de schilderskonst. U schynt my toe niet op de hoogte t e zyn, in geen enkel van uwe artikelen die alle ken ener k loos zyn. V. Voortgaand vind ik mij genoemd als propheet Ik mocht wenschen dat ik dat was. Het is een van de vele eigenschappen die ik my niet in n kan denken. U mist totaal het prophetische het is geen eigenschap die by uw aesthetisch? krenten-tellen past. Er zyn in Holland meer van die krententellende docenten... die met het Schoon omgaan als met bovengenoemde dingen uit den kruide nierswinkel. U zegt dat ik een propheet ben voor de romantiek. Een propheet, ik mocht het zyn maar in deze ben ik slechts de waarde-bepaler van de verschillende rich tingen. Ik wil weten wat het realisme is, wat het naturalisme inhoudt, wat de romantiek a's kenmerken heeft. Ik wil weten waarin het hoogst de geest, de wetten van dien geest ge-uit worden. Ik houd in deze van geen praatjes voor de vaak". Het is het Dnitsche romantisme dat ik noemde, eigen zich zeer te keeren naar het wetenschappelijke (n ken t die vroegere romantici niet). Het was dat roman tisme meer van belang vol beschaving te zijn dan uw realisme: zoowel in het natuurkundige als in het philosophische. Het wordt daar om, door uwe vage beweringen, niet ineens weg-gewimpeld. Het zal het nieuwe roman tisme evenmin eigen zyn .flauw van geest te blijken. Het zal gebaseerd zijn op een nieuwe synthese van het weten. IJet realisme is een verzameling uitgekozen feiten," het natura lisme is een verzamel! ug willekeurige feiten (alles om de schoonheid gedacht); de nieuwe romantiek kan de hoogheid van de nieuwe synthese, die in het wetenschappelijke wordt, in zich hebben. Ze hoort even werkelijk te zyn als wat ook. Schoonheid, is een werklyk heid ge schynt u dat niet helder voor den geest te kunnen stellen -~ schoonheid is een werklykheid, een edelste. Ze is niet wat u in het jargon van den dag werklykheid be-noemt, zy is de tydelooze werklykheid, dat is: een lieflijk evenwicht. U noemt werk lykheid b.v. de troepen der fabrieksarbeiders alleen ik noem de schoonere werklykheid de koppen en de ly ven der uitvinders die onge zien deze troepen beheerschen. Deze geestvollen in hun rijkheid te schilderen is de waarder werklykheid kennen. Dit weet u niet. U praat wat voort in het jargon van dezen dag. U ver-beeldt niet, u herkauwt, wat een naamgenoot schreef. Het is geen werkly'k polemiseeren met u. Ik vind in n niets buiten wat iedre zoo gebeeten beschaafde weet. U proneert u zei ven als de specialist van het realisme het lijkt my toe dat ik in vroeger jaren met dieper greep, meer aan den lijve, den hartstocht daarvan ondervonden heb, dan u. U komt in deze by my niet bij een onkundige. Uwe bewering dat de aangekon digde romantiek slecht schilderen zal, is ten laatste een bewijs dat u of maar wat neer s hryft, en zonder eenige overtuiging juist van den propheet, of dat u voor analogieën niet gevoelig bent. Het is te hopen dat de nieuwe Romantiek, zoo ze komt, het handwerk meer eere dan uw realisme (impressionisme meent n), het handwerk veredele omdat de geest eadler wierd. We hebben daarop te wachten. PLASSCHAERT. * * I. A 1. Oef,' oef! A 2. Zwy'g, veny'ning serpent, bezie n zelve," repliceerde vrouw Stuyk. Zoo ook de heer Plasschaert; B. 1. Alleen omslachtiger. II. A J. Het slordig gestelde, lange artikel bevat geen enkel argument. A 2. Is pretentieus. II. A 3. Verward II B. l Smakeloos-persoonlyk... III. A 1. Arme Romantiek ! A2.Ganu verderuwgang.WelEd.Geb. Heer. B 1. Maar doe tenminste geen aanvallen meer op een zoo nu ja, onfijne wijze. Dan beloof ik gaarne nooit meer iets van u te zullen lezen. CORNELIS VKTH. Orer een merkwaardige bijdrage lot de studie ?an arbeiderwcöologie. Klanken van strijd, artikelen en schetsen, byeengegaard uit de geschriften van W.H. VLIEGEN, 9 Sept. 1883?9Sept. 1908. De beoordeelaar die zich eenvoudig; stelt op het door den heer Vliegen ingenomen sociaal-democratische standpunt, en zich verlustigt naarmate de aanvallen in deze artikelen op het kapitalisme gericht hem raker dunken; en de beoordeelaar die zich principieel tegenover hem stelt, en tracht te bewijzen, dat 's schrijvers uitspraken en motiveeringen niet in overeenstemming zyn te brengen met wijsbegeerte of economische wetenschap ; en ook hy die deze journalistieke eendagsvliegen" niet de moeite van een dieper onderzoek waardig keurt; zy allen moeten de eigenaardige beteekenis van dezen bundel niet actueele krante-artik eitjes en eenvoudige, propagandistische feuilletonschetsjes voorbijzien. Kritiek die op het hier aangeduide niveau blijft heeft eigenlijk haar tyd gehad. En de schrijver waarschuwt er in zyn voorwoord nadrukkelijk tegen, waar hy opmerkt: Ik hoop niet, dat iemand zich zal geroepen gevoelen mijn oudere artikelen te gaan ontleden. Ik maak geenerlei aan spraak erop, dat ze blijvende waarde hebben. Ik was geen sociaal-demokraat, die, met wetenschappelijke wapenen toegerust, ten stryde trok voor zyn beginsel, ik was een arbeider, die uitschreeuwde 't geen zyn klasse gevoelde, die uiting gaf aan 't geen daar leefde en gistte in die massa, die eindelijk in beweging raakte". De aard van dit boekje, immers de psychische ontwikkelings geschiedenis van een journalist die de sociaaldemocratische beginselen eerst uit instinct en later uit inzicht" heeft gediend nu 25 jaren, en niet alleen van zyn persoon maar ook van dagenen die hem in deze maat schappelijke functie plaatsten en handhaafden, van zyn publiek de aard van dit boekje geeft ons, meenen wy, de daarbij passende, typische beoordeelingswy'ze aan: Wy hebben er in te zoeken een onbevangen uiting van de geestdrift en den haat, van het sarcasme en het medegevoel, van alle affecten die in de afgeloopen vijf en twintig jaar de ziel van de Nederlandsche socialistische arbeidersmasea haren inhoud verleenden: geboekstaafd door, en gedeelte lijk vergroeid met opvattingen van den publicist Vliegen, die zich in den stryd vormde; die ja, zelf arbeider was, doch geensdns naar Troelstra in Het Volk (no. 2586) stilzwijgend aanneemt een gewoon, niet verre boven het gemiddelde stijgende werkman, in dier voege, dat de uitroep (U a. p.) Arbeiders, ziet naar de jen, dit is uw eigen vleesch en bloed, dit ij uw toekomst, uwe hoop, uw redding l", op het intellectueele toe gepast, gerechtvaardigd zonde zyn. Zeker, de heer Vliegen heeft veel van zyn kundig heden te danken aan den stryd dien hy zoo ernstig en zoo eer l y k opnam; doch nauwlet tende analyse, b.v. van de kleine, deels aandoenlijke, deels ironische vertellingen die men in dit boekje hier en daar aantreft, voert tot de conclusie, dat hy die zóó weet te vertellen, al blijft hy ook met zyn onderwerpen in beperkten kring, en afgezien van zekere styl-onbeholpenheden, over een meer dan gewoon literair talent moet beschikken. Kort geleden deed een bekend Nederlandsen auteur 'een bundel novellen verschijnen waarin soortgelijke onderwerpen worden behandeld; en de zich byna opdrin gende vergelijking van overeenkomstige schetsjes by beide auteurs doet ons aanstonds de verhouding tusschen gepolijste oppervlak kigheid'(by den vakman) en ruw, doch bondig en zuiver uitgedrukt gevoel (bij den amateur Vliegen) gewaar worden. ? Wetenschappelijke kritiek op dit werkje trachte dus eerst zich voldoende vertrouwd te maken met de persoonlijkheid van dezen bed wongen- warmbloedig», vorstelyk-sarcastischen democraat, ten einde het hem eigene sentiment, daar waar het te sterk spreekt, te onderkennen en te scheiden van het alge meen e arbeiders-sentiment dat hier doorgaans aan het woord is; een door ons ondernomen poging leert ons, dat dit niet zoo moeilijk valt als men wel geneigd is aan te nemen. En het resultaat? In al deze artikelen, ja, zelfs Ln .den smaak welke uit het overvloedige materiaal juist deze stukken schiftte,?men geloove toch niet, dat de keuze, al had zy ook op la teren, r y'peren leeftijd plaats, de onbevangenheid van de spontane jeugd te niet zou kunnen doen, waar het geldt iemand die essentieel zoo zeer zich zelve bleef als de heer V. door het geheele boekje zal men zien schemeren die groote, gretige ziel van den opstandigen bollandschen arbeider, zoo nauw verwant aan Mnltatuli; die, waar woorden te kort schieten", in een paar soortelykonoorspronkely ke ry men aan zyn gemoed lucht geeft; die met eigenaardig-kinderly'ke logica meespreekt over veel en velerlei dat hy niet kent; die instinctmatig aanneemt dat de hem onverklaarbare handelingen van fijner be schaafden berusten op datgene waarop zy by hém zouden berusten, indien hy ze bedreef: op vertoonerige berekening of slnwen moedwil; van den Nederlandschen ar beider die, evenals zyn vaderen theologisch aangelegd, gaarne en met vaardigheid de Schrift citeert; ook waar het niet theologi sche aangelegenheden geldt wel eens een oefening" wil honden ; en in zyn paganistisch heden de geliefde vierdagen van zyn Christe lijk verleden met een zekere vroomheid tracht over te planten; die oordeelt, dat het Staats hoofd toch ook maar mensen is'; die met onverzettelijke scherpzinnigheid doordringt tot de kern van zekere vraagstukken uit de Mythologie, maar dan ook taai aan zyn meening vasthoudt; die Z. H. den Paus zelfs wel een lesje wil geven in kerkhistorie; die zich, onder terzijdestelling van eigen inborst, omhangt met allerlei onbegrepen modems, mits het strijdig zy met het Oude. De se bundel toont ons verder hoe de begaafde jonge strijder, nog by'na geheel behoorend tot de arbeidersgroep hier vluchtig géteékend, zich gaandeweg vormde tot den eminenten, vastberaden partijleider die hy na is. Nog vinden wy al deze karakter-trekken in de laatst-geiateerde artikelen terug ; maar ge temperd, in bedwang gehouden door cosmopolitisme en humoristischen ky'k op eigen fouten. Misleiden de voorteekenen, zwak nog trouwens, ons niet al te zeer, dan zal de toekomstige geschiedschrijver zich voor een overwegend deel van zyn werkzaamheid ten doel stellen: tot klaarheid te geraken om trent de psychologische gesteldheid van de groepen waarin de volkeren, tengevolge en ter verscherping, nu eens van belangentegen stellingen, dan weer van ideologische geschil punten zich splitsen. Onze veelschrijvende, drok-polemiseerende tyd biedt den geduldigen J onderzoeker daartoe bronnen te over. Romans? en dagbladen, schot- en strijdschriften zullen hem gegevens verschafien; bruikbare, be- ' trouwbare gegevens, indien hy' voldoende kritisch is aangelegd om te overwegen dat ongeoefende penvoerders byna altijd onbewustelyk simuleeren; naar Nietsche's woord: eigen onvrijheid bemantele door voor de verlossing van anderen te willen strijden, eigen zonden delgen, door de zonden van anderen te belichten. De geschiedschrijver die het zeer ingewikkelde en verwarrende beeld dat de ziel van de socialistische ar beidersklasse ons biedt nader zal willen determiueeren: zal wenschen na te gaan, hoe de algemeene principes, door de theoretici geformuleerd, door de massa-ziel, als ware deze een prisma, werden gebroken, alvorens tot daden te leiden; die vindt in dezen bundel van den heer Vliegen een onschatbare bron van gegevens. E. D'OLIVEIBA JB.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl