De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 3 januari pagina 5

3 januari 1909 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

flo. 1645 DE A M S 'I E K D A M M K K WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. JURK JUK t Mjjn eerste gedachte, toen ik hét overlijden vernam dezer waarlyk lieve en geliefde landgenoöte, was: Een reine ziel ging heen naar reiner sfeer." Haar OBmiddellijk daarna dacht ik met weemoed: En de aarde telt een engel minder." Ja, de aarde telt een der wezens minder die zjj aoo noode missen kan, een der weiene die niet enkel gebakt gaan onder het leed der wereld, maar die er ook den schou der onder zetten, hoe zwak die ook z$. En hier waa het een hél teeder, een hél tenger scboodertje, dat zich moedig schoof onder het zware kruis dat de wereld te dragen heeft. Men heeft- gezegd: te veel arbeid heeft haar ondermqnd, bet afgematte lichaam kon geen weerstand bieden aan de ziekte die het sloopte. Haar nit goede bron weet ik dat wat haar ondermijnde niet nog zoozeer de arbeid was, al» wel de diepte van haar mededoogen en de oneindigheid van haar medegevoel. Zooals er menschen zyn, sensitieven, die de physieke pyn voelen van alle kranken met wie zij in aanraking komen, zoo gevoelde Marie Jnngina al i $t leed, al de zorg der zielen waarmede zjjj in aanraking kwam, en onderging zij heel détragiek helaas geen tooneeltragiekl der droeve gevallen waarmede zij in kennis werd gesteld. Zóó als ik Marie Jungius ken: uit enkele ontmoetingen, enkele sprookjes, enkele verzen, uit haar geniaal en waarlijk ontzagwekkend arbeiden, en niet het minst uit vele gesprekeen met de vriendin uit haar m«isjesjaren: baar zielezuster, Sa '.«Groshans, heeft haar ziel om het leed vauanderen gebloe i van bet oogenblik af dat zy tot bewustheid ontwaakte. Daar was geen pantser om deze fijne, 'gevoelige ziel; geen pantser van zelf zucht, van eerzucht, van onverschilligheid; ni'et eens het pantser der gewoonte, dat andere teei gevoelige zielen behoedt tegen'de .verbrjjielende overmacht van het leed dat zy aanschouwen. Ging zy' met baar leed in een afgezonderd hoekje zitten, schreiend om bet noodlot dat zij van de schouders der wereld niet kon afwentelen? Het zouden, indien-/.ij dit gedaan had, eerbiedwaardige tranen geweest zijn die zjj schreide. En menigeen kan niet anders dan zulke tranen schreien. Maar Marie Jungius kon en wilde en deed nog wat anders. Die teedere ziel in dat tengere lichaam was een heldinneziel; en gesteund werd zy' door een krachtigen, oorspronkeiyken, genialen geest. Ja, die geest was geheel en volkomen de dienstknecht, de slaaf van die ziel. Zooalg een oprechte vrome zich met geestdrift en geloofiijtrer noemt zijns H eer en slaaf," en ook in waarheid alles wat hy' heeft en is en kan in dienst stelt van dien Heer, zoo was de geniale geeft van Marie Jungius de dienst knecht, en meer niet, van die beerlijk-soeve reine ziel. Had zij eerzucnt gekend, had zy gedorst naar roem, wat had zij niet kunnen bereiken met die stalen wilskracht, dat logi sche denkvermogen, dien mathematischen aanleg die zich bij haar omzette in poëzie, want dichteres was zy óók, onze betreurde doodel "Wel stortte zy niet, als Ada Negri, baar ontferming met, haar verontwaardiging over het ly'den der schuldeloozen uit in ge dichten die klinken als snikken en kreten ; maar heel haar leven en streven was n groot en roerend schoon gedicht: het epos van den machtigen geest, zich volkomen onderwerpend aan den soevereinen wil eener uiterst teedere ziel. H£ar dichten, schoon zy een bundel bekoorlijke sprookjes en een bundel goedgebonwde verzen schreef, b£a> dichten was arbeid, praktische arbeid. En geen arbeid waarvan men het zweeten ziet en het zwoegen hoort;veeleer de ideaal-rustige, schier onmerk bare, maar geweldige arbeid dien de natuur verricht, de dagen en jaren door : de arbeid die knoppen d jet zwellen, teergroene blaadjes IIIIIHIHHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIHIIIIIIIMMHIIMIHIIIIIIIIttllllllllMIIIIIIIIIIINm UIT DE- N A T-U U Ij Venus' Bloemenmand. Dikwy'lg wordt aan natuurkundigen de vraag gesteld, nu eens kort en bondig te zeggen, wat bet verschil is tusschen planten en dieren. Ik geloof niet, dai er een definitie bestaat, die er een alleszins bevredigend antwoord op geeft. Natuurlijk weet ieder, dat een koe tot de eene en een eikeboom tot de andere afdeeling be loort; voor zulke gewervelde dieren en hoog ontwikkelde planten zouden verschil lende bepalingen kunnen dienen: dieren bezit ten het vermogen der willekeurige beweging, planten niet; of. planten leven van met-organi sche lucht en bodemstoflen, dieren daaren tegen van planten en andere dieren. Maar in het algemeen gaan de verschillen niet door; er zijn levende we iens, welke dierlyk voedsel gebruiken en zich willekeurig be wegen, zoo ly'kt het althans, en die toch in alle andere opzichten planten zijn; er zijn ook schepselen, die een waar plantenleven leiden zonder eigen beweging, en toch beslist tot de dieren gerekend moeten worden. Vele van de aller kleinste levende wezens geven in het geheel geen houvast aan de systematici: rnen vindt ze in het eene handboek bij de dieren, in het andere by de planten onder dak gebracht. Wie in deze vacantie of van den zomer in Arlis komt, en zelf eens in twijfel «il staan, moet de mu?eumzaal achter de kleine aquariumzaal maar inloopen. Daar v LD d t ge dingen tentoongesteld, waar van iemand, als hy ze niet juist in Artis aantrof, niet zou willen gelooven, dat het dieren zijn of zyn geweest. Daar staan tegen den wand raeterhooge groote bruine kuipen als van hout en in den vorm van een reuzen-eierdop, een waechtobbe, een pijl koker; wie de etiketten leest, verneemt dat het sponsen zijn. Nog meer verbaast het de meeste bezoekers, dit een mooie zilver witte beker, als van cantille-werk of zilver filigrain, en die Venus-bloemenmand heet, ook een spons moet zy'n. Nu is het in het geheel niemand kwalijk te nemen, als hy dan i y' zich zelf uf luid vraagt: Wat doen die dingen dan hier in Artis. Zoo natuurhistorisch ontwikkeld is ons volk nog niet, dat de meerderheid weet, dat sponsen dieren zy'n; of, zoo dit wel bekend ie, dat er sponsen zy'n, die op onze gewone badspons net zoo veel lyken als een kip op een koe. 't Is ook nog lang geen honderd jaar geschemeren, bloesems ontbotten, vrachten rijpen. Telkens en telkens weer ontbloeide er moet ik zeggen aan de ziel of aan den geest van Marie Jungius? een nieuw denkbeeld, een nieuw plan, een nieuwe arbeid; en dat alles was stevig, en kernge zond, en uitermate praktisch en toch was het poëiie. Nu eens was het een vlugschrifje tegen de vivisectie, een kreet om het ly'den van schepselen die niet alleen afhankelijk zy'n, maar ook geen protest kunnen indienen. Dan eens was het de stichting van den Nederlandschen Kinderbond, kinderclnbjes, over het geheele land verspreid, waarin geestverwanten van Marie Jungius trachten der jeugd liefde in te boezemen voor al wat leeft. Zy zelve was de ziel van zulk een clubje in Den Haag. De Hollandeche Revue van eenige jaren her*) geeft een karakter schets van Marie Jungius, en stelt haar voor, bezig met haar clubje: een lief, zacht vrouwe gezichtje tusBchen belangstellende en opge wekte kindersnuitjes... En eens, eens was het een schitterende bladzijde in de ge schiedenis der Nederlandsche Vrouwenbe weging die zy schreef. Zy droomde een droom een stouten droom; en de droom werd plan, en het plan werd werkelijkheid; ?. ? en eensklaps, daar verrees voor de verbaasde, bewonderende en weldra verrukte oogen van geheel Nederland, het mannelyke zoowel als het vrouwelijke, het Gebouw van de Ten toonstelling van Vrouwen-arbeid. In den prachtigen, blakenden zomer van 18'JS lag het daar, tegen het gele zand en het groene geboomte van den Sche veningschen Weg,tegen den. zuive ren, zachtblauwen hemel ouser zeekust, als het belichaamde sprookje eener vrouwenziel, eener door en door vrouwelyke ziel. Heel het denken en schrijven,heel het reizen en trekken, heel het zien en bewonderen van heel Neder land trok zich, weken aan weken, samen op dat eenig en oorspronkelijk verschy'nsel: het Vrouwen-paleis daar aan den Scheveningechen Weg. En op duizenden, en duizenden lippen zweefde slechts n naam, et n naam die genoemd werd mat liefde en eerbied en bewondering en trots, de naam van Marie Jungius, die zich door al dien wierook niet liet bedwelmen, die bij dat alles een voudig en rederig bleef, scevereine over haar machtigen geest, maar zelve de toe gewijde dienares der vrouwenwereld, wier rechtmatige grieven zij zoo diep voelde, en voor welke zy zoo dapper en zoo waar dig l op de bres stond. En dat sprookje, ah een fata morgana zwevende over het gele duinzand van den Scheveningschen Weg, het bleek toch geen y'del spiegelbeeld te zijn, bestemd om zich op te lossen en te verdwijnen in het ijle. Neen, het kristalliseerde zich to i iets waarop Nederland trotsch mag zijn, tot een monu ment dat Marie Jungius zich zelve bouwde, onbewust, zy' die niet aan sterven dacht en ook niet aan roem die haar zou overleven, zy' wier lust het was in nederigheid te dienen. Gouden en zilveren vrucht had die Tentoon stelling gedragen. En opnieuw rees in het scheppende brein van Marie Jungius ? een plan, dat door haar organiseerend talent werd belichaamd in het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid, wederom zulk een gezonde, krachtige plant, die dadely'k wortel schoot en vrucht droeg. Verwonderlyk prak tisch en goed zit ook dat Bureau weer in elkaar, dat, evenals indertyd de Tentoon stelling, een geheel korps van gewillige en toegewijde vrouwen in staat stelt harmonisch te arbeiden naar een plan een wonder van vinding en eenvoud: een plan waarin arbeidsbronnen zich vereenigen tot rivieren, die als in een machtig reservoir samen vloeien in dat Bureau, waarvan alweder Marie Jungius langen ty'd de ziel ea de hersenen was. En telkens en telkens gaf dat Bureau een bewijs van bestaan en van degelyken arbeid, in een reeks van brochures, waarin op allerlei toestanden uit het leven leden, dat sponsen als dieren herkend zijn. Eerst, omstreeks 1825 toonde dr. Grant door een proefneming aan, dat het in elk geval levende wezens waren en dat er een zeer eigenaardige waterstroom in het lichaam van een levende spons rondgaat; een beweging die tegelijk als voedings- en ademhalingsstroom beschouwd moest worden. Die proef is niet aoo heel moeilijk te nemen; althans voor menschen die aan zee wonen; tocb ook wel bij ons te lande, waar het in sommige zoetwaterplassen bruin ziet van zoetwatersponsen; vooral de oude doode rietstengels zijn in den voor-zomer dikwijls omgeven door een geel-bruine gelei-achtige laag van levende sponsen. Wordt zoo'n spons in een flesch over gebracht, zoodat een gedeelte tegen den wand rust, dan is het met een loep waar te nemen hoe er een stroom uitgaat. Die uitgaande stroom is aan te toonen door zeer fijn indigo in het water te brengen; met kracht worden de partikeltjes een oouenblik later door de ppons uitgespoten. Hoe dat in zijn werk gaat, hoe het innerlijk leven van die zonderlinge dieren, die tegen woordig een eigen afzonderlijke afdeeling vormen tusschen de oerdieren (protozooën) en de andeie dieren (meiazooën) in, zich der vrouw het licht werd geworpen eener intelligente en gewetensvolle enquête. Ongeveer een jaar geleden moest Marie Jungius zich aan dien arbeid onttrekken; maar zóó vast had zy hem gefundeerd en met zoo zekere hand hem de richting gewezen, dat zy hem kon overlaten aan den staf van trouwe helpsters, die veel liever hadden blijven doorwerken onder haar bestuur. Want wie haar kende had haar lief. Gaarne en vrijwillig onderwierp men zich aan het inzicht van eene, die heerschen mocht omdat zy' zicb zelf beheerschte, en die toewy'ding vragen mocht, omdat zy zich zelve gaf, geheel en zonder voorbehoud. En nu is zy niet meer onder ons. Het broze lichaam bezweek onder den last van ly'den, lichamelijk en zedelijk. De geest, die hier op aarde nog zooveel had kunnen en willen doen, ontvlood naar gene zijde", naar de bestaanssfeer die voor den n een dwaas droombeeld, voor den ander een onontkoombare gewisbeid ie. Ik geloof in die sfeer en ik geloof in God s eeuwige gerechtigheid. En ik geloof dat de rechtvaardige God het wél zal maken met ue, die in de menschbeid Hém diende, zoo rein, zoo trouw, zoo volijverig, zoo liefdevol en zelfverloochenend. Wij missen haar en wij zullen haar niet vergeten. Persoonlijkheden als Marie Jungius vergeet men niet zoo gauw. En dan, wat zy voor ons vrouwen wrocht, dat zal haar naam in herinnering houden tot by de nageslachten. Nog > eel en lang en met lof zal worden ge sproken over haar, die geen lof zocht maar liefde gaf. Nog veel en lang zal zij worden betreurd door allen die haar kenden, het meest en langst door degenen die het dichtst in haar naby.aeid leefden, en die de Marie Jungius van het machtig naar-buiten-werken konden toetsen aan de Marie Jungius van den huiselyken kring, een toets dien niet velen doorstaan kunnen, maar zij kon het. Zij was heelemial lief", zooals een kind zich eens uitliet over een gestorven zuster. En zóó, ah die lieve zu'ster inde herinnering van dat kind, zal zij blijven voortleven in ons aller gedachtenis. Een reine ziel gi ig keen naar reiner sfeer, Maar de aarde telt een engel minder. Voorschoten, 28 Dec. 1908. NELLIB. *) De uitnoodiging tot het schrijven van dit artikel, dat ik gaarne aan waardiger pen had overgelaten, overviel my. Geen enkel document tot nadere bepaling van leeftijd, verschijnen harer werken, het jaartal van bedoelde Revue, enz. enz. staat tot my'n beschikking. Enkele dingen leende ik uit, andere kan ik zoo gauw niet vinden, en er is niemand in de buurt die my er aan helpen kan. N. iiHMtiiHiimiiiniiiMiimii Mode». Bonaparte en Heine over Liefde. Antwoord aan eene lezeres. Slachtoffers" der mode, zóó worden wij vrouwen dikwy'ls genoemd. Waarom ? Omdat wij ons gaarne kleeden volgens de eischen des tijds? Naar gelang der omstan digheden? De voorschriften volgen van Madams Mode? Allerminst. Slachtoffers zy'n en blijven wij ten opzichte der mode eerst dan, wanneer wy de buitenis sigheden der dartele madame Mode blinde lings vo'gen, wanneer wy' haar schalkernijen en ovt-rmoedinheden in toepassing brengen zonder te luisteren mar waarschuwend protest van ons gezond verstand. Slachtoffers" zijn en blijven wij, wanneer wy onze gezondheid oöeren aan de decreten (Venu»' Bloemkorf-tkeUt van een tpons.) afspeelt, is eerst in den laatsten tijd door de vorderingen der microscopische techniek goed bekend. De allereenvoudigste spons is een klein napje of bekertje, dat met zijn onderzijde, zijn voet, vast zit op een steen van den bodem of een waterpiant. De wand van dit bekertje gelijkt in zooverre op eiken bekerwand, d*t er een binnen en een buiten vlak is, die de stof" waaruit de wand bestaat, begrenzen. Alleen is die stof bij zoo'n primi tief sponcje geen zilver, glas of een andere doode materie maar een levende geleiachtige stof. Er is evenwel nog een bijzonderheid, die in den regel microseopii-ch klein is. De wand van een sponsdierbekertje is geper foreerd. Een groot aantal gaa'jes in den buitenwand correspondeeren met een p.nder aantal, die aan den binnenkant uitkomen; er zijn dus kanaaltjes, die v?n buiten voeren naar het binnenste der bol .e van den sponsbeker. Door die kanaaltjes dringt voort durend een stroom van water naar binnen en alles loost in de bekerholte; de zijwand van de kanaaltjes echter neemt zuurstof en voedsel op uit het passeerende water. Dit is het primitieve type van de sponsdieren, die daarom ook wel poriedieren of poriferen geheeten worden. Iets samerjgestelder zijn de sponsen ge bouwd, by wie het bedoelde kanaaltje niet recht doorloopt, maar ongeveer hal verwege een verwijding vormt, die m-it een kolk of een fluiskamer is te vergelijken. De wanden van deze blaat-jes of kamertjes hebben uitsluitend de taak overgenomen uit het doorstroomend water de stoffen voor de voeding, en misschien ook de zuurstof voor de ademhaling op te ne men.Er is dus mef.r specialiseering te bemerken. Ook nog in ander opzicht; de stroom wordt door Eet oponthoud in de kamertjes verzwakt; maar er ia voor gezorgd dat teveel stagnatie belet wordt; en bovendien, van dat oponthoud wordt partij getrokken voor de voeding, een aan'al cellen in den wand van die kamer tjes hebben een aanhangsel gekregen, dat in het waterkamertje hangt. Het is een zweepdraad die het water voortdurend rondslin gert, zoodat de wandcellen er alle mee in aanraking komsn en die het wellicht tevens voortjaagt naar de holte van den beker. Die kamertjes worden dan ook zweep-kameitjes genoemd. Nog iets samengestelder wordt de bouw van een sponsdiertje, wanneer de kanaaltjes in den wand zich vertakken en er veel meer zweep kamertjes in zy'n; zoodat deze meer onregelder Frivole, die ons uitlacht in haar vuist j e, overtuigd dat zij vlngvoetig wegy'lt en triomfantelijk zich handhaaft ondanks de alachtofiers, ten spijt van 't nadeel en de verminkingen toegebracht aan haar ver dwaasde sujetten. Madame Mode, priesteres in haar nimmer gesloten Udelheidstempel hoont, tart en sart al te vaak haar gedweeëslavinnen, haar slachtoffers". In onzen vlotten, soms zwierigen, wel eens onvrouwelyk r u moer igen t ij d van veldwinnend feminisme is 't woord slachtoffer" een epi theton, dat de vrijgevochten vrouw van zich af behoort te schudden. Een arts te Berlijn, deelt mede, dat zy'n vrouwelyke patiënten nog nooit zoo geklaagd hebben over 't uitvallen van 't haar, dan sedert het dragen van de modieuse reuzenhoeden. Ten eerste is de druk van zulk een gevaarte, op zich ze f reeds zér gevaarly'k voor de uiterst gevoelige haarwortels. Maar, nu moet de groote hoed worden vastgeprikt op 't zér ge ompliceerd met talloos veel kammen en haarspelden bevestigd kapse). Links, rechts, voor en achterwaarts, overal waar een gunstig openingetje met vél moeite l ontdekt wordt, verricht de scherpe, lange hoeden pen haar vernielend werk aan de lokken der patiënte" om den omvangrysen hoed te bevestigen. Met een gerust geweten kan ik Molière nazeggen: Ik heb 't gezien zeg ik u, gezien, met eigen oogen gezien, wat men gezien noemt" dat een mooie, jonge vrouw dit najaar langzaam, langzaam voortschreed op den Scheveningschen boulevard. Haar elegant, rank figuurtje met den formidabelen hoed speurde ik reeds in de verte. Naderbij komend, trof my de wezenlooze expressie van haar fijn, mooi gezichtje. Zy zwoegde onder den last van haar hoed; om 't gebouw in evenwicht te houden, liep zij zeer langzaam. Pijn, althans strakheid van nek en schouderspieren, daarvan getuigde de starheid van haar gelaat. De korte-mouwen-mode en de a jour hals bedekking was in ons koud, vochtig, kliemerig klimaat,oorzaak van droevig veel rhumatische aandoeningen en gevallen van levensgevaar lijke oronchitis. In la douce France", waar 't ook ont zettend koud kan zijn, maar, waar 't in ieder geval veel minder vochtig is, dan bij ons, openbaren zich reeds nu de noodlottige ge volgen van 't brutaal weglaten der dessons". Rank en slank l Zoo lang de ligne direc toire hoogtij viert. Slachtoffers" zoo gij er uw lichaam aan waagt. Het weglaten van dessoua" is in strijd met onze Bataafsche zeden, waarop wij trotsch zy'n. Mogen wij vrouwen, te fier, te verstandig en te esthetisch zy'u, om na te bootsen wat verworpen wordt door ons aangeboren gevoel van kieschheid en betamelijkheid. A bon entendeur, salut! Een pittig, praktisch, verstandely'k mode nieuwtje bestaat in het dragen van korte rok ken in de balzaal. Geen voet-vrije geen genre fietsrokken. Pas du tout Kikken, juist tot aan den bodem reikend.Eindel'jkis men overtuiad, hoe lastig het voor eene niet beroeps-danseres is, verschillende danefiguren uit-te-voeren met een sleep. De heerlijke soupele, nieuwerwetsche satijn is voor dezen winter het geliefkoosd materiaal voor bal-toiletten. Satijn en het beeldige wolkachtige mousseline de soie. De heerschende bont mode is tot de balzaal doorgedrongen. Om het décollet van 't cortage, aan de korte mouwtjes, en onder aan de rok garneert men smalle reepen bont. L'amour est enfant de Bohème ... Zelfs Napoleon I (Bonaparte) heeft zyne mijme ringen en bespiegelingen over liefde" in poëtischen trant uitgezegd. matig in den wand komen te liggen. Maar het principe blijft hetzelfde, het voedselvoerende water dringt door den buitenwand naar binnen en wordt daar met het onver teerbare geloosd in de algemeene holte van den beker; die doet dus als riool of cloake dienit. Even als elk nog niet volkomen en volwassen dier dat leeft en voedsel opneemt, groeit het sponsdiertje; het krijgt knoppen, die zich ontwikkelen tot nieuwe sponjes en deze blij ven met tiet oude wezen verbonden. Er scheidt zich uit den wand een deel van de levende sub stantie af die den dienst doet van huid of kurk en sponxftof spongine" genoemd wordt. Er ontstaat een kolonie van sponsdiertjes, die bij vele soorten van de warme zee kan aan groeien tot ze een vprbazenden omvang krijsjt; onze zoetwatersponskolonies worden zeiden grooter dan een maasvuist. Behalve spongine, of in de plaats daarvan kunnen de sporisdiereii nog een andere stof vervaardigen, die hun weeke lichaam hardIn een zoogenaamde Napoléon Bibliothek" door eene Berlynsche firma in den handel gebracht, veischy'nen eerlang schrifturen en gesprekken van Napoleon, dusver nog weinig bekend en voor de eerste maal in 't Dnitsch vertaald. Als Heinrich Heine, doch op andere wy ze, geeft Bonaparte in Februari 1791, zijn Reisebilder." In 1769 geboren, was h\j dus destyds 22 jaar oud, artillerie-officier in een kleine garnizoensplaats, nog totaal onbekend. Ingekwar tierd by' burgerlieden voor wier dochter zy'n jong hart vlam-vatte, zy'n dit altegaader gunstige omstandigheden, om de dichterlyke gezindheid van den in zich zelf gekeerden Corsicaan te bevorderen. Wij lezen van hem: Klimop, slingert zich om den eersten boom de beste... ziedaar in weinig woorden de geschiedenis van de liefde". Leeft een mensen in den vreemde, ver van zy'n oudere, ver van huis, dan heeft hy ongetwyfeld een steun noodig, een verbond, dat hem vergoeding schenkt voor 't verlies van vader of broeder. De liefde komt hem na te hulp, en biedt hem rykelyk vergoeding. De vriendschap kan dat enkel niet doen, en altijd zal een vreemde naar zielsverwantschap met een ge liefde persoonlijkheid haken. Wat is liefde? De geniale Heinrich Heine beantwoordde eenige jaren later in zijn Büch der Lieder, deze gewetensvraag, aldus: Die Engel nennen es Selig sein, Die leüfel nennen es Höllepein, Die Menschen nennen es Liebe". Bonaparte zegt: Het is het gevoel van zwakte, die den eenzamen mensen geregeld bevangt en tevens by hem het gevoel 'van onmacht en dat van onsterfelijkheid wekt. Het hart k(impt samen, verdubbelt zich, leeft op, liefelyke tranen vloeien, de liefde is ontwaakt." Het Napoleontische gegeven dat den ver liefden jonkman in Liefde's gevaarlijken doolhof tot leiddraad moet strekken, luidt aldus: Let op een jongeling van ... 13 jaar; hy heeft zy'n vriend lief, zooals hij op 20jarigen leeftijd zyn meisje zal liefhebben. Eerst later treedt de zelfzucht in. ;Op veertig jaar bemint hy zy'n fortuin, op 60 jaar enkel zich zelf. Laat u niets wijsmaken, als hy weent zy'n het tranen van verdriet door besef van onmacht en den druk der eenzaamueid. Juist deze verlicht de liefde al brengt zy ook smarten. Die van den ouderdom zy'n enkel door verstrooiingen te genezen. Maar die der liefde? Gelooft gy' dat die te genezen zy'n? Il faut juger les crits d'après leur date." En Bonaparte was jong en onervaren toen hy keuvelde over de liefde en haar wel en wee. Later hebben zijn inzichten zich zoo als bij ieder denkend wezen gewyzigd. Helaas, het aangeboren, troosteloos gevoel van niet tegen eenzaamheid te kunnen is hem bijgebleven. Elba en St. Helena hebben heel wat verzuchtingen van den vernietigden Imperator gehoord. CAPRICE. Mej. M. V. te 's Hage: Er bestaat in den handel geen portret van Pierre de Coulevain. Zij is 62 jaar, leidt het hotel-leven, dat zij zoo aardig beschrijft in haar werk: Sur la branche". Toen ik haar bezocht, woonde zjj in hotel Bellevue, Avenue de l'Opéra te Pary's. Het publiek moet mij leeren kennen uit mijn werken," antwoordde zy' my, toen ik baar portret vroeg en voegde er lachend aan toe: Si j'étais jeune et jolie, je ne dirais pas non..." Zij is inderdaad noch jong noch mooi. Over smaken zegt men, valt niet te twisten. Op my, maakt haar persoonlykbeid geen sympathieken indruk. Wel wint haar uiterlijk door haar vlugge, geestige manier vanspreken. C. (Schema vnn f en fponsdiertje(ltngte-doorsnede). De pijltjes wijzen de richting van den waterstroom aan. Tusschrn de kanahn en zweepkamerlje.» (i) liggen (nis driehoekige figuurtjes <, eteekend), de eke/et-dei Itn, die hier den vorm van voetangels hebben. Recht» br,ven: een tpom-larve met wimperharen en k'tzel naaldjes in het lichaam; links vormen van klasje» (amphiduken) in de over blijvende knoppen.) heid en stevigheid verleent. Ze zouderen. inderdaad een geraamte af. Er zijn soorten die dit maken van kiezel; andere, net als de gewervelde dieren van kilk. Tot een beenderengestel komt het evenwel niet, de beentjes nemen de vorm aan vannaaiden,haken, ankers, knotsen, dreggen, spiet sen, viscbannels, klosjes.ja, wat niet al? Het is een ongelooflgke rijkheid van vormen Welzijn enkele tot bundels vereenigd en regel matig ge plaatst; maar werkelyke geledingen of gewrich ten ontoreken. Het skelet van een spons valt evenwel niet altijd uiteen zoodra het weeke deel van bet dier vergaat. Bij or.s gaat tegen den winter de kolonie te niet, maar vóór dien tijd hebben zich winterknoopen gevormd, die dooreen hardesponginebuid, met kiezel-Baalden doorvlochten, zijn omgeven, en waarin zich ook nog aardig ge vormde klosjes (amphidisken) bevinden. Uit deze winterknoppen kruipt in het voor jaar weer een nieuwe spons te voorfcbija. Behalse zoo vegetatief, plant zich de spons ook voort op de gewone dierlijke wijze, door eieren. Die eieren worden bevrucht door spermatozoïden, in andere cellen van het sponslichaam gevormd. Daaruit komen geen omeweeg'ijke, vastzittende sponsen voort, maar diertjes die er volstrekt niet op lijken. Het zijn haast microscopisch kleine larven, die zich vrij kunnen bewegen, door middel van tril haren rondom hun mondopening. Een poos zwemmen zij rond in de sloot, door den plas of in de ondiepe zee tusschen de wieren. Als hun tijd gekomen is, zetten ze zich vast met hun mond tegen een plant, een wrak, of een doode rietstengel; tegenover den mond vormt zich een nieuwe opening, dat wordt de c'oake-ruimteof de bovenbedoelde bekerholte. Hun lijfje verdunt zich tot een bekerwand, wordt geperforeerd en de spons is weer te herkennen. Bij soorten nu, waar de kiezel of kalkvorming zoodanig in zijn werk gaat, dat een, om zoo te zeggen, gevlochten en vergroeid skelet ontstaat, bly'ft dit ook bestaan nadat de kolo nie te gronde ging. En dan bly'ft de algemeene vorm van de kolonie over, een bol, een beker, een vaas, een hoorn, al naar de soort. Zit er veel spongine op, dan is het ding bruin. Is er alleen een zuiver kiezel- of kalkskelet overgebleven, dan ontstaan die glasachtige of fiiigraine heerlijke fantastische vormen, zooals de Venus-bloemenmand (Euplectella), die in irtis, en in grootere verscheidenheid, in het British Museum te Londen te zien zyn. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl