De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 10 januari pagina 3

10 januari 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Mo. 1C46 DE A M S T E R D A M M K II W E K K B L A D VOOR NEDERLAND. AMSTERDAM. KIRSCH C «3 ~~i AMSTERDAM. Mise eii Veiite Générale La vente se fait strieteiuent au comptant. IMIIIMMIIIIIIMIIIIIII1IIIIM11IMI Kannrat, Men onderscheidt de kant in drie klassen. volgens het werkuig dat gebruikt wordt, hetzij de naald, hetzij da klopjes of spillen, hetzij dat ze gehaakt wordt. De meest bekende kanten z\jn die van Brussel, van Alencon, de Colbert kant, de Fransche- en de Venetiaaneche kant,de zijden kant (Italiaansch, Kichelieu Renais sance), enz. enz. Het schijnt, dat men de kant voor het eerst vervaardigde in de 15a eeuw; althans vóór dien tijd zyn er geen sporen van te ontdek ken. Dit tooisel was echter pas zeer in zwang in de 17e en 18e eeuw. Alhoewel het toen ook behoorde tot het toilet der mannen, konden heel wat minder menschen dan tegen woordig, ja betrekke.ijk weinigen zich die luxe veroorloven wegens den hoogen prijs ervan. Dit werd voor een uitgebreide kring slechts mogelijk in de 19a eeuw, toen men begon het handwerk door mechaniechen arbeid te vervangen. Natuurlijk dacht men er niet aan nieuwe motieven te vinden. Deze zouden onmiddellijkdaardoor het fabriekswerk verraden, wat op zichzelf al een voldoende reden ware geweest, dat ze door niemand werden gekocht. Men slaagde er weldra in ze zóó goed te imiteeren, dat het moeielijk werd de valsche kant van de echte te onderscheiden. Baby Irish (echt). Baby Iriêh (onecht). Hoe blijft het nu toch nog mogelijk het verschil op te merken tuswhen echte kant en nagemaakte? Vooraf zij even verteld, dat sommige kant, die tegen lagen prijs wordt geleverd, toch niet mechanisch wordt vervaardigd, nl. omdat men er in dit geval heel weinig voordeel bij zou hebben. Aldus bijvoorbeeld de kant verUIT DE NATUUR CCCVI. Het bevriezen van planten. Achter in mijn tuintje staan rechts en links twee heesters tegen de schutting, die met klimop is begroeid. De heesters zijn Aucuba en Rhododendron, en die beide geven mij, in vereeniging met de klimop, 's winters even goed als thermometer en barometer samen aan, hoe het staat met de kaas op schaatsenrijden. Zoodra de temperatuur het vriespunt na dert, beginnen de planten vreemd te doen ; de kleur verandert; eerst wordt de aucuba bleeker, dan donkerder, de rhododendron wordt bijna zwart en de klimop wordt dof en donker, vooral de jongste bladeren. Is het vriespunt orerschreden, dan «ijzen alle drie ieder op zijn eigen manier dat aan, door het meer of minder neer waarts buigen van de bladeren, de klimop, die dekking heeft tegen ooste- en noordewind, berei'*t zijn grootste lusteloosheid eerst bij 8* a 10°onder nul. De planten schijnen dan gestorven te zijn, maar het lijkt maar zoo. Dood-vriezen doen ze geen van drieën; zoodra de temperatuur stijgt tot dicht bij 0°, komt meer en meer de oude kleur terug, en hij 0°staan blad en stengel weer zoo strak en stevig als vóór de vorst. Wat die verslapping Ie beteekeuen heeft? Als wij doelmatig mogen noemen, zij het ook bij wijze van spreken, alles wat aan een levende plant ons dienstig schijnt, om de plant of de soort in leven te doen blijven, dan is die verslapping stellig als doelmatig te beschouwen. Want zij bergen bijtijds hun watervoorraad op; daardoor wordt de ijs vorming in het blad belet of tot een mini mum beperkt; ze zijn zooals het wordt uit gedrukt aangepast aan lage temperaturen. Wat toch is het geval? In elke levende plant bevindt zich een betrekkelijk groote hoeveelheid water, doch meer dan de helft van het gewicht van dit water bevindt zich in de celwanden en als verzadigde waterdamp in de hoeken en ruimten tusschen de cellen. Het vocht echter in de cellen vaardigd in Le Puy door eene soort coöpe ratie, waarvan de leden elkaar opvolgen van moeder op dochter en die allen van hun eerste jeugd af in dat vak werkten en zich met een karig loon tevreden stellen. Deze en andere soorten kant vertoonen eene stevigheid, die men mechanisch niit zou kun nen verkrijgen en die toch noodig is, daar ze vaak dienen moeten bijvoorbeeld ter versie ring van tafellinnen en dus in harmonie moeten wezen n met de soliede stof n met de meubels, het omringende metaal enz. Wanneer er echter sprake is van de ver siering van het toilet of het linnengoed, dan is natuurlijk niet de stevigheid maar de sier lijkheid eene eerste vereischte. Hierin slaagt men beter, en vooraf in Lyon bijvoorbeeld en Calais slaagt men er bijna volkomen in, de echte kant na te maken. Venetiaansch (echt). Vtnetiaamch (onecht). Calais en Nottingham danken haar voor spoed voor een deel aan den namaak van de kant ran Valerciennes, Mechelen, Aleneon enz. Die van Calais zijn jner, die van Not tingham meestal goedkoop, grof en van katoen. Langen tijd slaagde men alleen in het na maken van fijne, lichte kant. Het was eene ware revolutie, toen de eerste imitaties van de Venetiaansche kant uit de machines van Saint-Gall (Zwitserland) te voorschijn kwa men. De lersche kant (Baby Irish) wordt ook met succes nagemaakt. Vaak is de kant half handwerk, half mechanisch werk, zooals bij voorbeeld de imitaties van die van Brugge. Namaak van Brusselsche kant o.a. geschiedt door op mechanisch vervaardigde tulle mo tieven te naaien met de spillen of klossen be reid. Of wel door met zeer fijn veterband op die wijze de bloemkroon.de blaadjes en sten gels na te bootsen. zelf, waarvan het leven afhangt, bevat dit water in oplossingen van verschillend ge halte; zoodra nu d9 temperatuur sterk daalt, zal evenals bij elke zoutoplossing alleen het water bevriezen; <h- oplossing wordt dientengevolge sterker peconcentreerd en daardoor ook weer meer bestand tegen het gevaar van ver-ij3tng. Bij nog sterker daüng van de temperatuur, wordt er nog meer water uit de cel gedreven; en zoo Kan dit voortgaan tot de grens bereikt w :>rdt, die voor elke plantensoort verschillend it>; tot dat nl. het minimum is bereikt, waai bij de eelinhoud, hetlever deprotoplasma. f!cbnikundij.'zoo verandert, dat de dood er het gevolg van is. Een andere oorzaak van beschadiging, 200 niet van den dood door bevriezen, is, de omstan digheid, dat het bij de afkoeling afgescheiden water tot ijs stolt in de ruimten rondom de cellen; zoodra daar veel ijs wordt gevormd in den vorm van naalden of staven, kunnen die de scheidende wanden vau het weefsel be schadigen; de ijsmassa kan zoover aan groeien, dat er barsten in de opperhuid ont staan en het ijs naar buiten dringt. En nu hangt het maar weer van de gesteldheid, den weerstand en de herstelkTacht van zoo'n plant af, of dergelijke plaatselijke verwoKStingen doodelijk zulien zijn voor de heele plant, of' niet. In elk ge?al zijn ze schadel^k, en onze aucuba, rhododendron en klimop doen dus doelmatig, als zij bij dalins tot O maar dadelijk beginnen wat water af te geven, en wel zoo DAMEjS. Het is dikwyls zeer moeielijk het nagemaak te van het echte te onderscheiden. Wel kan men zeggen, dat de echte kant een zeker soort elasticiteit bezit, die ze steeds bewaart, ook a! is ze een poosje gedragen, terwijl de geïmiteerde weldra begint te krul len, om even daarna te scheuren en geheel waardeloos te worden. Omooy, Valenciennes (echt). Omoog, Valencienncs (namaak). Heel practiech is deze aanwijzing niet, daar degenen, die kant koopen het liefst onmid dellijk zouden willen weten, wat ze zich aanscbaileu. Hiervoor is echter noodig dat men een betrekkelijke groote hoeveelheid kant tegelijk kan zien. De echte kant ia onregel matig, zooals alle bandwerk.dat heeft af gehan gen van de fantasie en de stemming van de vervaardigster op het oogenblik van arbeid. Haar werk is een kunststukje en ieder geelt op hare manier het motief van den tee kenaar weer. Men zou bijna zeggen, dat de echte kant eene ziel heeft, die de nage maakte totaal mist. Ia er bijvoorbeeld in ('e geimiteerde een fout, dan herhaalt die zich op de domste manier in het geheele stuk kant regelmatig door. Bij handwerk is dit vanzelf niet het geval. Nog eene aanwijzing is, dat de omoog 1) bij de ware kant gelijktijdig met haar zelve wordt vervaardigd; terwijl bij mechanisch werk ze pas naderhand er aan toe wordt gevoegd. Boven lien is de omoog bij namaak geregeld, bij echte kant meestal zeer ongeregeld. Bij de zijden kant, kan men er nog cp letten, dat bij de imitatie de zijde op sommige plaatsen haar glans mist. H. H. 1) Alhoewel omoog" de in het Holland i werkelijk technische terrn is, wordt deze toch weinig gebruikt. Indien ik me niet verlig, bezigt men meer het Fransche w-iord picot" en het daarvan afgeleide picootje. H. H. veel, dat ze slap neerhangen ; ze schijnen dan verlept en dat zijn ze dan ook, evengoed alsof overmatige zonnehitte er de schuld aan was. Z jo kan het ook verklaard worden dat jongt' planten, zaaigoed b.v., in den nazomer bij een ternpera'uur nog boven M plotseling slap neervallen ; de tuinman zegt, dat ze bevro ren zijn; maar boven (i C. bevriezen, dat gaat ioch niet: dan is er van geen bevriezen van water sprake; noa minder van levende zoutoplossingen. De plantjes zijn dan gewoon verdord of verdroogd. De cel moest bij de dalende temperatuur en de droge heldere lucht veel water aan de omringende ruimte afstaan; meer dan er door de worteltjes uit den bodem kon worden opgezogen. '/MO herritst" \aak de mooie Coleus, die lipbloem met zijn prachtig bont, rood-groeageel en paars blad, al bij 1°of 2°boven nul. Ook al is hij met dor blad of met gtroo ge dekt. Dat is dus een ge?olg van te snelle waterojittrekkins; ook komkommerp'anten kunnen rog boven het vriespunt van koude sterven. Van ijsv'orming in het inwendige kan daar in het geheel gei'n sprake zijn. Ook is de ijs/orming in het blad, z >opds gezea; l is, geen stellige doodsoorzaak voor do plant. Is de inwendige structuur zoo, dat de ijskristallen de weefsels weinig beschadigen, dan zal indien ten minste het minimum, de laagste tin-u* Vê.ii w;J.'e;!.:-h') i.l dat de pl.-ïntenct.-; l doorstaan kan, niet is bereikt, de plant na het ontdooien weer zoo gerond zijn ala te voren. Ook geringe beschadigingen van de wwfseis kan menige plant te boven komen ; herhaald bevriezen en ontdooien brengt de meeste, althans de kruidachtige, ten ondergang. Hoe een bevroren kamerplant behandeld. moet worden, om kans te hebben ze weer te zien opleven? Dat hangt van de omstan digheden af. is de temperatuur niet gedaald onder het minimum, dat de sooit of het individu verdragen kan, dan herstelt ze bij ontdooiina; weer; en dan is bet onverschillig of ze snel of langzaam ontdooit. In bet eerste geval, bij snel. in de warme kamer brengen, gaat het herstel alleen wat vlugger iu zijn werk. Vrcosier dacht men er anders over, maar de onderzoekingen en proefnemingen vanMulIcr-Turgau H8SO', die van Molisch (1S»7), hebben overtuigend aangetoond, dat gnel ont looien niet de oorzaak kan zijn van het nietPeter Kosegger over onpraktische vrouwenmodis. Xleederdranht en manieren uit de A' V e Eeuw. Beleedlgde vrouwelijke tludinttn. Praktisch costuum voor een pianiste. Moffen. Niemand minder dan Peter Rosegger, neemt een loopje met een hedendaagech gemis van een attribuut der vrouwenkleeding. Een gemis, waaraan jong-en-oud zich onderwerpt, omdat het nu eenmaal mode is. Hoe is 't bestaanbaar, vraagt Roeegger, dat vrouwen, die anders haar zin uitstekend weten dóórte-drijven, blijmoedig het leren voortzetten, zonder ten artikei, dat eene rechtgeaarde vrouw feitelijk Liet missen kun, een artikel, dat zij toch eenmaal bezat, dat n geheel met haar ui) maakte, anders zou het onmo gelijk zijn ;e z-ggen: dat een vrouw de mannen in haar zak" heeft. Bij de hedendaageche vrouwenkleediug is de zak buiten gesloten. De naaister zegt kort-en-bondig : Een zak ma^k ik niet in uw roir, die be nadeelt mijn snit, voor een zak is heelemaal geen plaats." Nu zijn al die oncooze'e, gewillige vrouwtjes gedoemd, zender zak, netjes verborgen in haar kieedinu, rond-te loopen met een handlascbje of zakje, dat zij natuurlijk voort durend verliezen, of. dat haar door een straat bengel uit de handen wordt geslierd. Zeiffi boerinnen, verhaalt Peter Rosegger, hebben tegenwoordig geen zak meer! Zóó erg is 't bij eu^e Uoliandtche boerinnetjes nog niet. Jonge bcerinnen gaan naar de ktrk en stoppen haar beurs tu?s.chen't keurs, hou U n baar zakdoek in de eene en haar kerk boek in de andere hand. AUeen oude boerinnen zijn verstandig ; zij citeren geen traditie aan een modegril. Die, ten minste dragen '2 llinke zakken en bergen daarin op allerlei wat ieder mensch bij de-hand moet hebben. Wat mij betreft, zegt Peter Rosegger, ik heb dertien zakken en ii zou er geen een kunnen of willen missen: 2 in mijn pantalon, 3 in mijn vest, 5 in mijn jas, 3 in mijn overjas. Overal stop ik iets in, zoodoende is er geen enkele sak die uitpuilt. weer-in-het- even-terugkeeren; zulke planten waren al dood; en die na langzaam ontdooien herleefden, zouden het ook na snel ontdooien gedaan hebben, maar dan wat sneller. Of het begieten van de plant met water van even boren 0°ergens goed vcor is, valt moeielijk te zeggen; een plant die nog leeft, tteifc niet, ais ze vóór het ontdooien, niet eerst begoten wordt. De planten sterven tijdens het bevriezen, niet bij het ontdooien. Een plant, die tegen bevriezen kan, blijft in leven ai set ge hem bevroren en wel bij de warme kachel. Müller-Tburgau noch Mo1 ech hebben een slechten invloed van het snel ontdooien kunnen ontdekken. Gewone vogelmuur, een teer- gebouwd wild plantje, dat bij 6°stijf bevroren was, brach ten ze zonder overgang in water van 2t> Celsius en het leed geen schade bij zoo'n plot selinge ontdooiing. Er zijn, na proefneming met allerlei wilde en gekweekte planten, slechts een paar uit zonderingen op de.sen regel gevonden; en wel bij appels en peren (de vruchten, niet de twijgen en bladeren) en bij het zeer waterrijke blad van Agave amcricana. \ls dio heel evtn bevroren zijn (zonder ijsvormiug waarschijnlijk) kunnen zij bij zet r langzaam ou'.do.r.en ia leven blijven; bij snel ontdooien sterven zo. Trouwens appels, ook de beste winterappels, kunnen geen ijsvorming verdragen; ze viiezjJi a! dom! bij j:er iiige vor.-*, sommige soorten al bij - 'A' C; ze gaan na ontdooiing rotten. Dan is de ijsvorrnin? weer wel de de oorzaak van den dood; een geschilde appel vries: dood met ijbvorru b. v. ai bij l*, terwijl ten niet ge-childe dito tot op ~ of 4 kan afgekoe'd worden; dan heeft er overafkoeling j.'uats, en treedt niet dadelijk Ook aardappels kunnen geen lage tempe raturen verdragen. Toch bevriezen onze win ter-aardappels niet heel vaak. Zij hebben namelijk een andere nuttige eigenaardigheid, die we'l bekend is, en die hen beschut tegen doodvriezen. Als een aardappel afgekoeld wordt, verandert nog voor de O bereikt is, een deel van zijn zetmeel in suiker; die lost op in het water vau het celvocht; zoo wordt het water, de voorwaarde voor de ijs vorming, onschadelijk gemaakt en toch behoudpn. Zoo'n zot-te aardappel smaakt walgelijk en Ik zou niet gaarne willen, zegt de geestige schrijver, dat zoo'n modern, zakkenlooa vrouwtje een boodschap voor mij deed. Al haar aandacht is geconcentreerd op't kramp achtig in de hand gehouden taschje. Elke opdracht, die men haar zou geven, zou glad vergeten worden. Een onpraktische, onvrou welijke mode, geen zakken in de kleeding. Een vrouw die geen zakken heeft, spaart en sprok kelt niet, die gooit alles weg, omdat elk voorwerp haar tot last wordt. Peter Rosegger mag zijn gesternte loven, dat hij in den door hem geprezen 13-zakkentijd geboren ia. Het gebruik van den zakdoek, werd voor namelijk tegen gehouden, door 't gemis van zakken; een gemis, dat eerst aan 't eind der XVe eeuw werd opgeheven. Men snoot zijn neus nog lustig tusschen de vingers, of, wreef den vochtigen neus over de mouwen. Aangezien men toen ook nog zonder vork, maar met de vingers at, werd den kinderen ingeprent, dat zij den neus met de linkerhand moesten afvegen, niet met de rechterbaLd, waarmee zij hun voedsel aanraakten: Enfant, se ton nez est morveux, Ne Ie torche de la rnain nue De quoy ta viande est tenue, Le (ait est vilain et honteux." De zakdoeken uit de XVe Eeusv waren zóó prachtig, dat men er meer mee pronkte, dan bezigde voor het doeleinde waartoe zij bestemd zijn. Zijden doeken met kwasten en goud bor duursel, zijn ongeschikt om langs den neus te wreven. Teen Anna van Bretagne, in Ociober 1492 met Karel VIII in 'c huwelijk trad, had zij in haar uitzet, beddelakens bij honderdtallen, twaalf hemden, en 4 dozijn zakdoeken. IMt aantal gold dan ook als een gebeur tenis, die geboekt moest worden. De geschiedschrijver Lestvile, noteert in zijn kroniek van 12 November 1594: Men heeft mij een zakdoek liten zien, door een Parijschen boidnurdtr voor mevrouw de Liancourt (Gabrielle d'Estréee, vriendin van Hendrik IV) gemaakt, et en avoit arrestéIe prix avec lui ii dix ceuf eens escus, qu'elle lui devoit payer comptant.'' de menschen noemen hem een bevroren aard appel ; hij kan het zijn, als de temperatuur nou lager is gt daal d, of de koude heel lang heeft aangehouden. Maar dit is niet altijd het geval. De bedroefde huisvrouw, die haar iijne provisie-aardappelen verloren meende, ai weer winkelaardappels liet halen en de zoete voor gestampte pot, rapen b.v., gebruikte, bemerkt e.-enwel tot haar blijdschap, dat de zoetigheid op eens verdwenen is; de suiker is, toen het gevaar voor bevriezen bij stijgende tempe ratuur voorbij was, weer in aardappelmeel veranderd. Welk een individueel verschijnsel dit bevrie zen van planten is, kon ik indertijd eens waarnemen, toen ik met Pinksteren dicht bij een loofbosch logeerde. Dat was met de koude Pinksteren van 1907. Den vorigen dag, wat was het warm weer geweest met betrokken lucht, 's avonds klaarde het op en werd het vinnig koud, de sterrenhemel stond tegen tienen ie schitteren als midden in den winter. 's Morgens waren struiken en boomeu met een rij plaag en de sloten en plasjes met een ijsvlies bedekt. Dadelijk gingen we op stap, om te zien wat er geworden was van de teere en fijne boschvareistjes, waarvan wij er een paar voor ons tuintje wilden meenemen Onderweg bleek het al, dat wij daarop niet meer behoefden te rekenen. Waar de zon de pas ontbotte beuken, eiken en zilver-sparren bescheen en het ijs ontdooide, daar vielen de toppen slap om, doodgevroren. Geen struikje haast was onbeschadigd, tot de hazelaars toe, die toch in Januari bloeien, hadden geleien, en onze varentjes, die bleek groene haast vliezi^dunne blaadjes, ze zagen laar zoo friech en gezond uit, te midden van het verwoeste jonge leven, dat we er een oogenblik versteld van stonden. Juist zij waren beschermd tegen de vorst of tegen ijs vorming. Waardoor? Ja, wie zal het zeggen. E. HEIMAXS. CORRESPONDENTIE. De baarbosjes aan den Doodshooflvlinder, door u bedoeld, ziju waarschijnlijk de reukbosjes of reukschubben, die den mannetje?vlinder in staat stellen op grooten afstand de wijfjes waar te nemen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl