Historisch Archief 1877-1940
flo. 1645
DE A M S 'I E K D A M M K K WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
JURK JUK t
Mjjn eerste gedachte, toen ik hét overlijden
vernam dezer waarlyk lieve en geliefde
landgenoöte, was: Een reine ziel ging heen naar
reiner sfeer." Haar OBmiddellijk daarna dacht
ik met weemoed: En de aarde telt een engel
minder." Ja, de aarde telt een der wezens
minder die zjj aoo noode missen kan, een der
weiene die niet enkel gebakt gaan onder het
leed der wereld, maar die er ook den schou
der onder zetten, hoe zwak die ook z$. En
hier waa het een hél teeder, een hél tenger
scboodertje, dat zich moedig schoof onder het
zware kruis dat de wereld te dragen heeft.
Men heeft- gezegd: te veel arbeid heeft haar
ondermqnd, bet afgematte lichaam kon geen
weerstand bieden aan de ziekte die het sloopte.
Haar nit goede bron weet ik dat wat haar
ondermijnde niet nog zoozeer de arbeid was,
al» wel de diepte van haar mededoogen en de
oneindigheid van haar medegevoel. Zooals er
menschen zyn, sensitieven, die de physieke
pyn voelen van alle kranken met wie zij in
aanraking komen, zoo gevoelde Marie Jnngina
al i $t leed, al de zorg der zielen waarmede
zjjj in aanraking kwam, en onderging zij heel
détragiek helaas geen tooneeltragiekl
der droeve gevallen waarmede zij in kennis
werd gesteld. Zóó als ik Marie Jungius ken:
uit enkele ontmoetingen, enkele sprookjes,
enkele verzen, uit haar geniaal en waarlijk
ontzagwekkend arbeiden, en niet het minst
uit vele gesprekeen met de vriendin uit haar
m«isjesjaren: baar zielezuster, Sa '.«Groshans,
heeft haar ziel om het leed vauanderen gebloe i
van bet oogenblik af dat zy tot bewustheid
ontwaakte. Daar was geen pantser om deze
fijne, 'gevoelige ziel; geen pantser van zelf
zucht, van eerzucht, van onverschilligheid;
ni'et eens het pantser der gewoonte, dat
andere teei gevoelige zielen behoedt tegen'de
.verbrjjielende overmacht van het leed dat
zy aanschouwen.
Ging zy' met baar leed in een afgezonderd
hoekje zitten, schreiend om bet noodlot dat
zij van de schouders der wereld niet kon
afwentelen? Het zouden, indien-/.ij dit gedaan
had, eerbiedwaardige tranen geweest zijn die
zjj schreide. En menigeen kan niet anders
dan zulke tranen schreien. Maar Marie Jungius
kon en wilde en deed nog wat anders. Die
teedere ziel in dat tengere lichaam was een
heldinneziel; en gesteund werd zy' door een
krachtigen, oorspronkeiyken, genialen geest.
Ja, die geest was geheel en volkomen de
dienstknecht, de slaaf van die ziel. Zooalg
een oprechte vrome zich met geestdrift en
geloofiijtrer noemt zijns H eer en slaaf," en
ook in waarheid alles wat hy' heeft en is en
kan in dienst stelt van dien Heer, zoo was
de geniale geeft van Marie Jungius de dienst
knecht, en meer niet, van die beerlijk-soeve
reine ziel. Had zij eerzucnt gekend, had zy
gedorst naar roem, wat had zij niet kunnen
bereiken met die stalen wilskracht, dat logi
sche denkvermogen, dien mathematischen
aanleg die zich bij haar omzette in poëzie,
want dichteres was zy óók, onze betreurde
doodel "Wel stortte zy niet, als Ada Negri,
baar ontferming met, haar verontwaardiging
over het ly'den der schuldeloozen uit in ge
dichten die klinken als snikken en kreten ;
maar heel haar leven en streven was n
groot en roerend schoon gedicht: het epos
van den machtigen geest, zich volkomen
onderwerpend aan den soevereinen wil eener
uiterst teedere ziel.
H£ar dichten, schoon zy een bundel
bekoorlijke sprookjes en een bundel
goedgebonwde verzen schreef, b£a> dichten
was arbeid, praktische arbeid. En geen arbeid
waarvan men het zweeten ziet en het zwoegen
hoort;veeleer de ideaal-rustige, schier onmerk
bare, maar geweldige arbeid dien de natuur
verricht, de dagen en jaren door : de arbeid
die knoppen d jet zwellen, teergroene blaadjes
IIIIIHIHHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIHIIIIIIIMMHIIMIHIIIIIIIIttllllllllMIIIIIIIIIIINm
UIT DE- N A T-U U Ij
Venus' Bloemenmand.
Dikwy'lg wordt aan natuurkundigen de vraag
gesteld, nu eens kort en bondig te zeggen,
wat bet verschil is tusschen planten en dieren.
Ik geloof niet, dai er een definitie bestaat,
die er een alleszins bevredigend antwoord
op geeft. Natuurlijk weet ieder, dat een koe
tot de eene en een eikeboom tot de andere
afdeeling be loort; voor zulke gewervelde dieren
en hoog ontwikkelde planten zouden verschil
lende bepalingen kunnen dienen: dieren bezit
ten het vermogen der willekeurige beweging,
planten niet; of. planten leven van met-organi
sche lucht en bodemstoflen, dieren daaren
tegen van planten en andere dieren.
Maar in het algemeen gaan de verschillen
niet door; er zijn levende we iens, welke
dierlyk voedsel gebruiken en zich willekeurig be
wegen, zoo ly'kt het althans, en die toch in alle
andere opzichten planten zijn; er zijn ook
schepselen, die een waar plantenleven leiden
zonder eigen beweging, en toch beslist tot de
dieren gerekend moeten worden. Vele van de
aller kleinste levende wezens geven in het
geheel geen houvast aan de systematici: rnen
vindt ze in het eene handboek bij de dieren, in
het andere by de planten onder dak gebracht.
Wie in deze vacantie of van den zomer in
Arlis komt, en zelf eens in twijfel «il staan,
moet de mu?eumzaal achter de kleine
aquariumzaal maar inloopen.
Daar v LD d t ge dingen tentoongesteld, waar
van iemand, als hy ze niet juist in Artis
aantrof, niet zou willen gelooven, dat het
dieren zijn of zyn geweest.
Daar staan tegen den wand raeterhooge
groote bruine kuipen als van hout en in den
vorm van een reuzen-eierdop, een waechtobbe,
een pijl koker; wie de etiketten leest, verneemt
dat het sponsen zijn. Nog meer verbaast het
de meeste bezoekers, dit een mooie zilver
witte beker, als van cantille-werk of zilver
filigrain, en die Venus-bloemenmand heet,
ook een spons moet zy'n.
Nu is het in het geheel niemand kwalijk
te nemen, als hy dan i y' zich zelf uf luid
vraagt: Wat doen die dingen dan hier in
Artis. Zoo natuurhistorisch ontwikkeld is ons
volk nog niet, dat de meerderheid weet, dat
sponsen dieren zy'n; of, zoo dit wel bekend
ie, dat er sponsen zy'n, die op onze gewone
badspons net zoo veel lyken als een kip op
een koe.
't Is ook nog lang geen honderd jaar
geschemeren, bloesems ontbotten, vrachten
rijpen. Telkens en telkens weer ontbloeide
er moet ik zeggen aan de ziel of aan
den geest van Marie Jungius? een nieuw
denkbeeld, een nieuw plan, een nieuwe
arbeid; en dat alles was stevig, en kernge
zond, en uitermate praktisch en toch was
het poëiie. Nu eens was het een vlugschrifje
tegen de vivisectie, een kreet om het ly'den
van schepselen die niet alleen afhankelijk
zy'n, maar ook geen protest kunnen indienen.
Dan eens was het de stichting van den
Nederlandschen Kinderbond, kinderclnbjes,
over het geheele land verspreid, waarin
geestverwanten van Marie Jungius trachten
der jeugd liefde in te boezemen voor al wat
leeft. Zy zelve was de ziel van zulk een
clubje in Den Haag. De Hollandeche Revue
van eenige jaren her*) geeft een karakter
schets van Marie Jungius, en stelt haar voor,
bezig met haar clubje: een lief, zacht vrouwe
gezichtje tusBchen belangstellende en opge
wekte kindersnuitjes... En eens, eens was
het een schitterende bladzijde in de ge
schiedenis der Nederlandsche Vrouwenbe
weging die zy schreef. Zy droomde een
droom een stouten droom; en de droom
werd plan, en het plan werd werkelijkheid; ?. ?
en eensklaps, daar verrees voor de verbaasde,
bewonderende en weldra verrukte oogen van
geheel Nederland, het mannelyke zoowel als
het vrouwelijke, het Gebouw van de Ten
toonstelling van Vrouwen-arbeid. In den
prachtigen, blakenden zomer van 18'JS lag het daar,
tegen het gele zand en het groene geboomte
van den Sche veningschen Weg,tegen den. zuive
ren, zachtblauwen hemel ouser zeekust, als
het belichaamde sprookje eener vrouwenziel,
eener door en door vrouwelyke ziel. Heel het
denken en schrijven,heel het reizen en trekken,
heel het zien en bewonderen van heel Neder
land trok zich, weken aan weken, samen op
dat eenig en oorspronkelijk verschy'nsel: het
Vrouwen-paleis daar aan den
Scheveningechen Weg. En op duizenden, en duizenden
lippen zweefde slechts n naam, et n naam
die genoemd werd mat liefde en eerbied en
bewondering en trots, de naam van Marie
Jungius, die zich door al dien wierook
niet liet bedwelmen, die bij dat alles een
voudig en rederig bleef, scevereine over
haar machtigen geest, maar zelve de toe
gewijde dienares der vrouwenwereld, wier
rechtmatige grieven zij zoo diep voelde, en
voor welke zy zoo dapper en zoo waar
dig l op de bres stond.
En dat sprookje, ah een fata morgana
zwevende over het gele duinzand van den
Scheveningschen Weg, het bleek toch geen
y'del spiegelbeeld te zijn, bestemd om zich
op te lossen en te verdwijnen in het ijle.
Neen, het kristalliseerde zich to i iets waarop
Nederland trotsch mag zijn, tot een monu
ment dat Marie Jungius zich zelve bouwde,
onbewust, zy' die niet aan sterven dacht
en ook niet aan roem die haar zou overleven,
zy' wier lust het was in nederigheid te dienen.
Gouden en zilveren vrucht had die Tentoon
stelling gedragen. En opnieuw rees in het
scheppende brein van Marie Jungius ? een
plan, dat door haar organiseerend talent
werd belichaamd in het Nationaal Bureau
voor Vrouwenarbeid, wederom zulk een
gezonde, krachtige plant, die dadely'k wortel
schoot en vrucht droeg. Verwonderlyk prak
tisch en goed zit ook dat Bureau weer in
elkaar, dat, evenals indertyd de Tentoon
stelling, een geheel korps van gewillige en
toegewijde vrouwen in staat stelt harmonisch
te arbeiden naar een plan een wonder
van vinding en eenvoud: een plan waarin
arbeidsbronnen zich vereenigen tot rivieren,
die als in een machtig reservoir samen
vloeien in dat Bureau, waarvan alweder
Marie Jungius langen ty'd de ziel ea de
hersenen was. En telkens en telkens gaf dat
Bureau een bewijs van bestaan en van
degelyken arbeid, in een reeks van brochures,
waarin op allerlei toestanden uit het leven
leden, dat sponsen als dieren herkend zijn.
Eerst, omstreeks 1825 toonde dr. Grant door
een proefneming aan, dat het in elk geval
levende wezens waren en dat er een zeer
eigenaardige waterstroom in het lichaam van
een levende spons rondgaat; een beweging
die tegelijk als voedings- en
ademhalingsstroom beschouwd moest worden. Die proef
is niet aoo heel moeilijk te nemen; althans
voor menschen die aan zee wonen; tocb ook
wel bij ons te lande, waar het in sommige
zoetwaterplassen bruin ziet van
zoetwatersponsen; vooral de oude doode rietstengels
zijn in den voor-zomer dikwijls omgeven
door een geel-bruine gelei-achtige laag van
levende sponsen.
Wordt zoo'n spons in een flesch over
gebracht, zoodat een gedeelte tegen den wand
rust, dan is het met een loep waar te nemen
hoe er een stroom uitgaat. Die uitgaande
stroom is aan te toonen door zeer fijn indigo
in het water te brengen; met kracht worden
de partikeltjes een oouenblik later door de
ppons uitgespoten.
Hoe dat in zijn werk gaat, hoe het innerlijk
leven van die zonderlinge dieren, die tegen
woordig een eigen afzonderlijke afdeeling
vormen tusschen de oerdieren (protozooën)
en de andeie dieren (meiazooën) in, zich
der vrouw het licht werd geworpen eener
intelligente en gewetensvolle enquête.
Ongeveer een jaar geleden moest Marie
Jungius zich aan dien arbeid onttrekken;
maar zóó vast had zy hem gefundeerd en
met zoo zekere hand hem de richting gewezen,
dat zy hem kon overlaten aan den staf van
trouwe helpsters, die veel liever hadden
blijven doorwerken onder haar bestuur. Want
wie haar kende had haar lief. Gaarne en
vrijwillig onderwierp men zich aan het inzicht
van eene, die heerschen mocht omdat zy' zicb
zelf beheerschte, en die toewy'ding vragen
mocht, omdat zy zich zelve gaf, geheel en
zonder voorbehoud.
En nu is zy niet meer onder ons. Het broze
lichaam bezweek onder den last van ly'den,
lichamelijk en zedelijk. De geest, die hier op
aarde nog zooveel had kunnen en willen doen,
ontvlood naar gene zijde", naar de
bestaanssfeer die voor den n een dwaas droombeeld,
voor den ander een onontkoombare
gewisbeid ie. Ik geloof in die sfeer en ik geloof in
God s eeuwige gerechtigheid. En ik geloof dat
de rechtvaardige God het wél zal maken met
ue, die in de menschbeid Hém diende, zoo
rein, zoo trouw, zoo volijverig, zoo liefdevol
en zelfverloochenend.
Wij missen haar en wij zullen haar niet
vergeten. Persoonlijkheden als Marie Jungius
vergeet men niet zoo gauw. En dan, wat zy
voor ons vrouwen wrocht, dat zal haar naam
in herinnering houden tot by de nageslachten.
Nog > eel en lang en met lof zal worden ge
sproken over haar, die geen lof zocht maar
liefde gaf. Nog veel en lang zal zij worden
betreurd door allen die haar kenden, het
meest en langst door degenen die het dichtst
in haar naby.aeid leefden, en die de Marie
Jungius van het machtig naar-buiten-werken
konden toetsen aan de Marie Jungius van
den huiselyken kring, een toets dien niet
velen doorstaan kunnen, maar zij kon het.
Zij was heelemial lief", zooals een kind zich
eens uitliet over een gestorven zuster. En zóó,
ah die lieve zu'ster inde herinnering van dat
kind, zal zij blijven voortleven in ons aller
gedachtenis.
Een reine ziel gi ig keen naar reiner sfeer,
Maar de aarde telt een engel minder.
Voorschoten, 28 Dec. 1908. NELLIB.
*) De uitnoodiging tot het schrijven van
dit artikel, dat ik gaarne aan waardiger pen
had overgelaten, overviel my. Geen enkel
document tot nadere bepaling van leeftijd,
verschijnen harer werken, het jaartal van
bedoelde Revue, enz. enz. staat tot my'n
beschikking. Enkele dingen leende ik uit,
andere kan ik zoo gauw niet vinden, en er
is niemand in de buurt die my er aan
helpen kan. N.
iiHMtiiHiimiiiniiiMiimii
Mode». Bonaparte en Heine over Liefde.
Antwoord aan eene lezeres.
Slachtoffers" der mode, zóó worden wij
vrouwen dikwy'ls genoemd.
Waarom ?
Omdat wij ons gaarne kleeden volgens de
eischen des tijds? Naar gelang der omstan
digheden? De voorschriften volgen van
Madams Mode?
Allerminst.
Slachtoffers zy'n en blijven wij ten opzichte
der mode eerst dan, wanneer wy de buitenis
sigheden der dartele madame Mode blinde
lings vo'gen, wanneer wy' haar schalkernijen
en ovt-rmoedinheden in toepassing brengen
zonder te luisteren mar waarschuwend protest
van ons gezond verstand.
Slachtoffers" zijn en blijven wij, wanneer
wy onze gezondheid oöeren aan de decreten
(Venu»' Bloemkorf-tkeUt van een tpons.)
afspeelt, is eerst in den laatsten tijd door de
vorderingen der microscopische techniek goed
bekend.
De allereenvoudigste spons is een klein
napje of bekertje, dat met zijn onderzijde,
zijn voet, vast zit op een steen van den
bodem of een waterpiant. De wand van dit
bekertje gelijkt in zooverre op eiken
bekerwand, d*t er een binnen en een buiten vlak
is, die de stof" waaruit de wand bestaat,
begrenzen. Alleen is die stof bij zoo'n primi
tief sponcje geen zilver, glas of een andere
doode materie maar een levende geleiachtige
stof. Er is evenwel nog een bijzonderheid,
die in den regel microseopii-ch klein is.
De wand van een sponsdierbekertje is geper
foreerd. Een groot aantal gaa'jes in den
buitenwand correspondeeren met een p.nder
aantal, die aan den binnenkant uitkomen;
er zijn dus kanaaltjes, die v?n buiten voeren
naar het binnenste der bol .e van den
sponsbeker. Door die kanaaltjes dringt voort
durend een stroom van water naar binnen
en alles loost in de bekerholte; de zijwand
van de kanaaltjes echter neemt zuurstof en
voedsel op uit het passeerende water. Dit is
het primitieve type van de sponsdieren, die
daarom ook wel poriedieren of poriferen
geheeten worden.
Iets samerjgestelder zijn de sponsen ge
bouwd, by wie het bedoelde kanaaltje niet
recht doorloopt, maar ongeveer hal verwege een
verwijding vormt, die m-it een kolk of een
fluiskamer is te vergelijken. De wanden van
deze blaat-jes of kamertjes hebben uitsluitend
de taak overgenomen uit het doorstroomend
water de stoffen voor de voeding, en misschien
ook de zuurstof voor de ademhaling op te ne
men.Er is dus mef.r specialiseering te bemerken.
Ook nog in ander opzicht; de stroom wordt
door Eet oponthoud in de kamertjes verzwakt;
maar er ia voor gezorgd dat teveel stagnatie
belet wordt; en bovendien, van dat oponthoud
wordt partij getrokken voor de voeding,
een aan'al cellen in den wand van die kamer
tjes hebben een aanhangsel gekregen, dat in
het waterkamertje hangt. Het is een
zweepdraad die het water voortdurend rondslin
gert, zoodat de wandcellen er alle mee in
aanraking komsn en die het wellicht tevens
voortjaagt naar de holte van den beker. Die
kamertjes worden dan ook zweep-kameitjes
genoemd.
Nog iets samengestelder wordt de bouw van
een sponsdiertje, wanneer de kanaaltjes in den
wand zich vertakken en er veel meer zweep
kamertjes in zy'n; zoodat deze meer
onregelder Frivole, die ons uitlacht in haar vuist j e,
overtuigd dat zij vlngvoetig wegy'lt en
triomfantelijk zich handhaaft ondanks
de alachtofiers, ten spijt van 't nadeel en de
verminkingen toegebracht aan haar ver
dwaasde sujetten.
Madame Mode, priesteres in haar nimmer
gesloten Udelheidstempel hoont, tart en sart
al te vaak haar gedweeëslavinnen, haar
slachtoffers".
In onzen vlotten, soms zwierigen, wel eens
onvrouwelyk r u moer igen t ij d van veldwinnend
feminisme is 't woord slachtoffer" een epi
theton, dat de vrijgevochten vrouw van zich
af behoort te schudden.
Een arts te Berlijn, deelt mede, dat zy'n
vrouwelyke patiënten nog nooit zoo geklaagd
hebben over 't uitvallen van 't haar, dan
sedert het dragen van de modieuse
reuzenhoeden. Ten eerste is de druk van zulk een
gevaarte, op zich ze f reeds zér gevaarly'k
voor de uiterst gevoelige haarwortels. Maar,
nu moet de groote hoed worden vastgeprikt
op 't zér ge ompliceerd met talloos veel
kammen en haarspelden bevestigd kapse).
Links, rechts, voor en achterwaarts, overal
waar een gunstig openingetje met vél moeite l
ontdekt wordt, verricht de scherpe, lange
hoeden pen haar vernielend werk aan de lokken
der patiënte" om den omvangrysen hoed te
bevestigen.
Met een gerust geweten kan ik Molière
nazeggen: Ik heb 't gezien zeg ik u, gezien,
met eigen oogen gezien, wat men gezien noemt"
dat een mooie, jonge vrouw dit najaar
langzaam, langzaam voortschreed op den
Scheveningschen boulevard. Haar elegant,
rank figuurtje met den formidabelen hoed
speurde ik reeds in de verte. Naderbij komend,
trof my de wezenlooze expressie van haar
fijn, mooi gezichtje.
Zy zwoegde onder den last van haar hoed;
om 't gebouw in evenwicht te houden, liep
zij zeer langzaam. Pijn, althans strakheid van
nek en schouderspieren, daarvan getuigde de
starheid van haar gelaat.
De korte-mouwen-mode en de a jour hals
bedekking was in ons koud, vochtig, kliemerig
klimaat,oorzaak van droevig veel rhumatische
aandoeningen en gevallen van levensgevaar
lijke oronchitis.
In la douce France", waar 't ook ont
zettend koud kan zijn, maar, waar 't in ieder
geval veel minder vochtig is, dan bij ons,
openbaren zich reeds nu de noodlottige ge
volgen van 't brutaal weglaten der dessons".
Rank en slank l Zoo lang de ligne direc
toire hoogtij viert.
Slachtoffers" zoo gij er uw lichaam aan
waagt.
Het weglaten van dessoua" is in strijd
met onze Bataafsche zeden, waarop wij trotsch
zy'n. Mogen wij vrouwen, te fier, te verstandig
en te esthetisch zy'u, om na te bootsen wat
verworpen wordt door ons aangeboren gevoel
van kieschheid en betamelijkheid.
A bon entendeur, salut!
Een pittig, praktisch, verstandely'k mode
nieuwtje bestaat in het dragen van korte rok
ken in de balzaal. Geen voet-vrije geen genre
fietsrokken. Pas du tout Kikken, juist tot aan
den bodem reikend.Eindel'jkis men overtuiad,
hoe lastig het voor eene niet beroeps-danseres
is, verschillende danefiguren uit-te-voeren
met een sleep. De heerlijke soupele,
nieuwerwetsche satijn is voor dezen winter het
geliefkoosd materiaal voor bal-toiletten. Satijn
en het beeldige wolkachtige mousseline de
soie. De heerschende bont mode is tot de
balzaal doorgedrongen. Om het décollet
van 't cortage, aan de korte mouwtjes, en
onder aan de rok garneert men smalle
reepen bont.
L'amour est enfant de Bohème ... Zelfs
Napoleon I (Bonaparte) heeft zyne mijme
ringen en bespiegelingen over liefde" in
poëtischen trant uitgezegd.
matig in den wand komen te liggen. Maar
het principe blijft hetzelfde, het
voedselvoerende water dringt door den buitenwand
naar binnen en wordt daar met het onver
teerbare geloosd in de algemeene holte van
den beker; die doet dus als riool of cloake
dienit.
Even als elk nog niet volkomen en volwassen
dier dat leeft en voedsel opneemt, groeit het
sponsdiertje; het krijgt knoppen, die zich
ontwikkelen tot nieuwe sponjes en deze blij
ven met tiet oude wezen verbonden. Er scheidt
zich uit den wand een deel van de levende sub
stantie af die den dienst doet van huid of kurk
en sponxftof spongine" genoemd wordt. Er
ontstaat een kolonie van sponsdiertjes, die bij
vele soorten van de warme zee kan aan
groeien tot ze een vprbazenden omvang krijsjt;
onze zoetwatersponskolonies worden zeiden
grooter dan een maasvuist.
Behalve spongine, of in de plaats daarvan
kunnen de sporisdiereii nog een andere stof
vervaardigen, die hun weeke lichaam
hardIn een zoogenaamde Napoléon Bibliothek"
door eene Berlynsche firma in den handel
gebracht, veischy'nen eerlang schrifturen en
gesprekken van Napoleon, dusver nog weinig
bekend en voor de eerste maal in 't Dnitsch
vertaald.
Als Heinrich Heine, doch op andere wy ze,
geeft Bonaparte in Februari 1791, zijn
Reisebilder."
In 1769 geboren, was h\j dus destyds 22
jaar oud, artillerie-officier in een kleine
garnizoensplaats, nog totaal onbekend. Ingekwar
tierd by' burgerlieden voor wier dochter zy'n
jong hart vlam-vatte, zy'n dit altegaader
gunstige omstandigheden, om de dichterlyke
gezindheid van den in zich zelf gekeerden
Corsicaan te bevorderen.
Wij lezen van hem: Klimop, slingert zich
om den eersten boom de beste... ziedaar in
weinig woorden de geschiedenis van de liefde".
Leeft een mensen in den vreemde, ver
van zy'n oudere, ver van huis, dan heeft hy
ongetwyfeld een steun noodig, een verbond,
dat hem vergoeding schenkt voor 't verlies
van vader of broeder.
De liefde komt hem na te hulp, en biedt
hem rykelyk vergoeding. De vriendschap
kan dat enkel niet doen, en altijd zal een
vreemde naar zielsverwantschap met een ge
liefde persoonlijkheid haken.
Wat is liefde?
De geniale Heinrich Heine beantwoordde
eenige jaren later in zijn Büch der Lieder,
deze gewetensvraag, aldus:
Die Engel nennen es Selig sein,
Die leüfel nennen es Höllepein,
Die Menschen nennen es Liebe".
Bonaparte zegt: Het is het gevoel van
zwakte, die den eenzamen mensen geregeld
bevangt en tevens by hem het gevoel 'van
onmacht en dat van onsterfelijkheid wekt.
Het hart k(impt samen, verdubbelt zich, leeft
op, liefelyke tranen vloeien, de liefde is
ontwaakt."
Het Napoleontische gegeven dat den ver
liefden jonkman in Liefde's gevaarlijken
doolhof tot leiddraad moet strekken, luidt
aldus: Let op een jongeling van ... 13 jaar;
hy heeft zy'n vriend lief, zooals hij op 20jarigen
leeftijd zyn meisje zal liefhebben. Eerst
later treedt de zelfzucht in. ;Op veertig jaar
bemint hy zy'n fortuin, op 60 jaar enkel zich
zelf. Laat u niets wijsmaken, als hy weent
zy'n het tranen van verdriet door besef van
onmacht en den druk der eenzaamueid. Juist
deze verlicht de liefde al brengt zy ook
smarten. Die van den ouderdom zy'n enkel
door verstrooiingen te genezen.
Maar die der liefde?
Gelooft gy' dat die te genezen zy'n?
Il faut juger les crits d'après leur date."
En Bonaparte was jong en onervaren toen
hy keuvelde over de liefde en haar wel en
wee. Later hebben zijn inzichten zich zoo
als bij ieder denkend wezen gewyzigd.
Helaas, het aangeboren, troosteloos gevoel
van niet tegen eenzaamheid te kunnen is hem
bijgebleven. Elba en St. Helena hebben heel
wat verzuchtingen van den vernietigden
Imperator gehoord.
CAPRICE.
Mej. M. V. te 's Hage: Er bestaat in den
handel geen portret van Pierre de Coulevain.
Zij is 62 jaar, leidt het hotel-leven, dat zij
zoo aardig beschrijft in haar werk: Sur la
branche". Toen ik haar bezocht, woonde zjj
in hotel Bellevue, Avenue de l'Opéra te Pary's.
Het publiek moet mij leeren kennen uit
mijn werken," antwoordde zy' my, toen ik baar
portret vroeg en voegde er lachend aan toe:
Si j'étais jeune et jolie, je ne dirais pas non..."
Zij is inderdaad noch jong noch mooi.
Over smaken zegt men, valt niet te twisten.
Op my, maakt haar persoonlykbeid geen
sympathieken indruk. Wel wint haar uiterlijk
door haar vlugge, geestige manier vanspreken.
C.
(Schema vnn f en fponsdiertje(ltngte-doorsnede).
De pijltjes wijzen de richting van den waterstroom
aan. Tusschrn de kanahn en zweepkamerlje.» (i)
liggen (nis driehoekige figuurtjes <, eteekend), de
eke/et-dei Itn, die hier den vorm van voetangels
hebben.
Recht» br,ven: een tpom-larve met
wimperharen en k'tzel naaldjes in het lichaam; links
vormen van klasje» (amphiduken) in de over
blijvende knoppen.)
heid en stevigheid verleent. Ze zouderen.
inderdaad een geraamte af.
Er zijn soorten die dit maken van kiezel;
andere, net als de gewervelde dieren van kilk.
Tot een beenderengestel komt het evenwel
niet, de beentjes nemen de vorm aan
vannaaiden,haken, ankers, knotsen, dreggen, spiet
sen, viscbannels, klosjes.ja, wat niet al? Het is
een ongelooflgke rijkheid van vormen Welzijn
enkele tot bundels vereenigd en regel matig ge
plaatst; maar werkelyke geledingen of gewrich
ten ontoreken. Het skelet van een spons valt
evenwel niet altijd uiteen zoodra het weeke
deel van bet dier vergaat.
Bij or.s gaat tegen den winter de kolonie te
niet, maar vóór dien tijd hebben zich
winterknoopen gevormd, die dooreen
hardesponginebuid, met kiezel-Baalden doorvlochten, zijn
omgeven, en waarin zich ook nog aardig ge
vormde klosjes (amphidisken) bevinden.
Uit deze winterknoppen kruipt in het voor
jaar weer een nieuwe spons te voorfcbija.
Behalse zoo vegetatief, plant zich de spons
ook voort op de gewone dierlijke wijze, door
eieren. Die eieren worden bevrucht door
spermatozoïden, in andere cellen van het
sponslichaam gevormd. Daaruit komen geen
omeweeg'ijke, vastzittende sponsen voort,
maar diertjes die er volstrekt niet op lijken.
Het zijn haast microscopisch kleine larven,
die zich vrij kunnen bewegen, door middel
van tril haren rondom hun mondopening. Een
poos zwemmen zij rond in de sloot, door den
plas of in de ondiepe zee tusschen de wieren.
Als hun tijd gekomen is, zetten ze zich vast
met hun mond tegen een plant, een wrak, of
een doode rietstengel; tegenover den mond
vormt zich een nieuwe opening, dat wordt de
c'oake-ruimteof de bovenbedoelde bekerholte.
Hun lijfje verdunt zich tot een bekerwand,
wordt geperforeerd en de spons is weer te
herkennen.
Bij soorten nu, waar de kiezel of
kalkvorming zoodanig in zijn werk gaat, dat een, om
zoo te zeggen, gevlochten en vergroeid skelet
ontstaat, bly'ft dit ook bestaan nadat de kolo
nie te gronde ging. En dan bly'ft de algemeene
vorm van de kolonie over, een bol, een beker,
een vaas, een hoorn, al naar de soort. Zit
er veel spongine op, dan is het ding bruin.
Is er alleen een zuiver kiezel- of kalkskelet
overgebleven, dan ontstaan die glasachtige
of fiiigraine heerlijke fantastische vormen,
zooals de Venus-bloemenmand (Euplectella),
die in irtis, en in grootere verscheidenheid,
in het British Museum te Londen te zien zyn.
E. HEIMANS.