De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 10 januari pagina 2

10 januari 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E II 1) A M M K LI W K K K U L A I) V O O R N E D E U L A N D. No. 1646 uitsluiting recruteerende uit het proletariaat een Minderwaardig lichaam moest zijn. Een en ander werkte samen om de lust tot diejutneming te doen verminderen. Als men de correspondentie naleest in de N. K. C. van 29 Sept. '06 zal men daar een uittreksel vinden uit een vijftal opstellen door een hooger officier in een niet antigouvernementeel blad over Belgische legertoestanden geopenbaard, artikelen, die wel is waar door versmadenden glimlach" ge weerd werden, maar aldus de corres pondent niet te minder een diepen, een organischen grond" bezitten, dóór iedereen sedert lang gevoeld; die afhankelijk is van 't wezen van ons (Belgisch) leger zelf." Het slot dier beschouwingen ik voeg er bij volmaakt passend op ons eigen vroeger plaatsvervangersleger, van den soldaat af, die tam en gedwee" is, tot den reglementenvan-buiten-leerenden officier luidde aldus: En 't gevolg? Wij hebben het leger dat aan een land als Belgiëtoekomt, zonder uitweg buitenslands; overvloed, zou ik zeggen, door steeds aangroeiende millioeneo, hebben wij een zeer mooi leger gevormd, maar ... een paradeleger." Wie in ons Indisch leger den Belgischen vrijwilliger heeft leeren kennen, zal lichtelijk kunnen begrijpen hoe het Belgische leger uit een militair oogpunt den persoonlijken dienstplicht begeert 9). Daarom is mij niet duidelijk dat de Minister van oorlog dezer dagen verklaren kon, dat hij afschaffing der plaatsver vanging wenschelij/c beschouwde vtel meer uit sociaal dan uit militair oog punt (blz. 89 Ie kolom). In de bekende militaire kroniek der Indépendance beige" trof ik 16 Sept. 1907 een vergelijking aan tusjchen de Belgische legerorganisatie en die in Brazilië, een rijk dat eveneens nog aan het soldenierswezen vasthoudt. Zoowel de Brazileensche officieren als hun collega's in Belgiëheet het daar beklagen zich er bitter over, maar in Braziliëhebben zjj ten minste vrijheid van schrijven wat voor de Belgische officieren niet het geval is. En dan haalt de scLrijver met instemming de volgende woorden aan van den Brazileenschen kapitein Liberato Bittencourt, leeraar aan de artillerie- en genieschool te Rio-de-Janeiro: Het volontariaat, door de Braz. Grondwet gewild, brengt mannen in het leger die roeping hebben voor hun metier, maar eveneens individuen zonder bezigheid en zonder deugden, schelmen en zuiplappen, menschen in ón woord die niet in staat zijn het plichtsbesef en eergevoel te bezitten, noodie: voor de verdediging van het vaderland. Het maakt van het leger een gemakkelijk en eeuwigdurend baantje voor de luiaards, terwijl het integendeel een snelle leerschool moest wezen voor alle burgers, tot het dragen der wapenen in staat" Dergelijke aanhalingen van onwedersprekelijke waarheden", zooals de sehriJ7er zegt, zijn teekenend. Dan wil ik wijzen op de bekeering der bisschoppen tot den persoonlijken dienst plicht, die in Juli 1905 zich met een herderlijken brief richtten tot de geestel\jkheid en do geloovigen waarin het heet, dat men in de uren des gevaars, als zijn grenzen bedreigd worden, het vaderland zijn bloed en zelf* de opoffering van jijn leven schuldig is"; een bekeering daarom van zooveel be lang omdat zij eenige jaren te voren, toen de Minister van oorlog Brassine hen raad pleeg-Ie zich nog vijandig tegenover het denkbeeld hadden verklaard. Geen wonder is liet ten slotte, dat, gelijk ten onzent de ontwikkeling van het defensie wezen in de richting van het volksleger op verschillende partijprogramma's staat, de liberale groepen in Belgiëzich voor de laatste verkiezingen welke de clericale meerderheid deden slinken hadden vereenigd op de drievoudige leus : leerplicht, algemeen stemrecht, persoonlijke dienstplicht. Eigenaardig is hetv hoe die dienstplicht bestreden werd. Haal ik daarbij aan, wat het Antwerpsche Handelsblad bijv. schreef: Door het alleman soldaat, willen de libe ralen ons 300.000 soldaten op den hals schuiven. Dat zal de legerbegrooting met millioenen doen klimmen, die zij zullen vinden: door afschaffing der vergoeding aan de milicianen en hunne familiën, afschaffing der voordeelen aan vrijwilligers en ver zwaring der lasten. Alsof een arme drommel gelukkiger zal zijn, als hij geen centiem meer zal trekken maar de eer gemeten zal, naast menheer den baron het vaderland te dienen! " Waar zulk betoog gehoord wordt, is be 9) Ik heb dan het oog op de honorabele" beroepssoldaten, niet op het uitschot, waar mede ons Indisch leger tusschen 1874 en '79 kennis maakte en die door de werfbureaux geleverd werden. In Dec. 1879 kon men in de Etoile Beige deze advertentie lezen: l'Exp dition des Indes-Ntérlandaises est terminée. On n'engage plus que des hommes honorables. S'adresser etc... ." 3=>E DOOR PEET BOETSER. II. Samuel, de huisknecht-machinist, die de geheele woordenwisseling met aandacht had gevolgd, kwain nl. thans tevoorschijn en vatte den lord beangst bij den arm. Dat moogt gij niet doen, jongenheer l", zeide hij, op dit oogenblik geheel vergetend dat de tyd waarin hij zoo tot zijn meester sprak reeds twintig jaar achter den rug lag. De lord vatte echter deze woorden ge heel verkeerd opEn waarom niet ?", riep hij. Waarom mag ik de aarde wél volgen, doch de komeet niet, als -we toch tussehen beide de keus hebben ? Of heeft de komeet niet even goed ? haar aantrekkingskracht als de aarde ?" Ach, maar buiten de aarde kan men toch immers niet leven, jongenheer", hield Samuel aan. Daar is toch immers geen lucht en waar geen lucht is gaat men toch immers dood l" Da lord wendde zich wrevelig af. Ach kom, malligheid!" zeide hij. We blijven geen jaren weg! En geen maanden of dagen ook! Hoogstens een paar uur. De komeet kruist onze baan en voert de Helium" mee het Heelal in; wij draaien grjjpelijk dat de legerontwikkeling in Belgi al even zwaar is als ten onzent al zijn wüdan gelukkig reeds een eind voor. THOMSOJT. IIIIIIIIIIIHIIIIMIIIIIIIIHIIlHlHimiimiHIIimmiHIIIIMHIIIIIIimlIlllllllU ANNA. DE SAVORNIN LOHMAN, Uit de sfeer gerukt. Amsterdam. I. J. Veen. Mejuffrouw Lohman wij hopen, dat deze gemakshalve ondernomen naam-ver korting ons niet al te fel zal worden aan gerekend behoort, om deze bespreking correct van opzet te- doen zy'n tot degenen in den lande, die elk jaar den lezers (lezeressen) een nieuw bandje arbeid getrouwelijk op tafel leggen. En wy'l de eene gewoonte de andere voortbrengt, en op nitgaven besprekingen volgen het schijnt op het eerste gezicht niet geraden, de gronden der noodzskely'kheid tot op het be*n dt-r raak te onderzoeken heeft de vly't dezer werkster ook dit worde niet te grimmig aanvaard er toe geleid, dat van'"haar jongst en bundel Uit de ff eer gerukt in dit wél gastvrije weekblad wat gezegd wordt." Het lykt ons niet geheel ondienstig, mejuffrouw Lohman vooraf mee te dselen, dat wij de waardeverhouding van van dit tot haar voorlaatste boek niet by'ster jout zouden kunnen bepalen, om de een voudige reden, dat wy' sinds ons vyftiende jaar, toen wij eens van eea barer geesteskinderljes dik-ontroerd zaten, andere wegen zijn gegaan, en de voortbreagselen harer bezigheid uit ket rnensche'ijk-kleine oog hebben verloren. Hieruit volgt alweer het is een keten van eerlijkezekerheden, mejuffrouw, die wij wagen u aan te bieden als een blijk van vooral oprechte kameraa lachappelijkheid ? dat wy ook dit adelijke vijftal zonder ontmoeting de poorten der eeuwigheid hadden doen binnenschryden, hadde niet de redactie de onderscheidende vriendelijkheid gelaat), ons tot een critische kennisgeving te inviteeren. Dit nu, liefste freule, is een ding, dat ons zooveel hoofdbreken heeft gekost, als misschien wel een geheele uwer schetsen het sociologiech-filosofisch-dictactisch-liteiaire Paria" bijvoorbeeld aan maatfchappelijk-documentaire studie u heeft af^epijnd, en dat, waart gij niet van meer dan goeden huize, onze plebejische ergernis tegen u* recht jonkvrouwelijke leven-:-aanvuliirg een wijle zou hebben gewekt. Immers, dit is de onge makkelijkheid, dat wij niet dadelijk te be slissen wisten, in welke hoedanigheid uw werk den lezers voor te stellen gij die een vrouw van ondervicding zijt, kunt en zult het weten, hoe dage'ijks vele soorten lectuur in deze onvolmaakte maatschappij wetensrijpen en argeloo^.en wereldlingen ge boden wordt, en, nietwaar? met uw rijngevoelig instinct" van vrouw zijn" als dat, waarmee gij sommige uwer fchepselen wel gracelijk hebt willen bedeelen, ?.ult i?ij be grijpen, hoe wij een stonde twijfelden in het zoeken naar den aan te lepgen toets, om u niet onbesproken in alle deugd en eere dan te doen passeeren. Onze beschouwing dan aad, meer of minder gunstig, die van allen literairen arbeid kunnen zijn, ware het niet, dat wij vergeef het ons alweder de verontwaardigde bestraffing onzer makkers vreesden, die ons verwijtend souden toeroepen, dat wij, zij het ook van het zuiverste water, onder den naam van dea kostelijken wijn den drinkers hadleti geboden. En toch, niet alleen, dat uw werk niet als wetenschappelijke studie bedoeld lijkt, zoodat het in deze rubriek niet zou kunnen worden behandeld dat wij het onder volkenkunde noch geschiedkunde of staathuishoudkunde meenen te moeten rekenen, wagen wij het ook uwe bedoeling als meer dan het bieden van keukenof spoorweg-, of zelfd saloulectuur te ver onderstellen, daar gij u ve persoonlijkheid uwe letterkundige, meenen wij ook als critisch-willerde openbaart, en van tijd tot tijd wel anderer literair bedoelde geschriften beoordeelt. Want het staat als een paal van onsmakelyk-dogmatische vastheid boven het water der grauwe realiteit, dat wie, zelf novellistieche en romantische verbalen publiceerend, mede aan critiek doet, van het eigen werk niet den eisch van fraaie letteren vermag te weren, al laten wij gaarne anderen het ondankbare en roezige bedisselen der veror dening, wien der Scribenten wel het recht tot oordeelen en strijden worde ontnomen. Ons restte dus, uw boek als belletrie te genieten, en zijn waarde in diezelfde hoe danigheid te benaderen. Nu wil der dingen loop, dat, wat wij gemeenlijk belletrie plegen te heeten, vooral wat wy in hechte werkelijkheid, als inhoud daarvan, als aandrift daartoe, willen, ons een weinig innig ter harte gaat. En wij hadden het met meer dan n zucht n keer, slechts n enkele maal om haar heen, precies zooals de maan om de aarde draait en de aarde om de zon en bereiken den aardschen dampkring weer vóór de komeet zich reeds te ver daarvan verwijderd heeft. Dat is alles en er is niet het minste gevaar bij." Samuel was een in den dienst der familie van den lord vergrijsde knecht. Hij verafgoodde zijn meester, zooals zijn medetrekken op al diens gevaarlijke tochten bewees en als zoodanig had hij het streepje voor dat alle oude dienstboden hebben. Hij gaf dan ook geen kamp toen de lord zich van hem afwendde, doch veranderde alleen van taktiek. Maar ge hebt aan uwe moeder beloofd, jongenheer, dat..." Verder kwam Samuel echter niet, want er gebeurde nu iets ver schrikkelijk». De lord werd n.l. driftig en rukte zijn arm los uit de hand van den knecht, welke plotselinge beweging dezen een oogenblik het evenwicht deed verliezen en hem daarna, struikelend over een hef boom, deed vallen. Maar tegelijkertijd dat de knecht den vloer raakte, opende deze zich onder hem; er knarsten scharnieren, daarop klonk gestommel: Samuel was door het luik, dat men verzuimd had vast te zetten, naar buiten gestort. Het duurde geruimen tijd voor het lichaam van Samuel weer in het zicht kwam. liet was, vergeleken bij wat er tevoren buiten het schip geworpen was, nogal zwaar en zonk dus vrij diep, zóó diep zelfs, dat men van hinderlrjkheid te betalen, al overwegend te moeten bedenken, hoe nutteloos alweer het gaan van dezen, allengs tot lijdenspad ingetreden en eindeloozen weg zou blijken, daar toch word rechtvaardiglijk boos, zoo wy u hard lijken geen enkele lezer minder allicht uw werk als zijn noodig voedsel aanvaarden zou." Hen, wier in halve of heele grijsheid gerypte ondervinding het lezende hoofd verontwaardigd doe afwenden, zij rustig gezegd, dat ons aller dingen betrekkelijkheid bekend is, en dat wij niemand te kunnen dwingen wagen of waner, het werk der geachte schrijfster niet hemelach-verrukkelijk, niet van zomer doorwaaid, niet van mensche lijkheid doorjuicht en doorweend te vinden. De geur van het boek is voor ons de van onzuiverheid niet vrije uit een zeer billijke poudre-de-riz-doos, en wat als santiment ons geboden werd, riep herinneringen in ons wakker aan de kleine flescbjes reuk-olie, die men in de bescheiden nederzettingen des geringeren middenstands pleegt te siijten. Wy ontmoeten in onze verbeelding by het herdenken der verhilen niets van het levende gaan der prachtig vernuftige dieren, die wij menachen zy'n gaan uoamen. Wat in de ruimte uwer plannen zich beweegt, bezit geen menschelijken adem en geen mecschelijke oogen, en niet hebben wij een sprankje! van liefde in uw woord gevoeld. Gy zijt vrij in het kiezen der te beelden menschensoort, doch den achtergrond hebt gy' niet als natuur gegeven; gy hebt uw beeldsel niet in den glans der waarheid gehouden nu zien wij geen ruimte tus chen die twee. Er is'geen zon in uw boek. Geen warmte, die over de bladzijden straalt, geen menBchelijkheid, geen liefde; niets, van wat wij, van alle eigenheden ontdaan, bezitten, ontmoeten wij bij u, niets dat ons blij doet zijn met ons bestaan. Wij weten, dat gij dit verkeerd be grijpen zult, dat gij zult zeggen: het bestaan is ook niet bly. Maar niet alleen dat gij on machtig zijt, de vreugde van bet bestaan waar te nemen gy wiet ook alles van het bezit der zuivere menschen, met oogen van waar achtigheid, wat gij smartelijk noemt, te zien, en te zeggen met woorden van tot schoonheid heffende klaarheid. Wij hebben u den mensc len te toonen, als een, die bestaat, en vergeet te leven. Gij leeft niet. Die u lezen en die gelijk zijn aan die gy' beeldt, zy'n als degenen, die steenen aanbidden, de afgoden der heidenen, waarvan de Joden zoo minachtend zeiden: Ooren hebben zij en zij hooren niet, oogen en zij zien niet. en er is geen adem in hunnen mond. Wij allen stamelen, struikelen, zinken in en staan weder; wij hebben elkaar de handen te drukken, katneraad-chappelijk in de oogen te zien en te zegden : wij willen, trachten, zullfcn misschien, misschien, o hemel, zoo heel misschien, en de Grootsten hebber, A'at in hen was, allicht niet vermogen te geven. Doch waar de natuur ons drijft, waar wij bezweren kunnen eerlijk te zijn, waar wij de waarheid willen, die de schoonheid is. daar kunnen wij gerust gaan slapen, wij doen onzen plicht. Gij en de uwen in naam van dat alles waarom schrijft gij? Uw boek is een leugen van begin tot eind. Gij hebt geen zon en geen regen in u, geen lachen en geen weenen, gij «jt nergens ontroerd van de dingen, die gij ons opdringt. Gij doet alsof gij dts menschen liefnebt, en gij ge t f t wreedheid, gij biedt belachelijke domheid voor ver-taud, en als gij, de preuttchen zelve gelijk met ai wat die vertatrgen, moedig de onreinheid bekampen wilt, zien wij zoo dadelijk uw spe : uw zinnelijkheid, die niemand u, wen eerlijk uitgezegd, verwijten zou, komt als een jongetiszieke meid den kring van onze aandacht binnenrennen, met het verhitte hoofd van haar grove vreugde om het ontsnappen 1). Uw geutimentenstel is dat der bakers, waarop gij neerziet ; gij tracht de ontaarde dames en heeren uit uw kring te bespotten, om in der menschen oogen superieur te schijnen, en nochtans heb' gij hun eigen minderwaardigheden, hun botte voordoet, hun bekrompen verwate*iheid, hun smartelijke liei'deloosheid, hun zieko leegte, hun hopeloosheid, hun armoe. Gij zit als gelyke aan bij de tafels vol zwets en kindscheu mallepraat van wie gij u bedriegelijk roordoet te bestraffen. Als gij waarlijk predikt, zijn het woorden zonder bloed, die van u komen; wat gij den uwen ter volging voor houdt, is slechts de latle echijn van een leugen, die hen tegen den strieineuden knoet der heerlijke waarheid te beschermen heeft. Gij weet ook niets. Als gij de dunne, de opgeroepen smartjes uwer figuren, desmartjesuit-geblasesrdheid verklaren wilt, spreekt gij voortdurend van Het Leren", met de sentimenteele vaagheid, waarvoor de sentimenteele lezeressen u dankbaar zijn, wijl die ziekelijke vaagheid haar toch nog liever is, dan de arbeidende losmaking tot blijder kracht. Bladzij na bladzij zouden wij na kunnen gaan, uit eiken zin uw onmacht, maar vooral uw hardheid, uw liefdeloosheid bewijzen, die mede uw hinderlijke Sentimentaliteit is. Gij zyt aanmatigend als alle domme menschen. het vanuit de Helium" niet meer zag. Doch ook in dit geval bleef de theorie van den lord bewaarheid, want ongeveer een kwartier nadat het buitenboord geraakt was, dook het lijk van den knecht een honderdtal meters achter het schip op en begon toen langzamerhand in dezelfde richting als dit voort te drijven. Aanvankelijk bemerkten zij, die in de Helium" waren achtergebleven, tengevolge van den blauwigen schemer, die buiten hcerschte en die, zooals gezegd, alle uitzicht benam, daarvan niets, doch naarmate de tijd vorderde, naderden het schip en het lijk elkaar meer en meer. De snelheid der Helium" was n.l. niet zeer groot; de honderd meter welke het dopde lichaam achter was geweest, waren feitelijk niet meer dan de afstand welken het schip in dat kwartier tijd had afgelegd en bij dezen geringen spoed, die feitelijk bijna stilstand was, gedroegen al die drijvende lichamen zich als bevonden zij zich op het oppervlak van een stilstaand water, /ij zochten elkander op en dreven op een hoop tezuam, gehoorzamend aan de aantrekkingskracht welke lichte voorwerpen onder zulke om standigheden op elkander uitoefenen en na korten tijd vereenigde de Helium" aldus om zich heen een groep, welke samengesteld was uit alles wat allengs uit het schip geraakt was. Vanuit de machinekamer, waar de lord en de professor zich bevonden, kon men dit alles natuurlijk zeer goed waarnemen. Dit vertrek bevond zich immers aan den achterkant der Helium" en daar het schip, Tweemaal in uw boekje spreekt gy b. v.: van zoogenaamde werkeloazen, omdat ze niet werken willen 2). Maar voelt gij niet, dat gjj u be lachelijk maakt? Gij wilt prediken tegen de uwen, maar zijt van dien eigen kring een zoo zwak lid, dat gij het achterlijkste uwer allerdomsten, de droeve, wreede botheid van een blinden klassenhaat, niet eens kunt terug houden. Doch, zooals wij reeds zeiden, al liggen zes kantjes vol aanteekeningen voor ons wij voelen er de nutteloosheid van, de oppervlakte dezer wél te gebruiken kolommen er toe te vragen. Het is uw vonnis, uw ondergang-, en die van al de uwen, dat gij al uw woorden, zonder waarde niet alleen, maar van harde domheid hatelijk, tot open baarmaking toe gewichtig vindt. Dat is uw klein waarheid-bange, zoekende gee&t, die zich door snibbigen veelpraat en grove sentimeuteeligheden wel schadeloos moet stellen voor wat wij nog parlementarisch kunnen noemen: uw gebrek aan inhoud. Den heer M. Cornpris mogen wij een woord van lof voor zijn kunstig, in schoon blauw en rood op den omslag uitgevoerd taartontwerp, niet onthouden. Amsterdam, December 1908. SAMCTEL GOUDSIHT. 1) Staaltjes van dien moed", om realistisch te zijn: blz. 104. He! meisje, uit de schets Uit de sfeer gerukt, dat zich heel gewoon aan een volstrekt niet ongunstig voorgesteld jong diertje van edel ras als wijfje gaat aanbieden, omdat ze Uit de Sfeer gerukt", r.l. van de noodige couponnetjes verstoken, 't niet kan uithouden tusschen de andereeferige menschen van de verschrikkelijkeRijksverzekering-Bank, wordt de volgende bedachte verzuchting voor geschreven, terwy'l zij zich vergelijkt met een maintenee": een levenslang onderdak, een levenslang contract van te zullen worden onderhouden, gevoed, gekleed enz. enz. (let op dat enz.! G.) tegen daarvoor betaling met het gebruik var. haar lichaam (cursiveering van ons. G.) ' Op blz. 105 peinst de juffrouw al terug krabbelend uil afrehuw, zuiver moreele afschuw voor de Mainteree-gelijkenia: Of het nu was bekrachtigd door een wettig huwelijk" of per particulier contract (ja, de juffrouw is zoowaar revolutionair G.) enz. en ze denkt voortdurend: maintenee, maintenee, pag. 108: Maintenee, maintenee", riep de stem in wendig haar toe op de trap, terwijl zij haar kamerdtur afsloot: Maintenee, Maintenee." Een ander bewijs van freule Lohman's onaangename eerbaarheid is pa^. 186, waar de huisknecht van de rijke mevrouw de bedelende paria de deur wijst: En de kn'cht, met de brutale wreedheid van 'n zichze'.fheer-voelend rijkeluis-bediende, had er smalend aan toegevoegd: H .... r". Wij zouden zoo zeggen, wat bedoelt u mejuilrouw, met dezen, den huisknecht schuchterlijk ingegeven uitroep: zei hij: Hier" welnu, dat is niet erf, of Haar soms? of Heer!" Of was het een vies woord O, zoo.... U denkt dus: ze begrijpen me wel, als ik die voorste en laatste letter maar zeg. Lief hoor, juffrouw Lohman, n zedelijk, vooral heel zedelijk, ja bepaald heel zedelijk hoor, maar, in vertrouwen, 't vieze woord hebt u toch ai in gedachten, ju., in gedachten, gezegd! ~) Op b!?, l-l. lezsn we: ruwe kerels tronies van zo Lunaamd \veikeloozen, omdat ze niet verkeu wilden, liever rond zich spogen in de grachten, of op den Dam rondom 't monument." Berichten. DICKK.\S-\ KUKTKING. Ken veeren pen op Dicktn's schrijftafel gebonden na zijn ov( riijden eu waarschijnlijk door hem gebruikt voor zijn laatste werk, bracht onlangs te Londen :>31 gul ien op. ALi.To.'; F.N KI.SLVIEU. On?.e landgenoot, de heer M. M. Kie*-rkoper te Londen geeft in Tlie Al/iintir' in een afschrift van een brief vau iMr ,l:)seph Williamson (eerste minister van Karel II) aan Roger Meredith (secretaris vau het Enge:sche gezantschap in t)ea Haaj;) vve'ke aldus begint: ,,/iijre Majesteit heeft gehoord van een verderfelijk boek van dien onlangs overleden schurk (viilain) Milton, dat zooeven te Leiden van de pers moet zijn gekomen. Ik heb order U te ge'asten dat gij onmiddellijk, met alle mogelijke middelen, moet zien te weten te komen, wie of de drukker er van is en op wiens order hij het werk heeft gedrukt". In den brief wordt daarvan verdacht een zekere Skinner. Deze veronderstelling blijkt «enigen grond te hebben, want de heer Eleerkoper heeft tegelijk een brief gevonden van den beroemden * drukker en uitgever Daniël Elsevier aan Skinner's vader. Deze brief is waarachynlyk geschreven caar aan leiding van het door Koning Karel gelast onderzoek; Elsevier zond bij dat schrijven Milton's manuscript van diens werk On theology und hi» epiitles" terug en zegt Skinner den Engelscben minisier te willen verzekeren dat hy van de werken van Milton, die hij onder zijn berusting heeft gehad, nooit een letter heeft gedrukt, maar dat hij ze teruggezonden heeft, zooals hij ze ontving. Het werk, dat de Koning wenschte te conflskeeren, hetzij in handschrift, hetzij gedrukt, was Milton's State Letters, in dien tijd in het geheim, zonder aanwijzing van drukker of plaats van. uitgave verschenen. De ontkenning van Daniël Elsevier is zeer duidelyk; de heer Kleerkoper echter ver onderstelt dat hy we! degelijk de hand heeft gehad in de verschijning van Milton's boek, maar dat hij ontkende om zijn Engelsche vrienden te red Jen. ALBUM PALAEOGRAPITICUM. De uitgeversfirma A. W. Sythofl te Leiden, door de ge heele wereld bekend om hare uitgave van reproductiën van de kostbare handschriften, die ons van grieksche en romeinsche klas sieke schrijvers nog bewaard zy'n gebleven, zal, om aan veler wenschen te voldoen, uit de verschillende der door baar uitgegeven, een aantal der belangrijke bladen in een bundel bijeenvoegen en onder den titel Album Palaeographicum uitgeven. Dr. J. <?. de Vries, bibliothecaris van de Leidsche uBiversiteits-bibliotheek, onder wiens toezicht by' de flrma Sythoff tot nog toe onder den titel Codices Graeci et Latini elf handschriften zijn verschenen, terwy'1 in een vy'ftal Supple menten" eenige der kleinere, maar daarom niet minder belangrijke handschriften het licht zagen, zal ook op de uitgave van het Album Palaeographicum het toezicht houden. Uit elk der codices zullen een viertal bladen worden genomen en uit elk der supplementen n blad. Zcoals bekend is geschiedt de uitgave der verschillende codices door de firma S. geheel op eigen risico; zonder eenige subsidie van het rijk of een of ander genootschap. ROOSEVELT TIJDSCIIRIFT-EEDACTEUE. Door de redactie van het tijdschrift The Outlook wordt bekend gemaakt dat president Theodore Roosevelt van den 5en Maart 1009 af, deel zal uitmaken van haar staf en dat daarna al zijne geschriften, zoowel politieke en sociale als reisbeschrijvingen door haar tijdschriit zullen worden gepubliceerd. niiiiimmimiiimi 40 csate per regel. BOUWT te NTJNSPEET op de VELUWE. Inlichtingen bg' Ar t i", doorloopende schilderijen-tentoonstelling aldaar. Nu is het tijd U te abonneeren op ELSEVIER'* G eïllustreerd Maandschrift. Dit mooiste Nederl. Geil). Tijdschrift beapreekt geen gebeurtenissen van voorbijgaand belang, maar geeft per jaar voor /"12.50 in bijna 1000 bladz. artikelen en platen van blijvende waarde; het is daarom iets om te bezitten en te bewaren. Uitg.-M. ELSEV*IER"teA'damenbd.Boekh. Piano-, Orgel- en Muziekliandel Meyr^os «i* Halshoven, ARNHEM. KONINGSPLEIN VLEUGELS en PIANO'S in Zoop en in Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILEN. Werken van L. E. SILHOUETTEN, 3e druk. Onder de Republiek. Prijs ?2.90, gebonden ?3.50. Uitgaven van VAN HOLKEMA. & WARENDORF, Amsterdam. Koopt l 1TSLUITEND BOTER OXDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een OJTVERYALSCHT product. Boterliaudel ZUIDI, A REN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935. het zwaarste van alles wat daar dreef, zooals vanzelf spreekt de spits werd van de zich vormende groop, waren het de ruiten dezer kamer waartegen de andere, lichtere voorwerpen en lichamen zich volgens hunne zwaarte groepeerden. Het was dan ook meer een staart welke de Helium" achterna sleepte op haar tocht, een stoet die haar volgde langs de ^rens van het Heelal, een aanhangsel dat haar niet losliet en dat al hare bewegingen volgde. Voorop, vlak tegen de Helium" aan, kwamen het lijk van Samuel en het stuk hout. Het lichaam van den knecht, dat langer was als het stuk hout, en dat met lange, langzame deiningen vanuit de verte naderbij was gekomen, lag ook nu nog niet stil en wiegde bij de minste be weging der lucht met sleepende golvingen op en neer, terwijl het stuk hout dan alleen een wijle omhoog en omlaag danste en een weinig dichter tegen zijn buurman, het lijk, omhoog kruide. En achter deze beiden kwamen de kistjes en doozen. Zij drongen zich dicht aan tegen de voeten van Samuel en het ondereinde van het hout, waartegen zij zelfs meestentijds schuin overeind stonden en werden gevolgd door het stuk touw, dat schuifelend en kronkelend achter dit alles aan kwam. /oo voer de Helium" voort door het blauwige licht van den Heelal-dag als een dobberend schip op het water, door haar nasleep gevolgd als in haar zog. Soms alleen, als de beweging der lucht dat zoo meebracht eu het schip even werd gestremd in zijn vaart, werd die rustige stoet ver broken. Dan botsten de deelen van dien staart, die de remming niet ondervonden, door hun eigen vaart tegen de Helium1' aan en kon men in de machinekamer aan den klank van dien klots reeds onderscheiden of' het 't hoofd van Samuel of de houten plank was, dat tegen de ruit aanbonsde. Bij zoo'n botsing ging dan ook de volgorde van den stoet een oogenblik verloren. Dan schoven de kistjes en doozen vaak tusschen het schip en het hoofd van Samuel en het bout en verbrijzelden langzamerhand bij dat weerszijdige gestamp. I)an wrong ook het touw, als een slang, zich in al de ope ningen welke tusschen die lichamen gespaard bleven en omvlocht in nen kronkel de plank en een arm van het lijk, of wat het verder omschuifelen kon. n als dan de stremming was afgeloopen en de deelen van den stoet, weer in hun oude volgorde teruggekomen, het schip, dat zijne gewone vaart hernomen had, als te voren weer volgden, dan deinden zij nog lang op en neer in een eentonig en langzaam afnemend rythme. Dan doken een ontelbaar aantal malen hunne beide uiteinden beurtelings omhoog; dan verhief zich en daalde weer het doode gezicht van den knecht, soms afschuwelijk gedekt met een ingedeukte, gebersten kartonnen doos; dan maakten zij een bijna oneindige reeks van steeds minder diep wordende strijkages voor ken die vanuit het schip hun doen en laten aanzagen. (Slot volgt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl